25-06-2023

Sinds 1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, de financiering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun en subsidie’s aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn die Sociale Zekerheid. Dit zal na de verkiezingen in ‘24 niet ander zijn.

De verkiezingscampagnes in ‘24 zullen uiteindelijk gaan over de begroting (“de inkomsten”, “de uitgaven”, en welk “tekort” er zal zijn), en waar bij iedere partij in haar “verkiezings-campagne” hiervan haar “analyse” zal maken, met haar “voorstellen” om dit tekort weg te werken. Het opstellen van zo’n begroting is gewoon een boekhouding …. Het is niet de bedoeling om duidelijk te maken, hoe er een overdracht is van de geproduceerde maatschappelijke rijkdom (BBP) van dat deel dat “behoorde” aan de werkers (het indirect loon, de zogenaamde “patronale bijdragen” in de Sociale Zekerheid), naar de bedrijven (die dan die “vermindering van patronale bijdragen” terugkrijgen in allerlei vormen van “subsidies” en “steun”. (hierover verder meer)
De “inkomsten”, maar ook de “uitgaven”, waar men van uitgaat zijn het resultaat van vorige besparingen en maatregelen van vorige regeringen (vanaf zeg maar 1980….) Zo leidden de maatregelen van de regeringen vanaf 1980 tot nu tot een gecumuleerde VERMINDERING van patronale bijdragen, die 22,092 miljard euro was dit jaar, in 2024 zal dat zijn bij ongewijzigd beleid zeker 22,732 miljard euro zijn.
Nu reeds – maar als het niet lukt – dan zeker in de “regeringsonderhandeling” nà de verkiezingen lig in ieder geval op tafel:
belastinghervorming die 6 tot 10 miljard extra vermindering van “patronale bijdragen”moet opleveren, bovenop de reeds “ingeplande” verminderingen, door vorige regeringen sinds 1980)
In De Tijd op 1 december 2022: ¨Van Peteghem wil de lasten op arbeid met 10 miljard euro verlagen. Dat moet onder meer gebeuren door het verhogen van de belastingvrije som en door een hervorming van de belastingschalen.
De vermindering van patronale bijdragen, die in 2024 reeds 22,732 miljard euro zal zijn, kan dus oplopen tot een VERMINDERING van meer dan 30 miljard euro, dus een “inkomsten” die sowieso 30 miljard euro LAGER is dan wat hij zo zijn ZONDER al die verminderingen! Het mogelijk “begrotingstekortin 2024 (dat in Economische vooruitzichten 2023-2028. Planbureau van juni 2023 al “voorspeld” is zo’n 28 miljard euro te zijn of 4,7 % van bbp – “te hoog” volgens Europa) zal zo aanzwellen met nog zo’n 10 miljard, … als er geen ‘alternatieve inkomsten zijn” of “besparingen in de uitgaven” – lees besparing in de sociale zekerheid, dus bij de pensioenen, uitgaven gezondheid, ouderenzorg, kinderopvang, ... Dit is dus de inzet voor de volgende verkiezingen!
B
esparingen in uitgaven voor sociale zekerheid ook door steeds meer verandering van “naar begunstigde” naar “selectiviteit” (voorwaarden verbinden) en door de installering van “forfaitaire” bedragen, ten gevolge van de “regionalisering” en de “dotaties”, hetgeen het DOEL was van regionalisering. (later hierover nog meer….)
Een andere bron van “inkomsten” is de vennootschapsbelasting. Die was in 2023 20,84 miljard euro. Nu is de vennootschapsbelasting vandaag de dag: 25% op “winst voor belasting”. Het waren opeenvolgende regeringsbeslissingen om die vennootschapsbelasting te doen dalen. ( zie hierover verderop) Voor 1980 was die nog 48% op “winst voor belasting”.
In Solidair 26 december 2017: “Om in te schatten hoe reëel het gevaar van een zerotarief op middellange termijn is, hoef je maar te kijken naar de evolutie van de aanslagvoet van de vennootschapsbelasting in België. In het begin van de jaren 1980 lag die nog op 48%, hij zakt naar 45% in 1982, naar 43% in 1987, naar 41% in 1990, naar 39% in 1993 (wordt 40,17% met inclusie van de complementaire crisisbijdrage), 33,99% in 2002 om ten slotte, door de nieuwe hervorming tot 29,58% te dalen in 2018 en tot 25% in 2020. In vier decennia is de aanslagvoet dus bijna gehalveerd.
M.a.w. anders zou de vennootschapsbelasting (indien nog 48%) in 2023 40 miljard euro geweest.
Zo is het niet onlogisch om te denken: Het is een politieke keuze door via “ondernemingsvriendelijke” lagere vennootschapsbelasting een “begrotingstekort” te scheppen. En het is een politieke keuze om van die “inkomsten” een steeds groter deel dat behoorde aan de werkers, te geven aan de bedrijven. (zie verder)
Een tekort die een nieuwe regering moet uitkijken naar “nieuwe inkomsten” en naar besparingen in de uitgaven”…
En AL de deelnemende partijen die het spel van burgerlijke parlementaire democratie spelen, geven dan, in functie van hun “achterban” (om genoeg stemmen te ronselen) hun voorstellen voor “nieuwe inkomsten”: gaande van btw-verhogingen, co2-taksen tot “effectentaks”en “vermogensbelasting” …. en al dan geen “besparingen”: op pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, …. tot …..“geen besparingen nodig omwille van hoog genoeg inkomsten, bv die vermogensbelasting” …

Maar géén van die partijen doen een oproep tot strijd voor een recuperatie van alle voorgaande besparingen en een herstel van “inkomsten” betaald door de kapitalisten ( de “eigenaars” van de bedrijven, banken, monopolies,…)
Dat was ooit anders. Lees hier in 12-6-2023 Frans Van Acoleyen (PVDA) mobiliseerde in 1996 nog voor strijd voor RECUPERATIE van vermindering van patronale bijdragen … en kritiseerde de vakbonden als ze daar akkoorden met vermindering van patronale bijdragen ondertekenen ….“in ruil voor werk” , aan de hand van enkele artikels uit Solidair van 3 april 1996, hoe Frans Van Acoleyen (PVDA) in 1996 nog mobiliseerde voor strijd voor RECUPERATIE van de “verminderingen van patronale bijdragen” … Interessant is (zoals je kunt lezen) dat wat de PVDA in 1996 aan “de trotskisten” verweet, …. ze nu zelf doen….. “exclusief de strijd richten op een hogere vermogensbelasting” … De reden waarom is vandaag de dag wellicht iets anders “deze demagogie heeft geen ander doel dan …..” stemmen te ronselen in verkiezingen.
Ook maakte de PVDA toen nog een kritiek op het reformistische “onderhandelen = nemen en geven” van de vakbondsleiding. Waarbij de vakbondsonderhandelaars zèlf tekenen voor vermindering van patronale bijdragenin ruil voor werk” …..
Dit is dan ook de laatste Solidair waarin nog opgeroepen werd voor de strijd voor de recuperatie van de reeds vroegere verlagingen van patronale bijdragen ….

In de PVDA-brochure van begin 1986 “Stop deze regering van sociale terreur”- handboek tegen Martens-Gol) wordt o.a. een overzicht gegeven van de inleveringen en besparingen van 1980-1985. Ook (maar ik kom hier later nog op terug) worden de plannen van de “nieuwe” regering (Martens VI) geanalyseerd in deze brochure, zoals ook de “begrotingsopmaak” van die regering. Wat o.a. opvalt is, dat hier wordt de “competitiviteitsnorm” wordt aangeklaagd. Het gaat hier in 1985 dus (nog) niet over de “wet van 1996”!
Het is de wet van 1996 die nu aangeklaagd wordt, maar NIEMAND heeft het nu over de competitiviteitsnorm, die ook nog altijd van kracht is….
Tussen twee haakjes, in 1985 riep de PVDA nog wèl op (o.a. de vakbonden) tot strijd tegen de competitiviteitsnorm….
Ook wordt in 1985 nog duidelijk gesteld dat er geen sprake kan zijn van verminderingen van patronale bijdragen, want dat is “loondiefstal”….
Ook werd in 1985 nog opgeroepen tot strijd voor de recuperatie van ALLE inleveringen en besparingen…





Lonen en flexibiliteit

Martens V heeft haar herstelbeleid gevoerd onder het motto: "
wij moeten de concurrentiekracht (competitiviteit) van onze ondernemingen verstevigen"! Maar bedrijven zijn niet "van ons", zij zijn het privébezit van een handvol kapitalisten. De verdediging van de competitiviteit is de verdediging van het klassenbelang van het kapitaal.
In een economie gebaseerd op het privébezit van de productiemiddelen is het enig motief van de productie: de winst en meer bepaald de winstvoet, dat wil zeggen de winst in verhouding tot het totale geïnvesteerde kapitaal. De crisis heeft geleid tot de ineenstorting van de winstvoet. Voor het grootkapitaal is het antwoord op de crisis dan ook: het herstel van de winstvoet en dit wordt door de arbeidersklas se betaald. Marx drukte de winstvoet uit in volgende formule:
              w
w’ = ---------
           c + v
Daarin is w = het volume van de winst
c=het constant kapitaal (machines, gebouwen, grondstoffen)
v=het variabel kapitaal (lonen = de prijs voor de arbeidskracht).
w’= de winstvoet.
Er zijn vier manieren om de winst te verhogen.
1. De kapitalistenklasse kan de prijs van de arbeidskracht (het loon) verlagen. In dat geval verhoogt de uitbuitings- graad: van de waarde, die de arbeider produceert gaat een groter deel naar de kapitalist (w stijgt) en een kleiner deel naar zichzelf (v daalt).
2. De kapitalistenklasse kan de uitbuitingsgraad ook verhogen door de arbeidsduur te verlengen en door de arbeiders harder en sneller te doen werken. In beide gevallen verhoogt de winst.
3. De kapitalistenklasse kan productiekrachten vernietigen door het sluiten van de minst rendabele ondernemingen (c daalt).
4. Door de flexibiliteit te organiseren kunnen de kapitalisten de machines langer doen draaien. In dat geval stijgt de winst bij een gelijkblijvende hoeveelheid kapitaal..
In dit hoofdstuk bespreken wij I (de lonen) en 4 (de flexibiliteit).
Het herstelbeleid is geen typisch Belgische politiek. In alle kapitalistische landen eist het grootkapitaal in naam van de competitiviteit dezelfde politiek tot herstel van de winst- voet. Of de regeringen nu geleid worden Thatcher of door Mitterrand, door Martens of door Gonzales, overal worden lonen verlaagd, fabrieken gesloten, flexibiliteit en grotere uitbuiting georganiseerd.
De crisis heeft de internationale concurrentiestrijd scherper gemaakt. Door de uitbuiting van haar' arbeiders op te drijven verwerft het grootkapitaal een bijkomend voordeel op de concurrentie. De verhevigde concurrentiestrijd leidt ertoe dat grotere uitbuiting van de arbeiders in één land bet lot wordt van de arbeiders in andere landen. Mitterrand leerde van Martens de flexibiliteit, Martens nam van Mitterrand Gandois over en van Duitsland de indexafbraak; wat de Italiaanse regering inspireerde hetzelfde te doen.
De werkers moeten hun directe belangen verdedigen tegen de aanvallen van hun kapitalisten. Zo alleen kan de helse spiraal, voortgebracht door de kapitalistische concurrentie doorbroken worden. In deze strijd versterkt de arbeidersklasse haar eenheid, slagkracht en bewustzijn en bereidt zij zich voor om uiteindelijk de macht te breken van het grootkapitaal.

De lonen

1. Bilan van de loonpolitiek van Martens V
Nooit heeft sinds de Tweede Wereldoorlog een regering zo zwaar de lonen aangevallen als Martens V. Zowel het patronaat als de staat hebben van deze reusachtige inlevering geprofiteerd.

Loonafbraak ten voordele van het patronaat
In het kader van de "transfer van de gezinsinkomens naar de ondernemingen" nam Martens V volgende maatregelen: In 1982 (gekoppeld aan de devaluatie) werd een index- sprong (2%) overgeslagen. De overblijvende indexeringen van dat jaar werden forfaitair toegekend (een forfaitaire som gelijk aan 2% van het minimumloon). Deze inlevering is definitief.
In 1983 was er de 5-3-3 operatie: 5% arbeidsduurvermindering. 3% aanwervingen en 3% looninleveringen onder de vorm van nogmaals 2 forfaitaire indexeringen en de invoering van een glijdende index (berekening van de indexstijging op basis van het gemiddelde van de laatste vier maan den in plaats van op de laatste maand). Deze inlevering werd ondertussen verlengd tot einde '86.
Van '82 tot 86 werd bij wet een volledig verbod op loonstijgingen opgelegd.

Loonafbraak ten voordele van de staat
De staat profiteerde van alle hierboven vermelde maatregelen in de Openbare Sector. In die sector werd ook de solidariteitsbijdrage jaar na jaar verlengd. In het kader van de "
gezondmaking van de overheidsfinanciën" werden bovendien volgende maatregelen van loonafbraak opgelegd: - In 1983: verhoging van de sociale bijdragen van werknemers met 2%, spaarplan van maart 84: indexsprong in 84, 85 en in 86 675 F aftrek per maand voor alleenstaanden en gezinnen zonder kinderen en invoering van 12.07% bijdrage op het dubbele vakantiegeld.
Wat is nu het resultaat van deze loonafbraak?

Koopkracht van de werkers: –15% sinds 1981
Het I.R.E.S.. een onderzoeksinstituut van de U.C.L.. (Franstalige katholieke universiteit) rekende per inkomenscategorie uit hoeveel koopkracht er nu verloren is gegaan onder Martens V (tabel 1).

Deze tabel maakt een volledige balans op van de afhoudingen op het loon ten voordele van patronaat en staat; daarnaast wordt ook rekening gehouden met de evolutie van de kinderbijslagen en van de fiscale afhoudingen. Hij geeft dus een precies beeld van het beschikbaar inkomen en van de evolutie van de koopkracht van de werkende bevolking. Al naargelang het inkomen en de gezinssituatie varieert het koopkrachtverlies van 10 tot 15%. En dat is slechts een minimum want er wordt geen rekening gehouden met de toegenomen werkloosheid, met de verspreiding van de deeltijdse arbeid en met de verlaging van de werkloosheidsuitkeringen.

Bedrijfswinsten: +58% in drie jaar
Ten onrechte beweert VBO-voorzitter A. Leysen dat de zware looninleveringen volledig door de staat worden opgeslorpt.
1 In de reeds vermelde studie van het I.R.E.S. wordt aangetoond dat de patronale loonkost tussen '81 en '85 daalde met 1.3% voor een brutomaandloon van 30.000 F (in '81) en met 5.9% voor een loon van 70.000 F.
Belangrijk daarin is de indexafbraak van '82 en '83, die het patronaat jaarlijks 47 miljard blijft opbrengen. Daarenboven bracht de Maribeloperatie (vermindering van de patronale bijdragen in ruil voor verhoogde indirecte belastingen) aan het patronaat in 1982 30 miljard op en in 1983 nog eens 15 miljard. Tussen '80 en '84 steeg de productiviteit in de Belgische industrie met 22%. Dit betekent dat loonkost per eenheid product over die periode in dezelfde mate gedaald is. Dankzij de opeenvolgende loonblokkeringen is de opbrengst van deze productiviteitsstijging volledig naar het patronaat gegaan.
Het meest zichtbare resultaat van deze politiek is dan ook de explosie van de bedrijfsinkomens sinds 1981. Op 3 jaar tijd zijn de bruto-inkomens van de ondernemingen (na belasting, vóór afschrijving) met 58% gestegen (grafiek 1). Na aftrek van inflatie blijft een reële stijging van 36% of gemiddeld 10,8% per jaar..

Dit cijfer is slechts een gemiddelde voor alle bedrijven. De aangroei is nog opmerkelijker voor de grote maatschappijen en monopolies. De bruto-inkomens (na belastingen, voor afschrijving) van de 5.000 grootste ondernemingen zijn na aftrek van inflatie tussen '81 en '83 reëel toegenomen met 70% (van 195 naar 364 miljard),
De politiek van Martens V heeft het relatieve aandeel van de lonen en van de brutowinsten in de toegevoegde waarde van de ondernemingen ernstig gewijzigd. De toegevoegde waarde is de waarde die de arbeiders door hun gezamenlijke arbeid hebben toegevoegd aan de machines, de grondstoffen enz...
Uit een studie, uitgevoerd door de Kredietbank op basis van de bilans van 6.700 Belgische ondernemingen blijkt dat het stijgende aandeel van de brutowinst praktisch volledig verklaard wordt door het gedaalde aandeel van de personeels- kosten (tabel 2). Het is vooral dankzij deze verschuiving. stelt de Kredietbank vast dat de netto-rendabiliteit op eigen middelen in de industriële sector tussen '82 en '84 meer dan verdubbeld is, van 4,3% naar 9,6%.
2

Inkomens uit vermogen: +64% (van 1981 tot 1985)

Terwijl de werkers inleverden aan het patronaat en de staat hebben de bezitters van vermogens (aandelen, obligaties, kasbons, enz …) uit twee ruiven gegeten. De aandeelhouders hebben geprofiteerd van de verbeterde winstvoet. In 1981 hebben de bedrijven voor 61 miljard dividenden uitbetaald, in 1984 was dat 90 miljard of een stijging van bijna 50% in drie jaar tijd.
3 Zij profiteren, en zullen dat nog vele jaren doen, van de fiscale voordelen van de aandelenwet Cooremans-De Clercq. Tenslotte hebben de dragers van staatsobligaties meegeprofiteerd van de hoge interestvoeten.
Het resultaat is een forse aanwas van de inkomens uit fortuinen (grafiek 2). Na aftrek van inflatie blijft er een stijging van 36% op 4 jaar tijd.

Martens en Dehaene beroepen er zich op dat hun herstelbeleid 'evenwichtig' en 'rechtvaardig was. De feiten bewijzen het tegendeel: de armen werden armer, de rijken rijker. Het relatieve aandeel van de lonen in het BNP (Bruto Nationaal Product) is op drie jaar tijd gedaald van 60.1 naar 58% terwijl het aandeel van de inkomens uit vermogen is toegenomen van 13 tot 15.5%. Het Planbureau schat dat het loon- aandeel nog slechts 54% zal zijn in 1990. Op dat ogenblik zullen de inkomens uit fortuinen 1.300 miljard bedragen. Dat is 21,5% van het BNP of meer dan één vijfde van de rijkdom die de arbeiders op 1 jaar voortbrengen! En ondertussen voorziet M. Eyskens een verdere daling van de koop- kracht met 5% tegen 1987,
4

  2. Martens VI: een loonpolitiek op maat van het V.B.O.

 Regeringsverklaring over het concurrentievermogen

Het concurrentievermogen van de ondernemingen zal onder elke omstandigheid worden gehandhaafd. Daarom zal de Regering het Parlement verzoeken de bepaling van de wet van 22/1/1985 (*) te verlengen die de Koning machtigt om alle nuttige maatregelen te nemen, telkens wanneer uitzonderlijke omstandigheden het concurrentievermogen in het gedrang brengen.

a. Voor de jaren 1985 en 1986 zal de competitiviteitsnorm ingesteld door de wet van 22/1/1985 volledig worden toegepast krachtens de bestaande bevoegdheidsdelegatie van het Parlement aan de Koning. Met het oog hierop zal in het begin van het eerste halfjaar van 1986 en in het begin van het tweede halfjaar de door de wet voorziene evaluatie van de concurrentiekracht van de ondernemingen in België voor de 1985 en voor 1986 worden uitgevoerd.

Mocht blijken dat de norm niet geëerbiedigd wordt dan zal de regeling voorzien in art. 26 (*) van de wet worden toegepast.

b. Voor de jaren 1987, 1988 en 1989 zal de regering in maart 1986 een overleg met de sociale gesprekspartners organiseren. Dit overleg zal betrekking hebben op:

de maatregelen die toelaten de concurrentiekracht van de ondernemingen veilig te stellen:

- de bevordering van de tewerkstelling en van de soepele werking van de arbeidsmarkt;

de inkomensvorming en de koopkracht.

De Regering zal alles in het werk stellen om een interprofessioneel akkoord te bereiken. Voor het geval dat dergelijk akkoord niet afgesloten zou zijn vóór eind juli 1986 of niet verenigbaar zou zijn met de vereisten van de competitiviteit van de ondernemingen, zal de Regering het Parlement verzoeken de Koning toe te laten competitiviteitsnorm vast te leggen en zelf het kader te creëren waarbinnen de vrijheid van onderhandelen van sectoriële en bedrijfsakkoorden verzoend kan worden met het eerbiedigen van deze norm, rekening houdend met de specifieke situatie van de K.M.O. s.

Binnen dit kader zal bovendien, wanneer in een onderneming voldoende gunstige bedrijfsresultaten worden geboekt, onderhandeld worden over aanvullende tewerkstelling en de participatie, onder diverse vormen, van alle betrokken werknemers in deze resultaten..

(*) Artikel 26 van de wet van 22/1/1985

"De competitiviteit moet behouden blijven in 1985 en 1986 en dat minstens op het gemiddelde niveau van de jaren 1982, 1983 en 1984. De competitiviteit zal geëvalueerd worden op basis van twee criteria:

1. de loonkost van de 7 belangrijkste handelspartners van België:

2. de flexibiliteit in het gebruik van de productiefactoren. (...)

De vakbonden, de werkgevers en de middenstand zullen bij het begin van het tweede semester ‘85. begin '86 en bij het begin van het tweede semester van '86 nagaan of de competitiviteit behouden bleef.

Indien voor 1985 en 1986 de competitiviteit niet op zijn minst gehandhaafd werd dan kunnen na overleg met de vakbonden, de werkgevers en de middenstand tussen 1 januari 1985 en 31 december 1986 bij Koninklijk Besluit volgende maatregelen worden opgelegd:

* een forfaitaire vermindering van de patronale bijdragen aan de RMZ. voor zover andere maatregelen geen invloed hebben op de schatkist.

* alle andere nuttige maatregelen op basis van de bijdragen in functie van de draagkracht en zonder de koopkracht van de minstbedeelden aan te tasten".


2.1. De competitiviteitsnorm

De competitiviteitsnorm is een hakbijl die de regering tot einde 1989 toelaat in te grijpen tegen de lonen, telkens wanneer die sneller stijgen dan bij de 7 belangrijkste handelspartners. In haar memorandum aan de regering maakt het V.B.O. duidelijk wat zoiets concreet betekent: "Uit het laatste verslag van de Centrale Raad voor het bedrijfsleven over de concurrentiepositie van de Belgische economie blijkt dat (in gemeenschappelijke munt) in 1984 en 1985 de Belgische loonkosten per tewerkgestelde werknemer steeds toenemen dan die van onze zeven belangrijkste handelspartners.

                                       1984    1985
Zeven handelspartners.
+7.1%   +5,3%
België                             +8.1%   +7.3%
5

Met andere woorden: het V.B.O. vraagt een verlaging van de loonkost met 3% (1% achterstand in '84 en 2% in '85). Dit moet gebeuren door een verlaging van de sociale zekerheidsbijdragen (Maribeloperatie). Tezelfdertijd blijft het V.B.O. propaganda maken voor een herziening van het indexsysteem (1 aanpassing per jaar).

De neerwaartse loonspiraal
De competitiviteitsnorm onderwerpt de werkers volledig aan de helse spiraal voortgebracht door de kapitalistische concurrentie..
Telkens wanneer de kapitalisten of regeringen in één van deze zeven landen de lonen van hun arbeiders kunnen verlagen zal dat automatisch ook het lot worden van de arbeiders in België. De vakbonden moeten deze norm onvoorwaardelijk verwerpen en strijd voeren voor de prijs van de arbeidskracht.

"Minder Staat?"
Minder staat zegt Jean Gol. 'Wij moeten de staat afslanken' echoot Verhofstadt. Maar om in te grijpen in de lonen eisen zij voor de staat een permanente volmacht tot einde
1989.
Aan de werkers wordt dictatoriaal verboden om door strijd de prijs van hun arbeidskracht te behouden of te verhogen. De staat toont wat hij werkelijk is: de zaakuitvoerder van de belangen van het grootkapitaal. Elke strijd voor de verdediging van de koopkracht veronderstelt de vernietiging van de competitiviteitsnorm

Overleg is een farce
De regering zal in maart een interprofessioneel overleg organiseren. Maar de kaarten liggen bij voorbaat vast. Ofwel aanvaarden de vakbonden vrijwillig de competitiviteitsnorm. de loonstop, de flexibiliteit op alle gebied, de winst- deling enz... ofwel worden ze naar huis gestuurd en zal de regering eigenmachtig een competitiviteitsnorm opleggen een kader bepalen dat deze norm, dus de belangen van het kapitaal veilig stelt. Aan zulk een farce mogen de vakbonds- leiders zich onder geen enkel beding medeplichtig maken.

2.2. Aanval tegen het indirecte loon
André Leysen: "
De kloof tussen het bruto- en het nettoloon, dus de overheid en de sociale zekerheid wordt het gemeenschappelijk probleem van werkgevers en werknemers. Samen met de vakbonden moeten wij daarom onderzoeken of de centen, die men van u afneemt, die men van mij afneemt wel efficiënt worden besteed. Zo moet het probleem van de concurrentiekracht worden aangepakt"6. De zorg voor het nettoloon is geveinsd. Was A. Leysen niet de eerste om te eisen dat de regering zou ingrijpen tegen de index ten voordele van het patronaat?
Het doel is het herstel van de concurrentiekracht, dit wil zeggen het herstel van de winstvoet, op kap van de sociaal verzekerden.
Het V.B.O. eist in haar memorandum dat de regering het probleem van de concurrentiekracht moet aanpakken door "de sociale zekerheidsbijdragen, die een steeds groter deel van de loonkosten uitmaken, te verminderen. Die vermindering moet worden gerealiseerd door de sociale zekerheidsuitgaven evenredig te drukken
"
Het V.B.O. is van oordeel dat de werknemers, na vier jaar harde inlevering op het nettoloon, aanvallen op het indirecte loon zullen verkiezen boven nieuwe inleveringen op het nettoloon.
A. Leysen voert actief campagne om de actieven op te zetten tegen de niet-actieven: de ontmanteling van de sociale zekerheid zou het gemeenschappelijk probleem zijn van werkgevers en werknemers.

Indirect loon is arbeidersloon
Het kapitalisme interesseert zich slechts voor de arbeiders in zoverre die voor hem meerwaarde produceren: zieke, werkloze. gehandicapte, oude werknemers zijn voor hem waardeloos. Het kapitalisme is onzekerheid: iedere arbeider kan vroeg of laat uitgerangeerd worden.
Geen enkel arbeidersgezin kan op haar eentje een tegenslag aan. Om zich tegen de onzekerheid van het kapitalisme te beschermen hebben de arbeiders solidair met een deel van. het loon de sociale zekerheid uitgebouwd (werknemersbijdragen). Zij hebben het patronaat verplicht stortingen te doen in de sociale zekerheidskassen van de arbeiders en bedienden (werkgeversbijdragen).
Werknemers- als werkgeversbijdragen vormen samen het indirecte loon. Een patroon uit de automobielsector rekende voor hoeveel een arbeider hem in 1984 gemiddeld kostte.
6

Zoals elke patroon beschouwt ook deze patroon de werkgeversbijdragen als een deel van de prijs die hij moet betalen voor het gebruik van de arbeidskracht. Het onderscheid tussen werkgevers- en werknemersbijdragen is van zuiver administratieve aard en heeft als enig doel de patroons een voet aan huis te geven in het beheer van de kassen van sociale zekerheid. De werkgeversbijdragen zijn géén centen van Leysen en Co. Het zijn arbeiderscenten. Elke vermindering van de werkgeversbijdragen is loondiefstal.

Solidariteit met de niet-actieven
Het indirect loon is een solidair arbeidersloon. Een deel van de arbeiders (de actieven) staat een deel van haar loon af aan een ander deel (de niet-actieven), die hun arbeidskracht niet meer kunnen verkopen. De verdediging van het indirecte loon is op de eerste plaats een kwestie van klassensolidariteit, een weigering om de arbeidersklasse in twee delen te laten splitsen. De discussie over netto- en brutoloon is een discussie over de vraag welk deel van de arbeidersklasse hoeveel moet inleveren. Tegenover die discussie is het enige juiste antwoord: niet een arbeider betaalt. het kapitaal moet betalen.
Het indirecte loon is uitgesteld arbeidersloon waarop de arbeider beroep kan doen wanneer hij om of andere reden uit het productieproces uitgesloten wordt. De verdediging ervan is dus vitaal voor de actieven. Ook zij kunnen ziek of werkloos worden. Ook zij zullen op een dag hun pensioen nodig hebben.
Wanneer duizenden werklozen zonder inkomen op straat worden gezet zal onvermijdelijk de druk op de lonen toenemen. Wanneer de sociale zekerheid géén zekerheid meer biedt, staat elke arbeider voor de keuze: ofwel in permanente onzekerheid leven, ofwel een steeds groter wordend deel van het nettoloon besteden aan privéverzekeringen.

Martens VI, solidair met de minstbedeelden?
Ten eerste: de aanpassing van de loonkost aan de competitiviteitsnorm zal gebeuren door een 'forfaitaire vermindering van de patronale RMZ-bijdragen (wet van 22/1/65). Op Stuyvenberg werd overeengekomen nog dit jaar een nieuwe Maribeloperatie ten bedrage van 20 miljard door te voeren. Gezien deze bijdragevermindering geen invloed mag hebben op het budget en gezien het nieuwe regeerakkoord elke verhoging van de fiscale of parafiscale last uitsluit is er slechts één alternatief: supplementaire besparingen in de sociale zekerheid!
Ten tweede: de regering zal binnen de beschikbare ruimte de werkgeversbijdragen in belangrijke mate verminderen ingeval van de aanwerving van een zeker aantal categorieen werknemers (jongeren, gezinshoofden, enz...). Binnen de budgettaire ruimte betekent ook hier supplementaire besparingen. M. Eyskens: "
De ongeschoolde arbeid moet goedkoper worden. Dat moet niet gebeuren via een verlaging van het loon, maar door een verkleining van de loonwig tussen bruto- en nettoloon. Zo een ingreep leidt echter noodzakelijkerwijze tot een gat in de kassen van de sociale zekerheid. Ik denk dus dat de oplossing van de werkloosheid van de ongeschoolden gebonden is aan een selectievere toekenning van de uitkeringen aan de mensen, die goed hun brood verdienen" 7.
Ten derde in de oorspronkelijke tekst van de formateur over de participaties stond een zinnetje meer: "
Daarbij moeten echter de bijdragen op de sociale zekerheid behouden blijven.” Dit zinnetje is uit de definitieve tekst weggevallen. Op de participaties moeten dus géén bijdragen worden betaald.
(...)

3. De eisen van de PVDA

Stop de loonpolitiek van Martens VI
1. Geen volmachten voor de loonbepaling, Vrijheid voor de loonstrijd. Afschaffing van de competitiviteitsnorm. Geen verlenging van de loonstop. Geen staatstussenkomst in de loonbepaling.
2. Geen aanslagen op het indirecte loon. Neen aan het patronale solidarisme dat actieve arbeiders wil opzetten tegen niet-actieven. Vermindering van het indirecte loon is loondiefstal. Géén nieuwe Maribeloperatie. Halte aan alle extra-legale voordelen (winstdeling, maaltijdcheques...), die de sociale zekerheidsbijdragen ontwijken.
3. Geen loonflexibiliteit, een ander woord voor willekeurige beloning. Respect voor de wettelijke en conventionele minimumlonen.

Voor de verdediging van het levensniveau
Een nationaal interprofessioneel akkoord ter recuperatie van de 15% geleden koopkrachtverlies. Teruggave van de 4% indexsprong. Intrekking van de solidariteitsbijdrage voor de werknemers van de Openbare Diensten. Teruggave van alle bijkomende inleveringen bij herstructurering (bv. staal). Omzetting van alle extra-legale voordelen in evenredige verhogingen van het brutoloon. Verhoging van het interprofessioneel minimumloon tot 34.000 F netto per maand.

1Le Soir, 7-8 december 1985

2Weekberichten Kredietbank nr. 43, 29 november 1985.

3Rapport Nationale Bank 1984.

4Le Soir, 20 december 1985.

5Memorandum van het VBO aan de Regering, in Mededelingen van het VBO, 1-14 november 1985. nr.20

6Sociaal Jaaroverzicht Volvo-Kontakt 1984.

7De Standaard, 1 augustus 1985.


12-06-2023

Frans Van Acoleyen (PVDA) mobiliseerde in 1996 nog voor strijd voor RECUPERATIE van vermindering van patronale bijdragen … en kritikeerde de vakbonden als ze daar akkoorden met vermindering van patronale bijdragen ondertekenen ….“in ruil voor werk”.

De verkiezingscampagnes in ‘24 zullen uiteindelijk gaan over de begroting (de inkomsten, de uitgaven, en welk “tekort” dat oplevert, en waarrond dan van iedere partij haar “verkiezings-campagne” zal draaien – zie verder)
De “inkomsten” waar men van uitgaat zijn het resultaat van vorige besparingen en maatregelen…. Zo leidden de maatregelen van de regeringen vanaf 1980 tot nu tot een gecumuleerde VERMINDERING van patronale bijdragen, die 22,092 miljard euro was dit jaar, in 2024 zal dat zijn bij ongewijzigd beleid zeker 22,732 miljard euro zijn.

In de verkiezingen en erna in “regeringsonderhandeling” ligt in ieder geval op tafel:
belastinghervorming (6 tot 10 miljard extra vermindering bovenop de reeds “ingeplande” verminderingen, door vorige regeringen sinds 1980)
In De Tijd op 1 december 2022: ¨Van Peteghem wil de lasten op arbeid met 10 miljard euro verlagen. Dat moet onder meer gebeuren door het verhogen van de belastingvrije som en door een hervorming van de belastingschalen.
De vermindering van patronale bijdragen, die in 2024 reeds 22,732 miljard euro zal zijn, kan dus oplopen tot een VERMINDERING van meer dan 30 miljard euro, dus een “inkomsten” die sowieso 30 miljard euro LAGER is dan wat hij zo zijn ZONDER al die verminderingen! Het mogelijk “begrotingstekortin 2024 (dat al “voorspeld” is zo’n 21 miljard euro te zijn of 3,5 % van bbp – “te hoog” volgens Europa) zal zo aanzwellen met nog zo’n 10 miljard, … als er geen ‘alternatieve inkomsten zijn” of “besparingen in de uitgaven” – lees besparing in de sociale zekerheid, dus bij de pensioenen, uitgaven gezondheid, ouderenzorg, kinderopvang, Besparingen in uitgaven voor sociale zekerheid bijvoorbeeld, door steeds meer verandering “naar begunstigde” naar selectiviteit (voorwaarden verbinden) en door installering van “forfaitaire” bedragen (door regionalisering en de “dotaties”) = DOEL van regionalisering  Een andere bron van “inkomsten” is de vennootschapsbelasting. Die was in 2023 20,84 miljard euro. Nu is de vennootschapsbelasting vandaag de dag: 25% op “winst voor belasting”. Het waren opeenvolgende regeringsbeslissingen om die vennootschapsbelasting te doen dalen. Voor 1980 was die nog 48% op “winst voor belasting”. In Solidair 26 december 2017: “Om in te schatten hoe reëel het gevaar van een zerotarief op middellange termijn is, hoef je maar te kijken naar de evolutie van de aanslagvoet van de VB in België. In het begin van de jaren 1980 lag die nog op 48%, hij zakt naar 45% in 1982, naar 43% in 1987, naar 41% in 1990, naar 39% in 1993 (wordt 40,17% met inclusie van de complementaire crisisbijdrage), 33,99% in 2002 om ten slotte, door de nieuwe hervorming tot 29,58% te dalen in 2018 en tot 25% in 2020. In vier decennia is de aanslagvoet dus bijna gehalveerd.

Anders zou de vennootschapsbelasting (indien nog 48%) in 2023 40 miljard euro zijn geweest.
Zo zou je kunnen denken: "Het is een doelbewuste politieke keuze door via “ondernemingsvriendelijke” lagere vennootschapsbelasting en vermindering van patronale bijdragen een “begrotingstekort” te scheppen."
Een tekort die een nieuwe regering doet uitkijken naar “nieuwe inkomsten” en “besparingen op de uitgaven”…
En AL de deelnemende partijen die het spel van burgerlijke parlementaire democratie spelen, geven dan, in functie van hun “achterban” (om genoeg stemmen te ronselen) hun voorstellen voor “nieuwe inkomsten”: gaande van btw-verhogingen, co2-taksen tot “effectentax”en “vermogensbelasting” …. en al dan geen “besparingen”: op pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, …. tot “geen besparingen nodig omwille van hoog genoeg inkomsten, bv die vermogensbelasting” …

Maar geen van die partijen doen een oproep tot strijd voor een recuperatie van alle voorgaande besparingen en een herstel van “inkomsten” betaald door de kapitalisten ( de “eigenaars” van de bedrijven, banken, monopolies,…)

Dat was ooit anders. Hieronder enkele artikels uit
Solidair van 3 april 1996.
Interessant is (zoals je kunt lezen) dat wat de PVDA in 1996 aan “de trotskisten” verwijt, …. ze nu zelf doen…..: “exclusief de strijd richten op een hogere vermogensbelasting” … De reden waarom is wellicht iets anders ...“deze demagogie heeft geen ander doel dan …..” stemmen te ronselen in verkiezingen.
Ook maakte de PVDA toen nog een kritiek op het reformistische “onderhandelen = nemen en geven” van de vakbondsleiding. Waarbij de vakbondsonderhandelaars zèlf tekenen voor vermindering van patronale bijdragenin ruil voor werk” …..
Dit is dan ook de laatste Solidair waarin nog opgeroepen werd voor de strijd voor de recuperatie van de reeds vroegere verlagingen van patronale bijdragen ….



08-06-2023

Het verband tussen het huidig historisch revisionisme van de CCP, de agressieve “linkse” claim “China is nog altijd socialistisch” … en rechtse ANTI-communistische propaganda

Er bestaat een band tussen het actief verdedigen dat het "China van vandaag socialistisch is, niet kapitalistisch en zéker niet imperialistisch" en het fulmineren dat China “nog steeds onder het dictatoriaal regime van de communistische partij leeft en nog steeds de sporen draagt van door Mao opgelegde collectivisatie, de Grote Sprong voorwaarts, de communes, de Culturele Revolutie, die tientallen miljoenen doden kostten".
Het vooruitschuiven als zou China vandaag socialistisch en niet kapitalistisch zijn, wordt ook gedaan door zogenaamde communisten die in eigen land weigeren een strategie te ontwikkelen voor de mobilisatie van de werkende klasse daar tot omverwerping van burgerlijke maatschappij en het kapitalisme waarop zij gebaseerd is en geen enkel concreet perspectief hebben van wat dan opbouw van het socialistische planeconomie onder dictatuur van het proletariaat als stap naar het communisme, CONCREET in hun geval zou inhouden.
Bij degenen die het China van vandaag als socialistisch, bestempelen … en daardoor tegelijk … impliciet de opbouw van het socialisme VOOR 1978 als fout bestempelen (“het grootste drama voor het Chinese volk”), of (al dan niet “kleinburgerlijk” of/en “utopisch-socialistisch” noemen – en daarbij voedsel gevend voor extreem-rechts anticommunisme – ….. behoort in de eerste plaats, de leiding van de Chinese Communistisch Partij zèlf, zoals die NA 1978 geworden is.

De CCP spreekt na 1978 over: “…. de fouten van Mao, zoals de ontwikkeling van klassenstrijd onder het socialisme, zoals de doorgedreven collectivisering, zoals de uitbouw van de communes”.... Het zijn zogenaamde “linkse” fouten. En heel materieel wordt zo De Grote Sprong Voorwaars en de Culturele Revolutie als “grote rampen voor het Chinese volk” genoemd, waarvoor Mao dan verantwoordelijk wordt gesteld. Daarnaast wordt Lui Chaichi, en daarbij de burgerlijke lijn in de CCP, zonder enige kritiekgerehabiliteerd”.

Nu, als de Chinese Communistische Partij het al zelf zegt (nog in 2021) ….(volgens het Denken Xi jinping):

"... De partij nam de resolutie over bepaalde vragen in de geschiedenis van onze partij aan tijdens de zevende plenaire zitting van haar zesde Centraal Comité in 1945 en de resolutie over bepaalde vragen in de geschiedenis van onze partij sinds de oprichting van de Volksrepubliek China op de zesde plenaire zitting van het 11e Centraal Comite in 1981 .
Deze twee resoluties bevatten een op feiten gebaseerd overzicht van belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van de partij, evenals belangrijke opgedane ervaring en geleerde lessen. Deze documenten verenigden de hele partij in denken en handelen op belangrijke historische momenten en speelden een cruciale leidende rol bij het bevorderen van de zaak van de partij en het volk. Hun basispunten en conclusies blijven tot op de dag van vandaag geldig. (...)
In het licht van de binnenlandse situatie na de socialistische transformatie stelde de partij op haar achtste nationale congres dat de belangrijkste tegenstelling in China niet langer de tegenstelling was tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, maar eerder die tussen de vraag van het volk naar snelle economische en culturele ontwikkeling en de realiteit dat de economie en cultuur van het land niet voldeden aan de behoeften van de mensen. Daarom was de belangrijkste taak voor de natie om zich te concentreren op het ontwikkelen van de productiekrachten en het realiseren van industrialisatie om geleidelijk aan te voldoen aan de groeiende materiële en culturele behoeften van de mensen. De partij riep de mensen op om hun inspanningen te verdubbelen om China stap voor stap uit te bouwen tot een sterk socialistisch land met moderne landbouw, industrie, nationale defensie en wetenschap en technologie, en het leidde hen bij het uitvoeren van grootschalige socialistische constructie over de hele linie . (….)
De partij bracht de theorie van de differentiatie van de drie werelden naar voren ….(...)
Helaas werd de juiste lijn die werd aangenomen op het Achtste Nationale Congres van de Partij niet volledig gevolgd. Er werden fouten gemaakt zoals de Grote Sprong Voorwaarts en de volkscommunebeweging, en ook de reikwijdte van de strijd tegen rechtsen werd veel te breed gemaakt. Geconfronteerd met een ernstige en complexe externe omgeving in die tijd, maakte de partij zich grote zorgen over het consolideren van de socialistische staatsmacht van China, en deed in dit opzicht een breed scala aan inspanningen. De theoretische en praktische fouten van kameraad Mao Zedong met betrekking tot de klassenstrijd in een socialistische samenleving werden echter steeds ernstiger en het Centraal Comité verzuimde deze fouten tijdig recht te zetten. Onder een volkomen verkeerde inschatting van de heersende klassenverhoudingen en de politieke situatie in de partij en het land , lanceerde en leidde kameraad Mao Zedong de Culturele Revolutie. De contrarevolutionaire kliekjes van Lin Biao en Jiang Qing profiteerden van de fouten van kameraad Mao Zedong en pleegden vele misdaden die rampspoed brachten voor het land en de mensen, resulterend in tien jaar binnenlandse onrust die de Partij, het land en de mensen te lijden onder de ernstigste verliezen en tegenslagen sinds de oprichting van de Volksrepubliek. Dit was een buitengewoon bittere les. Handelend naar de wil van de partij en het volk, sloeg het Politiek Bureau van het Centraal Comité in oktober 1976 resoluut de Bende van Vier neer en maakte daarmee een einde aan de catastrofale Culturele Revolutie . (….)
In december 1978 hield het 11e Centraal Comité zijn derde plenaire zitting. Tijdens de zitting liet de partij resoluut het beleid varen van het nemen van de klassenstrijd als de belangrijkste schakel , en begon aan een strategische verschuiving in de focus van de partij en van het werk van het land, waarmee een nieuwe periode van hervorming, openstelling en socialistische modernisering werd ingeluid. (…)
De Partij nam ook de gewichtige beslissing om volledig af te zien van de Culturele Revolutie . (…)
De introductie van het systeem van verantwoordelijkheid voor huishoudens op het platteland betekende de eerste doorbraak in de hervorming van China. Geleidelijk werden verdere stappen gezet om de economische structuur in de steden te hervormen, en vervolgens werden hervormingsinitiatieven over de hele linie uitgevoerd. Georiënteerd op de ontwikkeling van een socialistische markteconomie, gaf deze hervorming een grotere en bredere rol aan de fundamentele rol van de markt bij het toewijzen van middelen, terwijl de fundamentele economische en inkomensverdelingssystemen van China in stand werden gehouden en verbeterd. (...)
Met voortdurende vooruitgang op het gebied van hervormingen en openstelling heeft China de historische transformaties doorgemaakt van een sterk gecentraliseerde planeconomie naar een socialistische markteconomie boordevol vitaliteit, en van een land dat grotendeels geïsoleerd was naar een land dat over de hele linie openstaat voor de buitenwereld.(….)
De partij bleef economische ontwikkeling als centrale taak beschouwen, stond achter de overtuiging dat ontwikkeling van het allergrootste belang is en bracht het idee naar voren dat wetenschap en technologie de primaire productieve kracht vormen . (...)
De partij deed serieuze pogingen om de mensenrechten te respecteren en te beschermen en consolideerde en ontwikkelde een zo breed mogelijk patriottisch eenheidsfront. (...)
Chinese communisten, met kameraad Xi Jinping als hun belangrijkste vertegenwoordiger, hebben Xi Jinping Thought on Socialism with Chinese Characteristics for a New Era opgesteld op basis van het aanpassen van de basisprincipes van het marxisme aan de specifieke realiteit van China en zijn mooie traditionele cultuur, waarbij de Mao Zedong-gedachte wordt hooggehouden , Deng Xiaoping-theorie, de theorie van drie vertegenwoordigers en de wetenschappelijke kijk op ontwikkeling, waarbij de historische ervaring die is opgedaan sinds de oprichting van de partij grondig wordt herzien en volledig wordt toegepast, en wordt uitgegaan van nieuwe realiteiten. (...)
De partij heeft met onwankelbare toewijding gewerkt aan het consolideren en ontwikkelen van de publieke sector en het aanmoedigen, ondersteunen en begeleiden van de ontwikkeling van de niet-publieke sector. (...) Tussen de overheid en het bedrijfsleven is een hartelijke en zuivere relatie ontstaan en er zijn stappen gezet om de gezonde groei van de niet-publieke sector te bevorderen en degenen die in deze sector werken aan te moedigen succes te boeken. (….)
Het marxisme heeft de wetten aan het licht gebracht die de ontwikkeling van de menselijke samenleving beheersen. (…)
In de afgelopen eeuw heeft de partij zich geschaard onder de vlag van het marxisme, is ze doorgegaan met het aanpassen van het marxisme aan de Chinese context en de behoeften van onze tijd, heeft ze alle uitstekende prestaties van de menselijke samenleving met een ruimdenkend perspectief omarmd en de gezonde theorieën gebruikt afgeleid van het aanpassen van het marxisme aan de Chinese context om zijn grote inspanningen te begeleiden. (...)
De partij bleef zich inzetten voor grote eenheid en solidariteit, verenigde alle krachten die verenigd kunnen worden en mobiliseerde alle beschikbare positieve factoren om de harmonie tussen verschillende politieke partijen, etnische groepen, religies, sociale lagen en landgenoten in binnen- en buitenland te bevorderen. Dit heeft ons in staat gesteld onze krachten zoveel mogelijk te bundelen voor onze gemeenschappelijke doelen. (...)
De hele partij moet het marxisme-leninisme, de Mao Zedong-gedachte, de Deng Xiaoping-theorie, de theorie van drie vertegenwoordigers en de wetenschappelijke visie op ontwikkeling hooghouden en de Xi Jinping-gedachte over socialisme met Chinese kenmerken voor een nieuw tijdperk volledig implementeren. We moeten marxistische standpunten, standpunten en methoden gebruiken om de trends van de tijd te observeren, te begrijpen en te sturen, en voortdurend ons begrip te verdiepen van de wetten die ten grondslag liggen aan het bestuur door een communistische partij, de opbouw van het socialisme en de ontwikkeling van de menselijke samenleving..."1
 

Dit standpunt werd ontwikkeld in de CCP gedurende de derde, vierde, vijfde en zesde zitting van het 11 C van 1978 tot 1981 en resulteerde in de Resolutie over bepaalde vragen in de geschiedenis van onze partij sinds de oprichting van de Volksrepubliek China (Aangenomen door de zesde plenaire zitting van het elfde Centraal Comité van de Communistische Partij van China op 27 juni 1981). Herziening van de geschiedenis van de achtentwintig jaar vóór de oprichting van de Volksrepubliek”2:

"....Vanaf de zomer van 1955 waren we overhaast met het voortzetten van de landbouwsamenwerking en de transformatie van particuliere ambachtelijke en commerciële vestigingen; we waren verre van nauwgezet, de veranderingen gingen te snel en we deden ons werk op een wat summiere, stereotiepe manier, waarbij we een aantal vragen lang open lieten. Na de fundamentele voltooiing van de transformatie van de kapitalistische industrie en handel in 1956, slaagden we er niet in goed werk te leveren wat betreft het in dienst nemen van enkele voormalige industriëlen en zakenlieden. (….)
De partij heeft gewetensvol gewerkt om de fouten in het plattelandswerk te verhelpen sinds de latere fase van de beweging voor landbouwsamenwerking, met als resultaat dat de aankoopprijzen van landbouw- en nevenactiviteiten zijn verhoogd, verschillende vormen van productieverantwoordelijkheid zijn ingevoerd waarbij de beloning wordt bepaald door de output van de boerderij, familiepercelen zijn hersteld en op passende wijze uitgebreid, dorpsbeurzen zijn nieuw leven ingeblazen en nevenactiviteiten en diverse ondernemingen zijn ontwikkeld.
(….)
Onze partij heeft fouten gemaakt (...) bij het vergroten van de reikwijdte van de klassenstrijd en bij onstuimigheid en onbezonnenheid in de economische constructie. Later was er de veelomvattende, langgerekte en ernstige blunder van de 'culturele revolutie'(…)
. overhaast met het voortzetten van de samenwerking in de landbouws en de transformatie van privé ambachtelijke en commerciële vestigingen; (...), de veranderingen gingen te snel (….)
Het Achtste Nationale Congres van de Partij dat in september 1956 werd gehouden,(..) de belangrijkste tegenstelling in het land niet langer de tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, (...) dat de belangrijkste taak voor de hele natie was om alle inspanningen te concentreren op het ontwikkelen van de productiekrachten, (...) dat hoewel de klassenstrijd nog bestond en de democratische volksdictatuur verder moest worden versterkt, de basistaak van de dictatuur nu was om de productiekrachten te beschermen en te ontwikkelen in het kader van de nieuwe productieverhoudingen. (...)
De “culturele revolutie”, die duurde van mei 1966 tot oktober 1976, was verantwoordelijk voor de zwaarste tegenslagen en de zwaarste verliezen die de partij, de staat en het volk sinds de oprichting van de Volksrepubliek hebben geleden en geleid door kameraad Mao Zedong. Zijn belangrijkste stellingen waren dat veel vertegenwoordigers van de bourgeoisie en contrarevolutionaire revisionisten de partij, de regering, het leger en culturele kringen waren binnengeslopen, en dat het leiderschap in een vrij grote meerderheid van organisaties en afdelingen geen langer in handen van marxisten en het volk; dat partijfunctionarissen die de kapitalistische weg insloegen een burgerlijk hoofdkwartier hadden gevormd binnen het Centraal Comité, dat een revisionistische politieke en organisatorische lijn volgde en agenten had in alle provincies, gemeenten en autonome regio's, evenals zoals in alle centrale afdelingen; dat aangezien de vormen van strijd die in het verleden werden aangenomen dit probleem niet hadden kunnen oplossen, de macht die door de kapitalistische wegbereiders werden verdreven, konden alleen worden heroverd door een grote culturele revolutie door te voeren, door de brede massa's van onderaf openlijk en volledig te mobiliseren om deze sinistere verschijnselen aan de kaak te stellen; en dat de culturele revolutie in feite een grote politieke revolutie was waarin de ene klasse de andere omver zou werpen, een revolutie die keer op keer zou moeten worden gevoerd. Deze stellingen (...)werden opgenomen in een algemene theorie – de “ theorie van de voortgezette revolutie onder de dictatuur van het proletariaat" - die toen een specifieke betekenis kreeg. Deze foutieve "linkse" stellingen, waarop kameraad Mao Zedong zich baseerde (…)….vertegenwoordigen een volkomen verkeerde inschatting van de heersende klassenverhoudingen en politieke situatie in de partij en de staat.
1) De “culturele revolutie” werd gedefinieerd als een strijd tegen de revisionistische lijn of de kapitalistische weg. Er was geen enkele grond voor deze definitie. Het leidde tot het verwarren van goed en kwaad over een reeks belangrijke theorieën en beleidslijnen. Veel dingen die tijdens de 'culturele revolutie' als revisionistisch of kapitalistisch werden bestempeld, waren in feite marxistische en socialistische principes,(….)
2) Het verwarren van goed en kwaad leidde onvermijdelijk tot verwarring tussen de mensen en de vijand. De “kapitalistische wegbereiders” die omver werden geworpen in de “culturele revolutie” waren leidende kaders van partij- en regeringsorganisaties op alle niveaus, die de kernkracht van de socialistische zaak vormden. Het zogenaamde burgerlijke hoofdkwartier binnen de partij onder leiding van Liu Shaoqi en Deng Xiaoping bestond eenvoudigweg niet. (...)
Bovendien werd tijdens de "culturele revolutie" de belachelijke opvatting van weerstand tegen de "theorie van het unieke belang van de productiekrachten" naar voren gebracht, een opvatting die lijnrecht tegenover het historisch materialisme staat. (….)
3) De hervorming en verbetering van de socialistische productieverhoudingen moet in overeenstemming zijn met het niveau van de productiekrachten en bevorderlijk zijn voor de uitbreiding van de productie. (….)
4) Klassenstrijd vormt niet langer de voornaamste tegenstelling nadat de uitbuiters als klassen zijn geëlimineerd. (...)
Het socialisme is niet alleen gericht op het elimineren van alle uitbuitingssystemen en alle uitbuitende klassen, maar ook op het sterk uitbreiden van de productiekrachten, het verbeteren en ontwikkelen van de socialistische productieverhoudingen en de bovenbouw en op deze basis alle klassenverschillen en alle grote sociale verschillen en ongelijkheden die voornamelijk te wijten zijn aan de gebrekkige ontwikkeling van de productiekrachten, geleidelijk te elimineren, totdat het communisme uiteindelijk is gerealiseerd.Dit is een grote revolutie, ongekend in de menselijke geschiedenis(...)Deze revolutie die de periode van vreedzame ontwikkeling is ingegaan, is diepgaander en zwaarder dan enige voorgaande revolutie en zal niet alleen een zeer lange historische periode vergen, maar zal ook vele generaties onwankelbaar en gedisciplineerd hard werken en heroïsche opoffering vergen....."

Voor de kritische en argwanende lezer, ik analyseerde (met gebruik van de teksten van de Chinese Communistische Partij zèlf) het historisch en politiek revisionisme van de CCP NA 1978 …

De ontmaskering van het “Denken Xi Jin ping” (dat in feite een afkooksel is van de Resolutie van de Zesde Zitting van het 11 CC van 1981 is) als plat revisionisme ( en het zelf voedsel geven aan virulent ANTICOMMUNISME!), net zoals dat van de CCP SINDS 1978, deed ik al in:

Is het “socialisme met Chinese karakteristieken” of is het “kapitalisme/imperialisme met Chinese karakteristieken”? (Deel 1) 

Is het “socialisme met Chinese karakteristieken” of is het “kapitalisme/imperialisme met Chinese karakteristieken”? (Deel 2) 

Is het “socialisme met Chinese karakteristieken” of is het “kapitalisme/imperialisme met Chinese karakteristieken”? (Deel 3) 

Ishet “socialisme met Chinese karakteristieken” of is het“kapitalisme/imperialisme met Chinese karakteristieken”? (Deel 4)

Ishet “socialisme met Chinese karakteristieken” of is het“kapitalisme/imperialisme met Chinese karakteristieken”? (Deel 5)

Hoe zogenaamde “marxisten” en zelfverklaarde “communisten” nu het historisch revisionisme van de CCP zèlf napraten …. en hierdoor voedsel geven (zie verderop) aan extreem-rechtse ANTI-communisten

Herwig Lerouge (PVDA):

Herwig Lerouge en Peter Franssen in MS no.78, 2007

"...Peter Franssen, journalist bij het weekblad Solidair(...)beoordeelt de eerste dertig jaar van de Chinese revolutie onder leiding van Mao Zedong op een dialectische manier. De zware industrie ontwikkelde zich en de gezondheidssector en het onderwijs kenden een spectaculaire groei. China, een bijna uitsluitend landbouwland in 1949 heeft in 1970 zijn buur India allang voorbijgestoken. Maar in die periode maakte de partij ook vele linkse fouten, zegt hij. En hij beschrijft ze.
Een gevolg daarvan was dat de welvaart niet was wat kon verwacht worden. De consumptie per huishouden steeg onvoldoende, de financiering van de zware industrie gebeurde teveel op kosten van de landbouw. Het inkomen van de boer nam minder snel toe dan het inkomen van de arbeider en de stedeling. Ook de commerciële sector en de horeca ontwikkelden niet omwille van de starre opvatting over de planeconomie die wilde dat ook de kleinhandel en de horeca in handen moesten zijn van de staat. De ontwikkeling van de lichte industrie zou in die fase van economische ontwikkeling het snelst vooruit gaan als de krachten in de maatschappij op dit terrein initiatief hadden mogen nemen. Maar dat strookte niet met de gangbare opvattingen ten tijde van Mao Zedong.

Dat alles maakte de noodzaak van een nieuwe economische aanpak op het einde van de jaren 1970 voor de meeste hoge kaderleden van de partij duidelijk.
De auteur steunt voluit de hervormingen en grijpt daarvoor terug naar Karl Marx en Friedrich Engels die meenden dat het socialisme zou ontstaan in die landen waar het kapitalisme zijn historische rol heeft vervuld. “De historische rol van het kapitalisme bestaat erin de organisatie van de arbeid te vermaatschappelijken en zo de geïsoleerde individuen te herscheppen tot sociale individuen; de productiekrachten tot een nog nooit geziene groei te brengen en de agrarische economie om te bouwen tot een industriële economie; wetenschap en techniek dermate te ontwikkelen dat de natuur niet langer ondoorgrondelijk is en voorwerp van verafgoding, maar een instrument van maatschappelijke vooruitgang en ideologische emancipatie; de arbeidstijd nodig voor de productie van overlevingsmiddelen zodanig te verminderen en de arbeidsproductiviteit zodanig te verhogen dat de vrijheid ontstaat om in overvloed andere goederen te produceren en de algemene cultuur te ontwikkelen. In één woord: het kapitalisme moet de voorwaarden scheppen die het socialisme mogelijk maken.”
Vooral vanaf de helft van de jaren 1950 dacht een deel van de Chinese leiders teveel dat “het socialisme en het communisme uit het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden”.(…..)
In het begin van de jaren 1980 werkten de Chinese marxisten de theorie uit van “de eerste fase van het socialisme”. Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Dat impliceert dat de historische rol van het privé-bezit nog niet vervuld is.
Peter Franssen beschrijft hoe de Chinese Communistische Partij zich bij de hervormingen baseert op heel concreet onderzoek en niet op versteende dogma 's. De resultaten van dit soort onderzoeken leiden tot de conclusie dat het van de specifieke economische situatie afhangt welke bezitsvorm het meest geschikt is om de productiekrachten te doen vooruit gaan. En in een nog niet hoog ontwikkelde economie blijkt de privé-uitbating dikwijls efficiënter en productiever dan de collectieve uitbating. (….)
Sindsdien voert de Chinese Communistische Partij radicale hervormingen door. De grond die collectief werd bewerkt wordt toevertrouwd aan de boerengezinnen. De Chinezen hebben nood aan het kapitaal, de technologie en de managementtechnieken van de hoog ontwikkelde kapitalistische economieën, en laten die ook toe. Ook Chinese privé-bedrijven worden opgezet.
Moge dit artikel de aanzet zijn tot een vruchtbaar debat. (...)
Moge dit artikel helpen om de duidelijk positieve resultaten te erkennen, een aantal manifeste onwaarheden te doorprikken, om objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt. Maar wie vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt. (….).
Het is maar een begin, wij gaan voort met het debat..."3

Een eerste opmerking: het aangekondigde debat dat zou mogelijk worden gemaakt in de kolommen van Marxistische Studies kwam er nooit!
In eerste instantie toegestaan door Herwig Lerouge, werd het mij later verboden om mee te doen met dat debat.
Aan Herwig Lerouge werd het verboden om mij een bijdrage te laten leveren. Tenslotte stond hij op de loonlijst van Imast vzw … en was hij niet ver verwijderd van zijn pensioen. Dat kon hij niet in gevaar brengen! (HIER MEER over de (on-)mogerlijkheid over “een debat over China” in de PVDA)
De opbouw van het socialisme van voor 1978 wordt met zware fouten beladen, die dan nog op conto worden geschreven van “de starre opvattingen van Mao”.

Peter Franssen (PVDA):

De Grote Sprong Voorwaarts
Een maand na deze theoretische ommezwaai naar extreem links schrijft het partijdagblad in een hoofdartikel: “Sommige mensen kunnen niet verstaan dat na de vorming van landbouwcoöperaties de voorwaarden en de nood voorhanden zijn om op het productiefront een grote sprong voorwaarts te realiseren.” De vergevorderde socialisering zou een veel hogere productie mogelijk maken. Nu de productieverhoudingen grotendeels gesocialiseerd zijn, zouden de productiekrachten veel sneller kunnen groeien. Mao Zedong legt uit wat met hogere productie bedoeld wordt. Op 18 november 1957 zegt hij, op bezoek in Moskou: “Kameraad Chroesjtsjov zegt ons dat de Sovjet-Unie de Verenigde Staten binnen de vijftien jaar kan inhalen. Ik denk dat China binnen de vijftien jaar Groot-Brittannië kan inhalen.”4 In april 1958 zegt hij: “Het zal tien jaar duren om Groot-Brittannië in te halen en nog eens tien jaar om de Verenigde Staten in te halen.”5 In juni 1958 zegt hij: “Wij zullen Groot-Brittannië binnen de drie jaar inhalen en de Verenigde Staten binnen de tien jaar. Dat staat vast.”6 Men moet weten dat op dat ogenblik het Amerikaanse bruto nationaal product per hoofd van de bevolking ruim twintig keer hoger is dan dat van China. Het aandeel van China in het bruto wereldproduct bedraagt 5 procent, dat van de Verenigde Staten 28 procent. De groeivoet in China ligt weliswaar de helft hoger dan in de Verenigde Staten, maar als die groeivoeten zo blijven, zou het nog bijna een eeuw duren voor China de Verenigde Staten zou kunnen inhalen.7
Die irrationele doelstellingen zijn kenmerkend voor de Grote Sprong Voorwaarts. De slagzin bij uitstek van de Grote Sprong luidt: “Eén dag is twintig jaar waard.” Wat betekent: China kan in één dag bereiken waar het Westen twintig jaar voor nodig heeft.
Eerst worden de productiedoelstellingen voor de landbouwproducten met 20 tot 50 procent verhoogd. Vervolgens wordt gezegd dat de staalproductie binnen de vijf jaar van 12 naar 30 miljoen ton moet stijgen. De hoge productiedoelstellingen vallen samen met maximale socialiseringsdoelstellingen. In april 1958 zegt het Centraal Comité dat de coöperaties moeten overgaan in grote communes waarin duizenden boerengezinnen samengebracht worden. In augustus 1958 stelt het Politiek Bureau: “De realisering van het communisme in China is niet langer iets voor in de verre toekomst.”8 Het communisme, de hoogste vorm van sociaal-economische organisatie, moet dus gerealiseerd worden in een land met een achterlijke productiewijze, waar slechts op 5 procent van de akkers een tractor gebruikt wordt, waar de overgrote meerderheid van de arbeidskrachten maar net voldoende of zelfs niet eens voldoende produceert om in het eigen levensonderhoud te voorzien, en waar honderden miljoenen mensen nog in lompen gekleed lopen.
De hoge productiedoelstellingen leiden tot chaos in de economie. Om de vooropgezette staalproductie te kunnen realiseren, komt een nationale massabeweging op gang. Tientallen miljoenen mensen trekken naar de bergen om hout te kappen en kolen op te halen, die nodig zijn als brandstof voor de naar schatting 1 miljoen kleine staalovens die in de dorpen gebouwd worden. De partij trekt een gelijkaardige massabeweging op gang voor het opdrijven van de elektriciteitsproductie, de irrigatiewerken, het transport. De coöperaties worden samengetrokken in grote communes waarbij de communeleden het perceel dat ze privé bewerken verliezen, net als hun klein- en pluimvee en hun fruitbomen. De privé-stukjes grond van de boeren beslaan in de periode van de coöperaties ongeveer 7 procent van de bebouwde oppervlakte. Eind 1958 is de hele boerenbevolking georganiseerd in 24.000 communes met gemiddeld 5.000 gezinnen. Er zijn zelfs communes van 100.000 gezinnen.9
Dit geheel van maatregelen leidt tot een catastrofe. De graanproductie in 1958 bedraagt 195 miljoen ton. Het jaar erop is ze gedaald tot 170 miljoen ton. Nog eens een jaar later tot 143 miljoen ton. In 1961 is ze nog slechts 135 miljoen ton. Tussen 1958 en 1961 bedraagt de daling 32 procent. De katoenproductie zakt met 35 procent. De productie van oliehoudende gewassen daalt met meer dan de helft tot het niveau van 1949. Het aantal varkens daalt met 43 procent.10 De gemiddelde graanconsumptie op het platteland ligt in 1960 één vijfde lager dan in 1957. De vleesconsumptie daalt met 70 procent. De mensen lijden honger. Het Centraal Comité schrijft later: “In grote delen van het land daalde het geboortecijfer drastisch en steeg het sterftecijfer. De nationale bevolking lag in 1960 tien miljoen eenheden lager dan het jaar ervoor. Dit was het ergste resultaat en de ernstigste les uit de mislukte Grote Sprong Voorwaarts en de communes.”11
Ook de industrie kent uiterst moeilijke jaren. De meeste nieuwe industriële ondernemingen in de communes en de districten hebben een tekort aan grondstoffen, machines, uitrusting en technisch personeel. De “specialisten” die de staalovens moeten bedienen zijn smeden, schrijnwerkers en gewone boeren. De kwaliteit van de staalproductie is ondermaats, zelfs in die mate dat een groot deel van de productie nutteloos is. Landbouwgereedschap gaat al stuk bij het eerste gebruik. Spoorrails liggen ongebruikt langs de spoorweg, omdat ze van te slechte kwaliteit zijn. De omvang van de staalproductie stijgt in 1958 en 1959 maar valt in 1960 fel terug. Pas in 1964 kan opnieuw het niveau van 1958 gehaald worden. Uiteindelijk blijkt deze vorm van industrialisering neer te komen op een grote verspilling aan grondstoffen, de vernietiging van de bossen, de massale productie van onbruikbare goederen, een verspilling van arbeidskrachten en de demoralisering van de plattelandsbevolking.12
De Grote Sprong Voorwaarts is het resultaat van de opvatting dat hoe hoger de graad van socialisering van de productieverhoudingen is, hoe sneller de productiekrachten groeien, welke ook de stand van de productiewijze moge zijn. De economische catastrofe die de Grote Sprong is, bewijst de onjuistheid van die visie. Na de dood van Mao Zedong zal de Communistische Partij er de les uit trekken dat de productiekrachten groeien in de mate dat de productieverhoudingen aangepast zijn aan de geëvolueerde productiewijze. Precies zoals Marx had aangetoond.13


De Grote Sprong Voorwaarts is een “economische catastrofeen de communes” worden beoordeeld als “een bewezen mislukking”, wegens een “te snelle socialisering van de productieverhoudingen” (lees “het te snel breken van kapitalistische productieverhoudingen”)
Het bewijs? “een drastisch dalend geboortecijfer en een stijgend sterftecijfer” omdat “de mensen honger leden”.
 

Als de “zelfverklaarde” communisten van de PVDA dat al kunnen doen, wat te verwachten van een “linkse” China-watcher… 

John Vandaele in MO* nummer van lente 2023:

De Chinese president Xi Jinping klopte zichzelf op de borst voor zijn autoritaire coronabeleid, maar ongeziene protesten dwongen hem tot een drastische bijsturing. De voorbije maanden voerde hij ook op andere terreinen verschillende koerswijzigingen door. Het geeft aan dat Xi, anders dan Mao, nog gevoelig is voor kritiek. (…)
De hele ervaring met corona roept de vraag op in hoeverre Xina al het 'Mao-pad' is opgegaan. Enkele maanden nadat het Xi in 2018 was gelukt om de tijdslimieten van het presidentschap (twee periodes van vijf jaar) af te schaffen, nam een Chinese kennis me even apart. Ook al waren we in België, hij zou me zijn twijfels slechts al fluisterend toevertrouwen. 'Het is gevaarlijk als één man zonder veel tegenspraak aan de top kan blijven tot hij sterft, dat hebben we eerder al ondervonden.
Mijn kennis verwees daarmee overduidelijk naar Mao Zedong, die zijn immense land tot twee keer toe in een dodelijke chaos had gestort. Eerst met de 'Grote Sprong Voorwaarts', die in 1959-1960 leidde tot de grootste hongersnood in de geschiedenis. Daarbij
vielen minstens dertig miljoen doden, omdat niemand de grote roerganger durfde te zeggen dat zijn poging om het land versneld te industrialiseren op een ramp uitliep.
Toen in de daaropvolgende jaren alsnog kritiek werd geleverd, zon Mao op wraak. Van 1966 tot zijn dood in 1976 liet hij de 'Grote Culturele Revolutie' op China los. Hij jutte het volk op om 'het hoofdkwartier te bombarderen', begrijp: decadente partij kaders in de eerste plaats zijn tegenstanders - af te zetten. De tweede man van de Partij, Liu Shaoqi, die kritiek had durven geven op de Grote Sprong Voorwaarts, stierf in die periode in de gevangenis.
Om zulke ontsporingen van machtszieke leiders die levenslang aanblijven voortaan een halt toe te roepen, besliste de Partij na Mao's dood, onder leiding van Deng Xiaoping, dat partijleiders maximaal twee keer vijf jaar aan konden blijven. Verder gold collectief leiderschap: de zeven tot negen leden van het staande comité van het politbureau zouden samen beslissingen nemen.
Met dat leiderschapsmodel zette China opmerkelijke resultaten neer op het vlak van economische ontwikkeling en armoedebestrijding. China werd de grote winnaar van de globalisering, onder meer doordat het systematisch technologie kopieerde van rijke landen: zowat elke buitenlandse investeerder moest samenwerken met lokale bedrijven. Na Deng volgden Jiang Zemin en Hu Jintao als partijleiders. Telkens zetten ze na tien jaar zonder veel problemen een stap opzij.
En toen kwam Xi Jinping. Die heeft intussen de twee drempels overboord gezwierd: de beperking tot tien jaar is opgeheven, en op het Volkscongres van oktober 2022 slaagde hij erin om in het staande comité van het politbureau alleen maar bondgeno- ten of handlangers te laten benoemen. Dat was mogelijk omdat in de voorafgaande jaren meerdere leiders uit andere partij fracties in het net van Xi's 'anticorruptie- campagne' waren beland en vervolgens gevangengezet waren.
Heeft China daarmee een 'nieuwe Mao', een almachtige leider die tot zijn dood slecht beleid kan voeren omdat niemand hem de waarheid durft te vertellen? Zover zijn we voorlopig nog niet. Dat belet niet dat Xi zeker de machtigste leider sinds Mao is. In 2013, onmiddellijk na zijn aantreden, citeerde hij Mao, toen hij stelde dat 'de politiek de media leidt'. En dus legde hij het internet en de vrijheid van meningsuiting aan banden.
Ook ngo's werden gekortwiekt. Xi zag ze als een westers paard van Troje dat de par- tij kon ondermijnen. Zijn anticorruptiecampagne ging eindeloos door en trof niet alleen vele tienduizenden 'vliegen', maar ook talloze 'tijgers' - topleiders dus, vaak tegenstanders van de president. De personencultus rond de Chinese leider is enorm: Xi duikt overal op en is zowat de 'voorzitter van alles'.
Ook op economisch vlak draaide Xi de klok terug. De Partij had altijd al de markt beschreven als 'een vogeltje dat vliegt in een kooi waarvan de Partij de contouren bepaalt. Na de Grote Culturele Revolutie was die kooi groter geworden, omdat de Partij de private sector nodig had om het land te ontwikkelen. Met Xi aan het roer zou ze weer kleiner worden.
Vanaf de financiële crisis in 2008, die de Chinese leiders interpreteerden als het bewijs van de superioriteit van de 'socialistische markteconomie met Chinese karakteristieken', veranderde de toon over private ondernemingen. Zakenmagnaten die dachten zich in de politiek te kunnen mengen, werden op hun plaats gezet. Toen Jack Ma, die met Alibaba een van 's werelds grootste ondernemingen leidde, kritiek uitoefende op het Chinese beleid, verdween hij maandenlang uit zicht. Xi's verklaring dat bijscholing het best niet door commerciële, op winst gerichte bedrijven gebeurde, volstond om in enkele weken tijd de aandelen van de hele sector in elkaar te doen storten.
Om te tonen dat hij de immense ongelijkheid in zijn land wou aanpakken, riep Xi de bedrijfswereld op bij te dragen aan de gemeenschappelijke welvaart. Megabedrijven begonnen daarop miljarden euro's - jawel, dat leest u goed - aan goede doelen te besteden. Xi vergrootte ook de rol van de Partij in het bedrijfsleven: elke onderneming van enige betekenis kreeg een partij. cel die voortaan zou meebeslissen. Bij momenten leek het erop dat China, net als in de tijd van Mao, opnieuw leefde bij de grillen van de almachtige leider.14

Er bestaat een band tussen het HUIDIG (op zijn minst historisch) revisionisme van de CCP en een gelijkaardig historisch revisionisme van extreem-rechtse ANTI-communisten

De band tussen het revisionisme van de Communistische Partij en de verkettering van De Grote Sprong Voorwaarts als een ramp voor het Chinese volk, en een fout van Mao en de anticommunistische tirade van burgerlijke en extreemrechtse “commentatoren”wordt wel heel concreet als je weet dat Frank Dikotter voor zijn boek “Mao’s Grote Hongersnood” zich baseerde op documenten van de Communistische Partij van China die het NA 1978 “vrijgaf”.

".... Mao's Great Famine15: The History of China geldt hoogstens gedeeltelijk alleen voor de herfst van 1958. In de meeste gevallen wist de partij heel goed dat ze haar eigen mensen aan het uithongeren was.
Tijdens een geheime bijeenkomst in het Jinjiang Hotel in Shanghai op 25 maart 1959 gaf Mao de partij specifiek de opdracht om tot een derde van al het graan te kopen, veel meer dan ooit het geval was geweest.
Tijdens de bijeenkomst kondigde hij aan: 'Als er niet genoeg te eten is, sterven mensen van de honger. Het is beter om de helft van de mensen dood te laten gaan, zodat de andere helft vol kan eten.'
Het boek gebruikt voor het eerst een hele reeks archieven om te komen tot een schatting van zeker 45 miljoen vroegtijdige sterfgevallen, in plaats van de gebruikelijke schatting van 30 tot 32 miljoen op basis van officiële bevolkingsstatistieken.
Bij een zeer ruwe schatting werd tussen de 6 en 8 procent van deze slachtoffers, ofwel 2 tot 3 miljoen mensen, levend begraven, gemarteld of doodgeslagen. Veel van de slachtoffers stierven niet omdat er geen graan beschikbaar was in de dorpen, maar in plaats daarvan werden ze opzettelijk en selectief van voedsel beroofd door lokale kaders omdat ze relatief rijk waren, met hun voeten sleepten, zich uitspraken of simpelweg niet geliefd waren, om wat voor reden dan ook. reden, door degene die de veldfleslepel hanteerde.
Veel mensen verdwenen omdat ze te oud, zwak of ziek waren om te werken en daardoor niet in hun onderhoud konden voorzien; ze werden door de staat als vervangbaar beschouwd.
Niet alleen Mao, maar ook andere senior leiders waren bereid de dood van miljoenen mensen in de Grote Sprong Voorwaarts door de vingers te zien. In 1962 vergeleek provincieleider Li Jingquan, nadat hij ongeveer tien miljoen mensen had verloren in Sichuan, de Grote Sprong Voorwaarts met de Lange Mars waarin slechts één op de tien het einde had gehaald: 'We zijn niet zwak, we zijn sterker, we hebben hield de ruggengraat'.
Te midden van de hongersnood verhoogde China de hoeveelheid gratis economische hulp en renteloze of lage rente leningen aan andere landen sterk. China verscheepte ook gratis graan naar geallieerde landen.
Tot 30 of 40 procent van alle woningen werd tot puin gemaakt, terwijl huizen werden afgebroken om kunstmest te maken, kantines te bouwen, dorpelingen te verplaatsen, wegen recht te trekken, plaats te maken voor een betere toekomst die voor ons ligt of gewoon om hun bewoners.
Een langdurige en intense aanval op de natuur eiste tot 50 procent van alle bomen in sommige provincies op, terwijl dammen en kanalen, gebouwd door honderden miljoenen boeren tegen hoge menselijke en economische kosten, voor het grootste deel onbruikbaar of zelfs gevaarlijk werden. resulterend in landverschuivingen, dichtslibbing van rivieren, verzilting van de bodem en verwoestende overstromingen.
Gedetailleerde studies die destijds zijn uitgevoerd, tonen aan dat ontbossing, bodemerosie, waterverlies en grootse irrigatieschema's het ecologische evenwicht ernstig hebben verstoord, waardoor de gevolgen van overstromingen en droogtes die door de leiders worden beschreven als 'natuurrampen', nog erger worden.


Enkele gezamenlijke gelijkaardige kenmerken van zowel die “linkse” en zelfs (zelfverklaarde) communisten” ….. en de extreem-rechtse anticommunisten:


Geen referenties “durven” maken, naar William Hinton, Wim Wertheim, Han Suyin, Peter Worsley, zelfs niet in een poging ze te weerleggen, gewoon zwijgen erover ...
Beperkte ( uitgezocht en uit de context genomen) citering van Mao, en dan als “persoon” of individu maar niet in de functie van partijleider van de Chinese Communistische Partij die hij was tot aan zijn dood.
Zich baseren op Liu Chaochi of de burgerlijke partij-stroming die hij vertegenwoordigt, of zich alleen baseren op “informatie” en “gegevens” van de CCP zelf ( maar dan van de CCP van NA 1978), namelijk op datgene dat de leiding in de CCP, zèlf toen gebruikte (en nog steeds gebruikt) om zich te verantwoorden
Een dogmatisch gebruik van citaten van Marx, Engels en Lenin op dezelfde manier zoals als de “burgerlijke stroming rond en geleid door Liu Chaochi, Deng Xiaoping, ...” dat zelf deed.

Dit schept een beeld en een zogenaamde “historische waarheid”, waar dankbaar gebruik wordt gemaakt van rechtlijnige ANTI-communisten …. zoals een Dikötter…

We zullen door CONCRETE FEITELIJKE (materialistische) historische analyse dit grotendeels weerleggen …

Om een eerste voorbeeld te geven hier het door mij (met Google-translate) vertaalde boekje van William Hinton ("DE GROTE OMMEKEER - De privatisering van China, 1978-1989") waar hij al (als bevoorrechte getuige en onderzoeker TER PLAATSE) reeds enkele misvattingen en leugens weerlegt.

1http://english.chinamil.com.cn/view/2021-11/17/content_10108612.htm, Resolutie van het Centraal Comité van de Communistische Partij van China over de belangrijkste prestaties en historische ervaringen van de partij in de afgelopen eeuw, aangenomen tijdens de zesde plenaire zitting van het 19e Centraal Comité van de Communistische Partij van China op 11 november 2021 – Bron Xinhuanet – Editor Li Jiayao – 2021-11-17

2Digital Archive - International History Declassified - digitalarchive.wilsoncenter.org, “Resolution on Certain Questions in the History of Our Party since the Founding of the People’s Republic of China,” June 27, 1981, History and Public Policy Program Digital Archive, Translation from the Beijing Review 24, no. 27 (July 6, 1981): 10-39. - http://digitalarchive.wilsoncenter.org/document/121344. Summary: The Chinese Communist Party assesses the legacy and shortcomings of Mao Zedong, criticizes the Cultural Revolution, and calls for Party unity going forward.

3Marxistische Studies Nummer 78, Publicatiedatum: 2007-11-22 Copyright © EPO, IMAST en auteurs. overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden, “Socialisme op zijn Chinees” – Herwig Lerouge

4 Mao Zedong, “Speech at the Moscow meeting”, Mao Zedong 's manuscripts since the founding of the PRC, Boek 6, Central Party Literature Publishing House, Beijing 1992, p. 635.

5Mao Zedong, “Introduction to a cooperative”, Mao Zedong 's manuscripts since the founding of the PRC, Boek 7, Central Party Literature Publishing House, Beijing 1992, p. 179.

6Geciteerd in Bo Yibo, Review of some important decisions and events, Boek 2, The Central Party School Publishing House, Beijing 1993, p. 702.

7 Angus Maddison, Chinese economic performance in the long run, OECD-OCDE, Development Center Studies, Parijs 1998, tabel 2.1, 2.2.a en 2.2.b, p. 40.

8 Hu Sheng (hoofdredacteur) – Onderzoekscentrum naar de geschiedenis van de Communistische Partij van China, Centraal Comité, A concise history of the Communist Party of China, Foreign Languages Press, Beijing 1994,, p. 539.

9 Maurice Meisner, Mao 's China and after – A history of the People 's Republic, The Free Press, New York 1986,, p.  233 en 236.

10 Liu Suinian en Wu Qungan, “Ebauche d”une histoire de l”économie socialiste en Chine”, Beijing Information, Beijing 1984, p. 296; en Hu Sheng, p.  572.

11Hu Sheng, op.cit., p. 565.

12 He Kang, China 's township and village enterprises, Foreign Languages Press, Beijing 2006,, p. 33-34.

13Marxistische Studies Nummer 78, Publicatiedatum: 2007-11-22 Copyright © EPO, IMAST en auteurs. overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden, “De ontwikkeling van het socialisme in China” – Peter Franssen

14MO – lente 2023, “De U-bocht in het Chinese coronabeleid – Xi Jinping is machtig maar is geen nieuwe Mao” door JOHN VANDAELE

15https://www.frankdikotter.com/books/maos-great-famine/synopsis.html