27-04-2016

Boudewijn Deckers "plukte" BEWUST DEEL uit GEHEEL van 5e Congres-documenten, om PVDA te "verburgerlijken", geholpen door heersend DOGMATISME

Dit artikel past in het “dossier” dat wordt gemaakt op “Over Communistische Identiteit
Het vijfde congres van de PVDA in 1995, constateerde een aantal onvolkomenheden in de partij die aangepakt moesten worden, wilde men het revolutionair karakter van de partij niet hypothekeren. Maar het congres dat die onvolkomenheden vaststelde en de taken en opdrachten bepaalde was natuurlijk zelf nog onderhevig aan de onvolkomenheden die NA het congres zouden worden aangepakt. Dit maakt dat het geheel van congresdocumenten (in het boek “Partij van de revolutie”), samengesteld uit aparte documenten ieder opgesteld door een daarvoor aangewezen kader, documenten die in werkgroepen bestudeerd en geamendeerd zijn, documenten die dan op een plenum nog eens gestemd zijn, wat onevenwichtig zijn.
Het is duidelijk dat voor de bepaling van de “rectificaties” die NA het vijfde congres zouden worden doorgevoerd, men uit moest gaan van een toepassing van “het geheel van documenten van het vijfde congres” (dus het boek “Partij van de revolutie”)
Zich fixeren op één hoofdstuk (of zelfs een DEEL van een hoofstuk) uit “Partij van de revolutie” en dit gebruiken als politiek argument in een analyse over bijvoorbeeld “een” rectificatie, die men op een bepaald moment (subjectief) nodig vindt, is dan ook een vorm van DOGMATISME: men pakt uit “het geheel van congresdocumenten” juist dat deel dat men (...en dus “subjectief” – is een vorm van IDEALISME) toepasbaar acht. Als dit dan gedaan wordt door een kader om de partij BEWUST te richten in een “niet meer revolutionaire” richting, is er sprake van REVISIONISME.
Zo wordt in de congresdocumenten, waaruit Hoofdstuk 1 in Partij van de revolutie is samengesteld, aangegeven, hetgeen het Vijfde Congres heeft bepaald, waaraan een kader moet voldoen (en welke afwijkingen er moeten worden overwonnen)

4. Zich engageren in de praktijk en in de revolutionaire klassenstrijd
4.1.Uitgaan van de praktijk
Een communist gaat uit van de praktijk en van het engagement in de strijd. Hij bestudeert het marxisme-leninisme met als enig doel zijn praktijk en strijd te verbeteren. Mao zei: “De dialectisch-materialistische kennistheorie stelt de praktijk op de eerste plaats. (…) Ze legt er de nadruk op dat de theorie afhankelijk is van de praktijk, dat de praktijk de grondslag vormt van de theorie en op haar beurt weer de praktijk dient. (…) Als men kennis wil verwerven, moet men deelnemen aan de praktijk van het veranderen van de werkelijkheid. (…) Het marxisme legt enkel en alleen daarom de nadruk op het belang van de theorie, omdat deze een leidraad voor het handelen kan zijn.”(Mao in 'Over de Praktijk')
In de ontwikkeling van de partij heeft de stelling dat men moet uitgaan van de praktijk om daarna terug te keren naar de praktijk, een belangrijke rol gespeeld. Wij zijn tot die stelling niet gekomen door de theorie, maar door de ervaring. Wij hebben er dan ook weinig verdienste aan, het is een eerder toevallige verworvenheid….
Die voorrang aan de revolutionaire praktijk is nadien dikwijls verwaarloosd geworden in het werk onder de jongeren. Men komt dikwijls dot het communisme door discussies, men blijft lang hangen bij de communistische “filosofie”. De praktijk, de bereidheid om politieke debatten met de massa's aan te gaan, de bereidheid om zich aan de leiding van de strijd te plaatsen, is dikwijls afwezig. Men verkoopt de krant niet “omdat men nog niet voldoende gevormd is”. Terwijl de verkoop van de krant en de discussies die dat meebrengt, juist de beste stimulans is om te studeren. De bereidheid om zich in de praktijk te storten, te vechten tegen de onrechtvaardigheid; de bereidheid om de mensen te organiseren voor de strijd en de bereidheid om de strijd te leiden; dat is de basishouding die men moet verwerven om een echte communist te worden….(…)
De massa's maken de geschiedenis. Alleen de massa's kunnen op cruciale momenten in de geschiedenis een materiële kracht vormen die in staat is om de oude politieke structuren met geweld te vernietigen. De mobilisatie van de massa's voor de klassenstrijd moet centraal staan in de communistische activiteit.
Maar de massa-acties, hoe hard ze ook zijn, bereiden nooit automatisch de revolutie voor. Daar zijn twee voorwaarden voor nodig.
Tijdens de massa-acties moeten de werkers een politieke lijn assimileren die hen leert dat de burgerij de klassevijand is, dat men haar moet omverwerpen, dat men haar staatsapparaat moet breken en onteigenen. De communisten hebben de taak om de strijdende massa's de spontane ideeën te doen overstijgen en hen de socialistische ideologie bij te brengen.
De massastrijd moet dienen om de voorhoede en de massa's te organiseren. Buiten de organisatie kan er geen blijvende politieke en ideologische vooruitgang bestaan. Alleen de organisatie schept de mogelijkheid van een bepaalde strijd de springplank te maken voor een nieuwe,meer bewuste en meer vastberaden strijd.
4.2. Het leven van de uitgebuite massa's kennen.
Het moderne kapitalisme is een wereldsysteem. Men moet dat systeem kennen om het te kunnen omverwerpen. We kunnen het kapitalisme niet leren kennen door ons op te sluiten in de beelden en voorstellingen die de uitbuiters ons geven via hun onderwijs, hun media, hun godsdiensten. We moeten leren hoe de grote meerderheid van de mensheid leeft, hoe de uitbuiting en de onderdrukking van de arbeiders en werkers georganiseerd is, zowel in de imperialistische landen als in de landen van de Derde Wereld.
Om communist te worden, moeten we het leven en de strijd in de fabrieken, de werkplaatsen en de volkswijken kennen. We moeten de uitbuiting kennen van de volksmassa's in de Derde Wereld en hun verzet. Deze twee realiteiten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en moeten samen bestudeerd worden.
Alle intellectuelen worden door de burgerij opgevoed in een elitaire ideologie. Hun levens- en werkomstandigheden zijn gemakkelijk of op zijn minst doenbaar. Hun maarschappelijke situatie maakt hen heel ontvankelijk voor de politieke en ideologische leugens waarmee de burgerij hen onophoudelijk overspoelt om hen te binden aan haar “democratische” systeem, “het beste in de hele wereld”.
Men moet bewuste en soms moeilijke inspanningen doen om die 'ideologische omsingeling' te doorbreken, om zich onder de arbeiders en werkers en onder de massa's in de Derde Wereld te begeven, om van hen te leren. Eerst moeten we hun levens- en werkomstandigheden leren kennen, dan kunnen we ook leren van hun strijdervaringen.
Onder de voorwaarden van het socialisme, en om de ontwikkeling van het revisionisme te voorkomen, heeft Mao Zedong dikwijls onderstreept dat de kaders moeten deelnemen aan de strijd aan de basis, met als doel zichzelf om te vormen en de partij te veranderen. Hij legde daarbij vooral de nadruk op de fundamentele houding die men moet aannemen als men zich onder de werkers begeeft: de houding om het volk van ganser harte te dienen.
Om communist te worden moeten de jongeren zich onder de arbeiders begeven, deelnemen aan hun strijd, sociale enquêtes doen.
Hier volgt een uittreksel uit een rapport van een leidend kameraad van MLB (Marxistisch-Leninistische Beweging); zij werkte mee in de Boelstaking.
Ik wist dat het belangrijk was om aan de staking deel te nemen, om 'mijn wereldopvatting om te vormen'. Maar dat was een ontgoocheling. Er moest veel werk verzet worden en we kwamen slechts moeizaam, stap voor stap, vooruit. Ik vroeg mij af:wat kan ik hier nu leren? (...)
Tijden de bezetting van Boel in Temse ben ik mij ervan bewust geworden dat het door hun objectieve situatie is dat de arbeiders veroordeeld zijn, gedwongen om te vechten om te overleven, voor hun dagelijks brood. Daarom vormen zij de revolutionaire klasse, die tegenover de kapitalistische uitbuiters staat. Die bezetting was zoals de dynamiet waarvan men de lont niet aansteekt. De woede, de bereidheid tot verzet waren steeds voelbaar, maar er was geen leidende kracht om dat te concretiseren. Ik heb de ontgoocheling en de bitterheid op de gezichten gezien na elke vergadering. Ik heb de impact van de psychologische oorlog die er tegen de arbeiders gevoerd wort in een sociaal conflict, onderschat. De patroon 'engageert' advocaten, politici en de pers om de werkers psychologisch te beïnvloeden, om hun verzetswil te breken, om hen te doen capituleren. In die vakbondsafdeling die de actie leidde, waren er geen politieke krachten die in staat waren om de arbeiders vastberaden te leiden. Deze ervaring heeft mij ervan overtuigd om na mijn studies in een fabriek te gaan werken en om een positie te veroveren die mij in staat stelt om de arbeidersstrijd te leiden. Het meest heb ik geleerd van een zeer ervaren arbeider, die nu op pensioen is. Hij spreekt met de andere arbeiders op hun niveau, hij stelt vragen, en zet hen ertoe aan om na te denken, om te begrijpen. Revolutionair werk dat is het lastig werk van elkedag, zonder heroïsme; dat is de revolutie niet beschouwen als een hobby, maar als een engagement voor heel het leven.” (...)

4.3. Zich vastberaden engageren in de revolutionaire klassenstrijd
Een communist moet in de eerste plaat een revolutionaire klassepositie verwerven. Dat betekent, naast een definitief engagement aan de zijde van de uitgebuite arbeiders en werkers, eveneens een keuze voor de revolutionaire klassenstrijd en een inzicht in de fundamentale veranderingen in de revolutionaire strijd.
4.3.1. Hervorming en revolutie
(...)
Lenin legt duidelijk uit dat het fundamentele doel van de klassenstrijd erin bestaat de massa's voor te bereiden op de revolutie, hen bewust te maken van hun onverzoenlijk antagonisme met de burgerij. Omdat ze de revolutie voorbereidt, steunt de communistische partij enkel die hervormingen die de onafhankelijkheid en hetbewustzijn van de arbeidersklasse versterken. De partij gebruikt de strijd voor hervormingen om het proletariaat te organiseren in de partij. Het spreekt voor zich dat de partij nooit contrarevolutionaire hervormingen kan bijtreden, waarvan het uitdrukkelijk doel is de onafhankelijkheid en het bewustzijn van de arbeidersklasse te breken, zoals dit het geval is met de “federalisering” en “communautarisering” van België.
Lenin schrijft: “Volgens de socialistische leer vormt de revolutionaire klassenstrijd de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van die strijd; zij drukken slechts de mislukte pogingen uit om die strijd te verzwakken en af te remmen.” “Wij voeren een onafhankelijke politiek en wij stellen uitsluitend ordewoorden voor die gericht zijn op hervormingen die onbetwistbaar de belangen, het bewustzijn en de strijdwil van het proletariaat verhogen. Alleen die tactiek laat ons toe hervormingen te neutraliseren die van hogerop komen, die altijd dubbelzinnig zijn, schijnheilig of vol valstrikken van de burgerij of de politiediensten.” “In de praktijk worden de hervormingen juist afgedwongen door deze volgehouden, massale, zelfstandige revolutionaire klassenstrijd.” “ Door onze ordewoorden te vermengen met die van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken wij de zaak van de revolutie.” “Door integraal onze oude revolutionaire ordewoorden aan te houden, versterken wij de strijd.” “Al het bedrieglijke en hypocriete van de hervorming schuiven wij af op de cadetten, al het positieve ervan gebruiken wij zelf in ons voordeel.” 1

4.3.2. Klassenstrijd en opstand
Onder de massa's werken, de klassenstrijd leiden, moet altijd gebeuren met de revolutie en de opstand voor ogen. Alleen dat perspectief geeft aan de klassenstrijd een proletarisch en revolutionair karakter. Zonder dat vooruitzicht blijft de klassenstrijd binnen het burgerlijk systeem, streeft men enkel naar “verbeteringen”. (...)
Lenin bekritiseerde de Russische opportunisten in 1905 (....)
De kleinburgers hebben hun buik vol van de revolutie. Zij verkiezen een grauwe, bekrompen, maar rustige wettelijkheid boven het stormachtige verloop van de revolutionaire golf en de contrarevolutionaire razernijen. In een revolutionaire partij drukt die tendens zich uit door de wil de partij om te vormen. De kleinburgerij moet de fundamentele kern vormen van de partij: 'De partij moet een massa-organisatie zijn'. De oude revolutionaire partijen moeten gelegaliseerd worden. Daartoe moet hun programma radicaal veranderd worden. Men moet ermee stoppen om de republiek en de onteigening van de grond te eisen, men moet ervan afzien om het socialistische doel klaar, duidelijk, onverzettelijk en concreet uiteen te zetten.”2

4.4. Kleinburgerlijke afwijkingen
In onze partij blijven kleinburgerlijke opvattingen bestaan die de revolutionaire praktijk afremmen.
De ontplooiing van een revolutionaire praktijk vereist drie voorwaarden: de klassenstrijd ontwikkelen en leiden, het politiek bewustzijn van de massa's verhogen en de voorhoede organiseren in de partij terwijl men de massa's samenbrengt in brede organisaties onder leiding van de partij. Er is altijd een evenwicht nodig tussen strijd, bewustzijn en organisatie. Eén van die drie aspecten kan het voornaamst worden in een bepaalde situatie.
De praktijk is het uitgangspunt en staat centraal in de partijactiviteit. Dikwijls ontbreekt het ons aan initiatieven die de massa's kunnen mobiliseren en laten de kaders zich verlammen door vruchteloze discussies over “de lijn”.
Wij kunnen eindeloos met een aantal kleinburgers discussiëren over de “de criminaliteit onder jonge immigranten”en zelfs de “lijn daarover”in het lang en het breed uitwerken. Maar waartoe dient dat alles? Tot welke praktijk leidt dat? Het is veel belangrijker activisten te organiseren die bereid zijn om onder de jonge immigranten te werken, om hen een alternatief te bieden voor drugs en kleine criminaliteit, om het vorming te geven over de banden tussen drugs, kapitalisme en repressie.
Wij hebben een lijn over Joegoslavië en over het oorlogsgevaar, die beter uitgewerkt is dan die van onze tegenstanders. Maar toch slagen we er niet in om aansprekende projecten uit te werken, die een brede praktijk en mobilisatie mogelijk maken.
De verhouding tussen het interne en externe werk staat daarbij ter discussie. Wij besteden te veel tijd aan het interne werk, ten koste van de praktijk. Daardoor vergeten wij dat het revolutionaire werk onder de massa's de bestaansreden is van de partij. Het gaat daarenboven niet alleen over de verhouding tussen het interne en het externe werk, maar ook over het doel en de kwaliteit van het interne werk, de geest waarin het uitgevoerd wordt. Het externe werk moet het interne werk motiveren, inspireren en nieuwe impulsen geven, anders verstikt het interne werk het externe werk.
De partij produceert een enorme massa documenten en teksten. Maar tijdens de debatten die de partij organiseert, blijven de meeste leden en kaders passief, zij komen niet tussen over fundamentele politieke punten, zij stellen niets voor om de massa's te mobiliseren en de aanwezigen aan het werk te zetten. Het is dan logisch dat, wanneer men voor onbekend of vijandig publiek staat, men passief blijft en het initiatief aan de burgerij overlaat.
Dat toont aan dat het interne werk niet leert hoe men de massa's moet overtuigen of hoe men hen moet organiseren. Dat zijn nochtans twee fundamentele taken voor een communist.
Lenin zei in dat verband: “De beweging van de revolutionaire daad kan ontaarden tot een beweging van het woord.”3 (....)
Zich tevreden stellen met communistische woorden en bang zijn om over te gaan tot de actie, is kenmerkend voor de kleinburgerlijke ideologie.
Dat komt dikwijls tot uitdrukking in de gewoonte om zich te installeren in de routine, in het gewone gangetje van het “normale” politieke werk. Een staking, een betoging of een andere actie wordt dan beschouwd als een verstoriend element, een taak er-nog-eens-bovenop, waar men met tegenzin en te laat naartoe gaat.
Dat komt ook tot uiting bij stakingen en massa-acties, wanneer de militanten denken of hopen “dat het snel zal gedaan zijn”.
De kaders moeten de werkelijkheid kennen die ze geacht worden te leiden en te veranderen. Van zodra een organisatie een bepaalde ontwikkeling kent, is er een bureaucratisch apparaat nodig om haar functies op te nemen. Maar dat apparaat kan de kaders “opslorpen”, de kaders kunnen zich erin opsluiten en het contact met de realiteit aan de basis verkiezen.
De toekomst van de partij hangt niet alleen af van de uitwerking van onze politieke en organisatorische lijn, maar ook van het opdoen van voorhoede-ervaringen tijdens grote strijdbewegingen en campagnes aan de basis.
De hoogste kaders moeten beide leiden. Voorhoede-ervaringen opdoen kan belangrijker zijn voor de toekomst van de partij dan het opstellen van een nieuw document. Men moet dus het belang van bepaalde interne taken afwegen tegen het belang van een actie of een campagne van nationaal belang.
Wanneer kaders aan de klassenstrijd deelnemen, kunnen ze “met een been erin staan en met het andere been erbuiten”. Zij kunnen hun nationale taak inroepen en erin wegvluchten.
Zij kunnen ook formee deelnemen aan de strijd, zich “als een gewone militant gedragen” en de leidende taken die van hen verwacht worden, niet uitvoeren.
Radicalistische kritieken op militanten verbergen dikwijls een verkeerde houding tegenover klassenstrijd. De kaders moeten hun kennis op de proef stellen, zich in de strijd vormen en omvormen en een concrete en overtuigende opvoeding geven aan kameraden die fouten begaan. Maar kaders kunnen zich steunen op hun boekenwijsheid en “vertellen” hoe men zich in het vuur van de klassenstrijd moet gedragen. Zij ontvluchten dan het vuur van de klassenstrijd en voorkomen dat ze hun theoretische kennis in de praktijk moeten omzetten.
In elk van die gevallen wordt onze communistische lijn een dode en steriele theorie, “leeg geredeneer”. Op dat vlak gelijken wij dan op de opportunisten die Lenin aan de kaak stelde omdat zij vergeten: “dat een marxist de eerste is om de weg van de directe revolutionaire strijd in te slagen, hij gaat recht naar het gevecht toe, hij verwerpt de illusie rond de mogelijke kansen op verzoening. (...) Een marxist is ook de laatste om de directe revolutionaire weg te verlaten. Hij doet dat slechts nadat hiij alle mogelijkheden uitgeput heeft...”.

Welke houding nemen we aan tegenover wat de burgerij “de rellen van de jonge immigranten”noemt? Natuurlijk klagen wij de smerige gifspuiterij van de pers aan. Maar dat kan iedere kleinburger doen. De communisten moeten zich in de praktijk storten, aan de kant van de meest onderdrukte massa's. Onze voornaamste bezorgdheid moet juist zijn om hen te helpen zich te organiseren om te strijden, verzet te bieden, hun situatie en hun standpunten bekend te maken, een socialistische bewustzijn te verwerven. Onze belangrijkste taak is niet”de lijn uitwerken”om een antwoord te geven op de kleinburgers, maar wel een politiek uit te werken voor de praktijk onder de onderdrukten. De spontane reacties van sommige kaders en leden op de jongerenrellen worden gekleurd door kleinburgerlijke vooroordelen
Toen er zich begin 1927 “rellen” voordeden met boeren in Hounan, ging Mao er naartoe om enquêtes te houden. Mao schriijft: “De middengroep zegt: 'Het gaat zeer slecht!' In die woelige stemming en onder invloed van diegenen die zegden 'het gaat zeer slecht', voelen zelfs eerlijke revolutionairen zich teneergedrukt. Zij zegden: 'Ja, het gaat slecht, maar dat is onvermijdelijk in een periode van revolutie.' Kortom, het was onmogelijk om te ontkennen dat 'het slecht ging'. Maar wat de boeren doen is volledig juist! Zij handelen zeer goed. 'Het gaat zeer goed!' Dat is de theorie van de boeren en van alle andere revolutionairen.”4 “Alle revolutionaire kameraden zouden zich achter hen moeten scharen. Ons aan het hoofd stellen van de boeren en hen leiden? Achter hen blijven en er tevreden mee zijn om hen op een autoritaire manier fel te bekritiseren? Of ons tegen hen opstellen om hen te bekampen?”5
In dezelfde geest bekritiseert Lenin de kleinburgerlijke tendens binnen de Russische sociaal-democratie.
Het toppunt van hypocrisie is het volgende: in woorden de revolutie erkennen en de arbeiders allerlei ronkende volzinnen voorspiegelen zeggend dat ze de revolutie aanhingen, maar in de praktijk een zuiver reformistische houding aannemen tegenover de kiemen, de ontluikende stuwing en groeikracht van de revolutie die leeft in de massa-acties die de burgerlijke wetten doorbreken en de wettelijkheid stukslaan. Massastakingen, betogingen, soldatenprotesten, meetings onder de troepen, het verspreiden van pamfletten in de kazernes en militaire kampen, enz., zijn hiervan voorbeelden.” 6
Het intellectualisme en het rechtsopportunisme verzetten zich tegen de praktijk en de strijd, het activisme verzet zich tegen het bewustzijn en de organisatie.
In sommige stakingen hebben wij bewonderenswaardig werk geleverd, maar zijn we er niet in staat geweest, de fundamentele politieke lessen binnen te brengen bij de voorhoede en de massa. In bepaalde gevallen hebben de fascisten garen kunnen spinnen uit de ervaring van de arbeiders.
In andere stakingen en acties hebben wij bij tientallen arbeiders de interesse voor de politiek wakker gemaakt, zonder echter de nodige inspanningen te doen om hen te organiseren. Zonder het minste werk geleverd te hebben, zijn de trotskistische parasieten een aantal voorhoede-elementen gaan opzoeken om hen te organiseren.
Praktijk en strijd, zinder politiek werk rond de fundamentele punten van het communistisch programma, zonder organisatie, leiden alleen maar tot impasse en mislukking.7

5. De omvorming van de wereldopvatting
De omvorming van de wereldopvatting, de kritiek op de burgerlijke opvattingen en het verwerven van een proletarische wereldopvatting zijn fundamentele zaken voor iedere communist, en dat gedurende zijn hele leven(…).
Naarmate onze partij een zekere politieke en organisatorische consolidatie heeft gekend, is de omvorming van wereldopvatting voor veel leden een abstract gegeven geworden en werken zij niet systematisch meer aan de omvorming van hun wereldopvatting, doorheen de studie, het werk en de dagelijkse praktijk(…).
De omvorming van de wereldopvatting eist speciale inspanningen van de kaders. Tot op het einde van zijn leven moet een communistisch kader er zich op toeleggen xijn kennis en xijn vaardigheden te verbeteren en zijn ideologische en politieke zwakheden te corrigeren(…)
Mao Zedong heeft de politieke fouten van Deng Xiaoping grondig gekritiseerd. Hij legde daarbij de nadruk op het feit dat Deng aan de revolutie deelgenomen had, niet op basis van een marxistische wereldopvatting, maar op basis van een revolutionaire anti-feodaal en anti-imperialistisch standpunt. Deng heeft een aantal formele zelfkritieken gemaakt, maar na de dood van Mao is hij weergekeerd tot zijn oude burgerlijke en kleinburgerlijke opvattingen.

De communisten hebben viijf wapens om hun wereldopvatting om te vormen
Eén. Een communist moet zich engageren in een revolutionaire praktijk en de klassenstrijd voeren tegen het kapitalisme en het imperialisme(…).
Twee. Een communist werkt aan zijn omvorming door de lijn van de partij en de werken van Marx, Lenin, Stalin en Mao Zedong te studeren(…)
Drie. Om zijn wereldopvatting om te vormen moet iedere communist kritieken maken op de belangrijkste revisionistische stromingen in de arbeidersbeweging(…).
Vier. Een communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen met de massa's, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire ideeën.
In de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de massa's was. Op de werkende massa's steunen, hen opvoeden, de juiste ideeën en voorstellen onder hen opsporen en concentreren, diegenen die aarzelen proberen te overtuigen, dat is altijd een fundamentele werkmethode van de communisten geweest. Op die manier kan men de massa's revolutionariseren en zichzelf omvormen. De massa's maken de geschiedenis wanneer ze geleid worden door een authentieke voorhoedepartij. Ook op ogenblikken dat de massa's overspoeld worden met reactionaire ideeën, moeten de communisten voortdurend en geduldig onder hen werken om ideeën en voorstellen te ontdekken die hen de mogelijkheid bieden zich te bevrijden van deze burgerlijke beïnvloeding.
De Statuten van de Partij van de Arbeid van België stellen:
Om het marxisme-leninisme werkelijk te beheersen, moeten de intellectuelen zich met de arbeiders verenigen en van hen de proletarische kwaliteiten leren. Zij moeten de klassepositie en de klassegevoelens, de revolutionaire geest en de praktische ervaring van de arbeiders leren en hun zin voor praktijk, doeltreffendheid en discipline overnemen. (...) Zij zullen de steriele ideeën en de aarzeling in de actie bekampen, en van de arbeiders leren de theorie en de praktijk te verbinden en de woorden in daden om te zetten.”8
Tijdens de grote anti-communistische campagne van de jaren 1989-1991 werden alle communisten zwaar op de proef gesteld. Iedereen kan bij zichzelf nagaan of hij discussies gezocht heeft met de massa's en of hij gevochten heeft om hen van het doel van die contrarevolutie te overtuigen. Op dat vlak reiken het rechts-opportunisme en het sektarisme elkaar de hand en versmelten ze als het waren. Beide tendenzen vermijden om zich onder de massa's te begeven en voeren geen overtuigende strijd. Een aantal opportunistische elementen hebben gezegd dat de anti-communistische campagne “geen voordelig klimaat schiep”. Het omgekeerde is waar, Alleen door de ideologische strijd kunnen wij punten scoren, kunnen wij de progressieve elementen overtuigen zich bij ons te voegen. Wanneer de burgerij overdrijft met haar anti-communistische leugens, trekken de opportunisten zich terug. Echte communisten zien hierin kansen.: in dergelijke omstandigheden kunnen progressieven zich rekenschap geven van de leugenachtigheid van de burgerij en overtuigd geraken van de juistheid van de communistische analyse(…..)

Viijf. (…)
De omvorming van de wereldopvatting wil alle kaders op een onafhankelijke wijze leren denken en hen een onwankelbare revolutionaire geest bijbrengen.
De burgerij maakt de communistische partij zwart door te zeggen “één man denkt, de anderen lopen mee”. De omvorming van wereldopvatting is erop gericht elk kader in staat te stellen volledig onafhankelijk de meest ingewikkelde problemen van de revolutie op te lossen…. . (…)
Het verschijnen van routinegeest en bureaucratisme in een partij, betekent intellectuele stagnatie bij de kaders. Dat vormt een dodelijk gevaar en is een bron van revisionisme. Dat gevaar doet zich voor wanneer de vijf wapens voor de omvorming van de wereldopvatting niet langer gebruikt worden.
Om op onafhankelijke revolutionaire manier te leren denken en een onwankelbare revolutionaire geest te ontwikkelen, moet men de moeilijkste, de cruciale problemen aanpakken. De kaders die “wegvluchten van het vuur”, die rond de pot draaien of de beslissende problemen laten aanslepen, instaleren de routine en de bureaucratie(…..)9

In hoofdstuk 3 van Partij van de revolutie worden dan VIER assen aangegeven “om de Partij te rectificeren” Ondanks de onvolkomenheden waaraan “het geheel van congresdocumenten” lijdt (zoals ik aan het begin aangaf) – en JUIST DAAROM – is het duidelijk dat die “4 assen” ook gezien moeten worden ALS EEN GEHEEL. Eén as (of zelfs een DEEL van “één as”) om welke reden dan ook is DOGMATISME en als dit BEWUST gebeurd voor een bepaald doel dat is er sprake van REVISIONISME.
Het is omdat het “geheel van congresdocumenten” juist aan “dezelfde onvolkomenheden” lijden als degene die het vijfde congres zélf had vastgesteld, waaraan de partij in zijn geheel leed, dat bepaalde AFZONDERLIJKE documenten (uitgewerkt door een individueel daartoe aangewezen kader) politiek en ideologisch soms juist MEER aan die bepaalde “onvolkomenheden” onderhevig zijn als andere. Maar het congres in zijn geheel heeft gekozen voor het geheel van documenten. Hierdoor zijn, achteraf gezien (en die hadden door “rectificaties” op bijvoorbeeld op het Zesde Congres kunnen zijn recht getrokken), onderlinge tegenstrijdigheden tussen verschillende delen uit het “geheel van congresdocumenten geslopen. Die tegenstrijdigheden word juist “onzichtbaar” als men (dogmatisch) een bepaald DEEL selecteert UIT dat “geheel van congresdocumenten”.
Met de bovenstaande verduidelijkingen lezen we in hoofstuk 3 (in Partij van de revolutie) over de “VIER assen om de Partij te rectificeren”.
  1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen
  1. De verantwoordelijkheid van de hoogste kaders
Volledig zijn verantwoordelijkheid opnemen,betekent dat men een klare kijk heeft, dat men de grote historische perspectieven ziet, dat men de verschillende wegen die de toekomst nemen, voorziet.
Volledig zijn verantwoordelijkheid opnemen, betekent dat men een marxistisch-leninistische beoordeling maakt over het geheel van de partijsactiviteiten en dat men strategische initiatieven formuleert voor een fundamentele verandering en heroriëntering van de partij.
Volledig zijn verantwoordelijkheid opnemen, betekent dat men marxistisch-leninistische kaders vormt die in staat zijn om het revolutionaire werk van generatie tot generatie voort te zetten.
Het zijn de massa's die de revolutie maken. Maar het hangt van de revolutionaire capaciteit van de partij en voornamelijk van haar leidende kern of de revolutie op het gunstige moment de macht zal kunnen veroveren.
De revolutionaire massa's kunnen zich maar inzetten als zij geleid worden door een echt revolutionaire leiding. Wanneer dergelijke leiding ontbreekt, zal de revolutie mislukken. De oorzaken van de mislukking liggen bij de fouten van de leidende kaders: hun marxistische kennis was onvoldoende; zij schatten de ontwikkeling van de klassentegenstellingen op nationaal en internationaal niveau slecht in, zij namen geen vastberaden en offensieve houding aan op het beslissende ogenblik; enz.
De communistische kaders moeten lessen trekken uit al deze fouten en hun verantwoordelijkheid volledig opnemen.
De kleinburgerlijke elementen capituleren voor de moeilijkheden en stellen een struisvogelpolitiek voor: zij ontvluchten hun verantwoordelijkheden, die zij te zwaar achten en “hopen” dat een ander ze in hun plaats zal opnemen.
Toch stopt de klassenstrijd niet omdat kaders verstoppertje spelen. De klassenstrijd ontwikkelt zich onophoudelijk. Als het proletariaat er niet optimaal op voorbereid is, dragen de kleinburgerlijke deserteurs daar een grote verantwoordelijkheid voor.
Waaruit bestaat de verantwoordelijkheid van de hoogste kaders?
1. De kaders moeten de grote revoluties en contrarevoluties van de moderne tijden bestuderen en de klassenstrijd in de Belgische geschiedenis
Wij moeten ons inspannen om de sterke en zwakke punten van de verschillende revoluties te kennen, de punten die de overwinning of de nederlaag ervan hebben bepaald. We moeten de kenmerken bestuderen van de revolutionaire partijen die het verschil uitmaakten tussen de zegenvierende machtsovernames (USSR in 1917, China in 1949 en Albanië in 1945) of een militaire nederlaag (Duitsland en Hongarije in 1918-1919, Griekenland in 1949). We moeten de beslissende invloed die de partij en een aantal leiders op bepaalde momenten in de geschiedenis hebben gehad, onderzoeken.
Het is fundamenteel dat men een vastberaden klassepositie verwerft, dat men de weg van de socialistische revolutie verdedigt en het burgerlijk reformisme bekampt.
Lenin zegt: "Het proletariaat strijdt en zal verder blijven strijden om de vroegere macht te vernietigen. Heel zijn propaganda, zijn agitatie, zijn organisatie en zijn mobilisatiemachine zijn daarop gericht. Als het er niet in slaagt de macht volledig te vernietigen, zal het op zijn minst een gedeeltelijke vernietiging beogen, maar het zal dergelijke partiële actie nooit positief voorstellen om de steun van het volk te vragen. Men steunt effectief een daadwerkelijke strijd van hen die het maximum proberen te bereiken (en die in geval van mislukking het minimum bereiken). Maar men steunt geen opportunisten die al op de doelstellingen afknibbelen, nog voor de strijd is begonnen.10 De revolutionaire klassenstrijd is de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van de strijd en drukken slechts mislukte pogingen uit om deze strijd te verzwakken, minder scherp te maken. (...) De eerste doctrine is materialistisch, de tweede idealistisch. De eerste is revolutionair, de tweede reformistisch. De eerste vormt de basis voor de tactiek van het proletariaat in de kapitalistische landen, de tweede voor de tactiek van de burgerij. (...) Uit de eerste visie volgt de revolutionaire, autonome tactiek van de voorhoedeklasse. In geen enkel geval kunnen we onze taken beperken tot steun aan de meest verspreide ordewoorden van de hervormingsgezinde burgerij. We voeren een onafhankelijke politiek en stellen slechts ordewoorden voor die hervormingen nastreven die onbetwistbaar de belangen van de revolutionaire strijd dienen en die onbetwistbaar de onafhankelijkheid, het bewustzijn en de strijdbaarheid van het proletariaat verhogen. Alleen deze tactiek laat ons toe de hervormingen te neutraliseren die van boven komen, zij zijn altijd dubbelzinnig, altijd schijnheilig en steeds vol valstrikken van burgerij en politie. (...) In de praktijk is het juist door deze revolutionaire, onafhankelijke, massale en verbeten klassenstrijd dat hervormingen worden afgedwongen. (...) Door onze ordewoorden te vermengen met deze van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken we de revolutionaire zaak, en bijgevolg ook die van de hervormingen, want we verminderen zo de onafhankelijkheid, de onverzettelijkheid en de kracht van de revolutionaire krachten.”11
Hoe leggen de kaders hun taken vast? Deze kwestie maakt het mogelijk te weten of een kader in alles uitgaat van het standpunt van de socialistische revolutie of van het standpunt van de hervorming van het kapitalisme.
Vanuit het standpunt van het proletariaat is de socialistische revolutie een objectieve noodzaak en duwt heel de historische evolutie in die richting.
Vanuit het standpunt van de burgerij is de socialistische revolutie een schadelijke, zelfs misdadige utopie.
Strijden de kaders voortdurend om in staat te zijn steeds hogeren taken te kunnen opnemen of zetten zij stappen terug naar lagere taken?
Zijn taken op een laag niveau vastleggen betekent: aanvaarden dat de hoge taken van de revolutie niet worden gerealiseerd, zich op voorhand reeds instellen op de mislukking van de revolutionaire strijd en zich neerleggen bij het behoud van het kapitalisme. Wie de klassenstrijd met dergelijke ideologie "leidt", zal de arbeidersklasse altijd naar de capitulatie en de nederlaag leiden.
De opportunisten geloven niet dat de hoogste taken van de revolutie "realiseerbaar" zijn. Zij spreken erover voor de vorm, maar de revolutie is niet in hun concrete handelingen aanwezig. Volgens hen zal het niet mogelijk zijn de hoogste taken te verwezenlijken, men moet zich houden aan wat vandaag mogelijk is. En wat mogelijk is, is wat reeds gebeurt, hetgeen waarvoor de arbeiders nu vechten. De huidige strijd, de huidige beweging, het huidige werk is alles; het uiteindelijke doel, de socialistische revolutie, is niets, is niet te verwezenlijken, bepaalt noch oriënteert het huidige werk.
2. De hoogste kaders moeten zich verantwoordelijk voelen voor het leven en de werking van de partij onder alle mogelijke omstandigheden.
Zij moeten de huidige situatie van de revolutionaire bewegingen in de wereld bestuderen, om een duidelijk beeld te hebben van de eisen die gesteld worden aan partijen in omstandigheden van ernstige economische crisis, fascisme, oorlog, militaire bezetting, burgeroorlog.
Tijdens deze studie moeten de hoogste kaders in de eerste plaats een antwoord zoeken op de volgende vragen.
Welke beslissende, essentiële taken heeft een partij correct kunnen vervullen en lagen aan de basis van haar vooruitgang?
Welke waren de beslissende taken die de partij zich in elke fase van haar ontwikkeling heeft gesteld en hoe heeft ze die correct kunnen oplossen?
Welke doorslaggevende, essentiële fouten op organisatorisch, politiek en tactisch vlak, hebben een aantal partijen naar de nederlaag geleid, zoals dat het geval was in Indonesië, Chili, Nicaragua, Salvador?
Het is op die manier dat een kader moet uitgaan van de objectieve noden van de revolutie op lange termijn, om de leidinggevende taken van de partij vast te leggen. Dat is diametraal tegengesteld aan de methode waarbij men vertrekt van de eigen “know-how” om te bepalen welke taken men zal opnemen.
De verantwoordelijkheidszin van de hoogste kaders moet tot uiting komen in de zin voor initiatief en de creativiteit voor de grote politieke, tactische en organisatorische problemen.
3. De hoogste kaders moeten zich verantwoordelijk voelen voor het geheel van de activiteiten van de partij, zich informeren over alle werkterreinen van de partij om een oordeel te kunnen uitbrengen en strategische standpunten te kunnen formuleren.
Men moet zich ook interesseren voor de terreinen die wij nu nog niet aanpakken maar die wij in de toekomst moeten veroveren.
De hoogste kaders moeten hun algemene kennis verruimen, zich interesseren voor de marxistisch-leninistische en progressieve literatuur over alle terreinen van het politieke, economische, sociale en culturele leven.
4. De hoogste kaders zijn een verantwoordelijk voor de opleiding van de kaders en dus voor de toekomst van de partij.

1.2. De fundamentele houding om zijn verantwoordelijkheid op te nemen
Die kan in vier punten worden samengevat.
1. Zich omvormen om de sleutelproblemen op te lossen.
2. Zich volledig inzetten voor de partij.
3. Volledig verantwoordelijk zijn voor een sector en medeverantwoordelijk voor het geheel.
4. Intensief werken en kwaliteit afleveren. (...)

1.3. De partij leiden (...)
1.3.1 De partijlijn uitwerken (...)
1.3.2. Strategische initiatieven nemen, nieuwe terreinen veroveren. (...)
1.3.3. Gebruik maken van de bijzonderheden van elke conjunctuur
De kaders moeten hun verantwoordelijkheid opnemen in elke conjunctuur, de mogelijkheden ervan aangrijpen en aangepaste plannen, ordewoorden en initiatieven zoeken.
Het feit dat te weinig wordt nagedacht over de specifieke politieke conjunctuur, over de mogelijkheden die zij biedt om de krachten of bondgenoten te winnen en het gebrek aan initiatieven die daarmee overeenstemmen, betekent een rem voor de partij.
Dogmatisme en suivisme verhinderen de kaders om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Het dogmatisme klampt zich vast aan de grote principes zonder een analyse te maken van de specifieke conjunctuur en dus van de manier waarop de marxistisch-leninistische ideeën “gerealiseerd” moeten worden. Suivisme doet voort met dezelfde routine, ook indien een nieuwe conjunctuur als gevolg heeft dat de massa's zich willen organiseren en actie voeren rond nieuwe thema's.
In 1988 hebben wij een correcte analyse gemaakt van de wereldwijde opkomst van de reformistische en revisionistische opvattingen. De trotskisten en revisionisten stonden voor een complete ineenstorting van hun politiek. Zij probeerden gebruikt te maken van de reformistische golf om te manoeuvreren en om te overleven, op kosten van de partij. Die hardnekkige vijanden van het communisme voerden propaganda voor “de eenheid van klein links” om de communistische partij te omsingelen, te ondermijnen en er sympathisanten weg te lokken. Het kwam erop aan weerstand te bieden tegen de verleiding te plooien voor het “eensgezinde” offensief van de kleinburgerij. Voor alles dienden we onze eigen marxistisch-leninistische standpunten te consolideren. Als wij op dat precieze ogenblik een eenheidsinitiatiefmet die anti-communisten aanvaard hadden, zouden de verwoede aanvallen van de trotskisten en de revisionisten, op het ogenblik van de gebeurtenissen van Tien An Men, een verwoestend effect hebben gehad in onze rangen. Het rechts opportunisme vormde toen het grootste gevaar in de partij.
Nochtans moesten we ook de reële eenheidswil van vele progressieven erkennen. We moesten die wil respecteren en het debat richten op het fundamenteel programma van een echte “eenheid van anti-kapitalistisch links”. Dat hebben wij gedaan met ons voorstel voor eenheid. Progressieven stonden open voor deze fundamentele discussie, zelfs al gingen zij niet akkoord met ons en al volgden zij eerder de opportunisten.
Maar een jaar later, op het ogenblik van Timisoara en de contrarevolutie in de USSR, konden zijn onze standvastigheid rond de principes beter waarderen en kwameen zij dichter bij ons. Het links opportunisme en het sektarisme zijn blind voor de eerlijke wil tot eenheid bij vele progressieven. Zij werkten niet actief met ons platform om nieuwe krachten te winnen.
Het kwam er dus in de eerste plaats op aan om de partij te versterken, maar er moest met de potentiële bondgenoten ook aan een front gewerkt worden.
In 1994 hebben wij niet begrepen dat de conjunctuur veranderd was en dat bewuste syndicalisten en arbeiders een alternatief zochten. Door suivisme en routinegeest hebben wij het initiatief overgelaten aan de trotskistische en revisionistische bankroetiers. Met hun demagogie over “verenigd links” hebben ze een aantal revolutionaire syndicalisten en arbeiders kunnen misleiden en hen voor de kar spannen van een project dat slechts neerkwam op een gecamoufleerde steun aan de sociaal-democratie. Het ontbrak ons aan een actieve geest van politieke strijd. Wij hadden een correct eenheidsplatform kunnen opstellen, vanuit een andere optiek dan in 1988, gericht op syndicalisten en arbeiders. (...)

2. De politiek op de commandopost stellen
2.1. De politieke vraagstukken moeten centraal staan in het partijleven
De politiek en tactiek centraal stellen in de strijd, betekent: het marxisme-leninisme integreren in de enquêtes en in het onderzoek over de huidige realiteit.
De partijleden eisen dat de hoogste kaders systematisch onze marxistisch-leninistische lijn uitwerken, door de realisatie van fundamentele analyses, van resoluties over het geheel, van tactische resoluties en door de systematisering van ervaringen.
De leiding schrijft dikwijls praktische richtlijnen, maar zelden werkt zij een politieke nota uit die toelaat de zienswijze van de kaders fundamenteel te veranderen.
Demobilisatie is zelden politiek en ideologisch in de werkelijke betekenis van het woord, dit wil zeggen overtuigend meningen en gewoonten bekritiseren die in de partij ingeworteld zijn en die de belangrijkste rem op het werk vormen.
Op het Centraal Comité zijn de debatten over verschillende politieke visies onvoldoende aan de orde. De discussies handelen dikwijls over organisatorische en ideologische kwesties. (...)
De nationale kaders en de afdelingshoofden moeten “politieke leiders” zijn. Zij moeten een oordeel uitspreken over de belangrijke politieke gebeurtenissen. (...)
We moeten de opvatting bekritiseren dat de provinciale kaders “geen tijd hebben op politieke taken uit te voeren”.
De politieke strijd moet de ziel zijn van een Provinciaal Comité. Alleen op die manier zullen de celleidersvergaderingen gericht zijn op het politieke leven en op de strijd tussen twee lijnen. Als de provinciale leiding de politiek niet op de commandopost plaatst, dan worden de celleidersvergaderingen formeel, steriel en bureaucratisch.
Een kader dat vele jaren de provincies geleid heeft, heeft gevraagd om vrijgesteld te worden van die taak, om een “politieke taak” te krijgen. Maar het werk van de provincies leiden is een politieke taak bij uitstek waarbij men het marxisme moet integreren in onze politieke en organisatorische praktijk.
Een revolutionaire geest hebben, betekent voor een kader: zijn politieke standpunten over alle belangrijke kwesties op nationaal en internationaal vlak naar voor brengen.
De kameraden die in de fabrieken werken, zijn elke dag verplicht om te antwoorden op de vragen van de arbeiders. Zij zijn verplicht om hun kennis te gebruiken om een zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven, ook al zijn ze niet vertrouwd met de materie.
De vorming over de politieke lijn aan de basis is onvoldoende.
De essentiële artikels van Solidair worden onvoldoende gebruikt voor de vorming van de leden.
De nationale leiding heeft nog niet vastgelegd welke de fundamentele documenten zijn die door de verschillende niveaus moeten geassimileerd worden: sympathisanten, leden, celleiders, middenkaders.

2.2. Vechten tegen het spontaneïsme
(...)
Het spontaneïsme duikt vooral op onder de vorm van reformistische stromingen, die zich soms hevig kanten tegen de kwalen van de kapitalistische maatschappij, zonder de economische en politieke fundamenten in vraag te stellen.
Een spontaneïst kan relatief passief blijven en suivistisch de stellingen binnen de vakbond volgen.
Een spontaneïst kan ook een activist zijn, die van de hak op de tak springt, zonder een samenhangende communistische lijn uit te werken of zonder de partij op te bouwen.
Het spontaneïsme kan men ook terugvinden in een terroristische stroming. Wanneer ernstige crisissen de maatschappij dooreenschudden, dan stort een deel van de wanhopige kleinburgerij zich in de “spontane weg” van individuele avonturistische acties.
Wij verzetten ons tegen alle spontaneïstische stromingen. Een communistisch standpunt vereist een hoge graad van bewustzijn bij de uitwerking van theoretische, politieke en organisatorische stellingen.
De hele werking van een communistische partij moet geïnspireerd zijn door de plicht alle vormen van klassenstrijd te leiden, om ze verder te ontwikkelen tot de socialistische revolutie en de omverwerping van de dictatuur van de burgerij en tot de instelling van het socialisme, dankzij de dictatuur van het proletariaat.
In Wat te doen? Heeft Lenin duidelijk de verhouding bepaald tussen de spontane anti-kapitalistische strijd en de rol van de communistische partij.
Hoe groter de spontane geestdrift van de massa's (...) hoe sneller de noodzaak zich voordoet van een hoge graad van bewustzijn in het theoretische, politieke en organisatorische werk van de sociaal-democratie”12 “Ofwel gaat men door de knieën voor de spontaniteit van de beweging, dat betekent dat men de rol van de sociaal-democratie herleidt tot de rol van een gewone dienaar van de bestaande arbeidersbeweging (...) ofwel aanvaardt men dat de massabeweging ons nieuwe theoretische politieke en organisatorische taken oplegt, die veel complexer zijn dan de taken waarmee men zich tot voor het verschijnene van de massabeweging tevreden kon stellen.”13
Talrijke Russische sociaal-democraten missen initiatief en energie, hun propaganda, agitatie en politieke organisatie reiken niet ver, zij hebben geen 'plannen' om het revolutionaire werk breder aan te pakken.”14 “Om in de ogen van de publieke opinie een politieke kracht te worden (...) moet men met taaie volharding werken om ons bewustzijn, onze zin voor initiatief en onze energie te verhogen.”15 (...)
In de strijd tegen het spontaneïsme legde Lenin vooral de nadruk op de cruciale rol van een strikte organisatie. Die organisatie is zowel nodig om al diegenen die een bijdrage willen leveren aan de strijd voor het socialisme te verenigen en te disciplineren, als om zich te beschermen tegen de vernietigende activiteiten van de vijand.
De spontane strijd van het proletariaat zal pas een werkelijke 'klassenstrijd' van het proletariaat worden als ze geleid wordt door een sterke revolutionaire organisatie.”16
Wij hebben een tekort aan manschappen, omdat er geen leiders zijn, geen politieke cheffen, geen organisatorische talenten die tegelijk een breed, gecoördineerd en harmonisch werk aankunnen, zodat we alle krachten, zelfs de minst betekenenden, kunnen inschakelen.”17
De strijd tegen de politieke politie vereist juist bijzondere eigenschappen, hij eist beroepsrevolutionairen.”18 “Voor de militanten van onze beweging is het enige ernstige principe op het vlak van de organisatie: strikte geheimhouding, de strengste keuze van de leden, opleiding van beroepsrevolutionairen.”19
In onze partij uit het spontaneïsme van het activistische en suivistische soort zich uit door het ontbreken van een ernstige studie van het marxisme-leninisme en de revolutionaire ervaringen, door het gebrek aan visie en ambitie en door het ontbreken van strategische plannen.
Deze spontane tendens valt terug op eenvoudige of gekende taken, capituleert voor essentiële taken en vlucht voor de verantwoordelijkheid om de politieke en organisatorische lijn voor de revolutie uit te werken. De kritiek dat veel kaders zich niet toespitsen op de politieke strijd, is juist. Hun stijl blijft dikwijls spontaneïstisch en activistisch, zij doen aan “journalistiek”, geven kruimels informatie en brokjes analyse, zonder samenhang.
Het spontaneïsme miskent het vitale belang van de studie en de toepassing van het marxisme-leninisme. Het verwaarloost de beslissende politieke en organisatorische taken en beperkt zich tot lagere taken.
Het suivisme, het rechts opportunisme, past zich aan de bestaande politieke situatie aan. Maar er staan ons grote omwentelingen te wachten. De studie van het marxisme-leninisme is van levensbelang om gewapend te zijn voor de komende revolutionaire gevechten.
Uit de “cultus van het spontaneïsme” kan het revisionisme voortkomen. Een aantal kaders beweren dat “de dagelijkse leiding van de partij zoveel werk vraagt, dat ze onmogelijk het marxisme-leninisme kunnen studeren of strategische initiatieven kunnen uitwerken.” Niets kan rechtvaardigen dat kaders het marxisme-leninisme of de partijlijn niet bestuderen. Hun leven als communist hangt daarvan af. Alleen de intensiteit van de studie verschilt naargelang de verschillende essentiële taken die de kader toegewezen krijgen.
Het spontaneïsme van de hoogste kaders belet ook de opleiding van nieuwe generaties authentieke communisten. Dat spontaneïsme drijft de jonge kaders tot blind activisme en verhindert dat zijn in de praktijk het marxisme-leninisme verwerven. Dat gaat soms zover dat de studie die opgegeven wordt in de kaderscholen tegengewerkt wordt.
In onze partij manifesteert het spontaneïsme zich ook op het politieke vlak onder de vorm van het rechts-opportunisme en van economistische en reformistische lijnen.
Het economisme is de politieke lijn die beweert dat de revolutionaire krachten en het revolutionaire bewustzijn zich voornamelijk ontwikkelen door het opdrijven en radicaliseren van de economische strijd. Dat is de lijn van he economisme, het ouvrierisme en het anarcho-syndicalisme. Die lijn verwaarloost onze essentIële communistische taken: een marxistisch-leninistische politiek en tactiek uitwerken, die onder de brede massa verspreiden, de invloeden van de sociaal-democratie bekampen en een sterke communistische partij, het essentiële wapen voor de revolutie, opbouwen.
Het reformisme is de politieke lijn die uitgaat van een eerlijke verontwaardiging over het onrecht en over de uitbuiting. Het stort zich in allerlei gevechten om iets te doen aan de kwalen van de burgerlijke maatschappij, zonder echter de fundamenten van die maatschappij zelf in vraag te stellen. (...)
Het spontaneïsme in de partij neemt dezelfde politieke lijn aan als de radicale reformisten in de linkervleugel van de sociaal-democratie. (...)
Men moet durven ingaan tegen burgerlijke en reformistische ideeën bij de massa's. Men moet de strijdwil van de massa's beschermen, de massa-actie ontwikkelen en ervan profiteren om revolutionaire ideeën in de geesten van de mensen te verankeren.
De spontaneïtische lijn die zich binnen de partij manifesteert, is niet gericht op de voorbereiding van de revolutie, doorheen talrijke sociale en politieke gevechten. Zij is niet gericht op de omverwerping van de kapitalistische orde. Het spontaneïsme gaat niet uit van de overtuiging dat de kapitalistische en imperialistische orde onrechtvaardig, misdadig en barbaars is. Het gaat er niet van uit dat die orde moet vernietigd worden om de weg vrij te maken voor het socialisme. Het bereidt de toekomst niet voor. Het hecht geen belang aan de beslissende taken die we in de toekomst moeten opnemen opdat het socialisme zou overwinnen. Aangezien het spontaneïsme er niet op gebrand is om de socialistische revolutie te verwezenlijken, hecht het weinig belang aan de opbouw van het beslissende instrument voor die revolutie: de communistische partij. Tijdens activiteiten “vergeet” men de partij op te bouwen en de nieuwe contacten politieke en organisatorisch te consolideren.
Het spontaneïsme in de partij verwijst naar fundamentele vragen. Is men er werkelijk van overtuigd dat de overheersing van het kapitaal de fundamentele oorzaak van alle kwalen in de maatschappij? Is men er werkelijk van overtuigd dat alleen de socialistische revolutie de weg naar het socialisme kan vrijmaken? Is men er werkelijk van overtuigd dat alleen de communistische partij de strijd voor het socialisme kan leiden? Is men overtuigd van de noodzaak om de voorhoede in de partij te organiseren en van de noodzaak om de lijn van de partij onder de brede massa's te verspreiden? Heeft men een duidelijk zicht op de aard van de taken van een partij die het moet opnemen tegen een onverbiddelijke vijand, die de burgerlijke wetten, de modernste technologie en het ganse arsenaal van de burgerlijke media ter beschikking heeft; een vijand die tot alles bereid is om de overheersing van het grootkapitaal in stand te houden.

2.3. Vechten tegen het intellectualisme
(...)
Het intellectualisme is de tegenhanger van het spontaneïsme
Het marxisme staat voor de eenheid tussen theorie en praktijk. Het spontaneïsme is de praktijk zonder de marxistisch-leninistische theorie. Het intellectualisme maakt de theorie los van de praktijk.(...)
Het intellectualisme haalt al zijn kennis uit de theorie. Het heeft alleen maar misprijzen voor de praktijk en de strijd.(...)
Op politieke vragen zegt het intellectualisme: ja in principe, maar neen in de feiten.
In de breuk tussen de theorie en de praktijk kunnen het meest intellectualisme en het meest verwerpelijke reformisme elkaar vinden. Om de geradicaliseerde massa's weg te houden van de socialistische revolutie, zei Emile Vandervelde in 1923: “De dictatuur van het proletariaat, ja, door het vuur en in het bloed als het moet, maar ...” En zijn “maar” drukt uit dat hij helemaal niet de bedoeling heeft om naar de praktijk over te gaan.20
Wij doen vaak grote inspanningen om de schandalige plannen van de burgerij te beschrijven, om aan te tonen hoe gewelddadig, onmenselijk en verwerpelijk de vijand is, om te voorspellen met hoeveel kracht en geweld hij het proletariaat zal aanvallen. Maar dat alles heeft nog niet te maken met het marxisme-leninisme. Het proletariaat weet dat allemaal, het maakt het dagelijks mee. De specifieke opdracht van de communisten bestaat erin de tegenaanval voor te bereiden, mobiliserende initiatieven te ontwikkelen, realistische strijdplannen te ontwerpen, precieze ordewoorden naar voor te schuiven.

3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken
3.1. De massalijn
Het bureaucratisme installeert zich stap voor stap onder de kaders, het doet de fundamentele stellingen over de massalijn vervagen.
In het besluit van De Geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki) zegt Stalin: “Tenslotte leert de geschiedenis van de partij, dat de partij van de arbeidersklasse, zonder uitgebreide verbindingen met de massa's, zonder het vermogen om naar de stem van de massa's te luisteren en hun dringende behoeften te begrijpen, zonder de bereidheid, niet alleen om de massa's te onderrichten, maar ook om van de massa's te leren, geen werkelijke massapartij kan zijn, die in staat is, de miljoenen van de arbeidersklasse en van alle werkers aan te voeren.
De partij is onoverwinnelijk, als zij het verstaat, zoals Lenin zegt ' zich te verbinden, dichter komen tot, tot op zekere hoogte, zo gij wilt, samen te smelten met de meest omvangrijke massa van de werkers, in de eerste plaats de proletarische massa, maar ook met de niet-proletarische werkende massa'.
De partij gaat ten gronde als zij zich opsluit in haar enge partijschelp, als zij zich van de massa's losmaakt, als zij zich met een bureaucratisch floers bedekt.”21
In zijn “Rapport aan het plenum” van februari 1937, dat ook ging over de kwestie van de zuiveringen, heeft Stalin het over de massalijn van de bolsjevistische partij. Men kan duidelijk merken dat Mao zich laten inspireren heeft door de stellingen van Stalin en dat het absoluut verkeerd is te beweren dat “Stalin de massalijn niet toepaste”. Die stelling van de Engelse maoisten werd door Harpal Brar bekritiseert in zijn boek Trotskyism or Leninism?22 De pagina's 479-605 van dit werk analyseren deze trotskistische stellingen die in naam van een slecht begrepen “maoisme” verdedigd werden.
Stalin zegt: “Lenin heeft ons niet alteen geleerd dat we de massa's moeten onderrichten, maar eveneens dat wij moeten leren van de massa's.
Dat betekent in de eerste plaats dat wij, de leiders, niet zelfgenoegzaam mogen worden en dat we moeten begrijpen dat als wij leiders zijn, dat niet wil zeggen dat we al de noodzakelijke kennis bezitten om op een juiste manier leiding te geven.(...)
Dat betekent in de tweede plaats dat de ervaring van leidinggeven niet voldoende is om op een juiste manier leiding te geven. Het is noodzakelijk deze ervaring te vervolledigen. (...) met de ervaring van de massa', met de ervaring van alle partijleden en met de ervaring van de arbeidersklasse. (...)
Dat betekent in de derde plaats dat we onze banden met de massa's geen moment mogen loslaten en dat we die banden zeker niet mogen verbreken.
Dat betekent in de vierde plaats dat we een luisterend oor moeten bieden aan de stem van de massa's, aan de stem van de eenvoudige partijleden, aan de stem van wat men de “eenvoudige mensen” noemt, aan de stem van het volk.”23
Mao formuleerde de massalijn met de volgende woorden: “In al het praktische werk van onze partij gaat alle juiste leiding noodzakelijkerwijze 'van de massa's, naar de massa's'. Dit betekent: neem de ideeën van de massa's (verspreide en onsystematische ideeën) en concentreer ze (verander ze in geconcentreerde en systematische ideeën door ze te bestuderen), ga dan naar de massa's en verbreid en verklaar deze ideeën tot de massa's ze als hun eigen ideeën in zich opgenomen hebben. Houd eraan vast en zet ze om in actie, en test de juistheid van deze ideeën in zulke actie. Concentreer dan nogmaals de ideeën van de massa's en ga weer naar de massa's, zodat in de ideeën wordt volhard en ze worden doorgevoerd. En zo verder, telkens opnieuw in een eindeloze spiraal, terwijl de ideeën telkens juister vitaler en rijker worden.”24

3.1.1. De massa's zijn de ware helden
De partij is het essentiële instrument dat de massa's de mogelijkheid biedt om zich bewust te worden van hun historische belangen en zich te organiseren om de macht te grijpen.
Men moet de plaats van de massa's en die van de partij in het revolutionaire proces correct beoordelen. Het bureaucratisme, net zoals het avonturisme of het terrorisme, draait de rollen om. Mao heeft gezegd: “Het volk, en alleen het volk, is de drijvende kracht bij het maken van de wereldgeschiedenis.”25 “De massa's zijn de werkelijke helden, terwijl wijzelf dikwijls kinderlijk en onwetend zijn; zonder dit te begrijpen is het onmogelijk zelfs maar de meest rudimentaire kennis te vergaren.”26 “De massa's beschikken over een onbegrensde creatieve kracht. Zij kunnen zich organiseren en zij zijn in staat om hun inspanningen op alle terreinen te richten.”27

De massa's maken de revolutie, onder leiding van de partij.
Het vertrouwen van de massa's winnen, de massa's organiseren rond de partij, dat zijn de essentiële taken voor de voorbereiding van de socialistische revolutie.. We kunnen de revolutie niet alleen maken met de partij en de “zuivere politiek.” De partij heeft nood aan transmissieriemen, zij moet inspanningen doen om de massa van werkers te beïnvloeden die nog niet het zelfde hoog bewustzijn of organisatiegraad hebben als de voorhoede. We moeten leren om organisatievormen te leiden die niet “zuiver” zijn.
De communistische militanten moeten overal aanwezig zijn waar de massa's strijd voeren en politieke actie ondernemen.
We moeten de massa's mobiliseren, hun zin voor initiatief en creativiteit stimuleren rond die punten die interessant zijn voor de partij. We moeten de juiste ideeën concentreren, hun concrete belangen vertolken, maar ook op gepaste en bevattelijke wijze onze essentiële revolutionaire ideeën binnenbrengen.

3.1.2. Bolsjewieken zijn de mensen van de massa …
Stalin zegt:”De banden met de massa's, die banden versterken, de bereidheid om te luisteren naar de stem van de massa's: dat vormt de kracht en de onoverwinnelijkheid van de bolsjewistische leiding.”28
Wij leren niet systematisch aan de jongeren en de nieuwe leden dat “de bolsjewieken mensen van de massa's zijn”, dat men een agitator moet zijn, de mensen moet meetrekken, discussiëren en overtuigen, dat men een organisator moet zijn, contacten moet leggen met zoveel mogelijk mensen en die contacten moet onderhouden. Het aantal kranten dat per militant verkocht wordt, toont goed onze zwakte op dit terrein.
Wij hebben kaders die al twintig jaar kwalitatief agitatiewerk verrichten, die mensen aan het werk zetten, recruteren... maar wij hebben geen cursussen, geen handboeken, geen scholen waar de basis dit elementaire werk kan leren. De massalijn moet aangeleerd worden en de ervaringen op het vlak van agitatie en rekrutering moeten doorgegeven worden.

3.1.3. Enquêtes doen en bilans maken
De massalijn toepassen betekent het dialectisch materialisme in de praktijk brengen. Het materialisme bestaat erin in alle objectiviteit kennis te nemen van alle feiten, alle ervaringen, voorstellen en ideeën van de basis. De dialectiek bestaat erin, met behulp van het marxisme-leninisme, al deze gegevens te analyseren en de positieve aspecten te scheiden van de negatieve.

Massalijn en enquêtes
Om een juiste politieke lijn en tactiek uit te werken, is het noodzakelijk om enquêtes te doen over de impact van het werk van de partij en over opvattingen van de massa's.
De Chinese Communistische Partij formuleert hierover volgende lessen:
Men moet voortdurend sociale enquêtes verrichten en daarbij vertrekken van het standpunt van het marxisme-leninisme en het gezichtspunt en de methode ervan toepassen. Dit betekent: beginnen met de zintuigelijke kennis en de talrijke gegevens van de zintuigelijke waarneming, die bijeengebracht werden tijdens de enquêtes, onderwerpen aan een proces dat erin bestaat het kaf van het koren te scheiden, wat vals is uit te schakelen om het ware te behouden, over te gaan van één aspect van de verschijnsels naar een ander aspect, van buiten naar binnen. Met andere woorden: men moet die gegevens onderwerpen aan een wetenschappelijke analyse en synthese om ze op het niveau van de theorie te brengen, die op haar beurt toelaat een juiste lijn en juiste politieke principes en maatregelen uit te werken; deze lijn, principes en maatregelen en de theorie worden dan toegepast in de praktijk zodat de geest zich kan omvormen in materie.”
Het proletariaat verbergt zijn gezichtspunt nooit. Het is van mening dat enquêtes en studie verrichten over de maatschappij betekent dat men alles waarneemt en ontleedt, uitgaande van het marxistische standpunt, door het gezichtspunt en de methode van het marxisme toe te passen. Het is alleen met deze wetenschappelijke methode die ontelbare malen in de praktijk werd geverifieerd, dat men werkelijk een objectieve toestand kan begrijpen, dat men kan weten welke voorstellen en verklaringen juist zijn en overeenstemmen met een objectieve werkelijkheid, en welke verkeerd zijn en niet overeenstemmen met de objectieve werkelijkheid. Alleen zo kan men een concrete en historische eenheid verwezenlijken tussen de universele marxistische waarheid en de concrete revolutionaire praktijk en kan men de wereld leren kennen en actief veranderen. Er is een schijn van waarachtigheid en objectiviteit, wanneer men geen enkele klasse-analyse maakt van de objectieve voorwaarden en wanneer men de methode aanneemt die erin bestaat 'alles te noteren wat men heeft gehoord', maar in werkelijkheid betekent dit dat men dit dat men het ware en het valse, het juiste en het verkeerde met elkaar verwart. Dat is niet de marxistische enquête- en studiemethode, maar wel de zogezegd 'objectieve weergave' die de burgerij onveranderlijk gebruik om de massa zand in de ogen te strooien, en waartegen wij ons resoluut verzetten.”
Enquêtes en studie veronderstellen dat men alle opinies aanhoort, of ze nu positief of negatief zijn. Het komt erop aan 'zijn feeling te ontwikkelen en elk ding te onderzoeken, om te oordelen of het goed of slecht is, of men het moet aanvaarden of afwijzen'. De opinies onder het volk kunnen verschillen over eenzelfde ding: wat men moet doen is een onderscheid maken tussen die opinies nadat men ze heeft aanhoord. Men moet de verkeerde posities bekritiseren teneinde ze recht te zetten. Wat de aanvallen van de klassevijand betreft, die moet men ontmaskeren en krachtig bekritiseren teneinde het onkruid om te vormen in meststof.”29.
Er moeten systematisch en permanent enquêtes gedaan worden om op tijd de veranderingen in de publieke opinie, in de houding van de massa's te ontdekken. Die veranderingen bepalen te te volgen tactiek, de actievormen die wij zullen voorstellen. De enquêtes laten ons toe het opportunisme te ontmaskeren, dat achterloopt op de strijdwil van de massa's, en het avonturisme en de overhaasting, die de massa's willen forceren. De partij mag geen voorstellen of initiatieven lanceren vooraleer er enquêtes gedaan werden.
In een rapport staat:” In de studentenbeweging geven wij er ons rekenschap van dat de leden en de kaders weinig contact onderhouden met de massa's en de progressieve elementen. Zij weten niet wat er leeft onder de massa's. Soms gebeurt het dat wij initiatieven lanceren die ver van de massa's staan. Als we enquêtes zouden doen, zouden we dat kunnen vermijden. Dikwijls weten wij niet wat voorstellen aan de massa's en de progressieven. Door de enquêtes kunnen we te weten komen wat zij wilen aanpakken.”

Massalijn en bilan
Een bilan maken betekent: de juiste ideeën concentreren, de beste ervaringen van de massa's centraliseren.
De Chinese Communistische Partij schrijft in dat verband:
Voorzitter Mao leert ons: 'Een kader heeft niet alleen de verantwoordelijkheid om de oriëntatie van de strijd aan te geven en de taken te bepalen, hij moet ook het bilan maken van de concrete ervaring en deze onmiddellijk propageren onder de massa's teneinde te populariseren wat juist is en te beletten dat men vervalt in dezelfde fouten.'
Dit omvat twee aspecten. Enerzijds moet de fundamentele ervaring die werd opgedaan in een bepaalde periode van de proletarische revolutionaire beweging, grondig ontleed worden; anderzijds moet het bilan van de concrete ervaring, opgedaan in verschillende gevechten die aan de gang zijn, tijdig worden gemaakt.”
Voorzitter Mao hecht het grootste belang aan de initiatieven en het scheppend genie van de massa's. Hij weet de voorhoede-ervaring, die verworven werd door de massa's en die een fundamenteel karakter en een algemene waarde heeft, op een wetenschappelijke manier te synthetiseren en samen te vatten.
Hij signaleert op het gepaste moment de verkeerde ideologische stromingen van rechts of van 'uiterst links', die men moet bekampen of voorkomen tijdens de actie. Onophoudelijk voedt hij de kaders op en verstrekt hij nieuwe richtlijnen die vervolgens terugkeren om te worden geconcretiseerd in de revolutionaire praktijk van de massa's; dat laat toe het verzet en het ondermijndingswerk van de klassevijand te breken en zonder ophouden nieuwe overwinningen te behalen.
Tegelijkertijd doet voorzitter Mao persoonlijk enquêtes en onderzoek naar typevoorbeelden. Op het gepaste ogenblik weet hij de voorhoede-ervaring te ontdekken die de oriëntatie van de beweging in haar verschillende ontwikkelingsfasen vertegenwoordigt. Hij maakt daarvan het bilan op, veralgemeent dit en leidt zo de voortdurende vooruitgang van de beweging.”30
Het bilan is een toepassing van de massalijn: centralisatie, kritische studie en beoordeling van de ervaring.
Het werk voor het bilan begint vanaf het moment dat een actie gestart wordt. Als men tussendoor geen beoordeling maakt, dan is het onmogelijk om een nuttig bilan te maken. Voor elke belangrijke activiteit moeten we een kort bilan te maken. Voor elke belangrijke activiteit moeten we een kort bilan maken over de essentie, met de bedoeling om effectieve veranderingen te realiseren. Dat voorontwerp van een mobiliserend bilan laat toe om de verschillende ideeën en voorstellen te verzamelen en het definitieve bilan uit te diepen. …

Massalijn en voorhoede-ervaring
De kaders moeten zich persoonlijk inzetten in de strijd om de cruciale problemen op te lossen. Zij moeten de middenkaders en de leden mobiliseren om hun meningen en voorstellen naar voor te brengen. Door de juiste ideeën te concentreren, helpen de kaders bij het uitwerken van voorhoede-ervaringen die dan gebruikt kunnen worden om heel de partij te oriënteren.
Men moet een bepaalde plaats kiezen om te werken.
De leiders moeten materiaal uit de eerste hand verwerven. Men moet zijn krachten bundelen om “uitroeiingsgevechten”te leveren en problemen met een algemene draagwijdte op te lossen. De kaders moeten hun werk in een specifieke eenheid verbinden met hun werk voor het geheel, zij moeten de problemen van het geheel analyseren in het kader van hun eenheid en de verworven ervaring veralgemenen in een aantal eenheden die belangrijk zijn voor de partij.31
Er bestaat eenheid tussen het bijzondere en het algemene; in elk ding bestaat de algemeenheid zowel als de bijzonderheidvan de tegenstelling.”32
In elk van de specifieke activiteiten waaraan hij deelneemt, moet een kader proberen het universele, datgene wat algemeen geldend is, te ontdekken. …

3.1.4. De massa's opvoeden:”de emmer opnemen waar hij zich bevindt”
Om de revolutie te maken, moeten de massa's geschoold worden in de partijlijn.
Hoe kunnen de communisten de massa's opvoeden?
Mao heeft gezegd: “Elke communist die in een massabeweging werkt, behoort een vriend van de massa's te zijn en niet de baas over hen te spelen; hij moet een onvermoeibare leraar zijn en geen bureaucratisch politicus.”33
Mao heeft ook gezegd: “Al het werk dat voor de massa's wordt gedaan, moet uitgaan van hun behoeften en niet, hoe goedbedoeld ook, van het verlangen van een individu. Het gebeurt vaak dat de massa's objectief een zekere verandering nodig hebben, maar dat ze zich subjectief nog niet van de behoefte bewust zijn en niet bereid of besloten zijn de verandering door te voeren. In zulke gevallen moeten we geduldig wachten. We moeten de verandering niet doorvoeren voor het grootste deel van de massa's zich door ons werk van de behoefte bewust is geworden en bereid en besloten is deze uit te voeren. Anders zullen we ons van de massa's isoleren.”34
De leraar moet uitgaan van de punten die zijn leerlingen begrijpen om ze tot nieuwe kennis te brengen. De partij moet niet uitgaan van “de juiste lijn” en die dan over de massa's uitstormen, zonder zich de vraag stellen of zij wel kunnen volgen. Het gebeurt vaak dat wij een “juist standpunt” verkondigen, maar dat het de massa's tot wie wij ons richten, doet afhaken. Telkens als wij ons tot de massa's richten (scholieren, derdewereldactivisten, studenten, syndicalisten) moeten wij ons eerst rekenschap geven van hun niveau en hun vragen, en hen dan enkele politieke stappen vooruit doen zetten. Wij moeten inspanningen doen om juiste ordewoorden te formuleren, maar we moeten onze voorstellen ook confronteren met het standpunt van de voorhoede. Formuleringen die onbegrijpelijk zijn voor de voorhoede, zullen ook niet door de massa begrepen worden.
Van de massa's, naar de massa's” is niet hetzelfde als “uitgaan van het marxisme-leninisme om terug te keren naar het marxisme-leninisme”. Natuurlijk moeten wij het marxisme-leninisme goed kennen. Maar het marxisme-leninisme is een wapen om de realiteit te kennen en te veranderen.
De emmer opnemen waar hij staat”, zich op het niveau van de massa's plaatsen, betekent dat we ons in onze discussies niet mogen beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om onze politieke lijn te doen aanvaarden. We moeten ons leren “aanpassen” aan de massa's, deelnemen aan hun activiteiten en elementen van de politieke lijn bij hen binnenbrengen op momenten dat zij die kunnen begrijpen en er kunnen achterstaan.
Als we niet voldoende met de mensen spreken, en als we hun strijd niet delen, zelfs op secundaire punten, dn zullen we hen nooit kunnen winnen voor de belangrijke doelstellingen.
Om de syndicalisten op een aantal klasseposities te verenigen, moeten we eerst heel goed hun karakteristieken, hun politieke en ideologische standpunten en hun sterke en zwakke punten kennen. Wij moeten weten welke de meest linkse ideeën zijn die bij hen leven, en ons daarop steunen.
Als we alleen maar aandacht hebben voor een “juist” en “marxistisch-leninistisch” standpunt, zonder rekening te houden met de politieke eigenheden van dat milieu en met tactische kwesties, dan zullen we nooit een stevige inplanting in de vakbonden bereiken. De eerlijke syndicalisten zullen de indruk hebben dat wij niet naar hen luisteren, dat wij alles beter weten, dat wij ons altijd op de voorgrond dringen, dat we altijd overdrijven, enz.

3.1.5. Zich bezighouden met de dagelijkse problemen van de massa's
Mao heeft gezegd: “Wij moeten nauwkeurig aandacht schenken aan het welzijn van de massa's, te beginnen met de problemen van land en arbeid tot aan die van brandstoffen, rijst keukenolie en zout. (...) We moeten de massa's helpen inzien dat we hun belangen vertegenwoordigen en dat ons leven nauw met het hunne verbonden is. We moeten hen helpen, uitgaande van deze dingen, begrip te krijgen voor de hogere taken die we ons gesteld hebben, zodat ze de revolutie gaan steunen.”35
Met het huidige niveau van de massa's is het onmogelijk om ons te doen erkennen als “hun”partij, als we hun concrete problemen en hun dagelijkse noden niet ernstig aanpakken. Wij moeten de beste verdedigers zijn van die belangen, maar we moeten er ook beter in slagen om die belangen te verbinden met de grote lijnen van ons nationaal en internationaal programma.
De partij moet zich profileren en haar revolutionaire eigenheid aan de brede massa's doen begrijpen doorheen campagnes voor de verdediging van hun belangen, door de strijd rond sociaal-economische thema's die de mensen beroeren. De partij moet haar invloed uitbreiden door agitatie, door campagne te voeren en eventueel kleine, maar tastbare resultaten en overwinningen te behalen.
Door actie en agitatie moet de partij zich doen erkennen als de enige partij die werkelijk de belangen en waarden verdedigt waar de massa's het meest aan gehecht zijn: een waardige en menselijke job, gratis geneeskunde, democratische sociale verkiezingen, bescherming van delegees, een alternatief om de rijken de crisis te doen betalen, enz.
Zich niet bekommeren om “het zout en de olie”, zoals Mao het zegde, is gauchisme en misprijzen voor de massa's. Iemand die zich bekommert voor de echte problemen die de massa's bezighouden, mag niet als een economist of een humanist afgeschilderd worden. Het komt er vooral op aan op welke manier men die problemen aanpakt. Gebruikt men ze om een reformistische en humanitaire ideologie te verspreiden of om de massa's op te voeden in een revolutionaire geest en lijn?

3.1.6. De massa's leiden, de massa's winnen
Een echte communistische partij bezit de vastberaden wil om de massa's en de massaorganisaties te winnen. Onze analyses, aanklachten, ordewoorden, eisen en initiatieven moeten er voor alles op gericht zijn om de massa's en de massaorganisaties voor de partij te winnen. Wanneer we onze lijn uitwerken, moeten we er vooral aandacht aan besteden om resultaten te behalen in de concrete agitatie, in onze practijk, acties en organisatie. Mem moet zin hebben voor de klassenstrijd en zin voor praktijk.
De partij moet de wil hebben om in alle belangrijke bewegingen tussen te komen en xe te leiden. Het rechts opportunisme en het sektarisme leggen er zich bij neer dat de partij altijd gemarginaliseerd wordt door de burgerij. Zij voeren geen strijd om de leiding over de massabewegingen te krijgen.
Wij zijn een politieke partij die erop gericht is de massa's aan te voeren en die hiertoe de voorhoede organiseert.
De partij moet initiatieven nemen, mobiliserende actievormen uitwerken en voorstellen, op een politieke manier mobiliseren, dit wil zeggen op een aangepaste manier de reformistische opvattingen te bekritiseren.
Om de massabewegingen te winnen en te leiden, moet men vertrouwen hebben in diegenen die ze leiden. Men moet een onderscheid maken tussen de linkervleugel, het centrum en de rechtervleugel. Men moet met iedereen goede contacten onderhouden, de linkervleugel winnen en opvoeden, het centrum doen vooruitgaan en de rechtervleugel neutraliseren.
De partijleden moeten leren de massa's te leiden, te vechten om aan het hoofd te staan van massabewegingen, de praktische en politieke leiders te zijn die door de massa's worden erkend. Wij zijn geen sekte die de Waarheid in pacht heeft, een Waarheid die ontoegankelijk is voor de gewone sterveling.
De partij leiden en de massabewegingen leiden zijn twee verschillende zaken.
Bepaalde kameraden, die het geheel van ons programma en onze visie kennen, moeten de ideeën en voorstellen verdedigen waarin de massa's zich kunnen herkennen. Het feit dat deze kameraden bij de partij zijn, kan openlijk bekend of niet bekend zijn, de essentie is dat zij standpunten verdedigen die de grote meerderheid kunnen verenigen.
Onze kracht in de studentenbeweging van de jaren '60 was dat wij in de kern die de oprichting van een communistische organisatie voorbereidde, kameraden hadden die door de massaorganisaties aanvaard werden (leiding van de faculteit, algemene studentenraad, universiteitskrant), en die in staat waren de beweging te leiden.
Wij moeten kameraden vormen die in staat zijn te vechten voor verantwoordelijke posities in massaorganisaties van arbeiders, grote vredesbewegingen, derde wereldbewegingen of anti-racistische bewegingen.
De partij moet op het niveau van de massabewegingen radicaal democratische initiatieven voorstellen, die de geest van de mensen voorbereiden op revolutionaire standpunten. Tegelijkertijd moeten de kameraden die het frontwerk doen, equêteren om de beste elementen te vinden en ze in contact brengen met de partij (via publicaties, bezoeken, uitnodigingen)
Volgens een ééngemaakt plan zullen andere kameraden het openlijke partijwerk verrichten en de nodige politieke en ideologische strijd voeren om de toekomstige evolutie van de massabewegingen voor te bereiden, Anders vervallen wij in economisme en spontaneïsme, en zullen de massa's die ons op bepaalde punten volgen, zich door de reformistische of fascistische ideologie laten vangen.

3.1.7. De massa's organiseren
De communisten moeten de meest dringende noden en problemen van de massa's kennen , die stevig in handen nemen om de massa's te organiseren en massa-organisaties oprichten.
Men moet leren van zijn vijanden.
Het is noodzakelijk strijd te voeren, tegen Artsen Zonder Grenzen. Maar we moeten eveneens rekening houden met de altruïstische gevoelens, en de reële noden waarop zij gebouwd zijn. Wij moeten van hun “sterke punten” leren om ze over te nemen en ze te gebruiken voor de revolutie. We moeten de ambitie hebben om Artsen Zonder Grenzen op het humanitaire terrein te “verslaan”, door concrete medische projecten voor te stellen die de slachtoffers in de Derde Wereld eveneens helpen bewust te worden en zich te organiseren.
Wij kunnen ook de ervaring van de katholieke kerk in de jaren twintig en dertig bestuderen, of de ervaring van de socialistische beweging uit die tijd. Zij richtten toen brede “a-politieke” massa-organisaties op rond specifieke punten die de massa's interesseerden en gebruikten die om hun ideologie door te geven. De sport-, pioniers- en toneelverenigingen, koren, enz., van de Belgische Werkliedenpartij, zijn hiervan een mooi voorbeeld.
Wij moeten een aantal “niet-politieke”interessegebieden gebruiken om de jongeren te organiseren. De massasport en de strijd tegen drugs beantwoorden aan reële behoeften van immigrantenfamilies. De communisten moeten organisatoren zijn van het leven van de massa's.
Door de kinderen uit arbeidersmilieus te organiseren, kunnen wij een politieke invloed uitoefenen op de jongeren die monitor zijn, op de ouders en de gezinnen. In de volkswijken is het probleem van de kinderen en de jongeren zeer belangrijk. Het gaat dus niet op “het allerlaatste project”of om “iets voor kinderen”.
Kortom wij moeten de concrete noden van de mensen aanpakken, acties en activiteiten organiseren waarvan men de noodzaak inziet en die toelaten een groot aantal mensen te bereiken en te organiseren. (...)
De massalijn toepassen, betekent ook de progressieve krachten mobiliseren om deel te nemen aan projecten van de partij, en krachten van de partij mobiliseren om initiatieven te steunen die door progressieven worden georganiseerd. (...)
De leiding moet zoveel mogelijk gebruik maken van de kennis, de capaciteiten en de ervaringen van de leden. De lijn die erin bestaat om de wijsheid van de partijleden te concentreren, om de leden te mobiliseren om de problemen op te lossen, is stilaan verwaarloosd. De leiding moet lagere kaders en leden betrekken bij een aantal nationale taken om de aanwezige kennis in de partij beter te gebruiken. …De middenkaders hebben de verantwoordelijkheid om aan de nationale leiding een duidelijke en concrete analyse te bezorgen van hetgeen leeft aan de basis. Zij moeten van de leiding fundamentele antwoorden eisen op de gestelde problemen…. Het is de plicht van de hoogste kaders om de tussenkaders te mobiliseren, en de massalijn toe te passen binnen de partij. (..)
Een te veel aan intern werk doodt de revolutionaire geest en de zin voor realiteit. Dat is één van de hoofdoorzaken van het bureaucratisme.
Mao zegt:”alsonze partijleden hun hele leven binnen blijven zitten en nooit naar buiten komen om de wereld en de storm te trotseren, wat hebben ze dan voor nut voor het Chinese volk? Helemaal niets! Dergelijke mensen hebben we niet nodig als partijleden. Wij, communisteen, moeten de wereld en de storm trotseren, die de grote wereld en die machtige storm vol massale strijd.”36 (..)
Stalin heeft gezegd:”Eens een juiste politieke lijn aangegeven is, beslist het organisatiewerk over alles, ook over het lot van de politieke lijn zelf, over de realisatie of over de mislukking ervan. In werkelijkheid werd de overwinning behaald door de verbeten en systematische strijd tegen allerhande moeilijkheden die zich verzetten tegen de toepassing van de partijlijn; door die moeilijkheden te overwinnen, door de partij en de arbeidersklasse hiervoor te mobiliseren, door de strijd te organiseren, door de ongeschikte militanten af te zetten en beteren te kiezen die bekwaam zijn om die strijd tegen de moeilijkheden te voeren.”37 38

Er is dan nog de vierde as “Het individualisme bekampen en de controle versterken” waarvan ik nog niets van overgetypt heb en waarvan ik nu hier niets van kan weergeven. Dit weerhoudt mij niet van het herhalen van het principe, gesteld door het 5e Congres dat de Derde As (zijnde “Hoofdstuk III, deel 3 Het Bureaucratisme bestrijden,de banden met de massa's versterken”) .... niet los kan worden gezien (hetgeen men later -dogmatisch – wél zal doen .... en wel BEWUST - hetgeen REVISIONISME is) van de ANDERE DRIE ASSEN. (en zeker niet van de AS: “de POLITIEK op de commandopost zetten”)
Degene in de PVDA die dit BEWUST heeft gedaan is Boudewijn Deckers , de meerderheid van kaders en militanten hebben dit gewoon DOGMATISCH (slaafs en blind) “geassimileerd”. Het moment dat dit BEWUST is gedaan is toen het het voorstel werd opgesteld voor wat later is genoemd “de Resolutie van 1999”. (Lees over de “geschiedenis” van de Resolutie van 1999 de artikels in het kader met titel “1999, ideologische aanval op revolutionair karakter van PVDA door verburgerlijkte kaders, geholpen door "dogmatische verblinding" bij veel leden.op pagina 2004: Revisionistische coup in PVDA.

1 Lenin, Encore à propos du Ministére de la douma, in Oeuvres Deel 11, Editions sociales Paris, Editions du Progrès Moskou 1966, p.67-68.
2 Lenin, L'esprit petit-bourgeois dans les milieux révolutionaires, in Oeuvres Deel II, Editions sociales Parijs, Editions du Progrés Moskou, 1966, p. 254.
3Lenin, Tweeërlei tactiek van de sociaal-democratie in de democratiische revolutie, in Keuze uit zijn werken Deel 1, Uitgeverij Progres Moslou, Pegasus Amsterdam, 1972, p. 240.)
4Mao Zedong, Rapport sur l'enquête menée dans le Hunan à propos du mouvement paysan, in Oeuvres choisis Deel 1., Editions en langues étrangères, Beijing, 1967, p. 25-36.
5Ibidem, p. 22.
6Lenin, Les tâches de la IIIe Internationale, in Oeuvres Deel 29, Editions Parijs, Editions en langues étrangères Moskou, 1962, p.511.
7Hoofdstuk 1 De organisatie van een partij van het bolsjevistische type(..) 4. Zich engageren in de praktijk en in de revolutionaire klassenstrijd (...)
8Partij van de Arbeid van België, Statuten, PVDA-uitgaven, Brussel 1994, p. 29.
9Hoofdstuk 1 De organisatie van een partij van het bolsjevistische type(..) 5. De omvorming van de wereldopvatting
10Lenin, Combat pour le pouvoir en “combat” pour une aumône, (14 juni 1906), in Oeuvres Deel II, Editions sociale Parijs, Editions du Progrés Moskou, 1966, p.24-15.
11Lenin, Encore à propos du ministère issu de la Douma, (28 juni 1906), in Oeuvres Deel II, Op.cit, p.67-88.
12Lenin, Que faire?, in Oeuvres Deel 6, Editions sociale Parijs en Editions du Progrès Moskou, 1965, p. 404. Zie Lenin Wat te doen?, Uitg.Pegasus, Amsterdam, 1977, p.64.
13Ibidem, p. 397 en Ibidem p. 57.
14Ibdidem, p.401 en Ibidem p. 61.
15Ibidem, p. 442 en Ibidem p.105.
16Ibidem, p.487 en ibidem, p. 157.
17Ibidem, p. 480 en Ibidem, p. 148.
18Ibidem, p. 461 en Ibidem, p. 126.
19Ibidem, p. 492 en Ibidem, p. 164.
20Vandervelde Emile, Faut-il changer notre programme, Uitg.Progres, Moskou, 1970, p.54 en 56-57
21 Stalin, Geschiedenis van de Communistische partij der Sovjetunie (bolsjewiki), fascimili het Progressieve Boek, uitgave van 1938, p. 476-477.
22 Harpal Bral, Trotskysm or Leninism?, Edition Harpral Brar, Londen, 1993, pp. 479-605.
23Stalin, Discours de clôture au plénum du Comité central du PC(b) de l'URSS, in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau d'Edition, Parijs, 1977, p.161.
24 Citaten van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij Vereniging België-China, 1971, p.136-137.
25 Ibidem, p. 126.
26Ibidem, p. 126.
27Ibidem, p.127.
28 Stalin, Discours de clôture au plénum du Comité central du PC(b) de l'URSS, in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau d'Edition, Parijs, 1977, p.163.
29 Pékin Information, 1971, n° 22.
30 Ibidem, n° 12.
31 Ibidem, n° 46.
32 Mao Zedong, Over de tegenstelling, in Vier filosofische essays, La Taupe, 1970, p.69.
33 Citaten van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij Vereniging België-China, 1971, p.283..
34 Ibidem, p. 132-133.
35Citaten van voorzitter Mao Tsetoeng, (het rode boekje), uitgeverij Vereniging België-China, 1971, p. 141.
36 Ibidem, p. 285.
37 Stalin, Rapport au XVIIième Congrès du Parti sur l'activité du Comité central du Parti Communiste (bolchevik) de l' URSS (24 janvier 1934), in Les questions du léninisme, Editions en langues étrangères, Beijing, 1977, p. 765.

38Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren: 1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen; 2. De politiek op de commandopost stellen; 3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken; 4. Het individualisme bekampen en de controle versterken