22-01-2017

Volgens de LSP is de PVDA NU "reformistischer"/"rechtser" dan dat AMADA/de PVDA vroeger de "trotskisten" verweet te zijn.

Ik was het niet van plan, maar Manuel Chiguero gaf me een exemplaar van het boekje “PVDA en LSP: verschillen en raakvlakken in de opbouw van een politiek alternatief” (door Eric Bryl) en vroeg me mijn mening erover….

Voor de duidelijkheid: Ik heb niets met de LSP, voor mij zijn het “linkse sociaal-democraten” (om het etiket “trotskistisch”niet te gebruiken) … maar ("links-)sociaaldemocratisch", dat is de PVDA tegenwoordig OOK…. ( en stelt de PVDA zich al even “anti-stalinistisch” – = anticommunistisch, voor mij – op als de “trotskisten”)
Het enige verschil, de LSP is altijd (en OPENLIJK) “trotskistisch” geweest ... en is dat nog altijd consequent. Het is hun goede recht en ik heb geen behoefte om de LSP daarop aan te vallen. Ik ben er ook nooit lid van geweest (en er dan later uitgezet…)
Maar goed, omwille van de vraag van Manuel, ga ik toch iets over het boekje zeggen.
Ik vind het allereerst een “grappig” boek….
In feite tot blz 110 is het een analyse over de opkomst van de “nieuwe” communistische organisatie AMADA , dat later dan de PVDA werd, op een moment dat er ook een “trotskistische”strekking zich ontwikkelde, .. waaruit dan de LSP ontstond. Met die analyse, evenals hun analyse van de historisch periode (de ontwikkelingen in de Sovjet-Unie en China), ben ik het grotendeels NIET eens. Maar dat zal u niet verbazen, als ik u vertel dat ik van 1979 tot april 2005, militant van de PVDA was.
Voor alle duidelijkheid: Ik sta (nog steeds) achter de lijn van de PVDA, … voor zover die verwoord is geworden (met inbegrip van de EIGEN herzieningen, zelfkritieken en herformuleringen van en op vroeger ingenomen standpunten) door Ludo Martens PERSOONLIJK. ( Om het voorlopig “samengevat te stellen”… dat komt ongeveer overeen met de lijn in het boek “Van Tien An Men tot Timisoara” ...)
Maar het grappige aan het boek “PVDA en LSP….” is, dat ze met die hele analyse eigenlijk willen aantonen, dat de trotskistische standpunten en analyses UIT DIE TIJD, TOEN bestreden werden door de PVDA…. Maar dat de PVDA op veel vlakken NU is geëvolueerd naar stellingnames, strategieën, organisatie-principes die steeds meer beginnen te lijken op ….. die van de trotskisten (van toen en nu).
En in feite zegt de LSP, dat die van de PVDA – vooral programmatisch – nog méér naar “het reformisme” doorslaan, dan dat ze ooit hebben kunnen verwijten aan de trotskisten…. Maar aangezien de PVDA nog altijd meer mensen weet te organiseren en (tot nu toe) beter electoraal scoort dan de LSP, vraagt de LSP zich af (en stelt ze voor) of ze niet beter de handen ineen zouden slaan in de vorming van één “arbeiderspartij”.
Maar ik vind het boekje vooral interessant worden vanaf blz 110 vanaf de tussen-titel “Coalities”. Het boekje beschrijft dan de ontwikkelingen in de PVDA vanaf 1999. In mijn analyse(s) van de PVDA is dat ook een kantelmoment…. Met veel concrete argumenten (referenties uit de eigen documenten van de PVDA) toont ze een aantal tegenstrijdigheden … waarop ik de PVDA uitdaag om die te beantwoorden, maar waarop ik NU al kan zeggen dat ze dat niet KAN, DURFT en daarom ook niet ZAL doen. Die tegenstrijdigheden laat ik het boekje nu zelf samengevat formuleren…. op blz 131 ( de concrete argumenten/referenties vind u zoals ik al zei, van blz. 110 tot 131):
Zowel over het programma als over deelname aan coalities houdt de PVDA een spreidstand aan. De partij beweert wel te staan voor socialisme in haar versie 2.0, maar in haar dagelijkse praktijk moet dat wijken voor concrete oplossingen voor concrete problemen. Ze spreekt zich uit tegen regeringsdeelname door communistische partijen, naar is tegelijk daartoe bereid op lokaal vlak en uit alles wat ze zegt en schrijft, blijkt nu al dat ze ook op een hoger niveau regeringsdeelname op termijn niet wil uitsluiten.   
Ze steunt de strijd van strijdbare arbeiders in sociale conflicten, maar wil tegelijk op goede voet staan met de vakbondsleiders die weigeren om deze strijd tot zijn logische conclusies door te zetten. Ze doet dat, door de nood aan een crescendo actieplan rond noodzakelijke anti-kapitalistische eisen om te buigen naar het juridische terrein en een vloed aan wetgevende initiatieven.
De partij komt daarmee weg zolang de sociale strijd geïsoleerd blijft in een aantal bedrijven of sector per sector. Zolang de vakbondsleiders erin slagen stoom af te laten in massabetogingen, zonder ordewoord voor wat verder zal gebeuren. Zolang stakingen niet meer zijn dan knipperlichtstakingen die al afgeblazen zijn nog voor we goed en wel opgewarmd zijn. Zolang de vakbondsleiders de arbeiders rond de tuin leiden door “radicale” betogingen die te pletter lopen op een overmacht aan politie, zonder de middelen in te zetten die beantwoorden aan de noden van de strijd. Tot zolang zal de PVDA tegelijk de schijn kunnen ophouden van radicaliteit naar de arbeiders en jongeren toe en van verantwoordelijkheidszin naar vakbondsleiders en mogelijke toekomstige coalitiepartners. 
Intussen stapelt de opgekropte woede zich op. Vroeg of laat moet dat tot uitbarsting komen. De betere vakbondsleiders zullen dat weerspiegelen en mee radicaliseren met hun achterban, de mindere zullen door de basis worden voorbij gelopen. Het is best mogelijk dat de PVDA, de meest zichtbare kracht ter linkerzijde, daar in de eerste fase het meest op zal kapitaliseren.  
Maar een bewuste minderheid, die zal groeien en blijven groeien naarmate de strijd vordert, zal geen genoegen nemen met een partij die twee meesters dient. Zij zullen duidelijke stellingnames verwachten: ordewoorden die een reële stap vooruit betekenen, eisenplatformen die echt het verschil maken, vakbondsleiders die meegaan met de basis en politici die breken met het uitbuiters-systeem. Als de PVDA daaraan niet tegemoet komt, iedereen te vriend wil houden en haar spreidstand tracht aan te houden, zullen zij zich snel afkeren, en met hen vele anderen.

04-01-2017

PVDA (Tweede Congres, 1983): “Wie niet meer weet of een marxistisch-leninistische partij noodzakelijk is, een socialistische revolutie nodig is, de arbeidersklasse de belangrijkste revolutionaire kracht is, kan niet langer lid zijn van de partij.”

Beschuldigingen tegenover de PVDA (zoals “ze zijn de verdedigers van het stalinisme”) zijn in feite gelijkaardig als die uit de “Koude Oorlog”, aan het adres van al wie de burgerij, de fascisten en bepaalde “linkse” – maar in feite anticommunistische – organisaties, van “communistische sympathieën” verdacht.
De krampachtige reactie van PVDA-kaders tegenover deze “beschuldigingen” (‘Wij hebben met het stalinisme niets meer te maken” en “wij veroordelen evenzeer de misdaden van Stalin”) getuigt van een gelijkaardige anticommunisme als de burgerij, de fascisten en (anticommunistisch) “links”. Een gelijkaardig capituleren van communisten voor anticommunistische “aanvallen” werd door de PVDA zelf op haar Tweede Congres in 1983 bestempeld als “De liquidatie-stroming binnen de marxistisch-leninistische beweging”

Het congres-document met dezelfde titel behandelde in een eerste hoofdstuk de betekenis en omvang” van die liquidatiestroming

De marxistisch-leninistische beweging heeft na 1963 en vooral na 1968 een grote opgang gekend in West-Europa en Noord-Amerika. De inspanningen om te breken met het revisionisme, om zich te baseren op het marxisme-leninisme-denken van Mao Zedong, om zich te verbinden met de arbeiders in de klassenstrijd, waren fundamenteel correct. Er traden echter ook een aantal dogmatische en sektaire fouten op die min of meer ernstig waren naargelang de verschillende partijen.
Vanaf 1977-78 hebben de meeste M-L-partijen zich als taak gesteld de sektaire en dogmatische fouten te kritiseren. Zeer snel is er een stroming opgedoken die strijd voerde tegen het dogmatisme en het sektarisme, op basis van de posities van de bourgeoisie en de kleinburgerij. (...)
Weifelende, kleinburgerlijke elementen in die partijen, die terecht of ten onrechte kritieken en twijfels rond bepaalde punten formuleerden, lieten zich meesleuren in een kritiekbeweging door de rechtervleugel gelanceerd met het doel de marxistisch-leninistische beweging te vernietigen. Deze rechtse anti-partijstroming heeft een ware ravage aangericht in de marxistisch-leninistische beweging in West-Europa en Noord-Amerika. (...)
Vanaf het begin van de jaren '60 was het imperialisme op wereldschaal erg verzwakt. Het belangrijkste strijdmiddel tegen de revolutie was niet meer het primaire, agressieve anti-communisme, maar wel de steun van de reformistische stroming die in alle West-Europese CP's aan kracht won. De thema's van de anticommunistische propaganda (tegen Stalin, tegen de socialistische revolutie, tegen de dictatuur van het proletariaat) werden in de officiële partijteksten gesmokkeld. De echte marxisten-leninisten werden in hun eigen partij het voorwerp van lasterlijke aanvallen. In 1963 werden de marxisten-leninisten uit de CPB gestoten. (...)
Binnen de PVDA vormt de rechtse stroming op dit ogenblik een reëel gevaar.
In twee streken hebben wij tot 20 à 25% van onze militanten verloten, vergeleken et 1979.
Er is een tamelijk sterke stroming van verzoening die de zaken op hun beloop laat gaan, die zich van geen gevaar bewust is, die geen actieve strijd voert tegen negatieve verschijnselen, die de revolutionaire geest laat afbrokkelen. Men begrijpt niet hoe bepaalde negatieve verschijnselen die men vaststelt, verbonden zijn met de algemene liquidatie-stroming. Men ziet niet welke posities, welke houdingen “de weg voorbereiden” voor de liquidatie-stroming. (...)

De kritiek “houding van verzoening met de liquidatiestroming, ...geen actieve strijd….de revolutionaire geest laten afbrokkelen” is perfect van toepassing op de HUIDIGE PVDA-kaders en -militanten
Het congresdocument “De liquidatie-stroming binnen de marxistisch-leninistische beweging” beschrijft ook de oorzaken van zijn ontwikkeling

2.1. De uitzichtloze economische crisis.
We maken een diepgaande economische crisis mee in de hele kapitalistische wereld, waarvan geen enkele burgerlijke partij het einde ziet. Wij leven in een imperialistisch land waarin de bourgeoisie en bepaalde delen van de kleinburgerij een luxueus of een vrij gemakkelijk leven heeft bereikt op basis van de genadeloze uitbuiting en onderdrukking van honderden miljoenen arbeiders en boeren van de Derde Wereld. Ook de hoogste laag van de arbeidersklasse heeft zekere voordelen verkregen van “onze” imperialistische bourgeoisie, die werden gerecupereerd op de rug van de Derde Wereld.
In de imperialistische landen brengt een diepgaande economische crisis niet direct een overgang teweeg van de arbeiders en werkers naar revolutionaire posities.
Iedereen beseft de enorme kracht op economisch, politiek en militair gebied van de monopolie-bourgeoisie.
Iedereen beseft dat revolutionaire strijd tegen die klasse, veel en harde inspanningen, talrijke offers, langdurige en bittere gevechten zal teweegbrengen.
Een groot deel van de arbeiders hecht geloof aan de propaganda van de bourgeoisie die belooft dat zij een groot deel van hun verworvenheden kunnen behouden, door de crisis af te wentelen op diegenen die nog zwakker zijn dan hen: voor sommigen zijn dat de vrouwen, of de werklozen, of de vreemde arbeiders of de Derde Wereldlanden. De grote massa durft niet direct de echte vijand – het monopolie-kapitaal – aanvallen als schuldige van de crisis. Zij hoopt de crisis 'op te lossen” door een herverdeling van de lasten onder de werkende mensen zelf.
In 1968 was de revolutie voor de nieuwe, linkse generatie, een noodzaak die kon afgeleid worden uit ideologische discussies. In 1983 ziet en voelt men dat de revolutie voorkomt uit de verarming, de verbittering, de miserie van een groot deel van de werkers en men ziet dat de monopolie-burgerij haar stoottroepen uitrust en voorbereid voor genadeloze repressie. Ook bij een deel van de marxisten-leninisten ziet men de reflex: capituleren om zijn privileges te behouden. De angst en de onzekerheid tast hun revolutionair denken aan. Zij weten zeer goed dat de angst en onzekerheid die overal om zich heen grijpt aantoont hoe de burgerlijke orde in haar voegen begint te kraken. Zij weten dat de arbeiders en werkers hun illusies over het behoud van hun verworvenheden zullen zien vernietigen, dat de bittere slagen van de burgerij hen onvermijdelijk in volle gezicht zullen treffen. Zij weten dat de arbeiders en werkers meer dan ooit een echte, revolutionaire partij nodig hebben.
Maar zij capituleren, zij trekken zich terug in een vrij comfortabele, kleinburgerlijke loopbaan en zij hopen dat de miserie van de crisis en van de repressie hen zal gespaard blijven.

2.2. De algemene verrechtsing
De agressiviteit van het kapitaal en de rechtse partijen neemt voortdurend toe. Dit is geen toeval, maar een noodzaak. Het is een uiting van het antagonistische karakter van de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Al diegenen die de crisis willen oplossen maar binnen het kader willen blijven van de kapitalistische samenleving, zijn verplicht om steeds drastischer maatregelen tegen de arbeiders en werkers voor te stellen. Zij noemen dit “noodzakelijke offers”. Allerlei linkse reformisten hebben een grotere haat voor de socialistische revolutie dan voor het kapitalisme.
Wie een “oplossing” zoekt binnen de perken van het kapitalisme is verplicht om rechts en extreem-rechtse maatregelen aan te prijzen onder “linkse” kleuren.
Deze algemene verrechtsing van het politiek klimaat heeft zijn weerslag op bepaalde marxisten-leninisten.
Hoe luider de rechtse oplossingen van de daken worden geschreeuwd, hoe minder zij geloven in de revolutie. De burgerlijke partijen gaan over op extreem-rechtse posities. De burgerlijke arbeiderspartijen gaan over op rechtse standpunten die in een reformistische verpakking worden aangeprezen. Uitgebluste revolutionairen voelen zich geroepen op “druk” uit te oefenen op reformistische leiders.(...)
Sommige “marxisten-leninisten” worden geïntimideerd door de algemene verrechtsing. Hoewel dit feit zelf de noodzaak van de revolutie in het licht stelt, oordelen zij dat het revolutionair werk niet “realistisch” is.
Zij zoeken naar realistische en realiseerbare oplossingen voor de fundamentele vraagstukken die alleen door de socialistische revolutie kunnen opgelost worden. Zij komen noodzakelijk tot voorstellen voor de uitbouw van het staatsmonopolie-kapitalisme die er meestal in bestaat het industriekapitaal te versterken tegenover het bankkapitaal en bepaalde groepen van het industriekapitaal ( de sectoren met speerpunttechnologie, de kleine en middelgrote bedrijven) tegen andere groepen.
De sociaaldemocratische politiek maakt een diepgaande crisis door. In de jaren '60 wierp haar praktijk van klassensamenwerking tastbare resultaten af voor de arbeiders.
Zij heeft behoefte aan een nieuwe generatie van theoretici die een “realistisch alternatief” kunnen bedenken.
Daarvoor zoekt zij toenadering tot het soort revolutionairen dat aan de crisis van het marxisme en de crisis van het militantisme toe is. (...)
De kleinburgerij is een klasse die op politiek gebied steeds aarzelt tussen de bourgeoisie en het proletariaat en heen en weer slingert tussen revolutionaire strijd en aanvaarding van de burgerlijke orde. De verscherping van de crisis, de agressiviteit van rechts heeft grote delen van de kleinburgerij naar rechts geslagen: het marxisme, het socialisme, de socialistische revolutie, de partij worden verloochend en bespot en de meest verscheiden anti-marxistische en anticommunistische stellingen worden als “nieuwe ideologieën” begroet. (...)

Met andere woorden: de HUIDIGE PVDA-kaders en -militanten hebben sinds het 8ste congres in 2008…. "gekozen voor de kleinburgerij"...
Het Tweede Congres van de PVDA in 1983 zag in de “sociaaldemocratische liquidatiestroming” een te BESTRIJDEN capitulatie voor “anticommunistische propaganda
Uit Hoofdstuk 3: Een antagonistische tegenstelling”:

Onder het voorwendsel van “strijd tegen het dogmatisme en sektarisme” werden voorzichtig, stap voor stap, alle thema's van de anticommunistische propaganda binnengeloodst in de ML-beweging. Sinds tientallen jaren heeft de bourgeoisie enorm veel krachten en middelen geïnvesteerd in de anticommunistische strijd. De fascisten, de rechtse partijen, de kerkelijke hiërarchie, de rechtervleugel van de sociaaldemocratie, zij hebben alle hooggeschoolde specialisten voor de anticommunistische propaganda. Hoe verschillend deze politieke krachten zich ook opstellen, in de anticommunistische strijd hebben zij onderling vele thema's en stellingen gemeen.
De huidige sociaaldemocratische liquidatie-stroming, die een groot deel van de ML-beweging in het Westen heeft vernietigd, liet oorspronkelijk geloven dat zij “creatief” het marxisme-leninisme verder wou ontwikkelen, dat zij nieuwe revolutionaire oplossingen zocht voor nieuwe probleem. De rechtse anticommunistische stroming heeft in alle Westerse landen hetzelfde fundamentele kenmerk: zij bestaat erin de stellingen tegen het communisme die werden uitgewerkt door burgerlijke ideologen in talrijke boeken en publicaties, aan hogescholen en gespecialiseerde instituten, over te planten in de ML-beweging.
De ervaringen sinds 1979 in de ML-beweging moeten ons besef verhogen van het feit dat er regelmatig antagonistische tegenstellingen opduiken in de partij, dat de antimarxistische en anticommunistische opvattingen regelmatig doordringen binnen de partij.
In het verleden van de communistische beweging zijn heel wat gevallen bekend van hoge partijkaders die van opportunistische posities zijn overgegaan tot burgerlijke en zelfs fascistische stellingen. (...)
In onze partij hebben we iemand ontdekt die werkte onder directe instructies van BOB-officieren. Deze zegden hem welke stellingen hij in de partij moest verspreiden: “De arbeiders hebben niets te zeggen, de intellectuelen beslissen alles.” “De kaders leiden een schoon leven met uw geld”(!) “ Stalin is een massamoordenaar.” etc. (...)

Dit zegt wel iets over de “oproep” van Peter Mertens aan de afgevaardigden van het 9e congres een resolutie te stemmen “ter veroordeling van de misdaden van Stalin”….en ook over AL de militanten die uiteindelijk toch Peter Mertens quasi-unaniem als voorzitter kozen. Zeker als men leest over wat het Tweede Congres schreef over de BEDOELING van de zogenaamde “strijd tegen het stalinisme

In naam van de “strijd tegen het stalinisme”, wordt de strijd aangebonden tegen het marxisme-leninisme
Vrijwel alle bewegingen van liquidatie in de West-Europese ML-partijen, hebben het vuur geopend met een kritiek op het “stalinisme”. Dit maneuver kan het gemakkelijkst worden uitgevoerd in naam van de strijd tegen het dogmatisme.
Het algemeen politiek klimaat maakt dit maneuver gemakkelijk: alle fracties van de burgerij en de kleinburgerij, van de fascisten over de rechtsen en sociaaldemocraten tot de anarchisten, trotskisten en revisionisten, vinden elkaar in een gemeenschappelijke haat voor het “stalinisme”.
Zeer snel kwam aan het licht dat de zogezegde “strijd tegen het stalinisme” de meest voordelige tactiek was die door de liquidatoren was uitgekozen om hun denkbeelden te introduceren. Zij meenden dat zij een aantal stellingen en principes konden vernietigen door er het etiket “stalinisme” op te plakken. Bij nader inzien ging het echter om stellingen en principes die behoren tot de grondslagen van het leninisme en het marxisme.
In de jaren '20 voerden alle fracties van de imperialistische burgerij hun aanvallen tegen het communisme uit in naam van de strijd tegen het bolsjewisme en tegen de leninistische dictatuur. Hun strijd tegen het “stalinisme” was de normale voortzetting van deze campagnes. (...)
De haat tegen “het stalinisme” is in wezen de haat van de bourgeoisie voor iedere revolutionaire beweging van het proletariaat en van de onderdrukte volkeren.
Wat vandaag aan het adres van Stalin wordt bijeengescholden werd vroeger reeds bedacht voor Robespierre, Saint-Just en Baboeuf tijdens de Franse Revolutie, voor de Communards in het Parijs van 1871, voor Marx en voor Lenin, voor alle opstanden van de “barbaren” en de “wilden” in China, Perzië, de Arabische wereld en Afrika, voor de huidige strijd van de PLO in Palestina en de IRA in Ierland.
Als communisten en als internationalisten van het proletariaat beschouwen wij de revolutionaire geschiedenis van de arbeidersklasse als onze eigen geschiedenis. In elke fase van haar ontwikkeling en in elk land kent de arbeidersklasse zwaktes, tekorten, fouten. Dit was zo voor de arbeidersklasse die in Parijs de Commune organiseerde,dit was zo voor de arbeidersklasse die in de Sovjet-Unie onder leiding van Lenin en Stalin het socialisme opbouwde. De verschillende partijen drukken de verschillende klassenbelangen uit. De miljoenen communisten die in de jaren '20, '30 en '40 georganiseerd waren in de bolsjewistische partij en in de internationale communistische beweging, vormden de voorhoede van de internationale arbeidersklasse en deze voorhoede drukte de belangen van het proletariaat uit. Het is normaal dat deze avant-garde interne strijd, scheuringen, ernstige fouten kende, maar alleen zij bracht de klassenbelangen van het proletariaat over de hele wereld tot uiting. In Europa brachten de burgerlijke en de sociaaldemocratische partijen de belangen tot uitdrukking van het imperialisme en van de kleinburgerlijke lagen die zich met dit imperialisme verzoenden. (...)

Het Tweede Congres in 1983 wees op het gevaar van: “De tendens tot verzoening met de sociaaldemocratische liquidatiestroming” en beklemtoonde dat er een antagonistische tegenstelling bestaat met de communistische ideologie.

De tegenstellingen met de rechtse antipartij stroming is antagonistisch. Zij heeft reeds vele partijen vernietigd en honderden militanten ontredderd
Binnen de PVDA zijn er slechts weinig elementen die zo ver zijn gegaan dat zij openlijk het marxisme, het leninisme en de partij verwerpen.
Wij moeten binnen onze partij grote aandacht besteden aan de tendens tot verzoening met de sociaaldemocratische liquidatiestroming: men vergoelijkt deze stroming, brengt er begrip voor op, beschermt haar, men vind het niet nodig een systematische strijd tegen deze stroming te voeren.
In alle ML-partijen die zijn ineengestort is de ontbinding van de partij het resultaat geweest van een aantal allianties.
Oorspronkelijk was er slechts een beperkte kern van verbitterde en verbeten antimarxisten die alle mogelijke middelen en argumenten zochten om de partij op te doeken. Deze rechtsen hebben een combatieve groep kunnen vormen die als organiserend centrum functioneerde en die marxistische, revolutionaire en “wetenschappelijke” termen gebruikte om mistevreden krachten aan te trekken. Een grote groep mensen met zeer verschillende stellingen hebben een alliantie gesloten met dit rechtse centrum dat aldus zijn plan kan doorvoeren: de partij liquideren.
Een aantal eerlijke verzoeners en twijfelaars zullen zich nu allicht jarenlang op de nagels bijten van spijt: de onherstelbare schade is aangericht, het schip is gezonken.

Op haar Tweede Congres in 1983 gaf de PVDA zichzelf een duidelijke opdracht ….die haar kaders en militanten zich niet meer herinnerden op het 8e en 9e congres (in respectievelijk 2008 en 2015):
De partij versterkt zich door zich te zuiveren van de onverbeterlijke opportunistische elementen
De partij is de vrijwillige vereniging van alle revolutionairen die vechten voor een gemeenschappelijk programma en volgens gemeenschappelijke organisatieprincipes.
Wie niet meer weet of een marxistisch-leninistische partij noodzakelijk is, of er een socialistische revolutie nodig is, of de arbeidersklasse de belangrijkste revolutionaire kracht is, die kan niet langer lid zijn van de partij.
We kunnen niet toelaten dat iemand lid blijft van de partij, wanneer hij het in grote mate eens is met de ideeën van de sociaaldemocratische liquidatiestroming.
Wij willen vooreerst grondige en gedetailleerde discussies met dergelijke kameraden. Wij willen speciale maatregelen nemen voor vorming, studie en discussie. De partij moet alle mogelijke inspanningen doen om hen opnieuw te winnen voor het marxisme-leninisme en voor ons programma.
Indien er na zo'n discussie geen politieke vooruitgang is, vragen we deze kameraden zich uit de partij terug te trekken.Zo zijn daar niet toe bereid zijn worden zij uitgesloten.