Bilan van geschiedenis van alles wat zich Communistisch noemde in België - Bilan de tout ce qui s'appelait Communiste en Belgique.
Op het 19e Internationaal Communistisch Seminarie , 14-16 mei 2010 werd het Negende PVDA- congres met socialisme als centraal thema aangekondigd (op 20e ICS werd nog gezegd “eind 2012” of “begin 2013”)......Maar er werd ook gezegd:"Wij hebben ook het initiatief genomen om opnieuw een openbaar debat te lanceren om het socialisme opnieuw op de dagorde te plaatsen. (...)(O)nze voorzitter (heeft in) een vrije tribune in de kranten geschreven om tot een “Ronde Tafel van Socialisten” op te roepen. (...)(E)n na een jaar voorbereidingen werd in maart laatstleden een “Dag van het Socialisme” gehouden,”
En zo meldt Han Soete (PR van de PVDA):”De Ronde Tafel van Socialisten is ontstaan na een open brief van professor Jan Blommaert ‘We zitten zonder socialistische partij’ (Indymedia 15/01/2009) en een opiniestuk van Peter Mertens (De Morgen 16/01/2009) ‘Hoog tijd voor een Ronde Tafel van Socialisten’. Hun stukken leidden tot de oprichting van een ronde tafel van socialisten die ruim een jaar na hun oproep de Dag voor het Socialisme organiseerde. (...) op zaterdag 20 maart 2010 in de Gentse Vooruit.” Op 29 okt 2013 was de tweede dag van het Socialisme. Op 2 november 2013 ging de Derde Dag van het socialisme door in De Singel in Antwerpen.
Op het 19e Internationaal Communistisch Seminarie , 14-16 mei 2010 werd het Negende PVDA- congres met socialisme als centraal thema aangekondigd (op 20e ICS werd nog gezegd “eind 2012” of “begin 2013”)......Maar er werd ook gezegd:"Wij hebben ook het initiatief genomen om opnieuw een openbaar debat te lanceren om het socialisme opnieuw op de dagorde te plaatsen. (...)(O)nze voorzitter (heeft in) een vrije tribune in de kranten geschreven om tot een “Ronde Tafel van Socialisten” op te roepen. (...)(E)n na een jaar voorbereidingen werd in maart laatstleden een “Dag van het Socialisme” gehouden,”
Toen WAS "SYRIZA aan de Schelde" ... op de Dag voor het Socialisme |
En zo meldt Han Soete (PR van de PVDA):”De Ronde Tafel van Socialisten is ontstaan na een open brief van professor Jan Blommaert ‘We zitten zonder socialistische partij’ (Indymedia 15/01/2009) en een opiniestuk van Peter Mertens (De Morgen 16/01/2009) ‘Hoog tijd voor een Ronde Tafel van Socialisten’. Hun stukken leidden tot de oprichting van een ronde tafel van socialisten die ruim een jaar na hun oproep de Dag voor het Socialisme organiseerde. (...) op zaterdag 20 maart 2010 in de Gentse Vooruit.” Op 29 okt 2013 was de tweede dag van het Socialisme. Op 2 november 2013 ging de Derde Dag van het socialisme door in De Singel in Antwerpen.
Zo
bekeek ik de politieke documenten van de PVDA of van PVDA-kaders
zèlf, om eventueel discussies te provoceren (van buitenaf dus,
aangezien ik bij de PVDA in 2005 was buitengezet) … naar het
Negende congres toe…. In feite hoopte ik op een discussie
-weliswaar nu “van buitenaf” – maar een discussie die ik vóór
2005 nog dacht IN de partij te kunnen voeren. Zo meende ik:”Er
moeten toch nog COMMUNISTEN in de PVDA zitten … het kan toch niet
dat ik de ENIGE ben?!”
Zo
was ik in 2015 – dus een jaar vóór het 9e congres bezig
met een text – grotendeel op basis van mijn studie van artikels uit
Marxistische Studies.
Om
eerlijk te zijn, heb ik een groot deel van mijn inzichten gekregen
door de studie van analyses van kaders van de PVDA, zoals Jo
Cottenier en Henri Houben. Zo maakten zij samen
een analyse in Marxistische Studies no. 84, 18 augustus 2009,
“De systeemcrisis”1.
De
volledige analyse vind je op de website(marx.be)
van Marxistische Studies,
maar ik maakte een kopie en zette dit ook op het internet (HIER dus)
De
belangrijkste argumenten hieruit samengevat, voor het feit dat het
imperialisme vanaf 1973 reeds in een overcapaciteit-crisis zat:
De
wereldeconomie loopt al vast in 1973
De
VS waren als onbetwiste wereldmacht uit de Tweede Wereldoorlog
gekomen. (....) De Amerikaanse koude oorlogseconomie stimuleerde de
snelle economische groei, maar was tegelijk al een factor van
onevenwicht. Ook in de golden sixties kende de industriële
productiviteit een snelle groei. Bij de verdeling van de opbrengsten
hielden kapitaal en arbeid elkaar in evenwicht. (...) Op het einde
van de jaren 60 kwam er een einde aan deze lange periode van relatief
grote en stabiele groei. De snelle productiviteitsgroei nam af, de
productiecapaciteit werd niet meer volledig benut. De investeringen
bleven onderbenut, de winstvoet daalde. De markten raakten
oververzadigd, er waren duidelijke tekenen dat er een crisis van
overproductie op til was. Dat rijpingsproces kwam bruusk tot
ontploffing toen de OPEC-landen in 1973 de olieprijs
verviervoudigden. (...) De OPEC reageerde zo op de Amerikaanse steun
aan Israël tijdens de Yom Kippouroorlog. (...)(D)e groei van de
wereldeconomie (was) in 1973 al vastgelopen, als gevolg van de
interne wetmatigheden van het kapitalisme. (....)Karl Marx.(...)
maakte duidelijk waarom die wetmatigheden onvermijdelijk naar
crisissen van overproductie leiden. Er ligt namelijk een fundamentele
tegenstelling aan de basis van de kapitalistische economie: de
productiemiddelen (fabrieken, grondstoffen ) zijn privébezit,
terwijl de productie zelf meer en meer sociaal verloopt. Dat is
vandaag nog duizend keer meer het geval dan in de tijd van Marx.
Ontzaglijke productieapparaten, die vaak gespreid zijn over de hele
wereld, worden bestuurd volgens de belangen van een heel kleine groep
kapitaalbezitters. De enige planning is die om de concurrentie kapot
te krijgen. Daarvoor komt het eropaan meer winst op te strijken dan
de concurrenten, altijd maar meer kapitaal te accumuleren (opeen te
stapelen). Want door meer en sneller te investeren hoopt iedereen in
deze wedloop dat hij markten kan veroveren op zijn concurrenten. Maar
daarvoor moet hij de productiekosten verlagen (lagere lonen) en
voortdurend rationaliseren om meer te kunnen produceren met minder
arbeidskrachten. Dat proces leidt onvermijdelijk tot crisissen van
overproductie omdat er een tegenstelling groeit tussen de
productiecapaciteit en de koopkracht van de bevolking. (....)
Volgens
de klassieke remedie gaat de crisis gepaard met de vernietiging van
een stuk van de productiecapaciteit, door sluitingen en
rationalisaties. De prijzen dalen en ook de lonen worden naar beneden
gedrukt. De zwakste concurrenten verdwijnen of worden opgeslorpt door
de sterkere. Door dat alles wordt de productiecapaciteit weer
aangepast aan de vraag. De winstvoet wordt terug opgeschroefd, er
komen nieuwe investeringen: er kan een nieuwe cyclus starten. Zoals
Marx het beschreef verloopt dat proces van groei, stilstand, crisis
en herstel over een korte periode van vijf à zeven jaar: de
conjunctuurcyclus.
Maar
deze keer is er meer aan de hand dan een ‘gewone’ conjunctuurdip.
We beleefden in België een lange, bijna ononderbroken reeks van
crisisplannen en saneringsoperaties. De lange periode van sterke
groei tussen 1950 en 1970 werd gevolgd door een lange periode van
crisis. Die sleept zich tot vandaag voort. Sinds 1973 is er een
wisselend conjunctuurverloop maar (....) zijn we in de derde
structurele crisis verzeild geraakt, maar die krijgt een bijzonder
verloop.
Al
vanaf 1975 kwamen in België de eerste saneringen. Vier ‘nationale
sectoren’ - de mijnen, de staalsector, de textiel- en de
glasindustrie - kregen een afbouwbegeleiding door de staat, een
tijdelijke nationalisatie van de staalsector incluis. In 1981 nam de
regering Martens I een tweede grote ‘saneringsbocht’ om het mes
te zetten in de lonen en de sociale sector. Die bocht werd mee
voorbereid door ACV-voorzitter Jef Houthuys tijdens geheime
gesprekken in het dorpje Poupehan. De Belgische frank devalueerde en
er werden drie indexaanpassingen overgeslagen. De afbouw van de
sociale zekerheid en van de werkloosheidsverzekering kreeg vaart,
ondanks nationale stakingsdagen en betogingen: tegen de loon- en
indexafbraak, tegen de besnoeiingen in de sociale zekerheid. Tot het
einde van de jaren 80 waren er grote stakingen en betogingen tegen de
sluitingen in de staalsector en van de koolmijnen. Het zou tot 1989
duren eer er sprake was van enige opleving maar in 1991 was die al
voorbij.
Vanaf
1985 nam de Europese Gemeenschap de teugels over. Een lange reeks
maatregelen werd uitgewerkt: (...) In al deze Europese maatregelen
staat de Amerikaanse concurrent model.(....) Dertig jaar lang
zwengelden de VS de financiële markten in de wereld aan. Als hefboom
daarvoor gebruikten ze een driepikkel: de dollar, het krediet en de
speculatie. (....)
In
1979 besloot de toenmalige gouverneur van de Amerikaanse nationale
bank (Fed, gebruikelijke afkorting voor Federal Reserve), Paul
Volcker, de intrestvoet bruusk op te trekken. (...) Dat het krediet
vreselijk duur was, remde de economie nog verder af. Maar de Fed
moest een keuze maken: de economie aanwakkeren of de hoge inflatie
bestrijden. (...) Bij dat besluit speelde ook mee dat de schuld voor
de hoge inflatie in de schoenen kon worden geschoven van de hoge
lonen en de ‘buitensporige’ sociale voordelen. (...)De crisis
werd er zwaar door aangewakkerd en bereikte een dieptepunt. Dat
leidde wereldwijd tot reusachtige besparingsoperaties en
herstructureringen. De grootste slachtoffers waren de grote
schuldenaars. Die zagen hun rente drastisch stijgen. Het was een ramp
voor de Latijns-Amerikaanse landen. De westerse banken hadden geld
geleend aan landen in de derde wereld, die maar al te graag een
injectie zagen komen om hun industrie uit te bouwen. De VS vaarden
daar wel bij: hun banken namen 40% van de leningen voor hun rekening
en de Amerikaanse industrie kreeg heel wat bestellingen voor de
uitrusting van de beginnende industrialisering in de
derdewereldlanden. Tot de rente torenhoog begon te klimmen en de
schuldenlanden meer aflossingen en rente moesten betalen dan ze uit
hun export verdienden. In 1982 stond Mexico aan de rand van het
failliet, in 1983 was Argentinië aan de beurt en in 1984 volgde
Brazilië. Dat bracht natuurlijk ook de banksector in grote
moeilijkheden maar het was tegelijk een buitenkans voor de VS om via
het Internationaal Monetair Fonds drastische herstructureringsplannen
op te leggen, die de economieën van landen in de derde wereld
openstelden voor de Amerikaanse multinationals. In naam van de
vrijhandel werden alle nationale beschermingsmuren afgebroken ten
voordele van de transnationale ondernemingen. (...).
Het
tweede grote cadeau aan de kapitaalbezitters was de
belastinghervorming van Reagan, de Economy Recovery Tax Act. Die werd
er in 1981 doorgedrukt. (...)
Die
reusachtige opstoot van het krediet bleef niet zonder gevolgen voor
de wereldeconomie. De Amerikaanse consumptie, die goed is voor
ongeveer 30% van de privéconsumptie in de wereld, stimuleerde de
vraag naar producten over de hele wereld. De Amerikaanse
transnationale ondernemingen zijn immers sinds de jaren 60 meer en
meer gaan produceren in het buitenland: in Europa en in
belastingvrije zones van lagelonenlanden. De stijgende consumptie
deed dus ook de invoer stijgen. (....) Tegelijk speelde zich een
cruciale evolutie af in het bedrijfsleven. Die kwam hierop neer: de
bedrijven werken meer voor de beurs en de beurs krijgt een grotere
greep op de bedrijven. (....)
Het
rendement voor de aandeelhouders werd op voorhand vastgelegd,
doorgaans op 15%, veel hoger dan de gemiddelde winstvoet. En die
winstmarge werd al vooraf ingecalculeerd in de productiekost. De
winstafname gebeurde niet achteraf maar op voorhand. Dat spoorde de
bedrijven aan drastisch en permanent te snoeien en financiële
risico’s te nemen. (....).
Er
kwam een wildgroei van financiële producten, die zelf het voorwerp
werden van speculatie. (....)
Voor
een overname wordt niet meer aangeklopt bij een klassieke zakenbank.
De aandelen van een bedrijf worden gekocht door een hedgefonds of
door een private equity-firma. Die moeten door de vaak beperkte
openstelling aan particuliere beleggers aan veel minder regelgeving
voldoen dan klassieke beleggingsfondsen. De koop van aandelen wordt
gefinancierd met uitgifte van junk bonds. Dat zijn risicovolle
obligaties met een hoog rendement, die achteraf moeten gerecupereerd
worden door de opbrengst of de verkoop van het overgenomen bedrijf,
(...)
(D)e
Europese Unie (...). Op veel terreinen werd de Amerikaanse weg
bewandeld: belastinghervorming, langer werken, privatisering van de
sociale zekerheid, totale liberalisering van de markt, ontwikkeling
van de beurs. De concurrentiële voordelen van een lage sociale
bescherming zetten de Europese landen op de weg van de afbraak van
historische verworvenheden zoals de sociale zekerheid. Ook in Europa
nam de kloof tussen rijk en arm snel toe. De Europese Unie dirigeerde
vanaf de jaren 90 de liberalisering van de telecommunicatie, de
spoorwegen en de post. De openbare diensten, die in Europa een veel
grotere plaats innemen dan in de VS, werden afgebouwd en overgeheveld
naar het privékapitaal. Het onderwijs werd door de hervorming van
Bologna georiënteerd op het systeem van de VS, waar het veel sterker
is afgestemd op de noden en belangen van de industrie. De val van de
socialistische landen in 1989 zette dat liberale offensief nog kracht
bij. Er was geen angst meer voor het communisme, het kapitalisme
triomfeerde. (....)
Samengevat:
de opgepepte Amerikaanse consumptie heeft in heel de periode sinds
1973 de crisis niet opgelost, maar haar wel doen aanslepen. De groei
bereikte na 1973 nooit het niveau van de jaren 60. De crisis van
overproductie bleef als een domper over de wereldeconomie hangen.
Als
er overproductie is, komt er een overschot aan kapitaal, een teveel
dat niet kan besteed worden aan de uitbreiding van de productie, want
die stoot op de limieten van de markt. Dat overschot aan kapitaal is
op zoek naar hoog rendement en hier brengt de financiële sector
soelaas. De financiële deregulering en de aanwas van nieuwe
financiele producten creëerde de voorwaarden ervoor. En alles werd
nog eens honderdvoudig aangewakkerd door de buitensporige stimulansen
voor het krediet. Want het verlenen van krediet is een manier om geld
te scheppen uit het niets.
(....)
Een
grote stap in de financiële wildgroei wordt gezet wanneer schuld als
onderpand wordt gebruikt ...(en)...omgezet worden in waardetitels,
wat wil zeggen dat ze verder gekocht en verkocht kan worden en dus
voorwerp wordt van speculatie. Alles wat economische groeipool is,
kan op die manier het ankerpunt worden van financiële bubbels. Er
wordt geld geleend aan groeipolen in de economie en die schuld wordt
verhandeld onder de vorm van waardepapieren. De groeipolen stuwen ook
de beurs omhoog en dan krijgen financiële tussenpersonen en
speculanten vrij spel. Zo ontstaan onmetelijke financiële bubbels
die beleggers en speculanten aantrekken. Er ontstaat fictief kapitaal
dat volledig gebaseerd is op de verwachting van eindeloze groei. Die
bubbels moeten vroeg of laat ineenklappen.
Dat
was al het geval met de schuld van de derde wereld op het einde van
de jaren 70. Met de ineenstorting van Latijns-Amerikaanse landen in
1982-1984, waarover we al schreven, als gevolg. Het fenomeen
herhaalde zich in 1997 na een fenomenale financiële bubbel op de
Aziatische markten. De devaluatie van de Thaise munt lokte die crash
uit. De crash had natrillingen in Rusland en Brazilië. De
speculatieve fondsen richtten zich daarna op de hoogtechnologische
bedrijven van Silicon Valley. Ook die bubbel spatte uiteen, dat was
de Nasdaq-crash van 2000. En daar begint het verhaal van de
hypotheekbubbel.
Na
de Nasdaq-crash en 11 september 2001 verlaagde de Amerikaanse
centrale bank, de Fed, haar prime rate tot 1%, om een dreigende
recessie te voorkomen. De hypotheekbanken pikten daar agressief op in
met leningen voor de aankoop van huizen. (....)
Toen
de Fed progressief de rente optrok tot 5,25%, stond voor veel nieuwe
eigenaars het water aan de lippen. Het regende gedwongen verkopen en
de huizenmarkt keerde. Elk kwartaal steeg het aantal slechte betalers
en op het einde van 2006 kwamen de eerste banken en hedgefondsen in
moeilijkheden. (....)
Het
is duidelijk: voor de uitgestelde crisis van overproductie is er nu
geen andere uitweg meer dan brutale vernietiging van
productiecapaciteit. Dat wil zeggen dat het ergste nog moet komen.
(....) De derdewereldlanden zullen als eerste hun export zien dalen,
minder grondstoffen leveren en opnieuw onder de knoet vallen van de
herstructureringsplannen van het Internationaal Monetair Fonds.
(....)
Dit
systeem staat opnieuw ter discussie, twintig jaar nadat het einde van
de geschiedenis werd afgekondigd. (....)De crisis is eigen aan het
systeem zelf.
De
mensheid heeft nooit eerder zoveel rijkdom geproduceerd, maar nog
nooit was er zoveel armoede. Het is eenieders arbeid – en alleen de
arbeid – die rijkdom voortbrengt, niet het kapitaal.
(bedenking
in 2015:) Deze analyse (van in 2008) wordt wel beïnvloed door de
ontwikkeling van revisionisme in de PVDA
Er
was inderdaad verzet en klassenstrijd tegen de stapsgewijze verhoging
van uitbuitingsgraad (handelswijze van de kapitalisten om de “eigen”
competitiviteit te verhogen in een door overcapaciteit “geplaagde”
wereld). Klassenstrijd werd steeds weer “bestreden” en
“gekalmeerd” door repressie maar ook ideologische beïnvloeding
van reformistische vakbondsleiders.
In
de analyse van Jo Cottenier (in 2008) is nergens iets over het
reformisme meer te zien:
Maar
het Europese kapitaal stootte op de sterkere aanwezigheid van
vakbonden en op verzet tegen de afbraakplannen. Al was er nog geen
sterke Europese vakorganisatie, toch werden de plannen land per land
afgeremd door nationale mobilisaties. (....) Ondanks alle campagnes
tegen de vakbonden in Europa en ondanks alle pogingen de
vakbondsrechten af te breken, staan er nog altijd sterke vakbonden,
die in sommige omstandigheden ook hun tanden kunnen tonen.
Hiertegenover staan vroegere standpunten van de PVDA, bijvoorbeeld in Marxistische Studies no. 26, “De strijd tegen globaal plan in oktober – december 1993” van Kris Hertoghen en Joris Van Gorp, al gelijk in de inleiding....:
Bij
de beweging tegen het globaal plan waren er 70.000 betogers op 29
oktober 1993 en nog eens 45.000 zes weken later. Daartussen drie
gedeeltelijke stakingsdagen en op vurige vrijdag 26 november voor het
eerst sinds 57 jaar een algemene nationale staking in
gemeenschappelijk vakbondsfront. Het was lang geleden dat de
Belgische arbeidersbeweging nog zo dicht bij een nieuwe algemene
staking stond, vergelijkbaar met de strijd tegen de Eenheidswet in
'60-'61. Die veelbelovende beweging is na 26 november niet
doorgegaan, omdat de invloed van de regeringspartijen binnen de
vakbonden het uiteindelijk haalde op de strijdbare en gerevolteerde
basis.
Ook was er toen een zelfkritiek op de werking van de PVDA zélf in die strijd: "Een te bestrijden neiging tot economisme (=reformistisme)". Ik haalde dit aan in een artikel op mijn weblog, "13-04-15 Eerste 'rectificatie' in oorspronkelijke lijn van 5e congres - eenheid rond communistische identiteit – was door Kris Hertogen"
Daar waar de PVDA géén “socialistisch model” meer erkent en eenzijdig bepaalde regimes afwijst als zijnde “socialistisch” - Noord-Korea –, blijft de PVDA - Jo Cottenier hier in zijn analyse van 2008, één regime erkennen als zijnde “socialistisch”, namelijk het huidige China:
De
Chinese financiële sector is niet aangetast en de economische
groeivooruitzichten blijven heel hoog. Door de controle van de
Chinese staat op alle sleutelsectoren en sleutelvragen kon China zijn
financies afschermen. Die socialistische staat neemt zich voor de
binnenlandse consumptie drastisch op te krikken door
loonsverhogingen, vooral voor de boeren, verbeteringen in de sociale
zekerheid en het onderwijs, enzovoort. China heeft daar ook de
middelen voor. Terwijl de kapitalistische landen wegzinken in de
crisis blijft de Chinese groei 10% per jaar bedragen. De
aantrekkingskracht van het Chinese model groeit. Op het
internationale toneel zijn de intense betrekkingen van China met de
landen van Afrika en Latijns-Amerika een nieuw gegeven. Het zijn
elementen van een nieuwe, meer multipolaire wereldorde.
Hier ga ik relatief beperkt op in in “-04-13 De marxistisch-klinkende frases over “socialisme” van PVDA-kaders zijn gelijkaardig aan die van “de renegaat” Kautsky”
En
over hun dubbelzinnige houding tov Noord-Korea die afsteekt tegenover
hun houding tov China in “15-01-12 De PVDA-leiding stelde politiek LAFFE daad door verloochening van Jef Bossuyt omwille van standpunt inzake Noord-Korea!”
Hoewel
men (nog steeds) moet erkennen dat het kapitalisme geen uitweg meer
biedt is de PVDA (van 2008) relatief vaag en weinig concreet over het
alternatief:
Eisen
dat deze collectief geproduceerde rijkdom zou gebruikt worden voor de
verbetering van de levensomstandigheden van alle mensen, is niet meer
dan elementaire logica. Dat kan niet in een kapitalistische economie
die draait in functie van de belangen van een kleine minderheid en
die onvermijdelijk uitloopt op crisis. Daarom moeten alle grote
productiemiddelen in handen komen van de collectiviteit.
De reden hiervan was het stoppen van de werkgroep die opgericht was na het 5e congres (1995), om een vernieuwd en geactualiseerd fundamenteel programma uit te werken. Dit besprak ik in het artikel “-04-15 Tweede rectificatie (-poging) in lijn met Vijfde Congres: start commissie voor vernieuwd fundamenteel programma PVDA (MS 40 - 1997)”
Thomas
Gounet (Henri Houben)
in 2002 een scherpere analyse in Marxistische
Studies no 59 (“Van
economische crisis naar wereldoorlog”)
dan die van hem èn Jo
Cottenier in Marxistische
Studies no. 84, 18 augustus 2009 (“De
systeemcrisis”)
Marxistische Studies no. 59 (2002) |
In
feite had het PVDA-kader Thomas Gounet (Henri
Houben)
in 2002 een scherpere analyse over de uitzichtloosheid van de crisis
die begon in 1973, van het kapitalisme (in zijn laatste en hoogste
stadium van het imperialisme) en de noodzaak van door een
revolutionaire omverwerping van het kapitalisme het socialisme uit te
bouwen, in Marxistische
Studies no 59, “Van economische crisis naar wereldoorlog”2:
(D)e
elementen die een veralgemeende toestand van uitzichtloosheid kunnen
ontketenen, stapelen zich op. Enerzijds drijven de kapitalisten de
productie op door onophoudelijk nieuwe productiecapaciteit te
scheppen. Anderzijds beperken ze de consumptie. Wat uiteraard de
potentiële overproductie verergert. Op deze basis ontwikkelt de
financiële sector zich mateloos en is hij niet langer in
overeenstemming met de realiteit van de productie. De schuldenlast
groeit zowel in de derdewereldlanden als in de imperialistische
landen. Het internationale monetaire en financiële onevenwicht is
aanzienlijk en toont de groeiende economische kwetsbaarheid van het
gehele kapitalistisch systeem. Overal groeit de weerstand en het
verzet van de volkeren en de werkers. Naast de economische zwakheden
heerst er nu dus ook een politieke en ideologische crisis.
De
omvang van deze verschijnselen doet ons besluiten dat er in de
huidige situatie voor het kapitalisme maar twee uitwegen resten:
ofwel een derde wereldoorlog, als gevolg van de verscherping van alle
tegenstellingen van het systeem, verscherping die door de economische
crisis zelf aangewakkerd wordt; ofwel de omverwerping van het
kapitalisme en de installatie van een superieur systeem, het
socialisme.
In
elk geval zal zelfs een wereldoorlog met al zijn verschrikkingen de
volkeren ertoe brengen het kapitalisme te verwerpen. Een wereldoorlog
zal het revolutionaire proces versnellen en, zoals bij de twee vorige
(1914-1918 en 1939-1945), zal hij het uitgangspunt vormen voor
volksopstanden die zullen leiden tot de vernietiging van de
kapitalistische staten en de opbouw van het socialisme.
De
twintigste eeuw was het schouwtoneel van de verbeten strijd tussen
het imperialisme en het socialisme. Velen dachten dat het
imperialisme het gehaald had. Maar de eenentwintigste eeuw wordt deze
van de overwinning van het socialisme. Het is aan deze taak of in het
kader daarvan dat de communisten van alle landen moeten werken.
1.
Een steeds diepere en niet-aflatende crisis
- 1973
De
huidige economische crisis begon in 1973 met een aanzienlijke
productiedaling. Sedertdien kennen we een lange periode van
economische stagnatie die door volgende elementen gekenmerkt wordt:
1. een fel verminderde groei in vergelijking met die van de jaren '50
en '60; 2. een hortende ontwikkeling met regelmatig terugkerende
crisissen (die we conjuncturele crisissen kunnen noemen); 3. een
chronische werkloosheid en ondertewerkstelling; 4. constante
monetaire en financiële spanningen. Deze periode noemen we een
structurele crisis. Ze blijft duren, jarenlang. Al die tijd slaagt de
burgerij er niet in gepaste oplossingen te vinden om eruit te
geraken.
Dit
is geen unieke situatie in de geschiedenis. We komen ze voor het
eerst tegen in 1873 en 1895. De Europese burgerij lost het probleem
op door zich te richten op kolonies: deze bieden nieuwe uitwegen,
afzetmarkten en grondstoffen voor de imperialisten. Dit leidt tot een
veralgemeende jacht op kolonies die aan de oorsprong ligt van de
Eerste Wereldoorlog. Daarna tekent zich een tweede structurele crisis
af: de jaren '20 en '30. Alle oplossingen van de burgerij leiden tot
een verscherping van de tegenstellingen van het kapitalistisch
wereldsysteem. De New Deal haalt de Verenigde Staten niet uit de
crisis. Het nazisme zet de imperialisten tegen elkaar op en lanceert
een groots offensief tegen het socialisme. Zo eindigt de crisis van
1929 in de Tweede Wereldoorlog. Vandaag worden we geconfronteerd met
een nieuwe structurele crisis van hetzelfde type.
(...)
Burgerlijke
stromingen kunnen de structurele economische crisis niet fundamenteel
verklaren omdat ze die crisis niet verbinden met de fundamentele
kenmerken van het kapitalistisch systeem. Ze ontkennen de
klassenuitbuiting. Ze menen dat de werkers hun voordeel kunnen doen
met het kapitalisme en dat er een harmonieuze ontwikkeling kan
plaatsvinden binnen het kapitalisme. Deze theoriieën verspreiden de
illusie dat het kapitalisme een dynamisch systeem is dat nog
eeuwenlang kan doorgaan. Ze bieden een rechtvaardiging aan de
reformisten en aan de revisionisten om te proberen het kapitalisme te
'beschaven', het te hervormen en het dus te laten voortbestaan. Zij
moffelen de verscherpende tegenstellingen weg. Alleen het
marxisme-leninisme kan een geldige verklaring geven voor de
economische crisis onder het kapitalisme en er echte besluiten uit
trekken. De uitbuiting van de werkers vormt de kern van de recessie
en zij dient de groeiende accumulatie van rijkdom in handen van
enkele kapitalisten. Daarom ontwikkelen enerzijds de ondernemingen
voortdurend de productie, creëren ze nieuwe eenheden om hun winsten
te doen groeien. Anderzijds zien de loontrekkers, die de grote
meerderheid van de bevolking uitmaken, hun koopkracht voortdurend
inkrimpen. Bijgevolg vertoont de winstvoet van de bedrijven de
neiging te dalen omdat er steeds meer kapitaal nodig is voor beperkte
winsten. De concurrentie tussen de bedrijven verscherpt. Elke
kapitalist wil zijn tegenstanders elimineren. Er heerst anarchie. Dat
leidt tot overproductie en dat is precies de basis van de
kapitalistische economische crisis.(…)
Besluiten
Het
imperialisme leidt, door de tegenstellingen dat het ontwikkelt, tot
oorlog. Dit versnelt de ontbinding van het kapitalistische systeem.
De economische crisis vormt een belangrijke factor doordat zij de
tegenstellingen versterkt en de mogelijkheden van de burgerij om
rijkdom te creëren afremt en haar dus verzwakt. De economische
crisis is dus een essentieel element van de algemene crisis van het
kapitalisme en zij drijft het systeem naar de afbraak van alle
economische, sociale, politieke en ideologische gegevens. Binnen dit
kader werken de communisten. Het socialisme staat op de dagorde en is
niet langer een perspectief voor ververwijderde eeuwen. De
economische en politieke gevolgen zullen verslechteren en op die
manier tot nieuwe revolutionaire situaties leiden in heel de wereld.
Sedert 1945 heeft het kapitalisme een relatief trage ontwikkeling van
zijn tegenstellingen gekend. Het was een bevoorrechte situatie,
dankzij het bestaan van het socialistisch kamp dat de imperialisten
ertoe dwong bepaalde sociale concessies te doen. Maar ook het
revisionisme dat klassenverzoening predikte, profiteerde van deze
situatie. Door de overwinning van de contrarevolutie kunnen alle
tegenstellingen, alle antagonismen, zich nu vrij ontwikkelen.
Daardoor versnelt het proces. Beheersing van deze spanningen wordt
onmogelijk op wereldvlak. Het is een illusie te denken dat de
relatieve stabiliteit van het systeem zal aanhouden. Of het nu
op economisch of op politiek vlak is, er staan belangrijke
omwentelingen voor de deur. Stellen dat het kapitalisme een nieuwe
fase van algemene crisis binnentreedt, met nieuwe revolutionaire
fases, betekent geenszins dat de socialistische revolutie automatisch
en noodzakelijkerwijze uit die chaos zal voortkomen. Zonder
communistische partij om de volkeren in hun strijd te leiden en die
strijd te richten naar de opbouw van een nieuwe socialistische
maatschappij, zal de revolutie nooit overwinnen. Het is dus dringend
om dit werk aan de opbouw van de partij voort te zetten."
Had
Thomas Gounet/Henri Houben (of zijn 'chef' Jo Cottenier) dit artikel
maar voorgelegd op het Negende Congres van de PVDA, in plaats van die
peptalk-prietpraat dat nu voorlag...!
Over
de prietpraat waarover ik het in 2015 over had
Met
de laatste opmerkingen bedoelde ik bv dat wat Jo Cottenier op de “Dag
van het socialisme” naar voor bracht: Werkgroep
Economie (Jo Cottenier) Ronde Tafel van Socialisten: Het socialisme staat opnieuw op de dagorde –Jo Cottenier, studiedienst PVDA
Over
o.a. deze tekst van Jo Cottenier (en over “De Dag van het
Socialisme”) had ik het in 04-10-11 Geeft Jo Cottenier (PVDA) antwoord op vraag: Wat is socialisme nu eigenlijk?
Lees
ook
hierover 25-10-11 Zonder studie van Marx, géén concrete inzichten, in nog geen Honderd Dagen Van Het Socialisme!
…
En
wat Peter Mertens zei in 2015, net vóór het Negende congres: “'In
2008 (...) hebben we duidelijk gemaakt dat we niet terug willen naar
de 20ste eeuw.(…) op ons partijcongres later
dit jaar zullen we de misdaden van Stalin opnieuw veroordelen' (....)
er zijn wel degelijk realisaties op het vlak van onderwijs en
gezondheidszorg, bijvoorbeeld in Cuba. Maar ook in andere
Latijns-Amerikaanse landen zoals Bolivia en Ecuador.(....), dat wij
de misdaden van Stalin, of het militaire regime in Noord-Korea
veroordelen is niet nieuw. En op ons congres later dit jaar zullen we
dat nog eens herhalen.' (....) We hebben ons programma
aangepast aan de actualiteit. We zullen toelichten voor welk
socialisme wij staan.’ 3
Ik
ging hier op in in 04-03-15 Peter Mertens (2006):”Ingaan op oproep van trotskisten 'Breken met stalinisme en breken met KKE' betekent ontslag voor PVDA-kaders”(3)
Deze
analyse van 2015 heb ik tot nu toe nooit verder verwerkt in een
artikel….. Maar het was de aanleiding van een formulering van een
“lijn voor een communistische partij” zoals ik die
mij toen voorstelde voor de PVDA …. Hierover in het volgende artikel.
1
http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=78&doc_id=436
,
Nummer 84, publicatiedatum: 2009-08-18 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.
JO COTTENIER en HENRI HOUBEN, “De
systeemcrisis” Op
deze link niet meer bereikbaar, maar HIER
nu wel...
2
http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=54&doc_id=88,
Nummer 59, publicatiedatum: 2002-10-15 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.
“Van economische crisis naar wereldoorlog”, Thomas Gounet. Niet
meer bereikbaar, maar HIER
wel...
3http://www.knack.be/nieuws/belgie/peter-mertens-wij-zijn-het-syriza-aan-de-schelde/article-normal-528617.html,
Peter Mertens: 'Wij zijn het Syriza aan de Schelde', Jan Herregods
Redacteur Knack.be, 27/01/15 om 16:42 - Bijgewerkt om 17:00
Geen opmerkingen:
Een reactie posten