28-06-2020

Het BBP, een burgerlijk-economische maatstaf voor de “kolossale opeenhoping van waren” (Marx), gebruikt om de competitiviteit van “economieën” te vergelijken en zo de nodige besparingen (bv. in gezondheidszorg…) te plannen, om de “eigen” economie “competitiever” te maken.

De eerste zin van “Het Kapitaal” van Karl Marx: “De rijkdom van de maatschappijen, waarin de kapitalistische productiewijze heerst, heeft de vorm van een ‘kolossale opeenhoping van waren’,1 waarvan de afzonderlijke waar de elementaire vorm is. Ons onderzoek begint dan ook met de analyse van de waar.
Er bestaat een begrip uit de burgerlijke economie die deze karakteristiek (‘kolossale opeenhoping van waren’)een beetje weerspiegeld,… en dat is Brutto Binnenlands Produkt (BBP).
Het BBP geeft van een land en in een bepaald jaar de gelduitdrukking van de in dat land geproduceerde producten en diensten aan hun verkoopsprijs (...en zo worden het “waren”….)
BBP’s kunnen ook worden “samengeteld” zodat je kun spreken bv van het BBP van de EU, of het BBP van Afrika of het BBP van Zuid-Amerika. In de tabellen van de Wereldbank worden de BBP’s “samengeteld” om in een bepaald jaar het BBP van de WERELD weer te geven.
Men spreekt van “economische groei” als het BBP van een jaar groter is dan dat van het jaar daarvoor. De mate van “economische groei” wordt uitgedrukt in het percentage dat het BBP van een jaar dan is “gegroeid” tov dat van het jaar ervoor.
De kosten, de uitgaven en de inkomsten die een regering van een land in een bepaald jaar heeft gemaakt, worden uitgedrukt in een percentage van het BBP van dat jaar.
Een “toename” of “inkrimping” en dus een “groei” of “daling” van kosten, uitgaven en/of inkomsten betekent niet dat die kosten, uitgaven en/of inkomsten in hun geld-waarde toegenomen of afgenomen zijn. Maar wel dat het PERCENTAGE dat die kosten, uitgaven of inkomen uitmaken van het BBP van het ene jaar tov het vorige jaar verandert. En dat kan bij gelijkblijvende kosten, uitgaven of inkomsten OOK veranderen omdat het BBP meer of minder gegroeid is … of zelfs gedaald (bij een acute opstoot van crisis).

In een kapitalistische maatschappij (de hoogste vorm van WAREN-economie) is gezondheidszorg een “WAAR”.

Zo bepaalt de grootte van de “economische groei”, de (relatieve) grootte van die kosten, uitgaven en of inkomsten tov het jaar daarvoor bijvoorbeeld, … en dit bepaald dan de beoordeling van bijvoorbeeld de EU van het beleid van een regering van een land, die die kosten, uitgaven en/of inkomsten maakt….
Zo worden door internationale imperialistische instellingen (De EU, IMF, OESO, ….) beoordelingen, “adviezen” en/of richtlijnen gemaakt aan landen (en worden landen in een rangschikking” opgenomen) inzake beleid van die landen op basis van hoeveel dat “beleid” kost in percentage van het BBP van dat land (in dat bepaalde jaar).
IN een land worden dan “studies” en “analyses” gemaakt, die de “beleidsmakers” moeten “adviseren”….
Zo ook inzake “gezondheidszorg”… Dit houdt wel in dat het beleid inzake gezondheidszorg wordt herleid tot zijn kosten en de evolutie in de tijd van die kosten en dat dan in vergelijking met de evolutie van het BBP (weergegeven door het percentage dat die kosten in een jaar bedragen van het BBP van dat jaar)
Het percentage tov het BBP en het percentage ven “groei” van het BBP zèlf worden uiteindelijk de ENIGE maatstaven en de enige grootte-uitdrukking

De INHOUD van het beleid, hoe de gezondheidszorg wordt vorm gegeven (de “gebruiks-waarde”) verdwijnt naar de achtergrond. Het enige dat telt is de “kost” (de “ruil-waarde) en hoe die evolueert en vergeleken met die “kost” van een ander land of een andere regering….


In: Assurinfo Nr.9 | Weekblad van 19 maart 2020 DE NATIONALE UITGAVEN IN DE GEZONDHEIDSZORG 14de editie :

Eurostat en de OESO publiceren jaarlijks een up-to-date verzameling van statistieken en indicatoren die de werking van de gezondheidszorgsystemen in de Europese landen en de OESO-landen meet23. Uit de recentste editie van de OESO-statistieken blijkt dat de uitgaven van de OESO-landen als deel van het bbp sinds 2009 nagenoeg stabiel zijn gebleven, aangezien de groei van de gezondheidsuitgaven in die periode in lijn lagen met de algemene economische groei. In 2017 besteedden de OESO-landen4 gemiddeld zo’n 8,8 % van het bbp aan gezondheidszorg, terwijl het gemiddelde aandeel in Europa 9,3 % bedroeg.
De Belgische gezondheidsuitgaven bedragen 45,4 miljard euro in 2017, hetzij 10,3 % van het Belgische bbp. Deze uitgaven zijn, als percentage van het bbp, vrij stabiel sinds 2009 (10,1 %), en hoger dan in 2008 (9,3 %) en 2007 (8,9 %).
(…)
In quasi alle OESO-landen is de openbare sector de belangrijkste financier van de gezondheidszorg. De overheden en sociale zekerheid (verplichte ziekteverzekering) financieren in 2017 gemiddeld 73,6 % van de gezondheidszorguitgaven van OESO-landen. Sinds 2010 kennen de publieke uitgaven aan gezondheidszorg in de meeste OESO-landen een eerder trage groei, in lijn met de groei van de economie in haar geheel. Het aandeel van de Belgische publieke sector in de totale gezondheidsuitgaven is in de afgelopen jaren vrijwel constant gebleven en bedraagt 77,2 % in 2017. Het Europese gemiddelde bedraagt in datzelfde jaar 78,7 %.
In België wordt de overheidsbegroting van de gezondheidszorg begrensd door een wettelijke reële groeinorm. Vanaf 2004 mochten de uitgaven voor geneeskundige prestaties met 4,5 % per jaar in reële termen toenemen “om een voor iedereen hoog niveau van kwalitatieve en toegankelijke gezondheidszorg te waarborgen”. Die groeinorm van 4,5 % zou uiteindelijk tot 2012 worden gehandhaafd. In 2012 heeft de regering namelijk belangrijke besparingen doorgevoerd in de sector van de gezondheidszorg. De groeinorm werd opnieuw ingevoerd in 2013, zij het met kleinere groeipercentages in vergelijking met de situatie vóór 2012 (2 % in 2013, 3 % in 2014 en 1,5 % vanaf 2016)5.
(…)
Volgens de berekeningen van de FOD Sociale Zekerheid bedragen de totale lopende uitgaven die België aan gezondheid besteedt, voor alle zorgverstrekkers en zorgsectoren samen, in 2017 45,4 miljard euro. Ter vergelijking, in 2006 bedroegen deze uitgaven 29,1 miljard euro. Tussen 2006 en 2017 zijn de nationale uitgaven voor gezondheidszorg toegenomen met 56,0 %.
Dat stemt overeen met een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,1 %. De groei kende in deze periode geen constant verloop. In 2007, 2008 en 2009 namen de uitgaven nog fors toe met respectievelijk 6,0 %, 7,2 % en 6,9 %, maar vanaf 2012 bleef de groei onder de gemiddelde jaarlijkse groei van 4,1 %. In 2017 bedraagt de groei 3,8 %, hetzij 0,3 procentpunten meer dan in 2016.
Nationale gezondheidsuitgaven en het BBP bedragen in miljoenen euro

Het Belgisch bruto binnenlands product (bbp)6 tegen lopende prijzen bedroeg 326,7 miljard euro in 2006. Daarvan werd 29,1 miljard euro besteed aan gezondheidszorg, hetzij 8,9 %. Van 2006 tot en met 2008 werd telkens zo’n 9 % van het bbp aan gezondheidszorg besteed. Sinds 2009 liggen de percentages hoger en schommelen ze tussen 10,0 % en 10,4 % van het bbp.
Het aandeel van de gezondheidsuitgaven in percentage van het bbp ligt in België in de periode 2006-2017 steeds boven het Europese gemiddelde. Dit gemiddelde ligt in de periode 2006-2008 tussen 8,5 % en 8,7 %. Na een stijging in 2009, schommelt het tussen 9,2 % en 9,4 %. In de Europese rangschikking van 2017 nestelt België zich op de zevende plaats. Zwitserland (12,3 %), Frankrijk (11,3 %) en Duitsland (11,2 %) nemen de top 3 plaatsen in.(...)

In 2008 stegen de nationale uitgaven voor gezondheidszorg (7,2 %) sneller dan het bbp (2,7 %). Terwijl de gezondheidsuitgaven in het recessiejaar 2009 verder stegen met 6,9 %, daalde het bbp met 1,5 %. 2010 onderscheidde zich door een forsere economische groei (4,7 %) en een tragere ontwikkeling van de gezondheidsuitgaven (3,0 %). De periode 2011-2014 kenmerkt zich door een omgekeerde ontwikkeling aangezien de groei van het bbp telkens trager is dan die van de gezondheidsuitgaven. De slinger keert terug in 2015. In dat jaar bedraagt de economische groei (2,8 %) twee keer de groei van de gezondheidsuitgaven (1,4 %). In 2016 en 2017 ligt de groei van de gezondheidsuitgaven (respectievelijk 3,5 % en 3,8 %) licht boven de groei van het bbp aan lopende prijzen (respectievelijk 3,3 % en 3,4 %). (...)
Over de periode 2006-2017 is de cumulatieve groei van de gezondheidsuitgaven (56,0 %) groter dan die van het bbp (34,4 %). Dit stemt overeen met een gemiddelde jaarlijkse groei van 4,1 % voor de uitgaven voor gezondheidszorg tegenover 2,7 % voor het bbp.


In: “Evolutie van de uitgaven voor gezondheidszorg”, KCE reports vol.15A, Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg Centre Fédéral d’Expertise des Soins de Santé 2005 :
Het is voor de beleidsmakers van groot belang de toekomstige evolutie van de uitgaven voor gezondheidszorg zo correct mogelijk te voorspellen. Hoewel dit in alle landen belangrijk is, is het zeker essentieel in een land als België waar gewerkt wordt met een jaarlijks a priori vastgelegde begrotingsdoelstelling.
(...)
De afgelopen jaren werden gekenmerkt door een verhoogd groeiritme van de uitgaven en door regelmatige overschrijdingen van het voorziene budget. Dit toont de noodzaak aan van een beter inzicht in historische evoluties, met de bedoeling om oordeelkundig te anticiperen op toekomstige evoluties aan de hand van beschikbare gegevens.
Enkele besluiten kunnen nu al uit deze studie getrokken worden, zowel wat betreft de beschikbare gegevens als wat betreft hun verwerking met het oog op een beter inzicht en anticipatievermogen.
(….)
De stijging van de uitgaven aan gezondheidszorg over de voorbije decennia, zowel absoluut als in procentueel aandeel van het BBP, is een feit in nagenoeg alle geïndustrialiseerde landen (Tabellen 1 en 2). Deze evolutie wordt door vele beleidsverantwoordelijken als zorgwekkend beschouwd, omdat gevreesd wordt dat als de trend zich voortzet, de budgettaire druk van de gezondheidszorg onhoudbaar zal worden, en de betaalbaarheid van goede medische zorgen voor alle lagen van de bevolking in het gedrang zou kunnen komen. Meer en meer wordt de noodzaak duidelijk van een wetenschappelijk onderbouwde studie van de determinanten van de gezondheidsuitgaven, die moet toelaten de toekomstige evolutie ervan te ramen, en het mogelijke effect van kostenbeperkende beleidsmaatregelen te evalueren.


In: “De toekomst van de gezondheidszorg: Diagnose en remedies”, François Daue Senior Fellow Itinera Institute; David Crainich, Onderzoeker aan het CNRS en buitengewoon Professor aan de IESEG School of Management (Université Catholique de Lille) - www.itinerainstitute.org:


De evolutie van het Gezondheidsbeleid wordt gekenmerkt door twee grote periodes. Vanaf de jaren ’60 tot het begin van de jaren ’80, kunnen we spreken van twintig «zorgeloze groei in de zorg jaren», een periode van maximalisatie van de kwaliteit zonder de druk van beperkte middelen, mogelijk gemaakt door de voorspoed en het klimaat van vertrouwen die deze periode kenmerken.
Van 1982 tot 2007, kennen we 25 “budgettaire” jaren met drie grote hervormingsgolven: eerst de ziekenhuizen, dan de ziekenfondsen en het RIZIV, en ten slotte de farmaceutische nijverheid en de
uitbreiding van de dekking inzake gezondheidszorg.
De eerste golf: de twintig jaar “zorgeloze groei van de zorg” 1963-1982
Vanaf de jaren zestig tot in het begin van de jaren tachtig werd er louter gestreefd naar kwaliteitsverbetering, zonder bekommernis om de kosten. Dit resulteerde in een kostenspiraal van het gezondheidssysteem.
Gedurende de jaren ‘60 en tot het begin van de jaren ’80, was de hoofddoelstelling van het gezondheidsbeleid de maximalisatie van de kwaliteit zonder de druk van beperkte middelen. Dit beleid is mogelijk gemaakt door de periode van economische bloei en het klimaat van vertrouwen die deze periode kenmerken. Het Belgisch gezondheids-systeem beleeft dan de jaren die we kunnen bestempelen als de “zorgeloze groei van de zorg”.
Deze maximalisatie van de kwaliteit zonder beperking van de middelen heeft zich geuit in een grote toename van de kosten van het gezondheidssysteem die te wijten is aan vier grote factoren:
een verhoging van de vraag die het gevolg is van de veralgemening van het systeem van de verplichte verzekering en van de kosteloosheid van de ziekenhuiszorgen voor alle burgers. Hoewel het systeem van de verplichte verzekering dateert van 1945, heeft de grootste wijziging zich pas voorgedaan bij de invoering van de wet van 9 augustus 1963 die de dekking van de gezondheidsverzekering uitbreidt en tezelfdertijd de vrije keuze van arts en van ziekenhuis, de betaling per prestatie en de onafhankelijke medische praktijk garandeert. Er worden nieuwe categorieën rechthebbenden met voorkeurtarieven voor terugbetaling gecreëerd: weduwen, wezen, gepensioneerden en invaliden. De wet van december 1963 voert ook het principe van gratis ziekenhuiszorgen voor alle burgers in.
een verhoging van het aanbod dat, onder andere, te wijten is aan de zeer grote toename van het aantal ziekenhuisbedden en aan het bouwen van talrijke ziekenhuiscomplexen.
een kwalitatieve en kwantitatieve verhoging van de input in de sector (menselijke middelen, geneesmiddelen).
een retrospectief terugbetalingssysteem dat er in bestaat de ziekenhuizen terug te betalen op basis van de reëel gemaakte kosten. De wet van 1963 voorzag in principe een uniforme verpleegdagprijs voor alle ziekenhuizen, maar in haar artikel 9 voorzag die wet voor de beheerder de mogelijkheid om een beroep in te stellen indien dit bedrag onvoldoende bleek te zijn. Deze uitzonderingsprocedure wordt al heel snel de regel en doet aldus de verpleegdagprijs en het aantal dagen exploderen.
De ziekenhuizen verlengen de verblijfsduur en onderhandelen de verhoging van de verpleegdagprijs met het Ministerie van Gezondheid.
De tweede golf: de vijfentwintig “budgettaire” jaren: 1982-2007
In het begin van de jaren tachtig veranderde de overheid het geweer van schouder. De nadruk ligt nu op de beheersing van de kosten.
De periode tussen 1982 en 2007 wordt gekenmerkt door twee grote principes: de begrotingscontrole en de financiële responsabilisering:
In het begin van de jaren ’80, met de opkomst van de werkloosheid, de vertraging van de groei en de gevolgen van de twee oliecrisissen van de jaren ’70, verandert het hoofddoel dat de overheid zich stelt inzake gezondheid. Terwijl het beleid zich vroeger concentreerde op de uitbreiding van de geboden diensten en zorgen, ligt het accent nu op de kostenbeheersing. Dit betekent helemaal niet dat men tijdens deze tweede periode de doelstellingen die men in het verleden nastreefde verwaarloost, maar men koppelt er nu een bijkomende overweging aan vast: de eenvoudige uitbreiding van de middelen volstaat niet langer om het geheel van de traditionele doelstellingen te bereiken. Het doel om de kwaliteit aan gelijk welke prijs te maximaliseren die in de “zorgeloze groei van de zorg” periode moet plaats ruimen voor een nieuwe doelstelling: de maximalisatie van de kwaliteit onder druk van een zekere beperking van de middelen.


De gezondheidszorg als “waar”, waarvan de groei van de “kost” ONDER de groei moet blijven die in de huidige crisis, nog door competitiviteits-verhogende maatregelen, kan worden gerealiseerd...

De historiek en het effect van de besparingen, de kwaliteit en de toegankelijkheid en hun evolutie, het effect zowel op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg zèlf en de gevolgen voor de bezetting en de intensiteit en verloning van de job als werker in de gezondheidssector is voor latere analyse. 

HIER heb ik het alleen over de gezondheidsuitgaven (globaal) als bedrag in vergelijking met de BBP als bedrag.

Ik heb de concrete bedragen van de BBP (per jaar) van de website van de Wereldbank en de cijfers van de index (per jaar – ik koos willekeurig voor het index-cijfer in mei van elk jaar...) van een “federale” website. De percentages van de gezondheidsuitgaven die zij uitmaken van het BBP van opeenvolgende jaren, komen uit de twee publicatiers hierboven. Hiermee maakte ik de volgende tabel …. waarna ik de grafieken (zie verderop) maakte.


Het beeld dat de burgerij wil opwerpen hangt af van hoe zij de feiten voorstelt.

Als je de ontwikkeling van de uitgaven voor gezondheidszorg zet tegenover de ontwikkeling van het BBP, LIJKT het inderdaad dat de uitgaven voor gezondheidszorg “exploderen”.

Maar als je de uitgaven voor gezondsheidszorg als deel van de BBP voorstelt (dus in de effectieve bedragen) geeft dat een wellicht realistisch beeld van een klein deeltje van het BBP dat naar gezondheidszorg gaat en dat een gelijkmatige stijging kent, zoals ook het BBP stijgt. (weliswaar minder gelijkmatig)

Maar als je de uitgaven voor gezondheidszorg in 1970 op 100 zet en het indexcijfer in 1970 op 100 zet, vervolgens de stijging per jaar van de index als die van de uitgaven voor gezondheidszorg naast elkaar zet, dan zie je dat de stijging van de kosten voor gezondheidszorg gewoon de index “volgt”, zoals de prijzen (en lonen) dat doen (even de indexinleveringen niet meetellend….)
 
Zo zijn de kosten van aankopen van medicamenten, van medisch materiaal, van uitrusting (machines e.d.), van de bouw van gebouwen en de inrichting van bv operatiekamers eigenlijk aankoop-prijzen waarvan hun inflatie zich weerspiegelen in de index, zoals ook de lonen (index-INLEVERINGEN niet meegerekend….) voor het verzorgend en verplegend personeel... 
Het is logisch dat dat zich weerspiegeld zich in het “index-volgend” gedrag van de uitgaven voor gezondheidszorg. 

Het zijn niet zozeer de uitgaven voor gezondheidszorg die “exploderen” als wel bijvoorbeeld de winsten van de farmaceutische bedrijven...
In feite is de insinuatie van “de exploderende uitgaven voor gezondsheidszorg” gewoon een alibi om “noodzakelijke besparingen” te verdedigen….

Maar het zijn niet de uitgaven voor gezondheidszorg die EX-ploderen,… het is de groei van het BBP die IM-plodeert!

Het is de chronische overcapaciteitscrisis van het kapitalisme sinds 1974 dat de groei van het BBP doet verminderen en het BBP zelfs regelmatig doen KRIMPEN.
Zo is het niveau van de “groei” van het BBP boven de 4% en STIJGEND tot 1973, daar waar het sinds 1973 onder de 2,5% is en op de lange termijn DALEND.

Daar waar voor de mogelijke economische groei (en ook omwille van het bestaan van het socialisme in een groot deel van de wereld,... de URSS en CHINA, Oost-Europa, Cuba,…), het kapitalisme een “rustig” werkvolk nodig had, en waar die groei dan ook de uitbouw van de sociale zekerheid .. en in de jaren ‘60 een ‘bijna’ gratis gezondheidszorg mogelijk maakte, moest dit voor een "rustig” werkvolk zorgen. 
Maar sinds de chronische overcapaciteit vanaf 1974, maakte de concurrentie voor elkaars marktaandelen het voor de kapitalisten nodig, dat er zoveel mogelijk bespaard werd op loonkost en alles wat loonkost gerelateerd was…. 
Dus looninleveringen en besparingen in sociale zekerheid en gezondheidszorg.

Strijd zal nodig zijn… maar overwinningen zullen slechts betrekkelijk zijn en tijdelijk als niet het kapitalisme zèlf wordt aangepakt
De huidige “gezondheids-crisis” door het Corona-virus maakt het EFFECT van de voorgaande besparingen in gezondheidszorg en de verzorging-instellingen wel héél zichtbaar! 
Het doet de strijd aanwakkeren voor een performante en toegankelijke gezondheidszorg met een volwaardige bezetting en goede werkvoorwaarden voor de werkers in de gezondheidssector en verzorgingssector.

De strijd voor behoud van werk, voor méér werk(en niet alleen in de gezondheidszorg), voor een beter loon (en niet alleen in de gezondheidszorg), tegen afbraak van sociale zekerheid én gezondheidszorg, het zal botsen met de “logica” van het kapitalisme dat geconfronteerd zit met (de door haarzelf veroorzaakte) overcapaciteitscrisis. 

Dus als harde strijd tot een zekere overwinning en resultaat zal leiden, … het zal altijd tijdelijk zijn omdat het kapitalisme dit altijd weer in vraag zal stellen.

Uiteindelijk zal de strijd leiden tot een strijd tegen het kapitalisme en het instellen van de macht van de werkers. Het zal slechts door de uitbouw van het socialisme zijn, dat de werkers een andere maatschappij kunnen uitbouwen die zal kunnen voorzien in eenieders behoefte.

1Karl Marx, Zur Kritik der politischen Oekonomie, Berlin, 1859, p. 3.
2 Eurostat database, Health care expenditure (SHA 2011).
3 OECD, Health Statistics 2019, 15 November 2019, https://www.oecd.org/health/health-data.htm.
4 De in dit verslag gerapporteerde gemiddelden voor de OESO zijn ongewogen gemiddelden van de 36 OESO-lidstaten. Deze methode beperkt de impact van de bevolkingsrijke Verenigde Staten van Amerika op het OESO-gemiddelde. De in dit verslag gerapporteerde Europese gemiddelden daarentegen, zijn berekend via een (gewogen) globalisatie op het niveau van 25 Europese OESO-lidstaten.
5 In 2012 en 2015 werd het bedrag van de globale begrotingsdoelstelling forfaitair vastgelegd, wat feitelijk neerkwam op een nulgroei.

6 Bron: OESO, Laatst geactualiseerd op 2 juli 2019.