Vanaf
reeds 1995 merkte (en rapporteerde) ik iets wat ik toen zag als
“formalisme”: men was inderdaad actief in stakingsbewegingen,
sindicale strijdbewegingen, verkiezingscampagnes…. Maar er bestond
geen revolutionaire strategie die de politieke inhoud zou moeten
bepalen in al die “campagnes”.
We waren “bezig” campagne na campagne, hadden “objectieven” te halen. Ik moest steeds vaker denken aan de “lijfspreuk” van Bernstein: “De beweging is alles, het doel is niets”…..
We waren “bezig” campagne na campagne, hadden “objectieven” te halen. Ik moest steeds vaker denken aan de “lijfspreuk” van Bernstein: “De beweging is alles, het doel is niets”…..
Vooral Henri Houben in Marxistische Studies no's 45, 57, 59, 84 |
Op basis van
zelfstudie van werken van Lenin en Marx én van analyses (vooral die
van Henri Houben, ook sommige van Jo Cottenier) kreeg ik inzicht in
de foute ontwikkeling in de PVDA. Ik rapporteerde dit,… maar kreeg
nooit antwoord. Nadat ik buiten de partij werd gezet, en rapporten
geen zin meer had, ging ik verder maar nu in “ontmaskering”. Ook
begon ik, op basis van verworven inzichten op basis van studie van
artikels van (vooral) Henri Houben zelf maar een politieke lijn te
ontwikkelen die ik zou voorstellen ALS de mensen van de PVDA daar
voor open zouden staan. Nu zal die tekst eerder de basis zijn van wat
ik denkt in te dienen als politieke tekst voor het komende congres
van de Communistische Partij van België.
Naast
de artikels in de Marxistische Studies was ook het document van de 3e
congres (“De tijd staat aan onze kant”) voor mij, “studie-materiaal”:
De
basisopstelling die doorheen de geschiedenis de beide
vakbondsprogramma’s bepaalt, is de volgende: “De politieke
democratie is verworven, de sociale democratie moet nog worden
verbeterd, de economische democratie moet nog worden afgedwongen.
Vooral dit laatste is een voorwaarde om tot een ‘echte’
democratie te komen.”
De
beide vakbondsprogramma’s zien de verwezenlijking van het einddoel
als een langzame, constante groei van sociale gelijkheid en
economische medezeggenschap, binnen het bestaande kapitalistische
systeem. Het is een kwestie van kwantiteit, van hoeveelheid, die door
constante druk en overleg opgelost kan worden. ACV- en ABVV-programma
hebben daarbij hun eigen nuances en gevoeligheden.(...)
De
zogenaamde verwezenlijking van de ‘economische democratie’ leidt
in werkelijkheid naar toenemende integratie in het systeem. De
vakbondsleiding stemt zich steeds meer af op de kapitalistische
noden, onder het ordewoord ‘grotere taart, grotere stukken’. Maar
het is niet omdat de taart iets groter wordt en dus ook de stukken
dat het iets verandert aan het wezen van het systeem.
Er
verandert niets aan de uitbuiting. De hoogte van het loon bepaalt
niet of er uitbuiting is of niet. De uitbuiting ligt in het bezit van
de productiemiddelen en de privé toe-eigening van de geproduceerde
waarde en meerwaarde. Verder wordt de ‘graad’ van uitbuiting niet
bepaald door de hoogte van het loon, maar door de ‘verhouding’
tussen loon en meerwaarde, tussen wat de arbeider krijgt en wat naar
de kapitalist stroomt. Burgerlijke studies wijzen uit dat de
uitbuitingsgraad ook in de jaren 60 praktisch ongewijzigd is
gebleven. En dan hebben we nog niet over de uitbuitingsgraad van de
derde wereld.
Er
verandert evenmin iets aan het karakter van de staatsmacht. De
ontwikkeling van het kapitalisme vereist dat de Staat, als
‘collectieve kapitalist’, steeds meer economische taken gaat
opnemen voor het monopoliekapitaal. Er is een toenemende versmelting
tussen staat en monopolies. (…)
De
revolutionairen die zich na Mei 68 organiseren en zich verbinden met
de arbeidersklasse, worden door beide vakbondsleidingen als
avonturiers en verdelers bestempeld.(…)
Na
de oorlog zag de gevluchte en versplinterde ABVV-leiding zich
verplicht de Eenheidsvakbond met communisten en renardisten op te
richten om haar verloren invloed te herwinnen. In het nieuwe ABVV
sloten alle reformistische fracties een front om de communisten te
neutraliseren en ze uiteindelijk uit alle leidende posten te
verwijderen. (…..)
Voor
vele reformistische vakbondsleiders was de opname van de
communistische vakbond slechts een tactiek om het communisme
onschadelijk te kunnen maken. De reformistische ontwikkeling van de
KP maakte de ideologische recuperatie bovendien gemakkelijker. Ook nu
rekenen de ‘verstandige’ ABVV-leiders op een snelle recuperatie
van de revolutionairen. Men ziet dan ook meer en meer dat – na
enige aarzeling – de generatie van ’68 wordt toegelaten en op
gecontroleerde wijze déléguéfuncties mag opnemen. Maar het zwaard
van Damocles blijft boven hun hoofd hangen, zoals boven dat van te
strijdbare krachten. (…)
Wanneer
in 1974-1975 de wereldrecessie optreedt, wordt dit door de
vakbondsleiding – zoals door de burgerij – als een voorbijgaande
conjunctuurinzinking beoordeeld, veroorzaakt door een ‘externe’
factor, namelijk de stijging van de petroleumprijzen. Tot 1978 wordt
getwijfeld aan de lange duur en aan het structurele karakter van de
crisis. Zelfs wanneer de werkelijkheid tot hen doordringt, wordt er
over het algemeen weinig aandacht besteed aan de vraag naar de
oorzaken.
Voor
de rechtervleugel in het ACV en het ABVV is de schuldvraag overbodig.
Iedereen is schuldig en het komt erop aan om ‘samen’ oplossingen
te vinden. Anderen zoeken in de richting van allerlei technische of
externe factoren (technologische uitputting, dure dollar,
petroleumprijzen, verkeerde patronale strategie ...) maar zelden of
nooit wordt de oorzaak gezocht in het systeem zelf.
Diegenen
die het systeem verantwoordelijk stellen voor de crisis, zijn een
kleine minderheid in beide vakbondsapparaten. (….)
De
linkervleugel van de vakbonden heeft globaal langer weerstand geboden
tegen de aanvallen van het kapitaal (lonen, sociale zekerheid,
afdankingen), maar haar belangrijkste zwakte is de afwezigheid van
een radicaal antikapitalistisch alternatief. Een kleine minderheid in
het apparaat houdt vol dat de crisis het moment bij uitstek is om
antikapitalistische structuurhervormingen door te voeren maar men
vindt ze meestal op plaatsen die niet het beleid bepalen.?
Vooral
het afspringen van het sociaal overleg wordt door vele
vakbondsleiders zwaar betreurd. Voor de meest rechtse krachten is dit
het enige wat telt: zij willen als verantwoordelijke partners
beschouwd worden en willen meezoeken naar oplossingen. (….)
Deze
linkervleugel is niet bereid mee te werken aan de afbraakpolitiek om
kost wat kost het overleg te doen slagen. Het ABVV wijst een
interprofessioneel akkoord af in 1982 en 1984 en weigert elk overleg
over de index in 1981-1982. Het is duidelijk dat niet alle
vakbondsverantwoordelijken op dezelfde golflengte zitten. (…)
Tot
het algemene klimaat van verrechtsing behoort ook de agressieve
patronale opstelling tegenover de vakbonden. De aanvallen op de
verworven rechten, het levensniveau, de sociale zekerheid, de
werkvoorwaarden, de openbare diensten en de democratische rechten
kunnen maar doorgevoerd worden als de vakbondsweerstand wordt
gebroken. De arbeidersklasse, maar ook de meeste vakbondsleiders
waren niet zomaar bereid om de verworvenheden uit de periode van hoge
groei terug in te leveren. Het patronaat heeft daarom een
stapsgewijze tactiek ontwikkeld om hen ideologisch te winnen. Die
tactiek speelt in op de opstelling van het grootste deel van de
vakbondsleiders en houdt rekening met de tegenstellingen binnen de
vakbondsstructuren.
De
algemene strategie van het patronaat streeft ernaar om de
vakbondsmacht te ontmantelen en om de vakbonden weerloos te maken
door ze volledig in te kapselen in de kapitalistische logica. Het
patronaat wil vakbonden die loyaal met hen samenwerken en die de
arbeidersklasse en de klassenstrijd onder controle houden. (…)
Indien
het patronaat vandaag inspeelt op het ontstaan van corporatistische
vakbonden (syndicats-maison) dan maakt dit deel uit van de globale
strategie om de vakbondsmacht te ontmantelen. Zij worden gebruikt om
de vakbondseenheid te ondermijnen en om de ideologische druk op de
traditionele vakbonden te vergroten. Het patronaat weet immers zeer
goed dat het reformisme open staat voor klassensamenwerking en dat
vrijwillig aanvaard corporatisme meer succes garandeert dan opgelegd
corporatisme. (…)
Om
haar campagne kracht bij te zetten stelt het patronaat zich
onverzoenlijk op in het sociaal overleg, zodat de meeste mechanismen
van de overlegeconomie (tijdelijk) worden opgebroken. Het patronaat
vertrouwt op de regering om haar politiek met wetten en volmachten op
te leggen, in afwachting dat de vakbondsleiding tot ‘rede’ is
gebracht en vrijwillig de matiging ondergaat. De rechtse krachten
zijn steeds bereid geweest om kost wat kost dit overleg te hervatten.
Dit werd bijzonder duidelijk rond de indexslag. (….)
De
oproep van het patronaat om de verouderde dogma’s op te bergen en
een nieuw sociaal pact te sluiten op basis van de beginselen van
‘concurrentiepositie, sociale matiging en sociale deregulering’
dringt langzaam maar zeker door in de vakbondsprogramma’s en in hun
optreden.
Toch
is de strijdwil van de basis niet gebroken. In de periode van de
rooms-liberale regeringen hebben zich vier kansen voorgedaan om de
sociale afbraakpolitiek een halt toe te roepen door een algemene
staking en om een antikapitalistisch alternatief te bevechten:
maart-april 1982 (staking Mons-Borinage, deelstakingen tegen
regeringsplan), september 1983 (algemene staking openbare diensten),
de lente van 1984 (strijdbeweging tegen het meerjarige saneringsplan)
en april-mei 1986 (mijnstaking, spoorstaking, staking openbaar
vervoer, Brussel en Wallonië, 24- en 48-urenstakingen in het hele
land).
Maar
die (meestal spontane) bewegingen stoten op een toenemende sabotage
vanuit de vakbondstop, niet alleen in het ACV, maar ook in het ABVV.
Waar de ACV-leiding zich meestal openlijk vijandig opstelt,
‘ondersteunt’ de ABVV-leiding hen met de bedoeling om ze niet te
laten ontsporen en ze zo vlug mogelijk te beëindigen. Erg typerend
daarvoor is de ABVV-‘mobilisatiecampagne’ in 1986: terwijl de
beweging groeit en uitbreidt, weigert de ABVV-leiding voor te gaan en
leidt ze alles af naar één betoging, die als bliksemafleider en
orgelpunt moet dienen (31 mei). (…)
Dat
de vakbondsleiders meer en meer over de brug komen, blijkt bij het
afsluiten van een collectief akkoord in de Nationale Arbeidsraad over
de invoering van de flexibiliteit (nachtwerk, twaalfurendag,
weekendwerk). Het is een doorbraak van ‘het nieuwe sociaal
overleg’. De befaamde CAO 42 (1987) is een tastbare bekroning van
het patronale offensief. In het verlengde daarvan wordt voor het
eerst sinds lang opnieuw een interprofessioneel raamakkoord getekend
(november 1986), helemaal op model van het patronaat, barstend van
matiging. (…)
Het
kapitalisme heeft zich sneller aangepast aan de crisissituatie dan de
vakbondsdoctrines. Zo heeft de syndicale beweging zich helemaal in
het defensief laten dringen. Hoewel de crisis brandhout maakte van
het ‘overlegsyndicalisme’, werden de fundamenten ervan nooit
grondig in vraag gesteld.
Een
eerste fundament is dat kapitalistische welvaart en welvaart van de
arbeidersklasse hand in hand gaan. Een tweede fundament is dat door
samenwerking en overleg de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid
geleidelijk kunnen overbrugd en uitgeschakeld worden. Deze theorieën
hebben diepe historische wortels in de reformistische
arbeidersbeweging. We zullen hier niet de hele evolutie behandelen,
maar alleen het ontstaan van die opvattingen situeren. (…)
De
aanslepende crisis heeft de materiële basis van het reformisme
ernstig aangetast. Vele verworven voordelen en rechten worden terug
op de helling gezet, het patronaat veegt de straat aan met het
overleg en vele illusies worden stukgeslagen. Dit heeft geleid tot
een crisis van het overlegsyndicalisme en tot een ideologische crisis
in de beide vakbonden. Dit betekent niet dat de basisideologie in
vraag gesteld wordt. De beloftes van geleidelijke omvorming van het
systeem zijn niet langer geloofwaardig. Maar globaal heeft dit in de
vakbondsapparaten eerder tot een ideologische verrechtsing dan tot
een verlinksing geleid. Het overheersende aspect is de berusting in
de verminderde capaciteit van het kapitalisme om ‘welvaart’ te
scheppen. Vertrekkend vanuit een aanvaarding van de kapitalistische
logica, worden inlevering, afdankingen, afbouw van sociale
voorzieningen als onvermijdelijk en noodzakelijk aanvaard. (…)
Na
jarenlang ‘defensieve opstelling’ werken beide vakbonden aan een
herdefinitie van hun syndicale doctrine. De nieuwe ACV-ploeg wil ‘de
werkelijkheid een dosis idealen inspuiten en concrete utopieën
uitwerken’. De nieuwe ABVV-ploeg wil werken aan ‘een nieuw imago’
van het ABVV en steunt zich hiervoor op een opiniepeiling bij haar
leden.
De
definitie van het nieuwe syndicalisme lokt zoals in heel West-Europa
grote debatten uit. Het ‘oude’ syndicalisme moet wijken voor het
‘nieuwe’. De nieuwe accenten vertrekken vanuit de belangrijkste
krachtlijnen van de nieuwe situatie: de crisis, de nieuwe
technologie, de internationalisering en de veranderde samenstelling
van de werkende bevolking. Dat het kapitalisme nieuwe ontwikkelingen
kent, die nieuwe problemen stellen voor het syndicalisme, staat
buiten twijfel. Men moet die problemen niet wegmoffelen of uit de weg
gaan. Maar de nieuwe ontwikkelingen veranderen niets aan de aard en
de fundamentele wetten van het kapitalisme. De hele vraag is dus of
men die nieuwe problemen vanuit een klassestandpunt benadert of ze
integendeel gebruikt om de klassentegenstelling weg te vegen en zich
te laten meedrijven in capitulatietheorieën.
Onze
stelling is dat deze objectieve veranderingen de juistheid van het
marxisme bevestigen. Dit willen we hier aantonen door de nieuwe
ontwikkelingen vanuit marxistisch oogpunt te onderzoeken. We
overlopen ze punt voor punt, analyseren de reële nieuwe elementen,
de patronale strategie en de syndicale antwoorden. In de concrete
analyse bewijst het marxisme-leninisme zijn vitaliteit, zijn kracht
als wapen in de klassenstrijd. Dit is een geëngageerd betoog opdat
vakbondsmilitanten zouden teruggrijpen naar het marxisme en op die
manier het klassesyndicalisme nieuw leven zouden inblazen. (….)
De
diepe, structurele crisis van kapitalisme toont meer dan wat ook, het
failliet van het systeem. De crisis toont de onoplosbaarheid van de
tegenstellingen die het kapitalisme verscheuren. De
productieverhoudingen zijn een rem geworden op de ontplooiing van de
productiekrachten. De crisis toont ook het failliet van het
reformisme en haar keynesiaanse economische theorieën. Alle
ideologieën van ‘geleidelijke verovering’ van de staat en de
economische macht worden door de feiten verpletterd. Het zijn de
arbeiders, de werkers, de volkeren van de derde wereld die de crisis
hebben betaald, terwijl de monopolies en banken zich versterkten en
verrijkten.
Het
uitgangspunt van een strijdbaar syndicalisme moet dan ook zijn om de
val van dit uitbuitingssysteem te verhaasten. Dit wil zeggen: steun
verlenen aan de strijd van de onderdrukte volkeren en aanhouden van
een onverzoenlijk klassestandpunt. Tegenover de illusie van een
welvarend en ‘rechtvaardig’ kapitalisme, stelt het revolutionaire
syndicalisme het perspectief van het socialisme, de noodzaak om het
grootkapitaal te onteigenen en het kapitalistische staatsapparaat te
ontmantelen. Tegenover het samen zoeken naar uitwegen in de
kapitalistische concurrentieoorlog stelt het revolutionaire
syndicalisme dat de crisislast gedragen moet worden door de
verantwoordelijken voor de crisis. (…) Het socialisme wordt een
levensnoodzaak voor de honderden miljoenen die uitgesloten zijn van
de rijkdom van het kapitalisme. Het socialisme is ook voor de
arbeidersklasse in de imperialistische landen de enige weg om een
einde te maken aan de uitbuiting en de kringloop van crisis,
militarisering, fascisme en oorlog. Het strijdsyndicalisme moet
voorbereid zijn op zware crisissen en het zijne bijdragen om de val
van het kapitalisme te verhaasten. (….) Daarom pleiten we voor
wezenlijke antikapitalistische eisen op langere termijn die de macht
van het kapitaal aantasten en uiteindelijk vernietigen. De
onteigening van belangrijke delen of van het gehele grootkapitaal is
zo’n wezenlijke stap naar het socialisme, waarop de massa vanaf nu
gericht moet worden.
In
de analyse van Jo Cottenier (Marxistische
Studies no. 84, 18 augustus 2009, “De systeemcrisis”1) is nergens iets te
vinden over
het reformisme of is er over de noodzaak van de strijd ertegen in de vakbond(en) niets meer te zien:
Maar
het Europese kapitaal stootte op de sterkere aanwezigheid van
vakbonden en op verzet tegen de afbraakplannen. Al was er nog geen
sterke Europese vakorganisatie, toch werden de plannen land per land
afgeremd door nationale mobilisaties. (....) Ondanks alle campagnes
tegen de vakbonden in Europa en ondanks alle pogingen de
vakbondsrechten af te breken, staan er nog altijd sterke vakbonden,
die in sommige omstandigheden ook hun tanden kunnen tonen.
En
Peter Mertens in KNACK(28 oktober 2014) vist gewoon naar mogelijke (electorale)
sympathie binnen de vakbond(en):
“Vakbonden
zijn de grootste sociale organisaties van de loontrekkenden, en maken
dus integraal deel uit van het sociaal weefsel van onze maatschappij.
En tot slot zijn de vakbonden ook hoekstenen van socialisering in
positieve waarden zoals solidariteit en gelijkheid. Een democratie
wordt rijker als er tegenmachten zoals sterke vakbonden bestaan.”2
2https://www.knack.be/nieuws/belgie/de-vakbonden-zijn-de-grootste-kracht-van-democratische-verandering-in-onze-geschiedenis/article-opinion-491967.html
Een (nog te verbeteren) idee van een lijn voor een Communistische Partij, zoals ik dat zag …..in 2015
Wij, communisten, nemen stelling tegen de (vage, uiteindelijk links-reformistische) “eenheid van links” die uiteindelijk in de klassenstrijd de invloed niet principieel bestrijdt van de reformistische ideologie, die vanuit de vakbondsleiding aan de hele werkende klasse wordt opgelegd en die tegelijkertijd de illusie hooghoudt van mogelijkheden binnen de burgerlijke parlementaire democratie tot en met illusies van mogelijkheden van "linkse' of zelfs “communistische” regeringen IN een burgerlijke kapitalistische staat.
Wij,
communisten nemen ook stelling tegen het capituleren voor de burgerij, die een communistische partij alleen maar “toelaatbaar” acht, als deze Stalin en Lenin, en daarbij in feite de revolutionaire
omverwerping van het kapitalisme en de opbouw van het socialisme
verloochend … en zo in feite oproepen om de Communistische
Identiteit op te geven … waarbij “Communistische Partij” een
inhoudsloze misleidend uithangbord of etiket wordt.
Het actuele kapitalisme: bijna permanente overcapaciteit en een productie in een steeds grotere chaos.
Het
kapitalisme kan zelfs niet meer de schijn ophouden dat ze
maatschappelijke problemen kan oplossen. Het probleem van de markt,
het probleem van het realiseren van de maximale winst, dwingt de
kapitalistenklasse om alle wetmatigheden ten volle te laten werken.
Alle
verworvenheden van de arbeidersklasse door klassenstrijd verkregen en
altijd bedoeld als een afkopen van het radicaliseren van de
klassenstrijd of het afkopen van revolutionaire ontwikkeling van de
klassenstrijd zullen er aan moeten geloven.
De
parlementaire democratievorm die heerste in kapitalistische staten,
waarbij vormen horen van “syndicaal overleg” en waarmee de schijn
werd opgehouden dat alle sociale verworvenheden er kwamen en zich
ontwikkelden via de discussie tussen verschillende belanghebbenden in
de arena van een neutrale staat, of met staatsmacht die fungeerde
als een soort “scheidsrechter”., die parlementaire democratievorm
wordt een rem voor het rusteloos zoeken naar oplossingen voor de
fundamentele problemen waar de verdere ontwikkeling van het
kapitalisme zich gesteld ziet.
De
uitweg voor het kapitalisme kunnen we nu omschrijven (na de
ervaringen van gelijkaardige ontwikkelingen in de jaren `30) als een
overgang naar fascisme:
Openlijke
klassen-dictatuur van de kapitalistenklasse
Oorlog
en repressie tegen anti-imperialistische strijd van volkeren
Oorlog,
inmenging, subversie en repressie tegen het socialisme
Oorlog
en repressie tegen de arbeidersklasse om de verhoging van de
uitbuitingsgraad door te voeren
Het bestaan van het socialisme als stelsel vormt een directe bedreiging voor het kapitalisme.
Het
vergroot het marktprobleem en is een constante dreiging omdat het een
materialistisch bewijs vormt voor de arbeidersklasse om haar
problemen fundamenteel op te lossen door revolutie.
Sinds
1917 hebben de kapitalisten, ondanks hun onderlinge concurrentie, één
gezamenlijk klassenbelang: het terug integreren in de
kapitalistische wereld van het socialisme. Dit gebeurt door middel
van oorlogen, organiseren van “binnenlandse” opstanden en/of
burgeroorlogen én ideologische “oorlogsvoering” waarbij hoort:
het ontwikkelen van het revisionisme, omdat de omvorming van het
socialisme terug naar kapitalisme dan geleidelijker en
“ordelijker”verloopt.
Het
herstel van het kapitalisme in de Sovjet-Unie heeft voor de
kapitalisten een nieuwe bijkomende concurrerende regio doen ontstaan.
In
China is, weliswaar wat meer gecontroleerd dan in de Sovjet-Unie, het
kapitalisme opnieuw volledig ontwikkeld, waarbij China nu een
uitbreiding vormt van de bestaande (weliswaar onderling
concurrerende) kapitalistische monopoliegroepen of blokken. Het is
omdat het socialisme als zichtbaar, tastbaar, als mogelijk heeft
bestaan (ook al is er – tijdelijke – terugval) dat het
kapitalisme – zoals Stalin dat zei – in een ALGEMENE CRISIS is.
Elk anti-imperialistisch verzet, elk antikapitalistisch verzet elke strijd die ergens de verdere uitbouw van de kapitalistische ordening, de indeling van de wereld, de concurrentiestrijd, het opleggen van kapitalistische productieverhoudingen “hindert” is voor de kapitalistenklasse: terrorisme
Het
herverdelen van de wereld in invloedssferen, markten,
grondstoffenbronnen verscherpen de tegenstellingen tussen de
kapitalisten maar ook de tegenstellingen tussen de werkers en de
kapitalisten als klasse. Het is voor de kapitalisten belangrijk dat
er nergens in de wereld regio's of landen of groepen van landen
ontstaan die een nieuwe concurrerende regio vormen of die ergens de
bestaande imperialistische orde op één of andere manier bedreigd of
in vraag stelt.
Alles
en iedereen die spontaan of gepland en georganiseerd zich verzet
tegen de ontwikkeling van de imperialistische ordening en op één of
andere manier een extra bedreiging vormt voor de onoverkoombare
problemen waarvoor het imperialisme of de kapitalisten als klasse
zich gesteld ziet worden beschouwd én bestempeld én behandeld als
“terroristen”.
De
in de monden van de kapitalisten bestorven formulering van hun
nachtmerrie is dan ook: het wereldterrorisme. In een poging de
arbeidersklasse en haar bondgenoten ideologisch te verdelen wordt dan
het probleem van “het islamfundamentalisme” of “het
vluchtelingenprobleem” of het “allochtonenprobleem” geschapen.
Maar
de ontwikkeling van de klassenstrijd zal dit ontmaskeren: zoals de
communisten, de syndicalisten, de antifascisten, de bevolking in de
onderworpen regio's en landen wisten dat zij voor de kapitalisten ook
allemaal “joden” waren, weten de strijdende arbeiders die
allerlei strijdvormen ontwikkelen, dat zij op één hoop met de
“terroristen” zullen worden gesmeten.
De
ontwikkeling van een repressie-apparaat, de ontwikkeling van de
kapitalistische staat, de wetgeving, de maatschappelijke ordening, de
beveiliging van de kapitalistische productie, tot en met de
ideologische (vormen van racisme) verdeling van de werkende klasse,
het begint allemaal in functie te staan van “bescherming tegen
terrorisme”.
De
campagne tegen het wereldterrorisme is een vorm is een verpakking
voor het omvormen van de parlementaire democratie naar een vorm van
openlijke klassendictatuur.
Een
voorbeeld van ideologische misleiding om dit de verbergen
In
de Verenigde Staten wordt de president niet beschreven als een
democratisch verkozen staatshoofd maar als een door God gezonden
leider…. Godsdienst als opium voor het volk. De president krijgt
het aureool van onfeilbaarheid, beschermer van de belangen "van
een heel volk – zonder klassen” zoals de paus of als een
koning, keizer, tsaar of farao.
Wellicht
wordt de voorzitter van de Europese Commissie op den duur ook zo 'n
“keizer”, als het aan de Europese monopolies ligt.
In de wereld staan twee overblijvende klasse steeds meer tegenover elkaar: de arbeidersklasse en de kapitalisten.
In
de wereld staan twee overblijvende klasse steeds meer tegenover
elkaar: de arbeidersklasse en de kapitalisten. Tussenliggende
groepen, resten van klassen worden voor de keuze gesteld of worden
min of meer gedwongen te kiezen. Hierbij blijft eigenlijk maar één
keuze over: hun belangen als groep of bevolkingslaag zijn die van de
arbeidersklasse. Want de klasse van kapitalisten wordt in kwantiteit
steeds kleiner, de arbeidersklasse steeds groter.
De ACTUELE toestand van het kapitalisme
-
De kapitalisten worden minder in aantal, maar eigenen zich steeds meer rijkdom toe. Ze treden op als onderlingen concurrenten, maar ook als klasse: om het bestaan van het kapitalisme te verzekeren. Als klasse ontketenen ze een oorlog tegen het socialisme en de arbeidersklasse. Onderling concurreren ze voor marktaandelen, grondstoffen, laagste lonen en andere kostenvoordelen, de hoogste meerwaarde en het grootste deel van de totale meerwaarde.
-
Concurrentie, handelsoorlogen, boycot, embargo, gewapende conflicten:
-
als concurrentie tegenover andere kapitalisten
-
als collectieve strijd van de kapitalisten tegen de verworvenheden van de arbeidersklasse en het socialisme
-
zowel in concurrentie als in samenwerking als in samenwerking met sommige concurrenten tegenover andere concurrenten
De
concurrentie is in een nieuw stadium gekomen: de strijd om maximale
winst gebeurd niet alleen tussen twee kapitalisten maar ook binnen
het “bedrijf”van dezelfde kapitalist. “Afdelingen”, divisies,
het Europese deel tegenover het Amerikaanse deel: welk is in staat om
de hoogste meerwaarde te genereren ten koste van een andere afdeling,
divisie of regionaal deel. De verliezer houdt op te bestaan.
De
concurrentie binnen de arbeidersklasse wordt aangewakkerd of
georganiseerd ten dienste van de kapitalistische concurrentie.
Het
belangrijkste meest toonaangevend deel van de kapitalistenklasse is
niet “Europees” of Amerikaans, of Aziatisch, maar bezit een
Europese èn een Amerikaanse èn een Aziatische poot die daar gebruik
makend van het regionaal staatsapparaat om onderling1
te concurreren. De geglobaliseerde kapitalisten gebruiken hiervoor de
regionale burgerij en als het kan een deel van de beter-geschoolden
van de arbeidersklasse.
Twee
ontwikkelingen komen heden ten dage meer dan ooit naar boven:
-
de productie in anarchie, de productie van chaos. Hoewel de maatschappelijke rijkdom (hoewel privé toegeëigend) nog nooit zo groot was, worden steeds minder essentiële diensten en noden van het volk vervult … of in de vorm van “te kopen” producten waarbij het loon (waarmee de werkers de noodzakelijke diensten en goederen kunnen KOPEN) een algemene tendens heeft om te DALEN.
-
de productie werd nog nooit zo sociaal: voor de realisatie van waren ( voor hun waarde verkochte geproduceerde zaken) is niet 1 of enkele bedrijven nodig maar worden hele reeksen van productielijnen en systemen met inschakeling van enorm veel werkers.
Het
gaat om de totale meerwaarde toegeëigend door de kapitalisten als
klasse. Het lijkt dat op sommige plaatsen in de productieketen de
meerwaarde relatief laag is. Maar het gaat om de totale meerwaarde
die vrijkomt als het product verkocht wordt. De meerwaarde wordt niet
altijd goed zichtbaar omdat hij vaak direct doorstroomt naar een
ander deel van de kapitalisten. Een eenvoudig voorbeeld: in de
scheepsbouw, maar ook in bijvoorbeeld de staalproductie is de
materiële productie in andere “bedrijven” dan andere aan de
productie toegevoegde “diensten” (die nodig zijn om de realisatie
van de waren mogelijk te maken), namelijk de transport of de verkoop.
Maar al die bedrijven zijn eigendom van de kapitalisten (soms fysiek
dezelfde groep kapitalisten) Zo “kochten” de rederijen ver onder
de kostprijs schepen die duur werden “verkocht”door de rederijen.
De scheepswerven leden vaak “verlies” en leken helemaal geen
meerwaarde te puren uit de scheepsarbeiders. Maar die meerwaarde
“vloeide”naar de rederijen die ze “inden” van zodra ze de
schepen aan hun waarde konden verkopen.
“Privatisering”: alles valt binnen de kapitalistische productie, alles wordt een waar. Alleen de ruilwaarde telt… dus alleen te verwerven door TE KOPEN
Het
effect van de zogenaamde privatisering in de opbouw van de EU is dat
allerlei vaagheden over de kapitalistische productie verdwijnen en
dat de overheersing van de kapitalistische productiewijze en de
monopolievorming duidelijker worden.
Het
leveren van energie, het leveren van mobiliteit, het leveren van
telecommunicatiemogelijkheden, het leveren van scholing, het leveren
van gezondheid, deze diensten worden steeds duidelijker waren die
geproduceerd worden, verkocht (geruild)worden, waarbij de in de
productie tewerkgestelde werkers hun arbeidskracht verkopen en door
onbetaalde arbeid meerwaarde opleveren aan de kapitalistische
bedrijven die deze diensten “produceren”.
HET
leveren van logistieke en andere diensten door de kapitalistische
staat aan kapitalisten worden ook meer en meer door monopolies
“geproduceerd”.
Voor
een deel is “de dienst”een onderdeel in de productie van een
materiële waar en essentieel nodig voor de realisatie van de
meerwaarde in de waar geïncorporeerd, door verkoop van de waar voor
zijn RUIL-waarde.
Een
zelfstandige die in opdracht van een kapitalistisch bedrijf een
dienst levert in de realisatie van een waar wordt zo eerder een
arbeider tegen stukloon. Bijvoorbeeld een loodgieter die een lavabo
in een huis installeert dat zelf als waar verkocht wordt. De
geïnstalleerde lavabo IN het huis is dan ook de waar die
gekocht wordt door de nieuwe bewoner, en NIET de lavabo die ligt in
een rek bij de groothandel, of in het magazijn van een
lavabo-producerend bedrijf. Dit is ook een element in wat men noemt
“de socialisering van de productie”.
Over het arbeidsloon
Alles
wat de kapitalist betaald (in de vorm van nettoloon, sociale
bijdragen die de arbeider van zijn brutoloon moet afstaan, patronale
bijdragen en ook ELKE belasting) voor zover het dient voor de
levering van diensten en producten waarvan de ontwikkeling van de
arbeidersklasse heeft bepaald dat het hoort bij zijn herstel van
gezondheid en van degenen waarvoor hij zich verantwoordelijk acht
maar geen arbeid kunnen leveren (kinderen, ouderen, uit de productie
gestoten werklozen, gehandicapten, scholieren en studenten), de
huisvesting, de voeding, de zelfontplooiing, de communicatie met de
wereld, de scholing, verzorging van kinderen (recuperatie van nieuwe
werkers) moet beschouwd worden als arbeidsloon.
De
ontwikkeling van het kapitalisme maakt dat een deel van dat loon,
collectief geïnd wordt, en terug komt naar de arbeidersklasse “naar
behoefte”
Dat
deel van het loon dat de arbeider in het begin individueel moest
sparen en later in eigen beheer collectief spaarde (mutualiteiten,
hulpkassen,…) wordt nu door de kapitalistische staat beheerd.
De
kapitalistische staat kan zo de hoogte van het loon bepalen, en
eventueel doen dalen, met een beheersing van de eventuele
klassenstrijd die ontstaat omwille van de strijd voor het loon. Het
imperialisme heeft daarvoor “medewerkers”ontwikkeld: de
reformisten.
Een
deel van de “belasting”voor de kapitalisten is het collectief
beheer over een deel van de meerwaarde die door de kapitalistische
staat gebruikt wordt om de kapitalistische structuur in
overeenstemming te brengen met de wensen en node van de grootste
monopolies.
Daar
waar al de kapitalisten verenigd ijveren voor de daling van het loon
en wat één van de belangrijke opdrachten is van de kapitalistische
staat, zullen de meningen verdeeld zijn over de belastingen voor de
uitbouw van de kapitalistische infrastructuur in zoverre de
verschillende kapitalisten menen dat ze er al dan geen profijt van
zullen hebben en vooral hun grotere concurrenten.
Ontwikkeling steeds duidelijker naar twee overblijvende tegenovergestelde klassen: de kapitalistenklasse tegenover de arbeidersklasse
Zo
wordt de stelling waarheid dat de ontwikkeling van het kapitalisme
steeds maar twee klassen tegenover elkaar stelt: de steeds groeiend
en zich ontwikkelende arbeidersklasse 9mensen die alleen maar kunnen
blijven leven door de verkoop van hun arbeidskracht) en de steeds
kleiner en steeds meer rijkdom concentrerende kapitalisten klasse. De
kapitalistenklasse wordt daarbij verscheurd door de noodzaak van
verdediging van collectieve klassenbelangen (voorbestaan van het
kapitalisme en de verhoging van de uitbuiting en vergroting van de
meerwaardewinning van en op de arbeidersklasse als geheel ) en de
voor hen individuele voorbestaan noodzakelijke concurrentie.
Je
hebt dus één groep, één klasse, die in hoofdzaak leeft, haar
inkomen haalt uit de opbrengst, van het kapitaal of de kapitalen die
deze groep bezit en hiermee zo winstgevend mogelijk de winst haalt
uit de productieve arbeid, het productieve werk van de andere groep,
de andere klasse.
De
andere groep, de andere klasse kan in hoofdzaak alléén maar
voorzien van een inkomen, omdat zij geen kapitalen bezit, door het
verkopen van hun arbeidskracht, hun fysische en geestelijke vermogens
om het werk te verrichten dat hen door de kapitaalsbezitters wordt
aangeduid.
De
eerste groep vormt de klasse der kapitalisten, de tweede groep de
klasse der werkers2.
Door
de indeling van de maatschappij, is het zo dat het resultaat van het
werk van de werkers, de door hun collectieve sociale in elkaar
passende werk gerealiseerde, te verkopen producten, eigendom zijn van
de klasse der kapitalisten die de winst opstrijkt door de verkoop van
de producten. De producten die verkocht en gekocht worden hebben een
bepaalde gebruikswaarde, een bepaalde nuttigheid (al dan niet
kunstmatig opgewekt). Maar voor de kapitalisten heeft alleen het
gerealiseerde winstdeel van de verkoopwaarde van de producten belang.
De kapitalist ziet in een product alleen de RUILwaarde, de
verkoopwaarde als je het geld als universeel ruilmiddel beschouwt.
Het nut, de gebruikswaarde is alleen maar interessant in zover ze in
staat is een zo groot mogelijke koopkrachtige vraag op te wekken.
Een
hamburger, een Coca-Cola, een “gezondheids”product, een
medicament, een huis, een auto dienen NIET om om de best mogelijke
manier de mensheid te voeden, te laven, gezond te houden, te genezen,
te huisvesten of te vervoeren.
Het
zijn producten die door het collectief werk van miljoenen mensen
geproduceerd worden, die daarvoor “vergoed”worden met een loon,
waarvan de totale collectieve (loon)kost niet in verhouding staat met
de gerealiseerde Verkoopwaarde. Het verschil tussen de TOTALE
verkoopwaarde en de collectieve loonkost is de collectieve WINST voor
de kapitalisten. Die winst wordt binnen de kapitalistenklasse
verdeeld naargelang hun macht, competitiviteit, plaats in het gehele
productieproces e.d. Waar de ene kapitalist “minder winst”heeft,
of zelfs “verlies” is dat MÉÉR winst voor een andere
kapitalist. De kapitalist die verlies maakt omdat hij zijn producten
niet VERKOCHT krijgt, maakt dat een andere kapitalist die zijn
marktaandeel heeft overgenomen meer winst maakt. Ook de kapitalist
die de grondstoffen, de tussenproducten, de machines, de bank die
krediet levert, of zelfs de interim-bedrijven die het werkvolk
levert, zal betaald moeten worden, en dus winst maken, hoewel de
eerstgenoemde kapitalist zijn eigen winst niet kan realiseren, omdat
hij niets verkocht krijgt.
De
enige oplossing is dat de werkers een collectieve strijdbare en
vastberaden tegenmacht opbouwen om de kapitalisten te onteigenen en
de productie en de productieve werk van de werkers te richten op het
produceren van GEBRUIKSwaarden. Dan zullen de werkers collectief
terugkrijgen hetgeen zij door hun werk erin stoppen.
De
productie van voedsel, drank, gezondheid, genezing, wonen en
vervoeren zal dan GEPLAND worden naar producten die de best mogelijke
GEBRUIKSwaarde hebben en NIET het hoogst mogelijk verschil tussen
loonkost en Verkoopwaarde hebben, waarbij het echte nut, de echte
gezondheid, de best mogelijke woonoplossing, of mobiliteitsoplossing
eigenlijk geen doel vorm of alleen maar in zoverre zij zou appelleren
aan een KOOPKRACHTIGE vraag.
Streven van de kapitalisten: het arbeidsloon doen dalen naar een uiterst minimum (blog artikel bestaansreden van Europa: 20-07-11 Most important reason of EXISTENCE of the EU: increasing continually thelevel of exploitation of the European workers.
Het
arbeidsloon dient om te leven. De kosten worden bepaald tot wat
algemeen als levensnoodzakelijk wordt ervaren. Het hangt af van de
algemene waarden en levensverwachtingen. Hierbij horen kosten voor
onderhoud van gezondheid, een inkomen voor levensonderhoud op het
moment dat men niet kan werken (ziekte, werkloosheid, ouderdom,
minderjarig) Dus alle voor allerlei vormen van gewaarborgd pensioen,
ziekteverzekering, terugbetaling van gezondheidskosten, scholing en
opleiding behuizingkosten heeft de arbeidersklasse door strijd en als
afkopen voor NOG heviger klassenstrijd een loon verkregen waarvan
een deel collectief gespaard wordt en beheerd door de staat, waarna
de individuele arbeider naargelang zijn of haar noden dat deel van de
loonmassa kreeg als vervangingsinkomen of als terugbetaling van
gedane kosten.
De
uitgaven voor sociale bescherming in de EU als percent van BBP van de
EU geeft een idee van hoe groot dat deel was en is van de totale
loonmassa.
Het
doel van de oprichting van de EU was en is een apparaat te hebben dat
de concurrentiekracht van de Europese monopolies versterkt. Eén van
de onderdelen van de programma van dat apparaat was: de
uitbuitingsgraad te verhogen en dus het arbeidsloon te verlagen om zo
het deel van de arbeidstijd waarin de arbeider de waarde van zijn
arbeidskracht produceert te VERKLEINEN.
Dus
een AFBOUW van de programma's van sociale bescherming is een DOEL.
Nu
blijkt dat BINNEN die sociale bescherming dat deel dat gaat naar
allerlei vormen van pensioen (dus vergoedingen voor oudere arbeiders
die wegens hun leeftijd niet meer hun arbeidskracht kunnen of willen
verkopen) het grootst is. Daarom wordt de aandacht vooral gericht
voor de AFBOUW van DAT deel van de sociale bescherming. DAARVOOR is
de fabel van de Kost voor de VERgrijzing uitgevonden. Want die kost
op zich stijgt niet: blijft sinds 1990 hangen op 46% van de totale
sociale bescherming. En daar de uitgaven voor de sociale bescherming
DAALT…. Dalen ook de uitgaven voor de pensioenen.
Daar
in iedere lidstaat het systeem voor vergoeding voor oudere
niet-meer-actieven verschilt, is ook de AANPAK van die kost per
lidstaat anders.
In
België hoort hierbij allereerst de vermindering van BRUGpensioen.
De
maatregelen die BELGIË dus wil nemen tegen het BRUGpensioen is dus
een OPGELEGD deel dat België moet verzorgen om de TOTALE uitgaven
voor sociale bescherming OMLAAG te brengen in HEEL de EU.
Eén
van de redenen voor de AFBRAAK van de loonkost en als onderdeel
daarvan de AFBOUW van programma's voor sociale bescherming is dat
men verwacht dat de groei van het BBP niet meer zo groot gaat zijn.
De
“verdelings-ideologie” van de imperialistische burgerij om de
werkende klasse haar bewustzijn van klassen-eenheid te ontnemen, om
de imperialistische oorlog retoriek om de imperialistische
concurrentie alsook de plundering van alsook de controle van
grondstoffen (-bronnen), de herverdeling van marktaandelen…..
Het
socialisme in één land – zoals België dus – of in een aantal
landen tegelijk, is MOGELIJK….Het is ook NOODZAKELIJK
De kapitalistische staat
Hoewel
de grootte van de geïntegreerde productie-ketens en hun globale
inplanting de omvang van de “nationale” staten overstijgt, staan
de burgerlijke staten in functie van het deel van de kapitalistische
geïntegreerde productie-ketens op hun respectievelijke grondgebied :
Een
productie-keten vanaf de grondstoffen tot aan de effectieve verkoop
aan een verbruiker (verkoop op basis van arbeidsloon verkregen door
verkoop van de arbeidskracht). Het is bij de VERKOOP van het
eindproduct dat de meerwaarde wordt GEREALISEERD (en dan kan worden
herverdeeld in functie van de partieele eigendom van een deel van de
keten – in feite wordt deze « verdeling » van
meerwaarde op voorhand « voorgeschoten » langsheen de
keten) De effectieve gerealiseerde meerwaarde kan kleiner zijn dan de
reeds verdeelde (voorgeschoten) meerwaarde, doordat er een
overcapaciteit bestaat voor het eindproduct. Zo kunnen
grondstoffen/monopolies of monopolies van transport of van
productie-machines winstgevend zijn (kregen reeds « voorgeschoten
meerwaaarde ») … daar waar de distributie/verkoopbedrijven
voor het eindproduct verlieslatend kunnen zijn omdat de meerwaarde
(reeds voorgeschoten) niet gerealiseerd wordt (geen of minderverkoop
door overcapaciteit)
Het
kapitalistische eigenaarschap is gedeeld, eerder collectief en
verdeeld over de monopolies langsheen de keten. Bijvoorbeeld Saoudische kapitalisten bezitten de oliewinning, maar hebben ook
« eigenaarschap »(aandelen) in de raffinage, in de
transport, in de logististiek(bv in de haven van Antwerpen) en in de
productie(assemblage) van het eindproduct (bv aandelen in de
autoproductie). Maar dit « gedeeld eigenaarschap »wordt
gedeeld met kapitalisten uit Europa, of de Verenigde Staten of ook
van China of Rusland. (verdeling van contrôle-hoeveelheden van
aandelen)
België
als burgerlijke staat organiseert de uitbuiting van de
arbeidskrachten en beschermd en organiseert de kapitalistische
productieverhoudingen en organiseert de repressie en contrôle op en
van de productiekrachten in dat deel van de globale productieketens
dat zich bevindt op haar grondgebied. Zij wordt hierin « geholpen »,
gecontroleerd en gedicteerd door instituten zoals de EU, IMF voor
haar taak als burgelijke staat.
Toen
de Generale, Solvay, Petrofina, Agfa, Bekaert, Stella Artois, Grand
Bazar, Kredietbank, ASLK, Bank van Brussel, CERA ophielden met
“Belgische” “multinationals, banken en holdings” te zijn,
toen ELF, Rhone-Poulenc, ….ophielden met “Franse”, BASF en
ander bedrijven van het vroegere “Duitse” IG-Farben, Dutch-Shell
ophield “Nederlands”, en Enichem ophield met een "Italiaans" STAATS-bedrijf te zijn, dit in de loop van de jaren nà WO II, was het
duidelijk dat zij buiten de bestàànde burgerlijke staatsapparaten,
instituten nodig hadden of wensten, die een beetje "aangepast" waren aan hun schaalgrootte
: de EU, IMF, NAVO …..
Door
het “federalisme” wordt de Belgische staat, maar in feite het
“Waalse”, “Vlaamse” en ook het “Brusselse” gewest méér
en méér overheidsstructuren op lager niveau van de EU.
Als
België zou volledig splitsen, worden de “gefederaliseerde” delen
of rechtstreeks door de EU “beheerd” … of word “Vlaanderen”
in feite een deel vaan Duitsland …. en "Wallonië" van Frankrijk.
De
uitbouw van die lagere overheden worden soms ook misleidend genoemd:
de uitbouw van bijvoorbeeld "de Vlaamse staat". Zo wordt ook het belang
van de fascisten duidelijk: zij leveren sinds de jaren '30 in héél
Europa de ideologie, om de werkers warm te maken voor de uitbouw van de staat Europa: want de realisatie van Noord-Italië of Kroatië, of
Vlaanderen of Catelonië of Tsjechië diende maar om hinderpalen uit
de weg te ruimen voor de inpassing van gebied in de staat Europa,
gebied dat tot dan binnen een “kleinere” staatstruktuur, regime en
grondwet viel.
Maar
het is nog altijd de Belgische staat die de uitbuiting organiseert, en de belangen beschermd van de kapitalisten die “eigenaar” zijn van de delen
van de globale productie-ketens binnen haar territorium. De werkers in België
(of hun oorsprong nu ligt in “Wallonië, “Vlaanderen” … of in
verre streken van waaruit hun voorouders of zijzelf migreerden of
vluchtten, moeten die Belgische burgerlijke staat breken en die delen
van die productieketens “onteigenen”…..
Dus
is het de taak van de arbeidersklasse om een bres te slaan in het
imperialisme door revolutie te voeren binnen een zo groot mogelijk,
door de kapitalisten ontwikkelende, groepen van staten.
Daarvoor
moeten programma, organisatie, massa-strijdorganisaties op DIE schaal
ontwikkeld worden.
Dus
in Belgié op zijn minst, maar als het mogelijk is (zie verder) om
revolutionaire bewegingen in verschillende landen aan elkaar te
“koppelen”, dan moet een eengemaakte revolutionaire beweging (met
alles wat dat inhoudt) dat niet nalaten ...
Zo
zijn de Wereldbank, het IMF, de NAVO ook elementen van een
staatsmachine dat de algemene wereldwijde belangen dient van de meest
geglobaliseerde kapitalisten. De VN heeft alle kenmerken van “een
parlementaire democratie als façade voor de echte machthebbers
niet over de werkelijke macht beschikkend” De houding die
revolutionairen moeten aannemen tegenover die instellingen wordt bepaald door de algemene wetmatigheden die die staatsonderdelen
hebben: zowel de repressiemacht als het parlement binnen de
kapitalistsiche staat. Dus dit houdt in voor bijvoorbeeld de VN: niet verwachten
dat DAAR alles wordt beslist, dat DAAR de echte macht te veroveren
is, maar wel, gebruiken als tribune, om te ontmaskeren en om door de
krachtsverhouding verkregen BUITEN die instelling, de echte
machthebbers te dwingen, tijdelijk bepaalde verworvenheden in “wetten”
te gieten, en uiteindelijk aan te tonen dat dat “parlement” moet
ontbonden worden om het door een “echt werkend, goedkoop, controleren,
verkozen en afzetbaar parlement" te vervangen.
De Europese Unie, boven de onderlinge concurrentie, dient de belangen van de monopoliekapitalisten: de kapitalistische ordening beschermen, en klassenstrijd tegen de verhoging van de uitbuitingsgraad, onderdrukken.
De lidstaten als imperialistische burgerlijke staten, verbinden er zich toe om hierin een gemeenschappelijke strategie toe te passen om ter verhoging van competitiviteit, een “groei” te forceren in een door chronische overcapaciteit “geplaagde” wereldmarkt. Het (continu) verhogen van de uitbuitingsgraad van de werkers in Europa is hiervoor de belangrijkste doelstelling van EU. De werkende klasse in Europa wordt verdeeld, door hun “nationale” indeling in de lidstaten, door hun samenstelling (migranten, precair tewerkgestelde “sans-papiers”, werkers uit andere lidstaten die méér uitbuiting, en mínder sociale wetgeving kennen), hetgeen de concurrentie binnen de werkende klasse van Europa aanwakkeren, met netto een stééds lager loon (en stééds verdere sociale afbraak) als gevolg.
De
chronische overcapaciteit komt tot uiting in een steeds tragere groei
van het BBP (per lidstaat en voor Europa als geheel) De door algemene
besparingen, reeds dalende groei van de uitgaven voor loon en sociale
bijdragen, LIJKT - want uitgedrukt in PERCENT van het BBP - daarom (soms) te
stijgen. Dit ligt aan de grondslag van de mythe van “stijgende
loonkost” en
(bijvoorbeeld) “stijgende
kosten voor pensioen.”
Of
zoals het in een publicatie van de EU zelf wordt gezegd: “Er
was een sterke procentuele groei voor pensioenen (zoals trouwens voor
het gehele programma voor sociale bescherming) Maar dit kwam vooral
doordat het BBP TRAGER groeide als de toename van de uitgaven voor
pensioenen.”
In
dezelfde publicatie van de EU zelf blijkt dat ondanks de dalende
groei van het BBP (van de EU in haar geheel) is er maar een kleine
stijging (als % van het BBP). Dus die “stiijgende kosten voor de
vergrijzing” is ook maar een “urban legend”.
De
revolutie in één land (België) is mogelijk en noodzakelijk
De
revolutie in één land is mogelijk, zeker in een situatie dat in
alle landen de klassenstrijd een massale en revolutionaire kenmerken
krijgt. Zo zullen de revolutionaire bewegingen mekaar versterken, zal
er wederzijdse steun en samensmelting zijn, waardoor de revolutie in
de respectievelijke (lid)staten méér en méér realiteit zal
worden. Net zoals het water van de rivieren of de winden zullen de
revolutionaire bewegingen niet kunnen gestopt worden aan de
landsgrenzen.
Zo
zal de revolutie in ieder land zich verbinden met een gezamelijke
strijd tegen de (instellingen van de) EU.
Grensoverschrijdende
“verbindende” ordewoorden, op basis van een revolutionaire
beweging in een land (die dan “reeds bezig is”)
Stopzetting
van het doorvoeren van ALLE Europese richtlijnen
Afschaffen
van ALLE niet-verkozen Europese Instellingen
Het
Europees parlement als verkozen, werkend, controlerend wetgevend
uitvoerend èn af te zetten orgaan
Onteigening
van Energie-basischemie bedrijven, bedrijven van communicatie,
bedrijven in de produktie van de gezondheid, mobiliteit, kredietwezen
en verzekeringen, waterlopen, oppervlaktewaters, waterhuishouding,
drinkwater, afvalverwerking, construktie en bouw
Onteigening
van elk vermogen dat verkregen is via kapitalistische uitbuiting
Vermogen
verkregen door eigen arbeid en door besparing op eigen consumptie kan
worden behouden en in principe doorgegeven worden aan nageslacht.
Onderbrengen
in Europese bedrijven onder controle van het parlement met verplichte
openbare rapportering en verslagen
Produktie
volgens een plan op basis van reeële behoeftes
Sociale
zerkerheid, gezondheidszorg, personenzorg, woonkosten,
basismobiliteit beschikbaar naar behoefte voor iedereen door het
nodige deel van de geproduceerde rijkdom (het BBP)
Oftewel
in het arbeidsloon zit verrekend de basiskosten voor…..
Over
de socialistische revolutie en opbouw van socialisme mogelijk en
noodzakelijk in België
De
socialistische revolutie is niet iets van één dag maar van een
periode van momenten van strijd die een revolutionair karakter
hebben.
De
revolutie in België betekent TEGELIJK (en dus alleen op basis van de
strijd voor het socialisme) een disengement uit de EU.
In
België betekent de strijd voor revolutie ook tegelijkertijd het
doorbreken van alle “kunstmatige” scheidingen van het federalisme
en regionalisme…. De communisten in hun werkeing erkennen geen
federalisering tot VOOR het instaleren van de taalwet in 1961, bv het
moment van de instalering van de NATIONALE sociale zekerheid.
Revolutie
in België zal gebeuren als er in de naburige landen Ook
revolutionaire klassenstrijd is,,, dus in bv Frankrijk of /en
Duitsland, Nederland en Luxemburg. Heel waarschijnlijk zullen er dan
al revolutionaire strijd zijn in landen in andere delen van Europa
(bv Griekenland, maar ook Spanje of/en Italië)
Heel
waarschijnlijk zal de revolutie losbarsten op moment er een algehele
oorlogssituatie is. De militaire instrumenten van de burgerlijke
staat zullen op het “terrain de bataille” gebonden zijn.
En
de revolutionaire ontwikkeling zal zich ook keren TEGEN deze
oorlogssituatie.(die er één zal zijn omwille van concurrentie,
controle en “herverdeling’ van grondstofbronnen, markten,
extra-goedkope arbeidskrachten en het vernietigen van
productiecapaciteit en productiekrachten … bij het vijandige of
concurrerende kamp.
En
een revolutionaire toestand in elk land van de EU zal tegelijkertijd
een strijd zijn tegen de EU. Dit zal de revolutionaire bewegingen
over de grenzen aan elkaar verbinden en ze zal ze elkaar wederkerig
beïnvloeden en versterken.
De
revolutionaire krachten (de werkende klasse en daarrond de lagen die
ook steeds minder belang hebben met het voortbestaan van het
kapitalisme) zullen de burgerlijke staat afbreken en hun
revolutionaire macht instellen ( dictatuur van het proletariaat) en
alle activa van de kapitalisten onteigenen.
Toch
zal de productie ( behalve die productie die niet meer zullen
opstarten) hernemen terwijl zij wat arbeidsrelaties (loonvorming),
producten en productiewijze nog volledig op het kapitalisme zijn
afgestemd. De producten zullen op één of andere manier eerst nog
verkocht (geruild) worden. (en met het loon – in één of ander
vorm – gekocht worden. Maar gelijk zal er begonnen worden om de
kapitalistische productieverhoudingen te vervangen door
communistische productieverhoudingen.
Er
zal (in het begin na de revolutionaire onteigening) een soort
“staatskapitalisme” zijn … maar dan zonder kapitalisten.
Er
zal (nog eerst in het begin) strikt genomen “kapitalistische uitbuiting” zijn
… maar de meerwaarde zal niet meer toegeëigend worden door de
kapitalisten( want die zullen onteigend zijn van al de faciliteiten
die hen dit mogelijk maakten) maar door de arbeidersstaat en zal
overeenkomen met het “accumulatiefonds” (waarvan een eerlijke
verdeling van de productie, de uitbouw van nieuwe productiefaciliteiten en nieuwe - op echte behoefte afgestemde - producten, onderwijs, gezondheidszorg, woningen enz... "gefinancierd" worden… (zie “Kritiek op programma
van Gotha”, Karl Marx)
Wat Karl Marx de "dictatuur van het proletariaat" noemt zal de staatsvorm zijn tijdens het socialisme (oftewel de "eerste fase van het communisme") Naarmate alle "resten" van kapitalistische productieverhoudingen zullen zijn opgeruimd en de communistische productieverhoudingen opgebouwd voor een productie in functie van behoeftes en de productie van "ruilwaaarden" een begrip wordt van een historisch verleden ... en naarmate het kapitalisme OVERAL zal opgeruimd zijn ... zullen er geen klassen meer zijn en dus de staatsvorm "dictatuur van het proletariaat" afsterven.
Een
voorbeeld van de verandering in productiesysteem onder het socialisme
18-07-18 Strategie/programmavan de Communistische Partij van België uitwerking van: “De revolutie in één land (België) is mogelijk en noodzakelijk”
1
Zelfs BINNEN een geglobaliseerd monopolie (zie een voorbeeld
uitgewerkt in Marxistische Studies no 18 over Solvay in 1993,
deze vorm van concurrentie is vandaag nog veel meer ontwikkeld.
2
Ik gebruik de term “werkers” omwille van de verkeerde
gevoelswaarde die in het Nederlands de term “arbeiders” oproept
Geen opmerkingen:
Een reactie posten