14-09-2017

In februari 2009, een ingezonden mail op website Comité Andere Politiek ... over de automobielsector

In het licht van de staking bij VOLVO-cars en de reportage op Solidariteitsbus zocht ik op mijn computer wat ikzelf ooit schreef over de automobielsector en kwam op deze ingezonden mail naar de website van Comité Andere Politiek in februari 2009. Solidariteitsbus is zoals dat van Comitè Andere Politiek, initiatieven waar vooral Raf Verbeke zijn schouders heeft gezet.

Mail aan CAP 22 februari 2009

In KNACK nr 7 (11 februari 2008) vertelt Peter Mertens (Voorzitter  van de PVDA) in wat de PVDA verschilt van andere partijen  (dus ook van CAP?):
« Alleen wij stellen het systeem ter discussie….wij hebben opnieuw duidelijk gesteld dat wij  een marxistische partij zijn, en dat we opkomen voor een socialistische samenleving. Maar voortaan zullen wij dit doen door zoveel mogelijk mensen te betrekken bij concrete projecten en strijdpunten »
In een vraag aan Jo Cottenier (ook nationaal kader van de PVDA) of men nu niet duidelijk moet vertellen dat het kapitalisme geen toekomst meer biedt aan de mensheid en dat men het moet afbreken en vervangen door een socialistische planeconomie zei hij:
« Dat is dogmatisch. Je moet voorstellen doen die breken met de kapitalistische logica, de mensen tot strijd aanzetten doordat die voorstellen aansluiten bij waar de mensen mee bezig zijn. Wees gerust, wij discuteren ook over de noodzaak van het socialisme individueel met onze contacten in de bedrijven en de vakbond. »
Is de PVDA marxistisch (en nog revolutionair?) en het CAP dus niet?
Op de website van de PVDA mag zo'n discussie niet gevoerd worden - er wordt zelfs geen MELDING gemaakt van het CAP. Het is duidelijk waarom: als de argumenten van Peter Mertens hierboven, kunnen doorprikt worden, wordt een profilering van de PVDA tegenover een organisatie als het CAP onhoudbaar. (voor de goede gang van zaken, ik beweer niet dat CAP dan wél marxistisch en revolutionair is - mijn goede vriend Raf Verbeke met wie ik al ontelbare discussies heb gevoerd, kan dit beamen)
Maar laten we eens kijken of de PVDA echt het verschil maakt.

Het voorstel van de PVDA-Antwerpen, bij monde van Joris Van Gorp (pvda.be, 10 februari) aan de arbeiders van GM-Antwerpen als inzet van hun strijd (Ik ben wel benieuwd wat het voorstel gaat zijn van PVDA-Limburg als strijdobjectief voor de FORD-arbeiders en die van PVDA-Brussel aan die van Audi in Vorst?):
« Waarom niet strijden voor een door Europa overgenomen GM-EuroCar, opdat er  een bod gedaan wordt door de Europese Unie op de GM-Europe bij aandeelhouders van GM. Want dan zit men mee aan de beslissingstafel om de tewerkstelling te verdedigen van een genationaliseerd GM-EuroCar onder controle van de Europese Unie.
Een genationaliseerd GM-EuroCar, onder controle van de Europese Unie, kan de daling van de productie spreiden over alle Europese vestigingen en dat eventueel gepaard laten gaan met arbeidsduurvermindering, tijdelijke werkloosheid… Alleen op die manier kan het gemeenschapsgeld ten goede komen aan het behoud van de tewerkstelling en een zinvolle productie.
Een genationaliseerd bedrijf biedt enorme voordelen. Nu worden milieuvriendelijke oplossingen omwille van het winstbejag van de multinationals niet ontwikkeld. In een genationaliseerd bedrijf kan men de research daarop afstemmen.
Het is niet de bedoeling dat de privé het voor het zeggen heeft in dit genationaliseerd bedrijf. Er moet een nieuw management komen dat onder de controle staat van de werkernemers en hun vakbonden en van de bevolking. De nieuwe managers moeten competente mensen zijn die hun sporen verdiend hebben in de productievestigingen van GM zelf. De Europese vakbonden moeten inspraak hebben in de aanstelling van deze managers. Een deze managers moeten afzetbaar zijn wanneer ze niet voldoen.
Een GM-EuroCar lost de crisis in de automobiel niet op, noch de gehele chaos die veroorzaakt is door de markteconomie en de winstjacht. Daarvoor is een andere economie nodig en een socialistische maatschappij. De huidige overcapaciteit in de automobiel is het gevolg van de waanzinnige concurrentie tussen de automobielproducenten
Een GM-EuroCar zou alvast niet meer investeren in nog meer productiecapaciteit. Op die manier levert het genationaliseerd bedrijf al een stuk van de oplossing voor de overcapaciteit. Bovendien zal een nationalisatie de discussie stimuleren over een andere kijk op de automobielindustrie die meer dan ooit nood heeft aan meer planning, een striktere beheersing van de capaciteit, de ontwikkeling van energiebesparende modellen en een alternatieve aanpak van het vervoersprobleem in onze maatschappij."

Dus, zo redeneert Joris, als er voldoende strijd wordt ontwikkeld die blijft voortduren tot alle voorwaarden zijn vervuld (een inspraak van de vakbonden bij de aanstelling van nieuwe managers, die dan ook afzetbaar zijn en het mee aan zitten aan de beslissingstafel van de vakbonden voor het spreiden van de productiedaling, het organiseren van arbeidsduurvermindering en tijdelijke werkloosheid om de overcapaciteit te lijf te gaan…) kan het werk en het loon gegarandeerd worden.
Dit hangt natuurlijk dan ook af hoe de arbeidsduurvermindering (met of zonder behoud van het loon - en dus aanpassing van het uurloon) en de tijdelijke werkloosheid (wel of geen bijpassing – door het bedrijf betaald, anders betalen de werkers het uiteindelijk zelf - tot 100% van het loon, dus eigenlijk gewoon doorbetaald om niet te werken...) georganiseerd worden.
Maar de overcapaciteit wordt er niet echt mee opgelost, zo moet Joris erkennen, al « kan een GM Eurocar een flinke bijdrage leveren". Wellicht moet dan eerst nog gestreden worden voor Euro-Ford en Euro-Audi?… en wellicht ook voor Euro-Renault, Euro-Peugeot, en wat nog meer?
Joris erkent wel: "Voor een echte oplossing van de overcapaciteit is een strijd nodig  voor een andere economie en een socialistische maatschappij."
Waarom de arbeiders dan niet meteen zouden aangespoord of bewust gemaakt worden om te strijden voor een « andere economie en een socialistische maatschappij » vermeldt Joris niet.

Uiteindelijk misleidt Joris de arbeiders!
Want zelfs als het resultaat van de strijd bij GM-antwerpen (of moet het dan niet zijn bij GM in héél Europa?) zou zijn, een oprichting van een Europees overheidsbedrijf ("onder controle van de Europese Unie” -  wat moeten we hier in vredesnaam onder verstaan?) en dan nog met al de bijkomende voorwaarden, dan zal dat maar het gevolg zijn van een strijd die op een gegeven moment het karakter begint te krijgen van een strijd tegen het kapitalistisch bestel in Europa zelf.
Pas DAN zullen de Europese kapitalisten bereid zijn om zo’n « nationalisatie » (een onduidelijke term trouwens …. want gaat Joris er nu van uit dat de Belgische (lid-)staat ofwel de Europese Unie de huidige kapitalistische staat is die omvergeworpen moet worden?) toe te staan. Dus eigenlijk OP HET MOMENT dat de werkers van Europa ZELF bezig zijn de strijd voor « een andere economie en een socialistische maatschappij » op de agenda te zetten. Dit zal dan echter niet het werk zijn van Joris van de PVDA….

Autoassemblage van slechts 1 merk "nationaliseren"?
En is het wel een oplossing als men de assemblage van autos van één merk onderbrengt in een "genationaliseerd" (...maar toch  Europees?) bedrijf "onder controle van de Europese Unie"?
Wat met de bedrijven en bedrijfsonderdelen voor de autoproductie die stroomopwaarts liggen:
De kunststof- en plasticverwerkende bedrijven, de bedrijven van het maken van electronische componenten, de metaal, non-ferro- en staal-verwerkende bedrijven, de energieleverende en energieopwekkende bedrijven, de machinebouw, de bedrijven van grondstoffen en brandstoffen en de bedrijven van hun raffinage, zoals ook de chemiebedrijven die de grondstoffen van de kunststoffen leveren. Het maken van een auto is een sociale productie waar een hele keten van werkers wordt ingeschakeld. Als de auto assemblage een overcapaciteit kent, ken de rest OOK een overcapaciteit en zullen OOK ZIJ sluitingen en afdankingen en verslechteringen van loon en werkvoorwaarden kennen.
Moeten ook die bedrijven dan niet « genationaliseerd onder de controle van de Europese Unie » worden.

En wat betekent « nationalisatie onder controle van de Europese Unie »?
De Europese Unie is het staatsapparaat in dienst van de grote monopolies. In hun opdracht voert de Europese Unie  juist een politiek van privatiseringen, afbraak van sociale zekerheid en van alle vormen van vervangingsinkomens (zoals het pensioen) en stuurt zij juist aan op een verhoging van de uitbuitingsgraad voor alle Europese werkers..
De meeste instellingen van de Europese Unie zijn niet verkozen maar aangesteld. De enige instelling waarvoor er verkiezingen zijn (dan spreken we ons nog niet uit over het "democratisch" karakter van die verkiezingen) is het Europees parlement....maar dat heeft niet veel meer dan een raadgevende functie.
"Jamaar het verschil met andere voorstellen voor nationalisatie, zijn de bijkomende voorwaarden", hoor ik Joris al zeggen. Dus moeten de arbeiders blijven doorvechten voor die "nationalisatie van de auto assemblage van GM onder controle van de Europese Unie"  tot alle voorwaarden (controle van de vakbonden bij het bepalen van het nieuw management, enz…) vervuld zijn.
Joris wil zijn marxist-zijn vervolgens bewijzen met :« Een nationalisatie kan de discussie stimuleren over een andere kijk op de automobielindustrie die meer dan ooit nood heeft aan meer planning, een striktere beheersing van de capaciteit, de ontwikkeling van energiebesparende modellen en een alternatieve aanpak van het vervoersprobleem in onze maatschappij. »
Helaas voor hem! Nu blijkt dat Joris Van Gorp GEEN marxistische visie heeft over de essentiele VERSCHILLEN tussen een economie gebaseerd op een kapitalistische productiewijze en een socialistische planeconomie en waarom marxisten juist zeggen dat de kapitalistische productiewijze geen planning KAN hebben, maar produceert in chaos en anarchie.(zo is bijvoorbeeld de kapitalistische productiewjze de hoogst mogelijke vorm van WAREN-productie en betekent de socialistische planeconomie de overgang naar "productie in functie van BEHOEFTES")

Hoe kan die "discussie gestimuleerd worden" als men vertrekt van de auto-assemblage?  De produktie van personenautos is typisch een « kapitalistisch antwoord » voor de maatschappelijke behoefte voor mobiliteit: namelijjk een veilige comfortabele en ruime personenwagen voor degenen DIE DIT KUNNEN BETALEN (en hoe meer men kan betalen hoe veiliger, sneller, comfortabeler en ruimer)
Moet de « nationalisering onder controle van de Europese unie » van al de Europese vervoersbedrijven (alle reeds GEPRIVATISEERDE bedrijven voor alle vormen van openbaar vervoer) dan niet op de agenda staan om een « mobiliteitsoplossing » te kunnen produceren, die NIET afhangt van het individuele inkomen?
Maar Peter Mertens zegt in KNACK nr 7: "Dat is niet ons eisenprograma van vandaag!"

GM Eurocar, een "linkse" variant van een reformistisch plan
Eigenlijk komt Joris af met een "linkse " variant van een reformistisch voorstel om tot een overeenkomst te komen met een deel van de burgerij voor het oprichten van een Europees overheids bedrijf voor de productie van een Europese wagen. De reformisten willen de eigenaars van GM eigenlijk aanraden het Europees deel te verkopen aan de Europese overheid "nu de waarde ervan nog niet is ingestort" en zij dus van de Europese Unie nog een redelijke prijs kunnen krijgen. De Europese Unie kan niet meer beschuldigd worden van het leveren van grote bedragen "ter ondersteuning van een privé bedrijf", want zij wordt dan zelf eigenaar. De reformisten zijn bereid dan over te gaan tot verregaand corporatisme. Wellicht in de vorm van "medebeheer" zoals in Duitsland?.
De Europese Unie kan dan haar voornemen tot verhogen van de uitbuitingsgraad ten volle botvieren in "haar eigen bedrijf". Zo kan tegen concurrentiële prijzen een auto aangeboden worden, ......misschien zelfs aan hen (de werkers)die die Eurocars dan geproduceerd zullen hebben.
......Dit plan hebben de reformisten afgezien van Hitler met zijn oprichting van.......Volkswagen!
Dus het Plan Van Gorp is net zo min marxistisch en revolutionair als het Plan De Man dat was....

Nico Oldenhof



wetenschappelijksocialisme.blogspot.com
Blijkt dat ik op mijn eerste weblog wetenschappelijksocialisme.blogspot.com in het ENGELS een analyse van het PVDA-voorstel van alternatief voor GM-Opel-Antwerpen én het voorstel van MIJN alternatief terzake zette:

zondag 1 maart 2009 Proposal of WPB to GM-workers is reformist, not marxist 


donderdag 19 februari 2009 The workers must not fight for “reforming” capitalism, but to beat it 


05-09-2017

BEWUSTE dubbelzinnigheid op 5e PVDA-congres (1996), NIET opgemerkt door MEERDERHEID van leden, oorzaak van huidige degeneratie.

HYPOTHESE: Op basis van een niet als zodanig herkend DOGMATISME en dus niet bestreden, is het mogelijk dat een fractie of enkele kaders die bewust gekozen hebben voor de burgerij, een burgerlijke ideologie en burgerlijke lijn binnen brengen IN een communistische partij, geformuleerd in marxistisch klinkende frasen … en zo leden/kaders (die ideologisch “verblind” zijn door een hardnekkig dogmatisme) te “winnen” voor die burgerlijke lijn….. waardoor de voordien COMMUNISTISCHE partij van karakter veranderd.

Op EXTERNET VII, sprak Flor De Wit over de PCB(ML), die ook gekend was als “Clartè”, hetgeen eigenlijk de naam van hun blad was. De PCB(ML) was ontstaan uit de “groep rond Grippa” (eerst nog IN de KBP, maar later eruit gezet), die zelf een reactie was tegen het opkomend revisionisme in de KPB. Flor vertelde dat er in Wallonië vooral, een grote toeloop was van arbeiders en syndicalisten die, uit onvrede met de gang van zaken in de CPB/KPB, toetraden tot de PCB(ML). Met andere woorden, de PCB(ML) was op een bepaald moment goed ingeplant in de arbeidersbeweging. Toch bleef daar op een bepaald moment, niets meer van over. Ik vroeg aan Flor: “Hoe komt het dat van een stevige inplanting in de arbeiderswereld er op korte tijd niets meer van overgebleven is?
Flor; antwoordde kort: “Er is één hoofdoorzaak: ‘De drie Werelden-theorie’… en die pluim komt van Mao. “ Nu verschil ik een beetje van mening met Flor over het feit of “De Drie Wereldentheorie” echt door Mao Zedong is opgesteld…..volgens mij is die opgesteld door Deng Xiaoping. Maar we zijn het erover eens dat het een wangedrocht is van DOGMATISME. En of men dit zelf nu “maoisme” noemt of een “dogmatisch afwijking van wat het maoisme zou moeten zijn”, feit is, volgens mij, dat ALS de PCB (ML) ten onder is gegaan door een “dogmatisme dat men ‘maoisme’ zou KUNNEN noemen”, de degeneratie van de PVDA OOK een gevolg is van een “dogmatisme in de vorm van een ‘maoisme’ “. (Hier in Peking Review nr 51 (1975) een artikel OVER de PCB(ML) )



Hoe een burgerlijke lijn stap voor stap kon ontwikkelen IN de PVDA op basis van een BEWUST dogmatische (“maoïstische”) formulering? Door een ideologische “luiheid” bij het grootste deel van de leden, waar Ludo Martens nochtans tegen waarschuwde in “Tegen het liberalisme” in “Van Tien An Men tot Timisoara …. 
Op de uitgave van 2007 staat Nadine Rosa-Rosso niet meer vermeld

Partij van de revolutie” is een boek samengesteld uit de verschillende documenten (die als “voorstel” geschreven zijn door een tiental nationale kaders van die tijd) die op het Vijfde Congres na discussie en amendering, hun definitieve formulering kregen. Die verschillende documenten zijn “verwerkt” in de verschillende hoofdstukken (en delen van hoofdstukken) in het boek met begeleidende “bindteksten”.
Als auteurs/samenstellers zijn op het boek vermeld: Ludo Martens en Nadine Rosa-Rosso. Maar aangezien Ludo Martens rond de tijd van de samenstelling van het boek “Partij van de revolutie” (zoals nadrukkelijk “toegestaan” door het congres) meer bezig was met (en er ook meer aanwezig was in) Congo, én gezien de formulering en stijl van de tekst, heeft eerder “de tweede in de partij”, Boudewijn Dekkers de rol van ghost-writer vervuld. (Een nog te vervolledigen “versie” online van Partij van de revolutie)
De invloed van Boudewijn Dekkers is goed te merken…… algemene marxistisch-klinkende frasen en dubbelzinnige formuleringen moeten de onderling tegenstrijdige stellingen, analyses, en “taakstellingen” maskeren. Ik merkte dit toen ik pas laattijdig (in 1997 of zoiets) mij het boek aanschafte en het pas ongeveer in 1999 goed ben beginnen te bestuderen. Ik was aanwezig op het 5e congres(!) en in het begin lijkt het wel juist “te beantwoorden aan de geest van het congres”, zeg maar... (alleen wat algemeen geformuleerd,…. ) Totdat je merkt dat bepaalde zaken weggelaten worden, gewoon verzwegen en bepaalde zaken als prioritair worden gesteld … en er blijkbaar een bepaalde lijn wordt binnengebracht in de partij…. die NA het congres meer en meer de overhand zou krijgen en de andere “aandachtspunten” gewoon “wegdrukte”.....Soms twijfel je dan over jezelf, omdat je blijkbaar de enige bent die dit ziet en aanbrengt…
OPM: Natuurlijk kun je Nadine Rosa-Rosso (op het 5e congres benoemd als algemeen secretaris en “mede-auteur” van Partij van de revolutie) nalatigheid verwijten, in de zin dat ze de “liquidatie-lijn” die Boudewijn Deckers er heeft laten ‘insijpelen” niet opgemerkt en niet bestreden heeft.
De inzet van het 5e congres werd in Partij van de revolutie aldus geformuleerd:

hoofdstuk 1 De organisatie van een partij van het Bolsjewistische type
De overwinning of de nederlaag van de revolutie en de toekomst van het socialisme hangt voornamelijk af van de politieke lijn van de communistische partij. Zonder politieke lijn is het onmogelijk de revolutie naar de overwinning te leiden. (…)
Door het organisch werk wordt de politieke lijn een materiële kracht. (….)

Hier wordt gesteld alsof iedereen weet wat “de politieke lijn” is van de PVDA…. en dat die aanwezig is. De meeste partijleden (ook ik tot pakweg 1999 – ik zal dit later uitleggen) aanvaard(d)en automatisch deze formulering. Nu, volgens mij is “de politieke lijn van de PVDA” in eerste instantie het fundamenteel PROGRAMMA van de PVDA. En dat is – omdat er nooit een vernieuwing is geweesthet programma van 1979, oftewel het congresdocument van het Eerste (oftewel Stichtings-) Conges. (https://docs.google.com/document/d/1JOdQiIglbUYSycHalNHhwdKYQ8oovLYwYAH5m07xV1k/edit?usp=sharing) In de partij (het stond – en staat nog? – in de statuten dat ieder partijlid het moest kennen, en propageren) werd er altijd “melding” gemaakt van “het programma” …. maar waarvan (sinds 1987 – sinds het boek “Glasnost en Perestroika” van Gorbatschov – dit leg ik OOK later nog uit) IEDEREEN in de partij veronderstelde dat het “eigenlijk verwees naar het nog te vernieuwen programma … dat echter nooit vernieuwd is geworden”.
Ik beschouw dit nu als een vorm van DOGMATISME (waar ik mezelf ook ideologisch van heb moeten bevrijden)

Nu, wat betreft “politieke lijn van de PVDA” staat in het boek “Partij van de revolutie”:

Binnen de Partij van de Arbeid van België is er een grote eensgezindheid over beslissende politieke vraagstukken die tal van organisaties uit elkaar hebben doen spatten.
Deze eensgezindheid is tot stand gekomen doorheen ruime debatten: de resultaten ervan zijn vastgelegd in definitieve documenten.
De revolutionaire moraal; Partij en Front; De partijopvatting; De crisis in de revolutionaire beweging in West-Europa, dateren van 1983.1
Dat laatste kende een vervolg in de strijd tegen de “zes dissidenten” in 1990. het boek Van Tien An Men tot Timisoara bevat de neerslag ervan.2
De analyse van de ontaarding van de Sovjet-Unie is opgetekend in USSR,de fluwelen contrarevolutie.3 De verdediging van de grote revolutionaire periode in de Sovjet-Unie vormt het onderwerp van Een andere kijk op Stalin.4
De analyse van het kapitalisme en de syndicale strategie worden ontwikkeld in De Generale Maatschappij en De Tijd staat aan onze kant5.
De principes van de nationaal-democratische revolutie in de Derde Wereld zijn te lezen in Tien jaar revolutie in Kongo.
De analyse van de huidige en internationale situatie vindt men terug in de 1 mei-toespraken van 1989-1995.
De partij in haar geheel en de kaderploeg in het bijzonder, zijn één gebleven en de marxistisch-leninistische standpunten werden versterkt tijdens de heftige anti-communistische campagne van 1989-1992.

Ten eerste is hier een opsomming van de documenten van de verschillende congressen, BEHALVE die van het eerste, dat nochtans het belangrijkste document betreft waarover “politieke eenheid” zou moeten zijn: het PROGRAMMA (1979). In die zin is, spreken van “een grote eensgezindheid”, al aangeven dat er een probleem is, STATUTAIR MOESTEN al deze documenten GEKEND, GEASSIMILEERD zijn en TE GEBRUIKEN (in propaganda, agitatie of voor concrete analyse “van het moment”)!
Ten tweede is er, wat betreft politieke eenheid in de partij blijkbaar toch een probleem; In feite is het CENTRALE probleem gesteld op het Vijfde Congres om DRINGEND op te lossen:

De fundamentele analyses, waarvan de essentiële stellingen niet worden gecontesteerd, zijn uitgewerkt door een erg beperkt aantal kaders.
De eenheid rond de lijn is soms formeel en de vermelde documenten werden niet altijd voldoende geassimileerd.
Terzelfder tijd kan men in bepaalde sectoren een langzame, bijna onmerkbare, ideologische en politieke verrotting vaststellen.(...)
Sommige sectoren van de partij worden routinematig geleid zonder krachtige revolutionaire geest. De kaders en de leden worden er niet consequent opgevoed in het marxisme-leninisme, krijgen geen diepgaande kritiek op hun werk, noch hulp om hun zwakheden te overwinnen. Dat alles houdt risico' s in voor de toekomst. Als het in die sectoren begint te branden, zullen er kaders van elders moeten komen blussen.
(...)
We moeten de tendensen tot liberalisme, laksheid en liquidationisme onder de kaders, zoals beschreven staat in het boek Van Tien An Men tot Timisoara niet onderschatten6.
In de partij bestaat er een potentiële liquidatiestroming, die heeft zich vanaf de jaren tachtig sluipend en ongemerkt genesteld. Ze kan opnieuw de kop opsteken, zodra de partij moeilijke momenten doormaakt of wanneer er ernstige problemen opduiken.
Het gebrek aan verantwoordelijkheidszin en aan discipline, het rechts opportunisme en het bureacratisme kunnen zich onder andere ontwikkelen omdat sommige kaders, door hun politieke passiviteit en stilzwijgen, toelaten dat de situatie verrot.
De zaak van de anti-partijgroep in 1989-1990 heeft bewezen dat er sinds een aantal jaren een gevaarlijke laksheid ontwikkeld. (...)

De eenheid rond de lijn is soms formeel en de vermelde documenten werden niet altijd voldoende geassimileerd”… Hier wordt het centrale cruciale probleem van het Vijfde Congres zèlf geformuleerd in een vage, DOGMATISCHE vorm. En iedereen weet, of DENKT te weten wat “de lijn” dan inhoudt … maar NERGENS is melding van het meest essentiele punt van “de lijn”: Het fundamenteel programma of het document van het EERSTE congres, want nog niet vernieuwd...
Het hele 2e congres in 1983 is gegaan over die “potentiële liquidatiestroming”!
Daarom is het merkwaardig dat Hoofdstuk 1 De organisatie van een partij van het Bolsjewistische type, verder gaat met door te stellen

Ook al heeft onze partij nog talrijke politieke zwakheden, ons belangrijkste probleem is de organisatorische achterstand.

En zo wordt in typisch Boudewijn Deckers ’’vage” formulering, gesteld:

1. Voor een bolsjewistische leiding
(...)
Onze partij is opgericht is opgericht in september 1970, toen het besluit werd genomen om een marxistisch-leninistische organisatie op te richten, waarvan de hoofdtaak zich in de arbeidersklasse moest situeren.

Boudewijn Deckers maakt van "Partij van de revolutie" ipv een door IEDER lid als COMMUNIST te assimileren richtlijn ... tot een "handboek voor kaders" ... om "leiding te geven aan massa 'lid-kaart-leden'

Er worden voorwaarden gesteld aan kaders, gemengd met wat de voorwaarden zijn voor IEDER lid van een communistische partij. Zo wordt het boek “Partij van de revolutie” niet meer een “door IEDER LID te bestuderen en te assimileren CONGRES-document” maar eerder een soort “handleiding voor partij-KADERS

Slechts door de hoofdtegenstelling te definiëren en resultaten af te dwingen, kunnen de kaders een greep hebben op de realiteit. Zo kan de wil en de vastberadenheid van de kaders, om de partij efficiënt en met gezag te leiden, worden afgemeten.
Als wij ons verliezen in details, als wij op onrealistische wijze een groot aantal te realiseren punten aangeven, zaaien wij enkel verwarring. De militanten zullen willekeurig het een of ander punt nemen, dat in ieder geval niet zal worden verwezenlijkt in de gegeven verwarring. De inspanningen naar alle kanten zullen geen enkel resultaat opleveren, geen enkele beslissende verandering. Te veel secundaire doelstellingen aanwijzen, heeft als practisch resultaat dat de essentiële doelstelling niet wordt bereikt.
Wanneer wij een realistische planning opmaken, moeten we de hoofdtegenstelling aanduiden en de details laten vallen. De militanten kunnen dan hun inspanningen daarop concentreren en successen boeken. Wanneer wij ons op de essentie toespitsen, kunnen de kaders leiden, controle uitoefenen en de zaken in de hand houden….
(…)
Om communist te worden, moeten we het leven en de strijd in de fabrieken, de werkplaatsen en de volkswijken kennen. We moeten de uitbuiting kennen van de volksmassa's in de Derde Wereld en hun verzet. Deze twee realiteiten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en moeten samen bestudeerd worden.
Alle intellectuelen worden door de burgerij opgevoed in een elitaire ideologie. Hun levens- en werkomstandigheden zijn gemakkelijk of op zijn minst doenbaar. Hun maarschappelijke situatie maakt hen heel ontvankelijk voor de politieke en ideologische leugens waarmee de burgerij hen onophoudelijk overspoelt om hen te binden aan haar “democratische” systeem, “het beste in de hele wereld”.
Men moet bewuste en soms moeilijke inspanningen doen om die 'ideologische omsingeling' te doorbreken, om zich onder de arbeiders en werkers en onder de massa's in de Derde Wereld te begeven, om van hen te leren. Eerst moeten we hun levens- en werkomstandigheden leren kennen, dan kunnen we ook leren van hun strijdervaringen. (...)
Om communist te worden moeten de jongeren zich onder de arbeiders begeven, deelnemen aan hun strijd, sociale enquêtes doen.(…)
Een communist moet in de eerste plaat een revolutionaire klassepositie verwerven. Dat betekent, naast een definitief engagement aan de zijde van de uitgebuite arbeiders en werkers, eveneens een keuze voor de revolutionaire klassenstrijd en een inzicht in de fundamentale veranderingen in de revolutionaire strijd.

Zijn de KADERS “de communisten ...”, of heeft “de communisten ….” betrekking op ALLE partijleden die door lid te worden van de PVDA duidelijk erkennen “dat zij communist willen worden”?

In de OORSPRONKELIJKE (besproken en gestemde) congres-documenten heeft men het over wat de verplichtingen zijn van IEDER lid van de communistische partij. ( in AL de congresdocumenten van AL de congressen is dat duidelijk ook zo)
Maar de vermelde vaagheid is door BOUDEWIJN DECKERS in het boek “Partij van de revolutie” ingebracht: Het continu hebben over “de verplichtingen van de KADERS”, waarbij wordt “gesugereerd” dat die verplichtingen niet in dezelfde mate kunnen worden afgedwongen bij “gewone leden”…. Dat Boudewijn Deckers hiermee een duidelijke bedoeling heeft(had) zal verderop duidelijk worden...

Naar document van 5e congres (1996) "Omvorming van wereldopvatting" - dat ook al stond in "Van Tien An Men tot Timisoara" (1992) - dat verwijst naar de COMMUNISTISCHE identiteit van IEDER LID, wordt NA congres NOOIT meer gerefereerd

Vervolgens in een heel apart hoofdstuk, het document dat geschreven is als voorstel voor het congres door Ludo Martens, over noodzakelijke “omvorming van wereldopvatting”, niet “als opdracht voor de kaders” maar als essentieel voor IEDEREEN die communist wil worden en lid van een communistische partij. Dit document dat moet opgenomen worden, want het is een gestemd congresdocument (en is ook nog een tekst die voorkomt in het boek “Van Tien An Men tot Timisoara”, - en wel het hoofdstuk “tegen het liberalisme” - dus al lang VOOR het 5e congres) is een beetje een probleem voor Boudewijn Deckers. Want het gaat in tegen zijn bedoeling om een onderscheid te maken tussen kaders en gewone leden. De goede lezer zal dan ook tegenstellingen zien tussen wat er in DIT hoofdstuk staat en op ander plaatsen in andere hoofdstukken geschreven is…. En in feite (dat heb ik impliciet aangegeven in …06-05-15 Resolutie van 1999: van "Partij van de revolutie" naar "Partij van verkiezingscampagnes") heeft Boudewijn Deckers zèlf ideologische problemen met dit hoofdstuk. Je zou kunnen zeggen dat hij omwille van de “partijopvatting” zoals die uit het hoofdstuk “Omvorming van wereldopvatting” spreekt, in 1997 ontslag nam als partij-kader én als partijlid, en dat hij werd “overgehaald” werd (door Herwig Lerouge) om terug lid te worden wanneer dat de ideologie die uit “hoofstuk III, deel 3. De massalijn...” spreekt, toonaangevend zou worden in de PVDA. Dit gebeurde door de Resolutie van 1999.
Het congresdocument van het 5e congres - dat al VOOR het congres bepalend was voor de “communistische identiteit” bij ALLE leden …..maar waar zeker NA 1999 NOOIT meer over werd gesproken:

5. Omvorming van wereldopvatting
De omvorming van de wereldopvatting, de kritiek op de burgerlijke opvattingen en het verwerven van een proletarische wereldopvatting zijn fundamentele zaken voor iedere communist, en dat gedurende zijn hele leven.
Iedereen die geboren wordt en die in een kapitalistische maatschappij leeft draagt daarvan de kenmerken mee in zijn wereldopvatting. Al duizenden jaren hebben de verschillende uitbuitende klassen hun dictatuur aan de maatschappij opgelegd. De oude feodale, burgerlijke en kleinburgerlijke opvattingen wegen zwaar door op het bewustzijn. Iedere revolutionair moet bijgevolg lange en zware inspanningen leveren om zich te ontdoen van individualistische en egoïstische opvattingen die eigen zijn aan de uitbuitende klassen, en om zijn leven volledig ten dienste te stellen van de partij, van de arbeidersklasse en de revolutie.
Deze radicale omvorming vereist hardnekkige, volgehouden en dikwijls pijnlijke inspanningen waaraan niemand kan ontsnappen. In een maatschappij die gebaseerd is op uitbuiting, wordt niemand als communist geboren. Zelfs iemand die lange tijd voor het communisme gevochten heeft, kan nog omslagen, wanneer hij op een bepaald moment in zijn leven zijn omvorming verwaarloost. De wereld verandert, nieuwe uitdagingen dienen zich aan, de kenmerken van de strijd veranderen: iedee communist moet zich omvormen om nieuwe omstandigheden het hoofd te kunnen bieden. Naarmate onze partij een zekere politieke en organisatorische consolidatie heeft gekend, is de omvorming van wereldopvatting voor veel leden een abstract gegeven geworden en werken zij niet systematisch meer aan de omvorming van hun wereldopvatting, doorheen de studie, het werk en de dagelijkse praktijk.
De partij voert een vastberaden ideologische en politieke strijd met de kameraden die lid willen worden, opdat zij zouden breken met de meest voorkomende burgerlijke opvattingen. Maar lid worden van de partij is slechts het begin van een lang proces van omvorming. Men wordt evenmin een deskundig technicus, economist of chirurg door een ingangsexamen af te leggen. Op dezelfde manier moet men minstens tien jaar bewuste en volgehouden inspanningen leveren om zijn communistische opvoeding te vervolmaken, algemene revolutionaire kennis op te doen en standvastige posities te verwerven. Zijn oude opvattingen, gewoontes en tekortkomingen overwinnen, is een lang en moeilijk proces. Strijd voor echte omvorming gebeurt niet zonder pijn. Daarover moet men constant zijn fouten bekritiseren, de strijd tussen twee lijnen voeren en zelfkritiek beoefenen. Dat fundamentele punt wordt in theorie wel erkend, maar vaak onderschat of afgevoerd. Bij nieuwe kaders beklemtonen we te weinig dat ze moeten breken met een aantal vastgeankerde burgerlijke en kleinburgerlijke gewoontes, net een verkeerde houding ten opzichte van de werkende bevolking, met het vooruitzicht op een “normale” burgerlijke toekomst en carrière. Men kan geen communisten vormen als men die breekpunten probeert te vermijden of te verzachten. Alleen door die lastige breekpunten te trotseren en te verwerken, vormt een communist zijn karakter.
De omvorming van de wereldopvatting eist speciale inspanningen van de kaders. Tot op het einde van zijn leven moet een communistisch kader er zich op toeleggen zijn kennis en zijn vaardigheden te verbeteren en zijn ideologische en politieke zwakheden te corrigeren.

Om de door het congres bepaalde en geconstateerde problemen inzake ideologisch en politieke eenheid en de daarmee verbonden “taakstelling voor de kaders” ( en blijkbaar niet voor IEDER LID…..) te komen, wordt in hoofdstuk 3 de strategie opgesteld om die problemen aan te pakken en op te lossen. … en blijkbaar vormen die “vier assen” een eenheid, ze moeten tegelijk doorgevoerd worden.

Hoofdstuk 3 Vier assen om de partij te rectificeren
  1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen
    1. De verantwoordelijkheid van de hoogste kaders
(...)
Het zijn de massa's die de revolutie maken. Maar het hangt van de revolutionaire capaciteit van de partij en voornamelijk van haar leidende kern of de revolutie op het gunstige moment de macht zal kunnen veroveren.
De revolutionaire massa's kunnen zich maar inzetten als zij geleid worden door een echt revolutionaire leiding. Wanneer dergelijke leiding ontbreekt, zal de revolutie mislukken. (...)
De communistische kaders moeten lessen trekken uit al deze fouten en hun verantwoordelijkheid volledig opnemen.
(...)
Toch stopt de klassenstrijd niet omdat kaders verstoppertje spelen. De klassenstrijd ontwikkelt zich onophoudelijk. Als het proletariaat er niet optimaal op voorbereid is, dragen de kleinburgerlijke deserteurs daar een grote verantwoordelijkheid voor.(…)
Lenin zegt: "Het proletariaat strijdt en zal verder blijven strijden om de vroegere macht te vernietigen. Heel zijn propaganda, zijn agitatie, zijn organisatie en zijn mobilisatiemachine zijn daarop gericht. Als het er niet in slaagt de macht volledig te vernietigen, zal het op zijn minst een gedeeltelijke vernietiging beogen, maar het zal dergelijke partiële actie nooit positief voorstellen om de steun van het volk te vragen. Men steunt effectief een daadwerkelijke strijd van hen die het maximum proberen te bereiken (en die in geval van mislukking het minimum bereiken). Maar men steunt geen opportunisten die al op de doelstellingen afknibbelen, nog voor de strijd is begonnen.7 De revolutionaire klassenstrijd is de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van de strijd en drukken slechts mislukte pogingen uit om deze strijd te verzwakken, minder scherp te maken. (...) De eerste doctrine is materialistisch, de tweede idealistisch. De eerste is revolutionair, de tweede reformistisch. De eerste vormt de basis voor de tactiek van het proletariaat in de kapitalistische landen, de tweede voor de tactiek van de burgerij. (...) Uit de eerste visie volgt de revolutionaire, autonome tactiek van de voorhoedeklasse. In geen enkel geval kunnen we onze taken beperken tot steun aan de meest verspreide ordewoorden van de hervormingsgezinde burgerij. We voeren een onafhankelijke politiek en stellen slechts ordewoorden voor die hervormingen nastreven die onbetwistbaar de belangen van de revolutionaire strijd dienen en die onbetwistbaar de onafhankelijkheid, het bewustzijn en de strijdbaarheid van het proletariaat verhogen. Alleen deze tactiek laat ons toe de hervormingen te neutraliseren die van boven komen, zij zijn altijd dubbelzinnig, altijd schijnheilig en steeds vol valstrikken van burgerij en politie. (...) In de praktijk is het juist door deze revolutionaire, onafhankelijke, massale en verbeten klassenstrijd dat hervormingen worden afgedwongen. (...) Door onze ordewoorden te vermengen met deze van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken we de revolutionaire zaak, en bijgevolg ook die van de hervormingen, want we verminderen zo de onafhankelijkheid, de onverzettelijkheid en de kracht van de revolutionaire krachten.”8

De hoogste kaders zijn een verantwoordelijk voor de opleiding van de kaders en dus voor de toekomst van de partij.

1.2. De fundamentele houding om zijn verantwoordelijkheid op te nemen
Die kan in vier punten worden samengevat.
1. Zich omvormen om de sleutelproblemen op te lossen.
2. Zich volledig inzetten voor de partij.
3. Volledig verantwoordelijk zijn voor een sector en medeverantwoordelijk voor het geheel.
4. Intensief werken en kwaliteit afleveren. (...)
1.3. De partij leiden
(...)
1.3.1 De partijlijn uitwerken
(…)
De kaders zijn volledig verantwoordelijk voor de uitwerking van de partijlijn op een welbepaald domein.(..)
De lijn uitwerken, dat is wetenschappelijk werk verrichten, partijwerk en praktisch werk.

De “partijlijn uitwerken”, wat anders kan dat zijn dan …. het fundamenteel programma herzien of/en actualiseren? Het is typisch voor Boudewijn Deckers dat hij vaag en onduidelijk is. Zo LIJKT het of “er gezegd wordt wat er gezegd moet worden”, maar je weet toch nooit zeker of het wel zo is als je denkt dat het is….. maar je durft er niet aan te twijfelen ,”want het is toch duidelijk”? Ik weet niet hoe het met u is, maar toen het voor duidelijk werd …. moest ik gelijk denken aan “De kleren van de keizer

  1. De politiek op de commandopost stellen
2.1. De politieke vraagstukken moeten centraal staan in het partijleven
De politiek en tactiek centraal stellen in de strijd, betekent: het marxisme-leninisme integreren in de enquêtes en in het onderzoek over de huidige realiteit.
De partijleden eisen dat de hoogste kaders systematisch onze marxistisch-leninistische lijn uitwerken, door de realisatie van fundamentele analyses, van resoluties over het geheel, van tactische resoluties en door de systematisering van ervaringen.
De leiding schrijft dikwijls praktische richtlijnen, maar zelden werkt zij een politieke nota uit die toelaat de zienswijze van de kaders fundamenteel te veranderen.
De mobilisatie is zelden politiek en ideologisch in de werkelijke betekenis van het woord, dit wil zeggen overtuigend meningen en gewoonten bekritiseren die in de partij ingeworteld zijn en die de belangrijkste rem op het werk vormen.
Op het Centraal Comité zijn de debatten over verschillende politieke visies onvoldoende aan de orde. De discussies handelen dikwijls over organisatorische en ideologische kwesties. (...)
en revolutionaire geest hebben, betekent voor een kader: zijn politieke standpunten over alle belangrijke kwesties op nationaal en internationaal vlak naar voor brengen.
De kameraden die in de fabrieken werken, zijn elke dag verplicht om te antwoorden op de vragen van de arbeiders. Zij zijn verplicht om hun kennis te gebruiken om een zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven, ook al zijn ze niet vertrouwd met de materie.
De vorming over de politieke lijn aan de basis is onvoldoende.

De politiek op de commandopost stellen” wordt dan ….”De politiek en tactiek centraal stellen in de strijd” … we zullen verderop zien waarom Boudewijn Deckers dit doet, dit is géén “verspreking” of “een nuancering”, maar een BEWUST gekozen formulering!

2.2. Vechten tegen het spontaneïsme
(...)
Het spontaneïsme duikt vooral op onder de vorm van reformistische stromingen, die zich soms hevig kanten tegen de kwalen van de kapitalistische maatschappij, zonder de economische en politieke fundamenten in vraag te stellen. (…)
Een communistisch standpunt vereist een hoge graad van bewustzijn bij de uitwerking van theoretische, politieke en organisatorische stellingen.
De hele werking van een communistische partij moet geïnspireerd zijn door de plicht alle vormen van klassenstrijd te leiden, om ze verder te ontwikkelen tot de socialistische revolutie en de omverwerping van de dictatuur van de burgerij en tot de instelling van het socialisme, dankzij de dictatuur van het prolerariaat.
In Wat te doen? Heeft Lenin duidelijk de verhouding bepaald tussen de spontane anti-kapitalistische strijd en de rol van de communistische partij.
“Hoe groter de spontane geestdrift van de massa's (...) hoe sneller de noodzaak zich voordoet van een hoge graad van bewustzijn in het theoretische, politieke en organisatorische werk van de sociaal-democratie”9 “Ofwel gaat men door de knieën voor de spontaniteit van de beweging, dat betekent dat men de rol van de sociaal-democratie herleidt tot de rol van een gewone dienaar van de bestaande arbeidersbeweging (...) ofwel aanvaardt men dat de massabeweging ons nieuwe theoretische politieke en organisatorische taken oplegt, die veel complexer zijn dan de taken waarmee men zich tot voor het verschijnene van de massabeweging tevreden kon stellen.”10
Talrijke Russische sociaal-democraten missen initiatief en energie, hun propaganda, agitatie en politieke organisatie reiken niet ver, zij hebben geen 'plannen' om het revolutionaire werk breder aan te pakken.”11 “Om in de ogen van de publieke opinie een politieke kracht te worden (...) moet men met taaie volharding werken om ons bewustzijn, onze zin voor initiatief en onze energie te verhogen.”12
(...)
In de strijd tegen het spontaneïsme legde Lenin vooral de nadruk op de cruciale rol van een strikte organisatie. Die organisatie is zowel nodig om al diegenen die een bijdrage willen leveren aan de strijd voor het socialisme te verenigen en te disciplineren, als om zich te beschermen tegen de vernietigende activiteiten van de vijand.
“De spontane strijd van het proletariaat zal pas een werkelijke 'klassenstrijd' van het proletariaat worden als ze geleid wordt door een sterke revolutionaire organisatie.”13
Wij hebben een tekort aan manschappen, omdat er geen leiders zijn, geen politieke cheffen, geen organisatorische talenten die tegelijk een breed, gecoördineerd en harmonisch werk aankunnen, zodat we alle krachten, zelfs de minst betekenenden, kunnen inschakelen.”14
“De strijd tegen de politieke politie vereist juist bijzondere eigenschappen, hij eist beroepsrevolutionairen.”15 “Voor de militanten van onze beweging is het enige ernstige principe op het vlak van de organisatie: strikte geheimhouding, de strengste keuze van de leden, opleiding van beroepsrevolutionairen.”16
(…)
In onze partij manifesteert het spontaneïsme zich ook op het politieke vlak onder de vorm van het rechts-opportunisme en van economistische en reformistische lijnen.
Het economisme is de politieke lijn die beweert dat de revolutionaire krachten en het revolutionaire bewustzijn zich voornamelijk ontwikkelen door het opdrijven en radicaliseren van de economische strijd. Dat is de lijn van he economisme, het ouvrierisme en het anarcho-syndicalisme. Die lijn verwaarloost onze essentIële communistische taken: een marxistisch-leninistische politiek en tactiek uitwerken, die onder de brede massa verspreiden, de invloeden van de sociaal-democratie bekampen en een sterke communistische partij, het essentiële wapen voor de revolutie, opbouwen.
Het reformisme is de politieke lijn die uitgaat van een eerlijke verontwaardiging over het onrecht en over de uitbuiting. Het stort zich in allerlei gevechten om iets te doen aan de kwalen van de burgerlijke maatschappij, zonder echter de fundamenten van die maatschappij zelf in vraag te stellen. (...)
Het spontaneïsme in de partij neemt dezelfde politieke lijn aan als de radicale reformisten in de linkervleugel van de sociaal-democratie. (…)

2.3. Vechten tegen het intellectualisme
(…)
In de breuk tussen de theorie en de praktijk kunnen het meest intellectualisme en het meest verwerpelijke reformisme elkaar vinden. Om de geradicaliseerde massa's weg te houden van de socialistische revolutie, zei Emile Vandervelde in 1923: “De dictatuur van het proletariaat, ja, door het vuur en in het bloed als het moet, maar ...” En zijn “maar” drukt uit dat hij helemaal niet de bedoeling heeft om naar de praktijk over te gaan.17
Wij doen vaak grote inspanningen om de schandalige plannen van de burgerij te beschrijven, om aan te tonen hoe gewelddadig, onmenselijk en verwerpelijk de vijand is, om te voorspellen met hoeveel kracht en geweld hij het proletariaat zal aanvallen. Maar dat alles heeft nog niet te maken met het marxisme-leninisme. Het proletariaat weet dat allemaal, het maakt het dagelijks mee. De specifieke opdracht van de communisten bestaat erin de tegenaanval voor te bereiden, mobiliserende initiatieven te ontwikkelen, realistische strijdplannen te ontwerpen, precieze ordewoorden naar voor te schuiven.

Het is door de vage niet-scherpe formulering niet zo duidelijk, maar eigenlijk wordt hier gesteld dat het prioritair gaat om het opstellen van een revolutionaire strategie om dan de organisatieprincipes en lidmaatschapvoorwaarden op te stellen IN FUNCTIE VAN en in OVEREENSTEMMING van die revolutionaire strategie (en DAAR gaat het in “Wat te doen?” eigenlijk dan ook over…)
Vervolgens wordt er gesproken over ‘de derde as”….

  1. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken
    1. De massalijn
      (…) 
      Mao formuleerde de massalijn met de volgende woorden: “In al het praktische werk van onze partij gaat alle juiste leiding noodzakelijkerwijze 'van de massa's, naar de massa's'. Dit betekent: neem de ideeën van de massa's (verspreide en onsystematische ideeën) en concentreer ze (verander ze in geconcentreerde en systematische ideeën door ze te bestuderen), ga dan naar de massa's en verbreid en verklaar deze ideeën tot de massa's ze als hun eigen ideeën in zich opgenomen hebben. Houd eraan vast en zet ze om in actie, en test de juistheid van deze ideeën in zulke actie. Concentreer dan nogmaals de ideeën van de massa's en ga weer naar de massa's, zodat in de ideeën wordt volhard en ze worden doorgevoerd. En zo verder, telkens opnieuw in een eindeloze spiraal, terwijl de ideeën telkens juister vitaler en rijker worden.”18 (…)De partij is het essentiële instrument dat de massa's de mogelijkheid biedt om zich bewust te worden van hun historische belangen en zich te organiseren om de macht te grijpen.Men moet de plaats van de massa's en die van de partij in het revolutionaire proces correct beoordelen. Het bureaucratisme, net zoals het avonturisme of het terrorisme, draait de rollen om. Mao heeft gezegd: “Het volk, en alleen het volk, is de drijvende kracht bij het maken van de wereldgeschiedenis.”19 “De massa's zijn de werkelijke helden, terwijl wijzelf dikwijls kinderlijk en onwetend zijn; zonder dit te begrijpen is het onmogelijk zelfs maar de meest rudimentaire kennis te vergaren.”20 “De massa's beschikken over een onbegrensde creatieve kracht. Zij kunnen zich organiseren en zij zijn in staat om hun inspanningen op alle terreinen te richten.”21 (….)Wij leren niet systematisch aan de jongeren en de nieuwe leden dat “de bolsjewieken mensen van de massa's zijn”, dat men een agitator moet zijn, de mensen moet meetrekken, discussiëren en overtuigen, dat men een organisator moet zijn, contacten moet leggen met zoveel mogelijk mensen en die contacten moet onderhouden. Het aantal kranten dat per militant verkocht wordt, toont goed onze zwakte op dit terrein.Wij hebben kaders die al twintig jaar kwalitatief agitatiewerk verrichten, die mensen aan het werk zetten, recruteren... maar wij hebben geen cursussen, geen handboeken, geen scholen waar de basis dit elementaire werk kan leren. De massalijn moet aangeleerd worden en de ervaringen op het vlak van agitatie en rekrutering moeten doorgegeven worden.
Hier LIJKT het of er gerefereerd wordt naar het hoofdstuk “Omvorming van wereldopvatting”, met het citaat dat “de bolsjewieken mensen van de massa’s zijn”. Maar Ludo Martens gebruikte dat citaat hèèl anders dan Boudewijn Deckers….:

Een communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen met de massa's, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire ideeën.
In de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de massa's was. Op de werkende massa's steunen, hen opvoeden, de juiste ideeën en voorstellen onder hen opsporen en concentreren, diegenen die aarzelen proberen te overtuigen, dat is altijd een fundamentele werkmethode van de communisten geweest. Op die manier kan men de massa's revolutionariseren en zichzelf omvormen. De massa's maken de geschiedenis wanneer ze geleid worden door een authentieke voorhoedepartij. Ook op ogenblikken dat de massa's overspoeld worden met reactionaire ideeën, moeten de communisten voortdurend en geduldig onder hen werken om ideeën en voorstellen te ontdekken die hen de mogelijkheid bieden zich te bevrijden van deze burgerlijke beïnvloeding.
De Statuten van de Partij van de Arbeid van België stellen:
“Om het marxisme-leninisme werkelijk te beheersen, moeten de intellectuelen zich met de arbeiders verenigen en van hen de proletarische kwaliteiten leren. Zij moeten de klassepositie en de klassegevoelens, de revolutionaire geest en de praktische ervaring van de arbeiders leren en hun zin voor praktijk, doeltreffendheid en discipline overnemen. (...) Zij zullen de steriele ideeën en de aarzeling in de actie bekampen, en van de arbeiders leren de theorie en de praktijk te verbinden en de woorden in daden om te zetten.”22

Boudewijn Deckers formuleert "De massalijn" met CITATEN van Mao IN TEGENSTELLING tot "de communistische partij als organisatie van de voorhoede van de arbeidersklasse" zoals in "Omvatting van wereldopvatting" wordt gesteld

Meer en meer blijkt dat “de massalijn” wordt gesteld TEGENOVER “de communistische partij organiseert de voorhoede van de arbeidersklasse”. Boudewijn Deckers schept hier BEWUST een misleiding met “enquêtes” In een cel rond een bedrijf waar partijmilitanten werken (vaak “undercover” dus niet openlijk gekend als communisten) betekende het doen van enquêtes het opzoeken van arbeiders of/en syndicalisten van het bedrijf waar de (undercover-)militant werkt, en meestal op aanwijzing VAN die militant. Op de cel werd dan besproken, waar dat gesprek (enquête) over zou gaan en wat er moest proberen te worden bereikt. Het bezoekend cellid kon verder gaan in het gesprek, dan waar de op het bedrijf werkende militant dit kan.
In de tekst van Boudewijn Dekkers wordt dit “enquête-werk”gesuggereerd dat het gaat om een soort “opinie-peiling” (dat wordt ook wel “enquête” genoemd)

De massalijn toepassen betekent het dialectisch materialisme in de praktijk brengen. Het materialisme bestaat erin in alle objectiviteit kennis te nemen van alle feiten, alle ervaringen, voorstellen en ideeën van de basis. De dialectiek bestaat erin, met behulp van het marxisme-leninisme, al deze gegevens te analyseren en de positieve aspecten te scheiden van de negatieve.
Om een juiste politieke lijn en tactiek uit te werken, is het noodzakelijk om enquêtes te doen over de impact van het werk van de partij en over opvattingen van de massa's. (….)
Enquêtes en studie veronderstellen dat men alle opinies aanhoort, of ze nu positief of negatief zijn. Het komt erop aan 'zijn feeling te ontwikkelen en elk ding te onderzoeken, om te oordelen of het goed of slecht is, of men het moet aanvaarden of afwijzen'. De opinies onder het volk kunnen verschillen over eenzelfde ding: wat men moet doen is een onderscheid maken tussen die opinies nadat men ze heeft aanhoord. Men moet de verkeerde posities bekritiseren teneinde ze recht te zetten. Wat de aanvallen van de klassevijand betreft, die moet men ontmaskeren en krachtig bekritiseren teneinde het onkruid om te vormen in meststof.”23.
Er moeten systematisch en permanent enquêtes gedaan worden om op tijd de veranderingen in de publieke opinie, in de houding van de massa's te ontdekken. Die veranderingen bepalen te te volgen tactiek, de actievormen die wij zullen voorstellen. De enquêtes laten ons toe het opportunisme te ontmaskeren, dat achterloopt op de strijdwil van de massa's, en het avonturisme en de overhaasting, die de massa's willen forceren. De partij mag geen voorstellen of initiatieven lanceren vooraleer er enquêtes gedaan werden. (...)
Voorzitter Mao hecht het grootste belang aan de initiatieven en het scheppend genie van de massa's. Hij weet de voorhoede-ervaring, die verworven werd door de massa's en die een fundamenteel karakter en een algemene waarde heeft, op een wetenschappelijke manier te synthetiseren en samen te vatten.
Hij signaleert op het gepaste moment de verkeerde ideologische stromingen van rechts of van 'uiterst links', die men moet bekampen of voorkomen tijdens de actie. Onophoudelijk voedt hij de kaders op en verstrekt hij nieuwe richtlijnen die vervolgens terugkeren om te worden geconcretiseerd in de revolutionaire praktijk van de massa's; dat laat toe het verzet en het ondermijndingswerk van de klassevijand te breken en zonder ophouden nieuwe overwinningen te behalen.
Tegelijkertijd doet voorzitter Mao persoonlijk enquêtes en onderzoek naar typevoorbeelden. Op het gepaste ogenblik weet hij de voorhoede-ervaring te ontdekken die de oriëntatie van de beweging in haar verschillende ontwikkelingsfasen vertegenwoordigt. Hij maakt daarvan het bilan op, veralgemeent dit en leidt zo de voortdurende voortuitgang van de beweging.”24 (...)
Om de revolutie te maken, moeten de massa's geschoold worden in de partijlijn.
Hoe kunnen de communisten de massa's opvoeden?
Mao heeft gezegd: “Elke communist die in een massabeweging werkt, behoort een vriend van de massa's te zijn en niet de baas over hen te spelen; hij moet een onvermoeibare leraar zijn en geen bureaucratisch politicus.”25
Mao heeft ook gezegd: “Al het werk dat voor de massa's wordt gedaan, moet uitgaan van hun behoeften en niet, hoe goedbedoeld ook, van het verlangen van een individu. Het gebeurt vaak dat de massa's objectief een zekere verandering nodig hebben, maar dat ze zich subjectief nog niet van de behoefte bewust zijn en niet bereid of besloten zijn de verandering door te voeren. In zulke gevallen moeten we geduldig wachten. We moeten de verandering niet doorvoeren voor het grootste deel van de massa's zich door ons werk van de behoefte bewust is geworden en bereid en besloten is deze uit te voeren. Anders zullen we ons van de massa's isoleren.”26
De leraar moet uitgaan van de punten die zijn leerlingen begrijpen om ze tot nieuwe kennis te brengen. De partij moet niet uitgaan van “de juiste lijn” en die dan over de massa's uitstormen, zonder zich de vraag stellen of zij wel kunnen volgen. Het gebeurt vaak dat wij een “juist standpunt” verkondigen, maar dat het de massa's tot wie wij ons richten, doet afhaken. (...)
Mao heeft gezegd: “Wij moeten nauwkeurig aandacht schenken aan het welzijn van de massa's, te beginnen met de problemen van land en arbeid tot aan die van brandstoffen, rijst keukenolie en zout. (...) We moeten de massa's helpen inzien dat we hun belangen vertegenwoordigen en dat ons leven nauw met het hunne verbonden is. We moeten hen helpen, uitgaande van deze dingen, begrip te krijgen voor de hogere taken die we ons gesteld hebben, zodat ze de revolutie gaan steunen.”27
Met het huidige niveau van de massa's is het onmogelijk om ons te doen erkennen als “hun”partij, als we hun concrete problemen en hun dagelijkse noden niet ernstig aanpakken. Wij moeten de beste verdedigers zijn van die belangen, maar we moeten er ook beter in slagen om die belangen te verbinden met de grote lijnen van ons nationaal en internationaal programma.
De partij moet zich profileren en haar revolutionaire eigenheid aan de brede massa's doen begrijpen doorheen campagnes voor de verdediging van hun belangen, door de strijd rond sociaal-economische thema's die de mensen beroeren. De partij moet haar invloed uitbreiden door agitatie, door campagne te voeren en eventueel kleine, maar tastbare resultaten en overwinningen te behalen.
Door actie en agitatie moet de partij zich doen erkennen als de enige partij die werkelijk de belangen en waarden verdedigt waar de massa's het meest aan gehecht zijn: een waardige en menselijke job, gratis geneeskunde, democratische sociale verkiezingen, bescherming van delegees, een alternatief om de rijken de crisis te doen betalen, enz.
Zich niet bekommeren om “het zout en de olie”, zoals Mao het zegde, is gauchisme en misprijzen voor de massa's. Iemand die zich bekommert voor de echte problemen die de massa's bezighouden, mag niet als een economist of een humanist afgeschilderd worden. Het komt er vooral op aan op welke manier men die problemen aanpakt. Gebruikt men ze om een reformistische en humanitaire ideologie te verspreiden of om de massa's op te voeden in een revolutionaire geest en lijn? (..)
Elke basiseenheid moet beschikken over een eenvoudige en realistische taakomschrijving, die hoofdzakelijk op het werk naar buiten uit georiënteerd is.
Een basiscel bestaat voor alles om welomschreven taken uit te voeren. Haar activiteit is hoofdzakelijk gericht op de massa’s. De leden vormen zich politiek om correct dit massawerk te kunnen doen. Opvoeding, vorming en studie gebeuren in functie van de praktijk en via prikkels die uit de praktijk komen.
Op het niveau van de basis moet de partij een massakarakter hebben.(…)
We moeten vereenvoudigde cellen vormen, aangepast aan het niveau van de arbeiders en werkers. (...)
Mensen engageren zich in een organisatie om concrete taken uit te voeren die zijzelf als belangrijk beschouwen. Wij recruteren mensen om taken uit te voeren waarvan ze zelf de noodzaak inzien (…)
Wij bekampen het intellectualisme: recruteren om mensen “te vormen”, om “zich rond de tafel te zetten”, zonder band met concreet werk. (..)
Door concrete projecten, op laag niveau, kunnen we nieuwe krachten recruteren.

Uiteindelijk is er dan nog de “vierde as”….
  1. Het individualisme bekampen en de controle versterken
(...) Door de controle kunnen de leidende kaders beslissen of de doelstellingen al dan niet bereikt werden. In het negatieve geval kunnen zij dan bijkomende maatregelen treffen.
De planning en het opstellen van richtlijnen zijn dus fundamentele functies. Het is onmogelijk om na te gaan of een bepaalde taak correct verloopt, als er geen plannen or richtlijnen bestaan om dat te controleren. (...)
Lenin wees duidelijk op de onverzoenbare tegenstelling tussen de proletarische partijgeest en het burgerlijk individualisme.
“juist het marxisme als ideologie van het door het kapitalisme geschoolde proletariaat leerde en leert de weifelende intellectuelen het verschil tussen de uitbuitende kant van de fabriek (de discipline op de angs voor de hongerdood berust) en haar organiserende kant (de discipline die berust op de gemeenschappelijke, door de voorwaarden van de technisch hoogontwikkelde productie verenigde arbeid). Discipline en organisatie die de burgerlijke intellectueel zo moeilijk begrijpt, maakt het proletariaat zich bijzonder gemakkelijk eigen, dankzij de 'school', die het in de fabriek doorloopt. De dodelijke angst voor deze school, het volledige onbegrip voor haar organiserende betekenis zijn juist karakteristiek voor de denkwijzen die de kleinburgerlijke bestaansvoorwaarden die het edelanarchisme, het anarchisme van de 'weledelgeboren' heren, opleveren (...)De partijorganisatie schijnt hem een monsterachtige 'fabriek”. De arbeidsverdeling onder leiding van een centraal bureau roept bij hem een tragikomisch gejammer op over het veranderen van mensen in 'radertjes en schroefjes'. De vermelding van het organisatiestatuut van de partij roept een verachterlijke grimas op.”28

Van al de congres-documenten werd NA het congres,  ALLEEN gebruikt als basis “om te rectificeren”: “Hoofdstuk III, deel 3 Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken – De massalijn

Van alle “rectificaties” die er zouden zijn op basis van de documenten van het vijfde congres zij er alleen die overgebleven (doorgedrukt door een fractie die uiteindelijk koos voor een BURGERLIJKE wereldopvatting – én klassenpositie) op basis van de “hoofdstuk 3, deel 3,….
En NIEMAND (behalve blijkbaar mezelf….) heeft dit aangeklaagd, geanalyseerd of bestreden. Zelfs niet die 6% die TEGEN Peter Mertens stemde op het negende congres uit onvrede over de resulterende situatie waarin de PVDA toen was gekomen, nochtans het eindpunt van een ontwikkeling die zij tot dan toe ondersteunde.

De “marxistische” juistheid wordt “bewezen” met …. CITATEN van Mao Zedong. ….en het dogmatissche blindheid bij de leden is zo groot dat Boudewijn Deckers het zich kan veroorloven om in de voetnoten niet de oorspronkelijke teksten te aan te halen waar die citaten uitkomen … maar gewoon te vermelden waar die citaten ooit zijn verzameld …. Het Rode Boekje. Om zeker te zijn van de “aanvaarding” van zijn tekst heeft hij ook nog zogezegd verwezen naar Stalin …. Waarbij hij suggereert dan Mao Zedong met zijn “massalijn” (maar wat dus een samenraapsel van CITATEN van Mao,….) eigenlijk de mosterd haalde bij Stalin. Maar ook is hier Boudewijn Deckers’ zijn bedrog NOOIT ontmaskerd. Integendeel, vanaf 1999 zal zijn lijn algemeen aanvaard worden … met zelfs de plicht van ieder lid om deze te assimileren.

In het besluit van De Geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki) zegt Stalin: “Tenslotte leert de geschiedenis van de partij, dat de partij van de arbeidersklasse, zonder uitgebreide verbindingen met de massa's, zonder het vermogen om naar de stem van de massa's te luisteren en hun dringende behoeften te begrijpen, zonder de bereidheid, niet alleen om de massa's te onderrichten, maar ook om van de massa's te leren, geen werkelijke massapartij kan zijn, die in staat is, de miljoenen van de arbeidersklasse en van alle werkers aan te voeren.
De partij is onoverwinnelijk, als zij het verstaat, zoals Lenin zegt ' zich te verbinden, dichter komen tot, tot op zekere hoogte, zo gij wilt, samen te smelten met de meest omvangrijke massa van de werkers, in de eerste plaats de proletarische massa, maar ook met de niet-proletarische werkende massa'.
De partij gaat ten gronde als zij zich opsluit in haar enge partijschelp, als zij zich van de massa's losmaakt, als zij zich met een bureaucratisch floers bedekt.”29
In zijn “Rapport aan het plenum” van februari 1937, dat ook ging over de kwestie van de zuiveringen, heeft Stalin het over de massalijn van de bolsjevistische partij. Men kan duidelijk merken dat Mao zich laten inspireren heeft door de stellingen van Stalin en dat het absoluut verkeerd is te beweren dat “Stalin de massalijn niet toepaste”. (...) (T)rotskistische stellingen die in naam van een slecht begrepen “maoisme” verdedigd werden.
Stalin zegt: “Lenin heeft ons niet alteen geleerd dat we de massa's moeten onderrichten, maar eveneens dat wij moeten leren van de massa's.
Dat betekent in de eerste plaats dat wij, de leiders, niet zelfgenoegzaam mogen worden en dat we moeten begrijpen dat als wij leiders zijn, dat niet wil zeggen dat we al de noodzakelijke kennis bezitten om op een juiste manier leiding te geven.(...)
Dat betekent in de tweede plaats dat de ervaring van leidinggeven niet voldoende is om op een juiste manier leiding te geven. Het is noodzakelijk deze ervaring te vervolledigen. (...) met de ervaring van de massa', met de ervaring van alle partijleden en met de ervaring van de arbeidersklasse. (...)
Dat betekent in de derde plaats dat we onze banden met de massa's geen moment mogen loslaten en dat we die banden zeker niet mogen verbreken. Dat betekent in de vierde plaats dat we een luisterend oor moeten bieden aan de stem van de massa's, aan de stem van de eenvoudige partijleden, aan de stem van wat men de “eenvoudige mensen” noemt, aan de stem van het volk.”30

De manier waarop Boudewijn Deckers het eerste citaat, toegeschreven aan Stalin. “plukt’ uit de contekst van een grotere tekst is typisch 1. Hoe Boudewijn Deckers een bestaand dogmatisme gebruikt om een bepaalde ideologische lijn in de partij te brengen. 2. hoe de oorspronkelijke politieke en ideologische lijn van een hele tekst (zowel van Partij van de revolutie, maar ook die  van “Conclusie” van Geschiedenis van de CP v d Soviet-unie (bolsjew.) ) verknipt en vervormd wordt door het ALEEN uit te gaan van een BEPERKEND CITAAT uit die tekst.
De HELE tekst uit “Conclusie” uit “Geschiedenis van de CP van de Soviet-Unie (bolsjewiki)“ komt “min of meer” overeen met wat in het GEHELE boek “Partij van de revolutie” (of in het gehele Hoofdstuk 3 Vier assen om de partij te rectificeren) staat (hoewel Stalin scherper formuleert dan Boudewijn Deckers die heel formalistisch, en vaag formuleert ...)
Maar doordat de meerderheid van de leden en kaders van de PVDA hun dogmatisme koester(d)en en nooit de context van de citaten ”controleerden”, hier dus in het boek “De geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki) (nochtans – ooit – verplicht studiemateriaal voor ALLE partijleden), slikten ze die MISLEIDENDE “analyse” van Boudewijn Deckers.
Het is maar als je (normaal dus verplichtend als partijlid - men sprak dan “onder kameraden” over “De Bolsjewiek”...) “De geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki)” GEHEEL bestudeerd, dat duidelijk wordt dat het laatste hoofdstuk “Conclusie” IN ZIJN GEHEEL toepasselijk is voor Hoofdstuk 1 De organisatie van een partij van het Bolsjewistische type èn Hoofdstuk 3 Vier assen om de partij te rectificeren. OOK wordt dan duidelijk dat Boudewijn Deckers (op BEWUST “dogmatische wijze”) slechts een BEPERKT citaat uit dat hoofdstuk gebruikt om …. de “marxistische juistheid” van zijn naar voren geschoven “ANTI-bolsjewistische” stellingen “te bewijzen” in ZIJN naar voren geschoven tekst “Hoofdstuk III, deel 3, de massalijn….
Het tweede citaat van Stalin is gebruikt op een “maoistische” manier. Waar de CITATEN van Mao over de zogenaamde “massalijn” komen uit teksten die het optreden van de communisten behandelen in bevrijde gebieden of na de revolutie tijdens de opbouw van het socialisme, is het tweede citaat van Stalin, geplukt uit een tekst van …. 1937, ook dus over het optreden van de communisten tijdens de opbouw van het socialisme.
Het is duidelijk dat “partijopvatting”, “partijlidmaatschap”, de “rol van de communistische partij” totaal anders is in de periode VOOR de revolutie dan die NA de revolutie als de macht van de kapitalisten en de kapitalistische productieverhoudingen omver geworpen zijn en de werkende klasse de macht heeft genomen en een nieuwe maatschappij opbouwen in het belang van HEEL het volk.


Zou het helpen, … is het mogelijk, om dogmatische blindheid te bestrijden?
In een poging om de leden van de PVDA ingedommeld in een “ideologische luiheid” van dogmatisme wakker te schudden heb ik de twee citaten van Stalin IN hun originele context weergegeven:
Redevoering van Stalin voor het plenum in 1937 De originele BRONNEN van de citaten van Mao Zedong (Citaten “verzameld” in het Rode Boekje) heb ik vermeld in de voetnoten van het overeenkomstige 'Chapter III, part 3' van “Party of the revolution” (de Engelse vertaling die ik – nog niet volledig – maakte van Partij van de revolutie.)

Awel, test uzelf!
In een volgend artikel zal ik de verdere bewijzen leveren van een beuwuste liquidatie-stroming “geholpen” door een ideologische “luiheid” (dogmatisme) bij het gros van de partijleden en -kaders,, maar zal nu de interne documenten en richtlijnen laten lezen die NA het vijfde congres in de partij verstuurd werden naar alle leden. U kunt daarop reeds testen in hoeverre u nog “last hebt” van die dogmatische blindheid.
Over“verlaagde” lidmaatschap-voorwaarden: “...Aan de basis moet de partij een massa-karakter hebben….”
Resolutie 1999: “... Wij moeten sommige van onze opvattingen over de voorhoede-partij herzien …”
SOA-nota over 3e niveau van lidmaatschap: "Het Centraal Comité (CC) van juni 1999 besloot om een derde niveau van partijlidmaatschap in te voeren: 'Een laag leden creëren die gewoon een partijkaart koopt om 'lid" te kunnen zijn op het meest elementaire niveau'..."

U twijfelt, u kan het niet geloven....? Awel op één punt (Resolutie van 1999) heb ik reeds genoeg argumenten
Moest u twijfelen aan mijn analyse van een BEWUST BINNEN-gebrachte "sociaal-democratische liquidatielijn" IN het geheel van de congresdocumenten van het 5e congres (1996) in de vorm van "hoofdstuk III, deel 3, de massalijn", die dan aan de GEHELE partij werd opgelegd in de vorm van Resolutie van 1999 (en wat de GEHELE partij slikte, door een hardnekkige dogmatische blindheid geslagen)... dan kunt u die twijfel reeds toetsen aan mijn argumentatie in 24-07-17 1999, jaar van KWALITATIEVE "sprong" in het opportunisme, directe "aanleiding" voor definitieve breuk met revolutionair karakter door PVDA in 2004.

1Aja, het waren CONGRESDOCUMENTEN van het 2e congres in 1983!
2Dit boek kan worden beschoud als een verdere uitwerking van het congresdocument van het 4e congres URSS, fluwelen-contrarevolutie èn een onderdeel van de documenten van het Vijfde congres (in het boek “Partij van de revolutie”wordt er op verschillend plaatsen naar verwezen en het hoofdstuk “Omvorming van wereldopvatting” is ook een hoofdstuk uit Van Tien An Men tot Timisoara ….”.
3Dus het Congresdocument van het 4e congres in 1991.
4De eerste teksten van wat later “Een andere kijk op Stalin” ging worden – en de meeste principiële standpunten die later in dat boek komen zijn terug te vinden in het congresdocument van het 4e congres “URSS – de fluwelencontrarevolutie”
5De Tijd staat aan onze kant” is het congresdocument van het 3e congres in 1990.
6Voila, zo kan het boek Van Tien An Men tot Timisoara als een door iedereen te assimileren CONGRESdocument worden beschouwd.
7Lenin, Combat pour le pouvoir en “combat” pour une aumône, (14 juni 1906), in Oeuvres Deel II, Editions sociale Parijs, Editions du Progrés Moskou, 1966, p.24-15.
8Lenin, Encore à propos du ministère issu de la Douma, (28 juni 1906), in Oeuvres Deel II, Op.cit, p.67-88.
9Lenin, Que faire?, in Oeuvres Deel 6, Editions sociale Parijs en Editions du Progrès Moskou, 1965, p. 404. Zie Lenin Wat te doen?, Uitg.Pegasus, Amsterdam, 1977, p.64.
10Ibidem, p. 397 en Ibidem p. 57.
11Ibdidem, p.401 en Ibidem p. 61.
12Ibidem, p. 442 en Ibidem p.105.
13Ibidem, p.487 en ibidem, p. 157.
14Ibidem, p. 480 en Ibidem, p. 148.
15Ibidem, p. 461 en Ibidem, p. 126.
16Ibidem, p. 492 en Ibidem, p. 164.
17Vandervelde Emile, Faut-il changer notre programme, Uitg.Progres, Moskou, 1970, p.54 en 56-57
18Citaten van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij Vereniging België-China, 1971, p.136-137.
19Ibidem, p. 126.
20. Ibidem, p. 126.
21Ibidem, p.127.
22Partij van de Arbeid van België, Statuten, PVDA-uitgaven, Brussel 1994, p. 29.
23Pékin Information, 1971, n° 22.
24Ibidem, n° 12.
25Citaten van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij Vereniging België-China, 1971, p.283..
26Ibidem, p. 132-133.
27Citaten van voorzitter Mao Tsetoeng, (het rode boekje), uitgeverij Vereniging België-China, 1971, p. 141.
28Lenin, Een stap voorwaarts, twee stappen terug, Uitgeverij SUN, Nijmegen, 1971, p. 87-88.

29Stalin, Geschiedenis van de Communistische partij der Sovjetunie (bolsjewiki), fascimili het Progressieve Boek, uitgave van 1938, p. 476-477.
30. Stalin, Discours de clôture au plénum du Comité central du PC(b) de l'URSS, in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau d'Edition, Parijs, 1977, p.161.