30-06-2022

Is het “socialisme met Chinese karakteristieken” of is het “kapitalisme/imperialisme met Chinese karakteristieken”? (deel 2)

 Even een inleiding...

In een eerder artikel gaf ik uitleg bij het feit waarom de Griekse KKE een analyse maakte met de conclusie dat China VANDAAG niet (meer) socialistisch is, maar kapitalistisch (en DUS imperialistisch).

In 07-10-2021 Ofwel betekende “Hervorming en Opening” (DengXiaoping) een versterking van het socialisme, ofwel de start vanontwikkeling van KAPITALISME en AFBOUW van socialisme :

"....In de wereld van vandaag, waar China manifest aanwezig is in het leven van de werkers hier, moet een Communistische Partij, als zij haar rol wil blijven spelen als voorhoede organisatie van de werkers, zèlf hierover een uitgewerkt standpunt formuleren tegenover de werkers.


Hier in twee artikels van de KKE over de “ervaring” die de Griekse werkers in 2009 hadden met hetgeen zichzelf voorstelt als “socialisme met Chinese karakteristieken”
." (namelijk over COSCO, het havendrijf dat voor het grootste deel EIGENDOM is van China)

En dus " Daarom vond de KKE het nodig om in 2010 haar analyse en standpunt over China uit te werken in 2011 “The international role of China Nu ook op de site van vandaag, zoals HIER
De analyse van de KKE bevatte niet de analyse van HOE deze verandering gebeurde. Dat doe ik dus nu aan de hand dus van documenten van de CCP zèlf. Het eerste deel kon u HIER lezen…..

Nu verder met deel 2

In het vorig artikel besprak ik de Resolutie van november 20211 als meest recente verdediging van “het socialisme met Chinese karakteristieken”.

De huidige omschrijving de de Chinese Communistische Partij hierin maakt over het actuele “socialisme met Chinese karakteristieken” is gebaseerd op de analyse die gemaakt werd op Derde Plenaire Zitting van het 11de CC in 1978. Die resulteerde uiteindelijk in de Resolutie aangenomen op de 6e Plenaire Zitting van het 11de CC.
Een “parafrase” van DEZE resolutie (Het Denken-Xi Jinping?) resulteerde in de uitwerking van de Resolutie van november 20212,

Hier maak ik nu een analyse (of toch een stuk ervan…) van de Resolutie van de 6
e Zitting van het 11e CC. De volledige titel van de Resolutie van de 6e zitting van het 11de CC ( zoals gebruikt in de rest van de tekst) is:

Resolutie over bepaalde vragen in de geschiedenis van onze partij sinds de oprichting van de Volksrepubliek China Herziening van de geschiedenis van de achtentwintig jaar vóór de oprichting van de Volksrepubliek (Aangenomen door de Zesde Plenaire zitting van het elfde Centraal Comité van de Communistische Partij van China op 27 juni 1981)3

Over het klassenkarakter van de lijn en de ideologie van de Resolutie van de 6e zitting van het 11 de CC in 1981

De tekst blinkt uit in vaagheid, in het maken van onbewezen stellingen. Bij elke “analyse” van (vooral) “vroegere fouten” wordt verwezen naar congressen maar er worden géén concrete argumenten gegeven over de correcte punten en de “fouten” die er gemaakt werden.
Deze Resolutie van de zesde zitting van het 11de Centraal Comité vervangt de politieke lijn zoals die ontwikkeld was in opéénvolgende congressen. Het is deze resolutie, en géén enkele congres-tekst die verplicht geassimileerd wordt door alle leden. Zo wordt gesteld dat de lijn van (alleen!) het 8e congrescorrect” is. Vooral omdat die stelde: “...de belangrijkste tegenstelling in het land niet langer de tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, (...) de belangrijkste taak voor de hele natie was om alle inspanningen te concentreren op het ontwikkelen van de productiekrachten...” Het Negende Congres van de Partij legitimeerde de onjuiste theorieën en praktijken van de “culturele revolutie”...”
Het tiende congres van de partij hield de "linkse" fouten van het negende congres in stand”

Door de invloed van de fouten van kameraad Hua Guofeng, bevestigde het 11de congres de onjuiste theorieën, het beleid en de slogans van de 'culturele revolutie', zoals het onstuimig streven naar snelle resultaten in economisch werk en voor het voortzetten van bepaalde andere 'linkse' beleidslijnen. Onder zijn leiding was het onmogelijk was om "linkse" fouten binnen de partij te corrigeren.”

Dus moest de Derde Plenaire Zitting van het 11de Centraal Comité, in feite “de juiste lijn van het 8e congres uitvoeren”? En moest de Resolutie van de 6e zitting van het 11 de CC de richtlijn en de politieke vorming inhouden van alle partij-leden? … en was het congres (statutair) dan niet meer het hoogste beslissende orgaan, maar alleen de op de vierde en vijfde zitting herschikte Centraal Comité, waarbij kaders op het 11 congres verkozen, vervangen werden door “op de 4e en 5e zittingen van het 11de CC verkozen (eerder gecoöpteerde)” mensen?

En moest het, doordat het in alle talen op de naar buiten gerichte propaganda en “informatie”-kanalen gepubliceerde “China’s Socialist Economy”, dè inhoudelijk uitgewerkte “verantwoording” zijn voor het “socialisme met Chinese karakteristieken”?
De Resolutie van de 6e zitting van het 11 de CC stelt:

De overwinning in de nieuw-democratische revolutie werd behaald door lange jaren van strijd en opoffering door talloze martelaren, partijleden en mensen van alle nationaliteiten.(…)
Dit is het onvermijdelijke resultaat van de achtentwintig jaar historische ontwikkeling die voorafgingen aan de oprichting van de Volksrepubliek China.
Onze belangrijkste prestaties in de tweeëndertig jaar sinds de oprichting van de Volksrepubliek zijn de volgende:

1) We hebben de democratische dictatuur van het volk gevestigd en geconsolideerd, geleid door de arbeidersklasse en gebaseerd op de alliantie van arbeiders en boeren, namelijk de dictatuur van het proletariaat. Het is een nieuw type staatsmacht, onbekend in de Chinese geschiedenis, waarin de mensen de baas zijn over hun eigen huis. Het vormt de fundamentele garantie voor de opbouw van een modern socialistisch land, welvarend en machtig, democratisch en cultureel geavanceerd.
2) We hebben landelijke eenwording van het land bereikt en geconsolideerd, met uitzondering van Taiwan en andere eilanden, en hebben daarmee een einde gemaakt aan de staat van verdeeldheid die kenmerkend is voor het oude China. We hebben de grote eenheid van de mensen van alle nationaliteiten bereikt en geconsolideerd en een socialistische relatie van gelijkheid en wederzijdse hulp tussen de meer dan vijftig nationaliteiten gesmeed en uitgebreid. En we hebben de grote eenheid van de arbeiders, boeren, intellectuelen en mensen van andere lagen bereikt en geconsolideerd en we hebben het brede eenheidsfront dat wordt geleid door de Chinese Communistische Partij in volledige samenwerking met de patriottische democratische partijen en de volks-organisaties, versterkt en uitgebreid, en omvat alle socialistische werkende mensen en alle patriotten die het socialisme steunen en patriotten die staan ​​voor de eenwording van het moederland, inclusief onze landgenoten in Taiwan, Xianggang (Hong Kong) en Aomen (Macao) en Chinese burgers in het buitenland.

3) We hebben agressie, sabotage en gewapende provocaties van de imperialisten en hegenomisten verslagen, de veiligheid en onafhankelijkheid van ons land veiliggesteld en met succes gevochten ter verdediging van onze grensregio's.
4) We hebben een socialistische economie opgebouwd en ontwikkeld en hebben de socialistische transformatie van het privé-eigendom van de productiemiddelen in publiek eigendom grotendeels voltooid en het principe van "ieder naar zijn werk" in praktijk gebracht. Het systeem van uitbuiting van de mens door de mens is geëlimineerd, en uitbuiters bestaan ​​niet langer als klassen sinds de overgrote meerderheid is omgevormd en nu van hun eigen arbeid leeft.
(..)
8. Nieuw China bestaat nog niet zo lang en onze successen zijn nog voorlopig. Onze partij heeft fouten gemaakt vanwege haar magere ervaring in het leiden van de opbouw van het socialisme en zijn er subjectieve fouten gemaakt in de analyse van de situatie door de partijleiding en haar begrip van de Chinese omstandigheden. Vóór de 'culturele revolutie' waren er fouten bij het vergroten van de reikwijdte van de klassenstrijd en bij onstuimigheid en onbezonnenheid in de economische constructie. Later was er de veelomvattende, langgerekte en ernstige blunder van de 'culturele revolutie'. (...)

12. Tijdens de overgangsperiode heeft onze partij op creatieve wijze een koers uitgezet voor socialistische transformatie die paste bij de specifieke omstandigheden van China. In onze omgang met de kapitalistische industrie en handel hebben we een hele reeks overgangsvormen van staatskapitalisme van lagere naar hogere niveaus bedacht, zoals het plaatsen van staatsorders bij privé-ondernemingen voor de verwerking van materialen of de fabricage van goederen, het staatsmonopolie van de aankoop en marketing van de producten van privé-ondernemingen, de marketing van producten van staatsbedrijven door privé-winkels, en gezamenlijk staats-privé eigendom van individuele ondernemingen of ondernemingen van een hele handel, en uiteindelijk realiseerden we de vreedzame overgave van de bourgeoisie, een mogelijkheid die Marx en Lenin voor ogen hadden. Wat de individuele landbouw betreft, hebben we overgangsvormen van samenwerking bedacht, gaande van tijdelijke of het hele jaar door wederzijdse hulpteams, tot elementaire landbouwproducentencoöperaties met een semi-socialistisch karakter en vervolgens tot geavanceerde landbouwproducenten-coöperaties van volledig socialistische aard, altijd vasthoudend aan de principes van vrijwilligheid en wederzijds voordeel, demonstratie door geavanceerde voorbeelden en uitbreiding van staatshulp. Soortgelijke methoden werden gebruikt bij het transformeren van individuele ambachtelijke industrieën. In de loop van een dergelijke transformatie toonden de staatskapitalistische en coöperatieve economieën hun onmiskenbare superioriteit. In 1956 was de socialistische omvorming van de privé-eigendom van de productiemiddelen in de meeste regio's grotendeels voltooid. Maar er waren tekortkomingen en fouten. Vanaf de zomer van 1955 waren we overhaast met het voortzetten van de samenwerking in de landbouw en de transformatie van privé ambachtelijke en commerciële vestigingen; we waren verre van nauwgezet, de veranderingen gingen te snel en we deden ons werk op een wat summiere, stereotiepe manier, waarbij we een aantal vragen lang open lieten. Na de fundamentele voltooiing van de transformatie van de kapitalistische industrie en handel in 1956, slaagden we er niet in goed werk te leveren bij het in dienst nemen van, en het behandelen van enkele voormalige industriëlen en zakenlieden.

De socialistische “transformatie” is een stap voor stap omvorming van de “Nieuwe Democratiemet een instemming van de burgerij voor een “ socialistische transformatie van het privé-eigendom van de productiemiddelen in publiek eigendom” en een vrijwillige “omvorming” van de “uitbuiters” waarna “ze niet meer als klasse bestaan”. En zo wordt er behalve een héél formele vermelding van “dictatuur van het proletariaat” NIET MEER over de werkers ALS KLASSE, er wordt niet meer over “klassen” gesproken. Dus bestaan de werkers dan nog als klasse? En is de “dictatuur van het proletariaat” dan niet leeg van betekenis, en dus louter maar een formelevermelding” in de resolutie? Want hoe kan er een “dictatuur van het proletariaat” bestaan naast “een eenheidsfront van alle patriotten die het socialisme steunen”? .. En wat is dan “socialisme”?
We zullen zien dat de term “dictatuur van het proletariaat” hier FORMEEL gebruikt wordt (een uiting van een revisionistische marxistisch-KLINKENDE fraseologie) bedoeld om de partijleden te misleiden. Dat deze resolutie aanvaardt is geworden, en de misleiding dus effectief, komt wellicht door het feit dat er bij de meerderheid van leden een dogmatische opvatting heerste van “toepassing van het marxisme” door studie en kennis van marxistische werken op basis van stukken tekst of citaten waarbij de notie van de context waarin bepaalde werken geschreven zijn verloren ging.
De stelling van ‘fouten bij het vergroten van de reikwijdte van de klassenstrijd en het overhaast zijn met het voorzetten van de samenwerking in de landbouw, en de transformatie van privé-bedrijven in collectief bezit van bedrijven de omvorming van industriëlen en zakenlieden in werkers vergoed volgens principe van “ieder naar zijn werk” ’ … is dat niet een bedenking vanuit een kleinburgerlijke of burgerlijke opstelling?
Het is tenslotte in het klassenbelang van de werkers om klassenstrijd zo volledig tot het einde te voeren.
We hebben een socialistische economie opgebouwd en ontwikkeld en hebben (….) het principe van "ieder naar zijn werk" in praktijk gebracht.
Dit is een leugen!
Los van het feit of dit, al dan niet, een noodzakelijke politiek is voor de uitbouw van het socialisme is het zo dat, het terugdraaien van de uitbouw van coöperatieven in de landbouw en het afbouwen van de volkscommunes, – wat de boeren betreft – de ontwikkeling van “ieder (vergoed) naargelang zijn werk” juist GESTOPT heeft en het KAPITALISTISCH principe ingevoerd “iedere (boer of ieder boerengezin) vergoed door de VERKOOP van zijn PRODUCTIE” (hierover verder nog meer)
 

 Standpunten door (leiders van) de Chinese Communistische Partij ingenomen op en na de Derde Zitting van het 11de Centraal Comité in 1978, vergeleken met die van VOOR 1978  

Zo stellen we het standpunt van de CCP VOOR de Derde Plenaire Zitting van het 11de Centraal Comité in 1978, tegenover hetgeen er in de Resolutie van de 6e zitting van het 11e CC van IN 1981 staat: ...fouten bij het vergroten van de reikwijdte van klassenstrijd en van onstuimigheid en onbezonnenheid in economische constructie (of zoals verder staat “ de ‘linkse’ fouten van de Grote Sprong Voorwaarts en de beweging om volkscommunes te organiseren”).
Het standpunt van de CCP VOOR 1978
(tegenover de standpunten die de CCP NA innam) wordt weergegeven door hetgeen Mao Zedong, – voorzitter van de CCP tot 1976 – formuleerde op vergaderingen van kaders, partij-secretarissen, en/of op congressen, dus te beschouwen als officiële partijstandpunten:

Mao (voorzitter van de CCP van 1945 tot zijn dood in 1976) Verzamelde werken, deel 8: Toespraak in Cheng-chow - 27 februari 19594

In 1958 hebben we op alle fronten grote successen behaald.(...) De oprichting van de volkscommunes heeft heeft het oorspronkelijke systeem van collectief eigendom van de productiemiddelen vergroot en naar een hoger niveau getild en bovendien begint het bepaalde elementen van het systeem van eigendom van het hele volk te belichamen. De schaal van de volkscommunes is veel groter dan die van de coöperaties van landbouwproducenten en heeft bovendien de eenheid van arbeiders, boeren, kooplieden, studenten en soldaten en van een landbouw, bosbouw, veeteelt, subsidiaire productieve activiteiten en de viscultuur in werking gesteld. Dit heeft een krachtige impuls gegeven aan de ontwikkeling van de landbouwproductie en de hele plattelandseconomie. . . . In een nieuwe en historisch ongekende sociale beweging waarbij honderden miljoenen mensen betrokken zijn en waarvoor eerdere ervaring ontbreekt, zoals het opzetten van volkscommunes, kunnen zowel de mensen als hun leiders alleen stap voor stap ervaring opdoen, vanuit hun praktijk en stap voor stap stap hun kennis van de essentie van dingen verdiepen, de tegenstellingen in de dingen blootleggen, deze tegenstellingen oplossen en de prestaties bevestigen en de tekortkomingen van hun werk overwinnen. Iedereen die zegt dat een brede sociale beweging volledig zonder tekortkomingen kan zijn, is niets anders dan een dromer, of een getijdenwachter, of een rekening-settler, of gewoon een vijandig element. Wat betreft de relatie tussen onze prestaties en tekortkomingen, deze is, zoals we vaak hebben gezegd, als de relatie tussen negen van de tien vingers en de ene overgebleven vinger. Sommige mensen twijfelen of ontkennen de prestaties van de Grote Sprong Voorwaarts van 1958 en twijfelen of ontkennen de superioriteit van de volkscommune. Dit soort standpunt is volkomen verkeerd. . . .

De collectivisering als een beweging naar steeds hoger vormen van coöperatieven samen met de uitbouw van communes stappen betekenen in de ontwikkeling van het socialisme (waarbij steeds “de resten” of “erfenissen” van de oude vorige maatschappij opgeruimd worden) in de richting van het uiteindelijke communisme. De “dictatuur van het proletariaat” krijgt concreet vorm door de ontwikkeling van een proletarisch klassenbewustzijn bij al degenen die oorspronkelijk nog geen deel uitmaakte van de arbeidersklasse.
Dit leidt tot versterking van de arbeidersklasse ( ... de eenheid van arbeiders, boeren, kooplieden, studenten en soldaten...)

De CCP in 1981 (in de Resolutie van de 6e zitting van het 11e CC) stelde dat het 8e congrescorrect”, omdat die zei: “...de belangrijkste tegenstelling in het land niet langer de tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, (...) de belangrijkste taak voor de hele natie was om alle inspanningen te concentreren op het ontwikkelen van de productiekrachten...”

De CCP in 1957 over de klassenstrijd onder het socialisme, en hoe men de lijn van het 8e congres moest begrijpen: uit de Toespraak op de uitgebreide derde plenaire zitting van het 8e Centraal Comité van de CCP5 – 7 oktober 19576:

China heeft twee revoluties gehad. Tijdens de periode van de democratische revolutie was het anti-imperialisme, antifeodalisme en antibureaucratisch kapitalisme; alleen binnen de partij was er een strijd tegen de kapitalistische ideologie van de nationale bourgeoisie. In die tijd waren er twee wegen, de weg van de bevrijding en de weg van het kolonialisme. De socialistische revolutie is bedoeld om klassen uit te roeien, uitbuiting te elimineren; het is de proletarische revolutie. Door te verklaren dat er een primaire tegenstelling bestaat tussen de bourgeoisie en het proletariaat, ben ik van mening dat er in theorie geen probleem is.
In 1953 werd op de Financiële en Economische Meeting de algemene lijn uitgezet;7 aanvankelijk durfden we het niet door de hele partij uit te dragen, maar in plaats daarvan bespraken we het eerst op provinciaal niveau. Eind 1953 werd het besproken op de Politieke Consultatieve Conferentie. De afdeling Propaganda heeft een schets opgesteld voor de verspreiding van de algemene lijn. In de afgelopen drie en een half jaar hebben we de bourgeoisie een zware slag toegebracht; we hebben ook een klap toegebracht aan de individuele economie. Dit werd dan ook weerspiegeld in de resoluties van het 8e partijcongres, waarin stond dat de tegenstelling tussen de bourgeoisie en het proletariaat fundamenteel was opgelost. Deze verklaring was niet onjuist, maar fundamentele oplossing is niet gelijk aan volledige oplossing. Toen het probleem van de politieke autoriteit eenmaal was opgelost, was het eigendomsprobleem fundamenteel opgelost, maar op economisch en politiek gebied was er geen volledige oplossing. Onder de bourgeoisie en de burgerlijke intellectuelen, de rechtsen in de democratische partijen en een deel van de welgestelde middenboeren waren er mensen die zich tegen het volk verzetten terwijl ze onder hen stonden. Dat was toen nog niet zo duidelijk te zien, maar ook niet helemaal onopgemerkt (in die tijd waren we nog bezig met transformatie). In die tijd waren ze erg onderdanig en gehoorzaam, dus we zeiden dat er een fundamentele oplossing was. Vandaag benadruk ik deze tegenstelling omdat ze in opstand wilden komen. Op de Qingdao-conferentie van dit jaar8 hebben we duidelijk gezien en erop gewezen dat er in de stedelijke en landelijke gebieden nog steeds een strijd was tussen de twee wegen. Aangezien dit soort klassenstrijd niet is uitgeroeid en de rechtse elementen op dit moment wild oprukken, moet worden gezegd dat er een primaire tegenstelling bestaat tussen de bourgeoisie en het proletariaat. Maar strategisch hebben de Qingdao-documenten het goed gezegd; het is goed als de aanwezigen weten wat primair is en wat secundair. We hebben het hier al lang niet meer over gehad. Als we er nu aan toevoegen, hemel en aarde schuddend, zou het slecht zijn. Nu moeten we drie maanden doorgaan met de Qingdao-uitdrukkingsmethode. Er is ook een burgerlijke ideologie onder de arbeiders. Binnen de partij zijn de drie grote 'ismen' ook over de bourgeoisie ontvouwd. De twee wegen – de bourgeoisie en het proletariaat, socialisme en kapitalisme – zijn de belangrijkste tegenstellingen van het overgangstijdperk; voorlopig bespreken we ze niet in het rapport. (...)
Als we zeggen dat de grootschalige klassenstrijd fundamenteel is beëindigd en dat de tegenstellingen fundamenteel zijn opgelost, hebben we het over het politieke systeem en het eigendomsprobleem. Maar bij het bouwen van de bovenbouw is de kwestie van ideologie en politieke macht in grote mate niet opgelost
. Individualisme, bureaucratisme, idealisme zijn ook een kwestie van het opbouwen van de bovenbouw en moeten worden opgelost.(….) Honderd bloemen laten bloeien is echter geen contrarevolutie. Eén keer per jaar kunnen we een openhartige mening geven. De mensen onderdrukken alsof ze vijanden zijn, is erg gevaarlijk. Bij het bespreken van tegenstellingen onder de mensen moet men waken voor het toepassen van de methode van onderdrukking en dwang. (…)

Nu is het duidelijk: bij het doorlopen van het overgangstijdperk van kapitalisme naar socialisme, is de belangrijkste (of fundamentele) tegenstelling de tegenstelling tussen het proletariaat en de bourgeoisie, tussen socialisme en kapitalisme. Dus in sociale relaties en interpersoonlijke relaties is er een fundamentele oplossing geweest, maar er is geen volledige oplossing geweest. De grootgrondbezitters, rijke boeren, contrarevolutionairen en slechte elementen onderschrijven het kapitalisme, en degenen die mensen uitbuiten onderschrijven het kapitalisme. Dit is ook een tegenstelling tussen de bourgeoisie en het proletariaat. De strijd tussen de twee wegen zal na een lange periode van strijd worden beslecht. "Belangrijkst" en "fundamenteel" hebben dezelfde betekenis.

Daar waar de Communistische Partij van China in 1981 (in de Resolutie van de 6e zitting van het 11de CC ) spreekt van ‘fouten inzake het voeren van de klassenstrijd en de “te” doortastende collectivisatie en de uitbouw van communes’ spreekt de Communistische Partij van China in 1958 (via haar VOORZITTER Mao Zedong) over het klassenkarakter van diegenen die deze “fouten” aanklagen, en over de klassenoorsprong van de klachten over ¨te snelle en te verregaande collectivisering” in toespraken op de tweede zitting van het Achtste Partijcongres - 8-23 mei 19589:

Laten we het binnenlandse probleem bespreken. De boerenalliantie blijft het binnenlandse probleem. De revolutie van China is altijd de kwestie van deze alliantie geweest. Zonder dat zou de arbeidersklasse geen bevrijding hebben bereikt; het zou niet in staat zijn om een machtige natie op te bouwen. Vóór de bevrijding telde de Chinese arbeidersklasse slechts vier miljoen (handwerk niet meegerekend). Nu zijn dat er 12 miljoen, of drie keer zoveel. Als we de gezinsleden meerekenen, is het aantal slechts ongeveer 40 miljoen, terwijl de boerenbevolking meer dan 500 miljoen bereikt. Daarom is het probleem van China altijd het probleem van de boerenalliantie geweest. Sommige kameraden zijn daar niet erg duidelijk over, zelfs niet na decennia in het plattelandsdorp te hebben gewerkt. Waarom maakten we in 1956 anti-avonturistische fouten? De belangrijkste oorzaak lag bij het probleem van de boerenalliantie. Het denken en voelen van de boeren werd niet goed begrepen; daarom was er geen basis en op het moment dat er een storm was, kon er gemakkelijk aarzeling optreden. In 1956 publiceerden we een boek over de landelijke socialistische vloed, inclusief materiaal van 190 coöperaties in de provincies en regio's:10 Elke provincie droeg verschillende artikelen bij, behalve Tibet. Eigenlijk hadden we er niet zoveel nodig. Alleen het materiaal van de Wang Kuo-fan Coöperatie, Tsun-hua County, Hopeh Provincie, zou voldoende zijn geweest11. Dan was er het geval van een arme coöperatie in het centrum van Hopeh. Alle middenboeren vluchtten, waardoor er slechts drie arme boerenhuishoudens overbleven, maar deze drie families hielden stand. Ze wezen de richting van de 500 miljoen boeren aan. Elke provincie had veel coöperaties met productieverhogingen. De verhogingen varieerden van één tot meervoudig. Weiger je het nog steeds te geloven? De 40 landbouwartikelen worden zeker gerealiseerd. Kun je het nog steeds weigeren te geloven? Ik heb het gevoel dat ze gerealiseerd kunnen worden. In 1955, 1956 en de eerste helft van 1957 was het aantal die het niet wilden geloven, aanzienlijk groot en waren er veel getijdenwachters op alle niveaus, inclusief de Centrale. Op dit moment praten XXX over het vereffenen van rekeningen na de val. Ze zoeken alleen naar de negatieve elementen, niet naar de positieve. Als een paar kaderleden worden afgeluisterd om te zeggen dat het plattelandsdorp niet zo goed is, fluisteren drie of vier individuen in elkaars oren dat de coöperatieve niet zo goed is, de toekomst er somber uit ziet , de boeren niet genoeg te eten hebben, er geen productieverhoging of reserve graan is, enz. Als de familie schrijft voor geld, zullen ze altijd overdrijven, het leven moeilijker maken dan het is en klagen over het gebrek aan graan, olie en stof, want anders zul je niet kwijtschelden. Deze moet je allemaal analyseren. Is het waar dat er geen graan, olie of stof is? Kameraad K'o Ch'ing-shih12 vertelde me over de statistieken van de provincie Kiangsu. In 1955 protesteerde 30 procent van de kaderleden van de county, district en township luid, klaagden ze namens de boeren over de "ontberingen" en maakten bezwaar tegen de buitensporige "controle" in de "verenigde" aan- en verkoop. Wat voor soort mensen waren die kaderleden? Het waren allemaal welgestelde middenboeren, of vroeger arme en lagere middenboeren die welgestelde middenboeren waren geworden. De zogenaamde ontberingen van de boeren waren de ontberingen van de welgestelde middenboeren. De welgestelde middenboeren wilden hun graan oppotten in plaats van in te leveren en ze wilden het kapitalisme bevorderen. Daarom klaagden ze over de ontberingen van de boeren. De lagere niveaus klaagden, maar klaagde ook iemand op regionaal, provinciaal of centraal niveau? Was er iemand in het geboortedorp die niet min of meer werd beïnvloed door zijn familie? De vraag is welk standpunt je inneemt bij het bekijken van een probleem. Neemt u het standpunt in van de arbeidersklasse en arme en lagere middenerwten-mieren, of neem je dat van de gegoede middenboeren?

Nu is het een beetje beter. Het platteland heeft een grote sprong voorwaarts gemaakt. Na de rectificatie, de anti-rechtse beweging, kaderparticipatie in arbeid en arbeidersparticipatie in een deel van het management, is de stedelijke en landelijke politieke sfeer veranderd. Men kan zeggen dat het agrarische "pessimisme" en "hopeloosheid", en het gebrek aan vertrouwen bij het realiseren van de "40 artikelen" zijn schoongeveegd. Sommige van de "getijdenwachters" en "valrekening-kolonisten" zijn echter niet schoongeveegd. Aan dit werk moet dan ook aandacht worden geschonken.

Daar waar de Resolutie van de 6e zitting van het 11e CC (dus de CCP in 1981) spreekt van Ivm “...waren we overhaast met het voortzetten van de landbouwsamenwerking en de transformatie van particuliere ambachtelijke en commerciële vestigingen”, spreekt de CCP zich in 1962 uit over de noodzaak – en over de reden ervan – van een volgehouden en vol te houden ontwikkeling van steeds hogere vormen van coöperatieven en voor een uitbouw van communes:

Mao Zedong in Lees-nota’s bij de Sovjettekst “Politieke Economie”, 1961-6213:

Maar vanuit ons gezichtspunt is het eerst nodig om collectief eigendom om te zetten in socialistisch eigendom van het hele volk, dwz om de landbouwproductiemiddelen volledig staatseigendom te maken en de boeren volledig te veranderen in werkers onder een uniform contract met de staat voor loon. Momenteel heeft elke Chinese boer in het hele land een gemiddeld jaarinkomen van 85 [65 in de tekst van 1967.: Noot van de vertaler.] yuan. In de toekomst, wanneer dit bedrag 150 yuan zal bereiken en de meerderheid van de werkers door de commune wordt betaald, zal het mogelijk zijn om een commune eigendomssysteem in principe te laten werken. Op deze manier zou het gemakkelijk moeten zijn om de volgende stap naar staatseigendom te zetten.   

OPMERKING: “staat” staat hier voor “dictatuur van het proletariaat  

Dus het gaat niet louter en alleen om (zoals in de Resolutie... in 1981 staat) “ Wat de individuele landbouw betreft, hebben we overgangsvormen van samenwerking bedacht, gaande van tijdelijke of het hele jaar door wederzijdse hulpteams, tot elementaire landbouwproducentencoöperaties (…) en vervolgens tot geavanceerde landbouwproducenten-coöperaties….”.
Maar het gaat werkelijk (zoals de CCP, o.l.v. Mao in 1961-62 stelt) erom, om van de boer (individueel, in familie of al dan niet in een “samenwerkingsverband”), waarvan het inkomen bepaald wordt door de “verkoop van de landbouwproducten” (zoals aan een, in 1981 ingevoerde, “agrarische markt” of zelfs “aan de staat”) …., een werker te maken, “tewerkgesteld” door “het samengevoegd landbouwbedrijf in gemeenschappelijk bezit” en met “een inkomen (een “arbeidsloon” in punten, waarbij het puntensysteem bepaald wordt door de algemene vergadering van de werkers van de coöperatieve) op basis van het geleverde werk”.

In feite is het volgende PARADOXAAL
:
De CCP IN en NA de Derde Zitting van het 11de CC in 1978 ( en dus in de Resolutie van de 6e zitting van het 11e CC in 1981) stelt dat de politiek “Hervorming en Opening”, door “de fouten van Mao met zijn doorgedreven collectivisatie” te herstellen, uiteindelijk het principe realiseert van “iedereen krijgt vergoed naargelang zijn werk”. MAAR de politiek van “Hervorming en Opening” voert de boeren ( die door de zogenaamde “foutieve doorgedreven collectivisatie” OP WEG waren om te worden “vergoed naargelang het WERK”) JUIST TERUG NAAR de situatie van “iedereen vergoed op basis van VERKOOP van zijn productie.
 

Over “productiekrachten en productieverhoudingen” ….. het 8e congres hierover, de Resolutie de 1981, en de CCP NA het 8e congres   

De Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981: (refererend aan het 8e congres, het ENIGE congres dat door de CCP sinds de Derde Plenaire Zitting van het 11de CC als “volledig correct” werd beschouwd:

15. Het Achtste Nationale Congres van de Partij dat in september 1956 werd gehouden, was zeer succesvol. Het congres verklaarde dat het socialistische systeem in wezen in China was gevestigd; dat hoewel we ernaar moeten streven Taiwan te bevrijden, de socialistische transformatie grondig te voltooien, uiteindelijk het systeem van uitbuiting te elimineren en door te gaan met het uitroeien van de overgebleven krachten van de contrarevolutie, de belangrijkste tegenstelling in het land niet langer de tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, maar tussen de vraag van de mensen naar snelle economische en culturele ontwikkeling en de huidige staat van onze economie en cultuur die niet voldeed aan de behoeften van de mensen; dat de belangrijkste taak voor de hele natie was om alle inspanningen te concentreren op het ontwikkelen van de productiekrachten, het industrialiseren van het land en het geleidelijk aan tegemoetkomen aan de onophoudelijk groeiende materiële en culturele behoeften van het volk; en dat hoewel de klassenstrijd nog bestond en de democratische volksdictatuur verder moest worden versterkt, de basistaak van de dictatuur nu was om de productiekrachten te beschermen en te ontwikkelen in het kader van de nieuwe productieverhoudingen. Het congres hield zich aan het principe dat in mei 1956 door het Centraal Comité van de partij naar voren werd gebracht, het principe om zowel conservatisme als overhaaste vooruitgang in de economische opbouw tegen te gaan, dat wil zeggen gestage vooruitgang te boeken door een algemeen evenwicht te vinden. Het benadrukte het probleem van de opbouw van de partij in functie en de noodzaak om democratisch centralisme en collectief leiderschap te handhaven, de persoonsverheerlijking tegen te gaan, democratie binnen de partij en onder het volk te bevorderen en de banden van de partij met de massa's te versterken. De lijn die door het Achtste Nationale Congres van de Partij was uitgezet, was correct en schetste de weg voor de ontwikkeling van de zaak van het socialisme en voor de partijopbouw in de nieuwe periode.

Het systeem van uitbuiting elimineren”?
Nee, het gaat hier (in 1981) om OP ZIJN MINST het opnieuw “toelaten” van kapitalistische productieverhoudingen, het geen betekent het OPNIEUW “het systeem van uitbuiting TOELATEN”.

Nieuwe productieverhoudingen”?
De politiek “Hervorming en Opening” houdt in (dat kunnen we concluderen door de CCP in 1981 te vergelijken met de CCP van VOOR 1978…) dat, hetgeen was gerealiseerd (VOOR 1978) wat betreft AFBREKEN van kapitalistische productieverhoudingen ( dus de “resten” van de vorige maatschappij afbreken , wat inhield
1. boeren worden werkers en ...
2. de uitbouw van socialistische plan-economie en zo de afbouw van waren-economie),… juist wordt TERUGEDRAAID van wat er intussen ontwikkeld was aan “nieuwe productieverhoudingen en dat dus juist “de oude productieverhoudingen” worden HERSTELD EN VERSTERKT!


Mao Zedong als voorzitter van de CCP over “productie-krachtenin Lees-nota’s bij de Sovjettekst “Politieke Economie”, 1961-6214:

15. Is grootschalige industrie de basis van socialistische transformatie? Op pagina 364 [Pagina 349, volgens de tekst uit 1967.: Noot door vertaler.] zegt de tekst: "Landen die de weg van socialistische opbouw hebben ingeslagen, staan ​​voor de taak om zo snel mogelijk de naweeën van de kapitalistische heerschappij in om de ontwikkeling van de grote industrie (de basis voor de socialistische transformatie van de economie) te versnellen.” Het is niet voldoende om te beweren dat de ontwikkeling van de grote industrie de basis is voor de socialistische transformatie van de economie. De hele revolutionaire geschiedenis laat zien dat de volledige ontwikkeling van nieuwe productiekrachten niet de voorwaarde is voor de transformatie van achterlijke productieverhoudingen. Onze revolutie begon met marxistisch-leninistische propaganda, die diende om een ​​nieuwe publieke opinie te creëren ten gunste van de revolutie. Bovendien was het alleen mogelijk om de oude productieverhoudingen te vernietigen nadat we in de loop van de revolutie een achterlijke bovenbouw hadden omvergeworpen. Nadat de oude productieverhoudingen waren vernietigd, ontstonden er nieuwe, die de weg vrijmaakten voor de ontwikkeling van nieuwe maatschappelijke productiekrachten. Met dat achter ons konden we de technologische revolutie in gang zetten om op grote schaal maatschappelijke productiekrachten te ontwikkelen. Tegelijkertijd moesten we nog steeds doorgaan met het transformeren van de productieverhoudingen en ideologie.

Hier wordt in feite ingegaan tegen het dogmatisch gebruik van de “Inleiding van ‘Bijdrage tot kritiek op de politieke economie” van Marx” zoals dat later zou worden gedaan door de CCP vanaf de Derde Zitting van het 11de CC. Maar toen gebeurde dat reeds door sommigen in de CCP (door bv Liu Chao-chi) sinds 1950 … Voor degenen die hier zich nog weinig over gevormd hebben (door studie van Marx) en voor wie dit nog onduidelijk is (het gaat om persoonlijke nota’s van Mao en is op zich geen uitgewerkte analyse …) wordt hier NA de bespreking van “China’s socialist economy” meer uitleg gegeven.

Ivm wat Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981 (dus de CCP in 1981)zegt,”..De lijn die door het Achtste Nationale Congres van de Partij was vastgesteld, was correct...”, zegt Mao Zedong – dus de CCP in 1957 – in: Lezing in de uitgebreide derde plenaire zitting van het 8e Centraal Comité van de CCP – okt 195715

.bij het doorlopen van het overgangstijdperk van kapitalisme naar socialisme, is de belangrijkste (of fundamentele) tegenstelling de tegenstelling tussen het proletariaat en de bourgeoisie, tussen socialisme en kapitalisme. Dus in sociale relaties en interpersoonlijke relaties is er een fundamentele oplossing geweest, maar er is geen volledige oplossing geweest. De grootgrondbezitters, rijke boeren, contrarevolutionairen en slechte elementen onderschrijven het kapitalisme, en degenen die mensen uitbuiten onderschrijven het kapitalisme. Dit is ook een tegenstelling tussen de bourgeoisie en het proletariaat. De strijd tussen de twee wegen zal na een lange periode van strijd worden beslecht. "Hoofd" en "fundamenteel" hebben dezelfde betekenis.
De resoluties van het 8e partijcongres verklaren dat de belangrijkste tegenstelling de tegenstelling is tussen het geavanceerde sociale systeem en de achtergebleven productiekrachten
.

Redelijk sprekend kan men niet op die manier spreken. Nu zijn er tegenstellingen, en in de toekomst zullen er ook tegenstellingen zijn. Als alle coöperaties zijn omgevormd tot staatsboerderijen die lonen uitbetalen, zullen er nog steeds tegenstellingen zijn.
Het socialisme bestaat uit twee sectoren: publiek eigendom en collectief eigendom. In de toekomst zullen er ook tegenstellingen ontstaan ​​tussen beide.
Het socialistische systeem en de productiekrachten zijn fundamenteel in overeenstemming, maar ze hebben ook gebieden waar er geen volledige overeenstemming is. Er zijn nog steeds tekortkomingen en het is onjuist om te zeggen dat er perfecte overeenstemming is. Toen Stalin melding maakte van perfecte conformiteit (officieel rapport, pagina 14) ontstond er een probleem.

De ideologie van religie is niet in overeenstemming met het socialisme, maar toch willen we tempels repareren. Het repareren van tempels wordt gedaan om het doel van het afbreken van tempels te bereiken. Waarom zeggen we dat dit in grote lijnen overeenstemt? Omdat het de productieve krachten kan ontwikkelen. India ondernam een ​​vijfjarenplan en verhoogde zijn staalproductie met 300.000 ton. We hebben onze productie met 94 miljoen ton verhoogd. Ons systeem staat de ontwikkeling van de productiekrachten niet in de weg. Na enkele tientallen jaren zal de tegenstelling tussen de collectieve en de staatssector zijn opgelost, maar er zullen nog steeds nieuwe tegenstellingen zijn. Als we bij het communisme zijn aangekomen, hebben we de waardewet niet meer nodig en hebben we geen leger nodig, als de internationale omgeving het natuurlijk toelaat.
Marx, Engels en Lenin hebben deze zin, die in de resoluties van het 8e partijcongres staat, nooit uitgesproken
, maar het kan geen kwaad. De betekenis is dat we haastig de productie moeten ontwikkelen, het materiële fundament van de socialistische samenleving moeten versterken; het is alleen dat dit niet duidelijk werd gezegd. De essentie van de stilistische fouten is dat we niet serieus hebben gesproken over tegenstellingen. Het heeft vergelijkingen gemaakt met het buitenland en met de toekomst. Het is niet nodig om deze zin nu te wijzigen; het is niet nodig om deze vraag nu te bespreken. Lenin zei dat er een tegenstelling bestaat tussen de Sovjetmacht en achtergebleven technologie. Daar gaan we het nu niet over hebben. Daarna is het goed om het duidelijker uit te leggen. Strikt genomen is het natuurlijk onjuist om te zeggen dat het socialistische systeem en de productiekrachten niet met elkaar in overeenstemming zijn. Wij zijn een socialistisch systeem dat zijn productiekrachten ontwikkelt. Heel wat economen zeggen dat er een tegenstelling bestaat tussen ons systeem en de productiekrachten en dat de productiekrachten van een socialistisch systeem achterlijk zijn. Dit soort praat is slecht.

Hier wordt dus door een “verduidelijking” van de “resoluties van het 8e congres” reeds het (toen reeds bij sommigen bestaande) opportunisme, zoals dat tot uiting zou komen in de Resolutie ….van 1981, reeds bestreden.

Het essentieel verschil tussen wat de CCP NA 1978 zei over “de productiekrachten” en wat de CCP VOOR 1978 zei:

Deng Xiaoping ….

OM SOCIALISME OP TE BOUWEN, MOETEN WE EERST DE PRODUCTIE-KRACHTEN ONTWIKKELEN (April-mei 1980)
(...)

Revolutie betekent het voeren van klassenstrijd, maar dat betekent niet alleen dat. De ontwikkeling van de productiekrachten is ook een soort revolutie - een zeer belangrijke. Het is de meest fundamentele revolutie vanuit het oogpunt van historische ontwikkeling.16 (...)
Marxisten hebben altijd beweerd dat het socialisme superieur is aan het kapitalisme en dat socialistische landen hun productiekrachten sneller zouden moeten kunnen ontwikkelen dan kapitalistische landen.17 (...)
Alles wat we doen, moet bijdragen aan de ontwikkeling van de productiekrachten. Om dit te bereiken, moeten we de nadruk leggen op economische resultaten. Tenzij we de productiekrachten ontwikkelen, kunnen we het inkomen van mensen niet geleidelijk verhogen
.18 (...)

Volgens onze ervaring moeten we om het socialisme op te bouwen eerst de productiekrachten ontwikkelen, wat onze hoofdtaak is.
Dit is de enige manier om de superioriteit van het socialisme aan te tonen. Of het socialistische economische beleid dat we voeren, correct is of niet, hangt er uiteindelijk van af of de productiekrachten zich ontwikkelen en het inkomen van mensen toeneemt. Dit is het belangrijkste criterium. We kunnen geen socialisme opbouwen met alleen maar lege praatjes. De mensen zullen het niet geloven19.

OVER VRAGEN VAN LANDELIJK BELEID 31 mei 1980

Lagere vormen van collectivisatie op het platteland zullen zich ontwikkelen tot hogere vormen en de collectieve economie krijgt een stevigere basis. De hoofdtaak is het vergroten van de productiekrachten en daarmee het scheppen van voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van collectivisatie. Om specifiek te zijn, moeten de volgende vier voorwaarden worden gerealiseerd: Ten eerste een hoger niveau van mechanisatie, een niveau dat relatief goed geschikt is voor lokale natuurlijke en economische omstandigheden en dat door de mensen wordt verwelkomd (hier bedoel ik mechanisatie in brede zin, niet alleen gemechaniseerd ploegen, zaaien en oogsten). Ten tweede, een hoger managementniveau, waarbij opgebouwde ervaring en een contingent van kaders worden gecombineerd met redelijk sterke managementcapaciteiten. Ten derde een ontwikkelde gediversifieerde economie die leidt tot de oprichting van een verscheidenheid aan gespecialiseerde groepen of teams, wat op zijn beurt leidt tot de grootschalige uitbreiding van de grondstoffeneconomie in de landelijke gebieden. Ten vierde een stijging van de inkomsten van het collectief, zowel in absolute termen als in verhouding tot het totale inkomen van de betrokken economische eenheid. Als aan deze vier voorwaarden wordt voldaan, zullen de plaatsen die nu outputquota voor huishoudens vaststellen, nieuwe vormen van collectivisatie ontwikkelen. Dit soort ontwikkeling komt niet van bovenaf als gevolg van een bestuursbesluit, maar zal een onvermijdelijk antwoord zijn op de eisen van de groeiende productie20.

Marx had gelijk als hij zei dat wetenschap en technologie deel uitmaken van de productiekrachten, maar nu lijkt het erop dat zijn verklaring onvolledig was. De volledige stelling zou moeten zijn dat wetenschap en technologie een primaire productiekracht vormen. (…)21

OPM: Deng Xiaoping wil “Marx verbeteren”? Toen Bernstein dit probeerde, sprak men van … “revisionisme”!

Mao Zedong (als voorzitter van de CCP) zelf zei in Selected Works of Mao Tse-tung Volume IX, p. 194, "WAAROM DE "EERSTE TIEN ARTIKELEN'' EN "ZESTIG ARTIKELEN" MANPOWER KUNNEN MOBILISEREN - 1964"22:

De mens is de belangrijkste factor onder factoren als productiekrachten. De mens, arbeidsmiddelen (inclusief dierlijke arbeid, landbouwwerktuigen, meststoffen) en arbeidsmiddelen vormen de drie grote elementen van productiekrachten.

Mao Zedong (de CCP in 1957) over “de ontwikkeling van productiekrachten” in DE SITUATIE IN DE ZOMER VAN 1957 – Juli 195723:

Pas wanneer de productiekrachten van onze samenleving over een periode van tien tot vijftien jaar redelijk voldoende ontwikkeld zijn, zal het mogelijk zijn om ons socialistische economische en politieke systeem als nadat we een redelijk adequate materiële basis hebben verkregen (nu verre van voldoende), en zal het mogelijk zijn om onze staat (de bovenbouw) te beschouwen als volledig geconsolideerd en onze socialistische samenleving als fundamenteel gebouwd. Het is nog niet gebouwd en er zijn nog tien tot vijftien jaar nodig. Om het socialisme op te bouwen, moet de arbeidersklasse haar eigen leger van technische kaders en professoren, leraren, wetenschappers, journalisten, schrijvers, kunstenaars en marxistische theoretici hebben. Het moet een enorm leger zijn; een klein aantal mensen is niet voldoende. Dit is een taak die in principe in de komende tien tot vijftien jaar moet worden volbracht. De taken daarna zullen zijn om verdere inspanningen te leveren om de productiekrachten te ontwikkelen en het leger van intellectuelen uit de arbeidersklasse uit te breiden, de voorwaarden te scheppen voor de geleidelijke overgang van socialisme naar communisme en ons voor te bereiden om de Verenigde Staten in te halen en te overtreffen economisch in acht tot tien vijfjarenplannen. Alle leden van de Communistische Partij en de Jeugdliga en de natie als geheel zouden zich bewust moeten zijn van deze taak, en iedereen zou hard moeten studeren. Waar mogelijk moeten zij ernaar streven technische vaardigheden en beroepskennis te verwerven en de marxistische theorie te bestuderen, zodat een nieuw leger van intellectuelen uit de arbeidersklasse zal worden gevormd (inclusief alle intellectuelen uit de oude samenleving die een vastberaden standpunt innemen in de arbeidersklasse na te zijn echt opnieuw gevormd). Dit is een geweldige taak die de geschiedenis ons stelt. De revolutionaire zaak van de arbeidersklasse zal pas volledig worden geconsolideerd als dit enorme nieuwe leger van intellectuelen uit de arbeidersklasse tot stand komt.

De boeren die gaan deel uitmaken van de werkende klasse, de werkende klasse die de macht vormt, intellectuelen (nog deel uitmakend van de kleinburgerij of van de burgerij) die een proletarisch klassenbewustzijn ontwikkelen, de werkende klasse die zèlf hun intellectuelen voortbrengen, werkers die “vergoed worden voor hun gepresteerd werk”- maar waar wel onder de dictatuur van het proletariaat EERST een deel van dat “gepresteerde werk” wordt geaccumuleerd voor de uitbouw van COLLECTIEVE voorziening die tegemoet komen aan héél de bevolking, voordat DAN het “resterende deel als individuele vergoeding toegekend wordt”) …. DAT is wat “ontwikkeling van productiekrachten” allereerst inhoudt voor de CCP vóór 1978.

Voor de CCP nà 1978 betekent “ontwikkeling van productiekrachten”, de ontwikkeling van wetenschap en technologie die voor de verhoging van de inkomsten van de boeren (boeren, onder welke vorm dan ook, denk even aan “de kat van Deng Xiaoping die wit, zwart of grijs mag zijn, als ze maar muizen vangt….”) zou moeten zorgen, omdat zo er méér producten voortgebracht worden door het land en het landbouwbedrijf( landbouwproducten die dan du VERKOCHT, worden, als…...WAREN).
Doordat VERKOOP hiervan, het INKOMEN vormt van de boer (of het landbouwbedrijf), hetgeen dus neerkomt op “kapitalistische productieverhoudingen in de landbouw”, zorgt de ONGELIJKMATIGE ontwikkeling hiervan tot aan de ene kant verrijking van de “productieve”boeren/landbouwbedrijven en aan de andere kant, tot het moeten opgeven van het landbouwbedrijf en de “verkoop van de arbeidskracht” als bron van inkomen van die boeren die slechtere gronden hadden of die niet “die technologie en wetenschap” konden invoeren...

De bedoeling van de CCP na 1978 was dan ook een “uitstoot van arbeidskrachten UIT de landbouw” .. om arbeidskrachten te hebben in de bedrijven “die een eigen management hebben die beslist over tewerkstelling en verantwoordelijk is voor winst of verlies...” dus onder kapitalistische productieverhoudingen.

Ivm wat de Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981 zegt over de “fouten van de Grote Sprong Voorwaarts en de uitbouw van communes”, de CCP in 1956 (Mao Zedong) over communes:

In Toespraak tijdens de uitgebreide zitting van het Comité voor militaire zaken en de conferentie voor buitenlandse zaken, 11 september 195924:

Ik denk dat de combinatie van bevelvoerende politiek en materiële prikkels, van politiek werk en de noodzakelijke beloning naar werk, een goede zaak is. We zijn allemaal vastberaden en vastberaden. Dat waarvan men dacht dat het niet succesvol kon worden voltooid, is in feite voltooid; Ik heb het over dit grote auditorium, waarvan heel veel mensen dachten dat het niet kon worden voltooid. Heel veel mensen schreeuwen beledigingen naar onze Grote Sprong Voorwaarts en de volkscommunes, maar ze zullen niettemin slagen, en zijn er inderdaad al in geslaagd, of zullen resultaten blijven boeken. We zullen bijvoorbeeld snel vooruitgang boeken in ijzer en staal, in de industrie, maar ook in de landbouw. Studeren is ook zo; als we maar vastberaden zijn, denk ik dat we goed kunnen studeren. We hoeven niet bang te zijn dat er te veel te doen zal zijn en dat de tijd te kort zal zijn, we zullen het erin passen!

Ivm wat de Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981 zegt over de “rehabilitatie met onterecht veroordeelde partijkaders De Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981… nav de Lushan Conferentie in 1959:

In het laatste deel van de bijeenkomst vergiste hij zich echter door kritiek te uiten op kameraad Peng Dehuai en vervolgens een partijbrede strijd te lanceren tegen het "rechtse opportunisme". met betrekking tot de zogenaamde anti-partijgroep Peng Dehuai, Huang Kecheng, Zhang Wentian en Zhou Xiaozhou had het helemaal bij het verkeerde eind. Politiek gezien heeft deze strijd de democratie binnen de partij ernstig ondermijnd, van het centrale niveau tot aan de basis, blokkeerde het proces van rectificatie van "linkse" fouten, waardoor hun invloed wordt verlengd. Het was voornamelijk te wijten aan de fouten van de Grote Sprong Voorwaarts en van de strijd tegen "Rechts opportunisme" samen met een opeenvolging van natuurrampen en het perfide schrappen van contracten door de Sovjetregering dat onze economie tussen 1959 en 1961 in ernstige moeilijkheden is gekomen, die ons land en onze bevolking ernstige verliezen hebben toegebracht.

Mao Zedong (de CCP in 1959) over Peng Dehuai, Huang Kecheng, Zhang Wentian en Zhou Xiaozhou ( P'eng-Huang-Chang-Chou-lijn) tegenover wat de Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981 zegt over – zogenaamde anti-partijgroep Peng Dehuai, Huang Kecheng, Zhang Wentian en Zhou Xiaozhouin Toespraak tijdens de uitgebreide zitting van het Comité voor militaire zaken en de conferentie voor buitenlandse zaken, 11 september 195925:

Later verstoorden de anti-partijopvattingen van Kao, Jao, P'eng, Huang26 - zoals hun theorie van een 'legerpartij' de juiste verhoudingen binnen de partij, met de stelling dat er een domein hier en een domein daar was. Hun opvattingen en hun gedrag waren niet die van marxisten. Deze keer is er veel materiaal aan het licht gekomen over hun splitsingsactiviteiten vele jaren voor de Lushan-conferentie en over hun Lushan-programma. (…)... als we het standpunt willen beargumenteren waarover ik zojuist heb gesproken – dat ze nooit marxisten zijn geweest, maar alleen medereizigers en dat het slechts burgerlijke elementen en opportunistische elementen zijn die in onze partij zijn geïnfiltreerd – als we dit punt willen bewijzen en het beargumenteren tot een conclusie, er is genoeg materiaal. (….)
Het is volkomen begrijpelijk dat burgerlijke revolutionairen toetreden tot de Communistische Partij en dat hun burgerlijke wereldbeschouwing en standpunt niet veranderd zouden zijn. Ze kunnen niet voorkomen dat ze fouten maken. Op cruciale momenten is het voor dergelijke medereizigers onmogelijk om geen fouten te maken.
De Lushan-conferentie, deze bijeenkomst en de verschillende niveaus van partijorganisatie in het hele land hebben allemaal de resoluties van de Achtste Sessie van het Achtste Plenum besproken en we hebben van deze zaak gebruik gemaakt om de brede massa's te onderwijzen en hen in staat te stellen hun niveau te verhogen en bewuster worden. Dit heeft volledig bewezen dat de grote meerderheid van de mensen, de grote meerderheid van de kaders van de hele partij, zeg vijfennegentig procent, het niet met hen eens is. Het bewijst ook dat onze partij volwassen is, zoals blijkt uit de reactie van de kameraden op hun houding.

Burgerlijke elementen zijn onze communistische partij binnengedrongen. Temidden van ons partijlidmaatschap zijn er veel burgerlijke en kleinburgerlijke elementen. Deze moeten worden geanalyseerd en in twee groepen worden verdeeld. De grote meerderheid zijn goede mensen.
Ze kunnen het communisme binnengaan omdat ze bereid zijn het marxisme te accepteren. De minderheid is waarschijnlijk één, twee, drie, vier of vijf procent – ​​dit soort cijfers – misschien één procent, misschien twee procent, misschien drie procent, misschien vier procent, misschien vijf procent. Tijdens de afgelopen weken zijn op provinciale conferenties nogal wat hoge kaders ontmaskerd als rechts-opportunistische elementen en onruststokers, wier enige angst is dat de wereld vrij van problemen zou moeten zijn. Als er problemen zijn, zijn ze blij. Hun principe is: 'Als de wereld vrede heeft, zijn de vier kwartieren rustig en gaat het werk goed: ze zijn ongemakkelijk. Zodra de wind waait en het gras golft, zijn ze blij.” Als er bijvoorbeeld niet genoeg varkensvlees is, niet genoeg groenten, niet genoeg zeep, niet genoeg vrouwenhaarspelden, grijpen ze de kans om te zeggen: ‘Je hebt dingen slecht gedaan! Ze zeggen dat het jouw zaak is en niet die van hen. Wanneer organisaties vergaderingen houden en besluiten nemen, laten ze geen gemompel horen. Bijvoorbeeld op de Peitaiho-conferentie geen gemompel, op de Chengchow-conferentie geen gemompel, op de Wuch'ang-conferentie geen gemompel. Op de Shanghai-conferentie mompelden ze iets, maar we konden ze niet horen. Toen er dingen gebeurden (toen ze dachten dat er dingen waren gebeurd), waren het, zoals je kunt zien, allemaal groenten, varkensvlees, graan in een aantal gebieden, zeep en zelfs paraplu's. Er was bijvoorbeeld een tekort aan paraplu's in Tsjekiang en ze noemden het een 'onaangepaste verhoudingen', 'kleinburgerlijk fanatisme', enz. Het zal voor deze kleine minderheid heel moeilijk zijn om het communisme in te gaan, om echte marxisten te worden. Als ik zeg dat het moeilijk zal zijn, bedoel ik niet dat het onmogelijk zou zijn. (...)
Vijf keer zijn er lijnfouten gemaakt: de [Li] Li-san-lijn, de eerste en tweede Wang Ming-lijnen,27 de Kao-Jao-lijn en nu deze P'eng-Huang-Chang-Chou-lijn
. (…..)

Wat betreft de ernst van de vijf foutieve lijnen, bij de laatste twee gelegenheden - dat wil zeggen tijdens de Kao-Jao en P'eng-Huang Lines, werden complotten uitgebroed om de partij te splitsen. Dit is in strijd met de partijdiscipline. Een marxistische partij moet discipline hebben.
Ze weten niet dat Lenin zei dat de partij van het proletariaat discipline moet hebben, ijzeren discipline. Wat voor soort discipline hebben deze kameraden? IJzerdiscipline, staaldiscipline of metaal-, hout-, water-, vuur- en aardediscipline, of houten discipline, of is het tahoe-discipline? Waterdiscipline betekent helemaal geen discipline. Hoe kunnen we dan spreken van ijzeren discipline? Het uitvoeren van splijtende activiteiten is het breken van de discipline, met als doel en resultaat noodzakelijkerwijs de vernietiging van de proletarische dictatuur en het vestigen van een ander soort dictatuur.(…)

Het is absoluut ontoelaatbaar om achter de rug van ons vaderland te gaan samenwerken met een vreemd land. Kameraden hebben bijeenkomsten gehouden om deze zaak te bekritiseren, omdat ze allemaal lid zijn van organisaties van de Communistische Partij; het zijn allemaal marxisten.
We kunnen niet toestaan dat de ene groep de andere saboteert. We kunnen niet toestaan dat leden van de Chinese Communistische Partij de partijorganisaties van het buitenland saboteren en de ene groep mensen ertoe aanzetten zich tegen een andere groep te verzetten. Tegelijkertijd kunnen we niet toestaan dat mensen achter de rug van het Centrum om, buitenlandse provocaties
onderhouden.

Liu Shaoqi (vice-voorzitter CCP van 1956 tot 1968) veroordeelt Peng Dehuai op het partijcongres (1962)28

Sprekend op een CCP-conferentie in januari 1962, veroordeelde Liu Shaoqi, toen nog steeds president van de Volksrepubliek en vice-voorzitter van de CCP, Peng Dehuai als een samenzweerder die de partij probeerde toe te eigenen:

'Hier moet ik terloops iets uitleggen. Tijdens de Lushan-conferentie in 1959 schreef kameraad Peng Dehuai een brief aan voorzitter Mao. Op de Lushan-conferentie streden we tegen kameraad Peng Dehuai's rechtse opportunistische anti-partijkliek. Het schriftelijke rapport vermeldt dat de strijd absoluut noodzakelijk was. Hebben we het toen alleen gelanceerd omdat kameraad Peng Dehuai deze brief had geschreven? Nee, dat hebben we niet gedaan, en als men slechts oppervlakkig kijkt naar wat er in de brief van kameraad Peng Dehuai staat, dan zijn nogal wat van de concrete dingen die erin worden genoemd feitelijk juist. Zelfs als er enkele verkeerde opvattingen in staan, kan het feit dat een lid van het Politburo een brief schrijft aan de voorzitter van het [partij]centrum niet worden beschouwd als een fout begaan...
Afgezien van het schrijven van die brief op de Lushan-conferentie, deed Peng Dehuai een heleboel andere duistere dingen. Binnen de partij hield hij zich bezig met facties die hij voor het partijcentrum verborgen hield. Hij beraamde ook een complot om de partij toe te eigenen. Daarom was de strijd tegen Peng Dehuai's anti-partijkliek op de Lushan-conferentie absoluut noodzakelijk en volkomen correct. We ontmaskerden en verwijderden de slang in het gras die zich al tientallen jaren in de Partij had verstopt. Dat was vanuit een langetermijnperspectief van grote historische betekenis voor onze partij.
Waar kameraad Peng Dehuai in zijn brief fouten in aantrof, waren dingen die het Partijcentrum al lang daarvoor had besproken. Aan de andere kant had kameraad Peng Dehuai ze nooit besproken voorafgaand aan de Lushan-conferentie. Hij woonde zowel de Zhengzhou-conferenties, de Wuchang-conferentie als de Shanghai-conferentie bij zonder iets te zeggen. Tot aan het begin van de Lushan-conferentie heeft hij nooit iets gezegd. Het was pas midden in de Lushan-conferentie dat hij deze brief tevoorschijn haalde. Waarom? Want tegen die tijd waren we al aan het bespreken hoe we het op de Zhengzhou-conferenties begonnen werk voortzetten en de tekortkomingen en fouten in ons werk verder rechtzetten. In de ogen van kameraad Peng Dehuai zou hij, als hij nu niet sprak, nooit meer een kans krijgen. Daarom haalde hij in grote haast deze brief tevoorschijn en probeerde hij tekortkomingen en fouten in ons werk uit te buiten en een grote aanval op de partij te doen met als doel deze voor zichzelf en die kleine kliek van hem toe te eigenen.

Kameraad Peng Dehuai was van plan zich de partij toe te eigenen, en dat was de fundamentele reden waarom een strijd moest worden gelanceerd op de Lushan-conferentie. Dat moet vandaag duidelijk worden. Ons doel is om een ​​onderscheid te maken tussen bepaalde kameraden en kameraad Peng Dehuai. Sommige kameraden zeiden ook dingen die vergelijkbaar waren met die van kameraad Peng Dehuai, zoals de "verliezen die groter zijn dan de winsten" in de staalaandrijving, de gemeenschappelijke eetzalen zijn niet goed, het bevoorradingssysteem is niet goed, de Volkscommunes werden opgericht te vroeg, enz. Maar deze kameraden waren anders dan kameraad Peng Dehuai. Ze hadden het recht om deze dingen te zeggen, want ze organiseerden geen anti-partijkliek of probeerden de partij toe te eigenen. (Voorzitter Mao interrumpeert: Ze hadden geen buitenlandse connecties.) Kameraad Peng Dehuai leidde een militaire delegatie en was een paar maanden in het buitenland, en toen hij terugkwam, schreef hij die brief haastig. Dat was een complot.”

OPMERKELIJK

Liu Chao-chi (net zoals Peng Dehuai) werd door de CCP NA 1978 “gerehabileerd naar aanleiding van onrechtvaardige beschuldigingen”. Van Peng Dehuai zel men dan dat hij “geviseerd” zou zijn omdat hij een kritische brief over De Grote Sprong Voorwaarts zou hebben geschreven. Liu Chao-chi zegt hier (in 1962) dat Peng Dehuai NIET omwille van die brief maar omwille van een anti-partij-complot is gesanctioneerd. Voor wat de volgens de Resolutie, Zesde Zitting van het 11de CC, 1981 op een bepaalde “werkconferentie” bepaald zou zijn :

In de winter van 1960 begon het Centraal Comité van de Partij en kameraad Mao Zedong met het rechtzetten van de “linkse” fouten in het plattelandswerk en besliste over het principe van “bijstellen, consolideren, invullen en verhogen van de normen” voor de economie als een geheel. Onder leiding van kameraden Liu Shaoqi, Zhou Enlai, Chen Yun en Deng Xiaoping werden een aantal correcte beleidslijnen en resolute maatregelen uitgewerkt en uitgevoerd. Dit alles vormde een cruciaal keerpunt in die historische fase. In januari 1962 maakte de uitgebreide Centrale Werkconferentie, bijgewoond door 7.000 mensen, een voorlopige samenvatting van de positieve en negatieve ervaringen van de Grote Sprong Voorwaarts en ontvouwde kritiek en zelfkritiek. Een meerderheid van de kameraden die tijdens de campagne tegen het 'juiste opportunisme' onterecht waren bekritiseerd, werd voor of na de conferentie gerehabiliteerd. Bovendien werd het label van de meeste "Rechtsen" verwijderd. Dankzij deze economische en politieke maatregelen herstelde en ontwikkelde de nationale economie zich tussen 1962 en 1966 vrij vlot.

Door parafrasering van zijn inhoud wordt voorgesteld dat de “uitgebreide werkconferentie in januari 1962, bijgewoond door 7.0000 mensen” reeds uitvoert van wat later de Derde Zitting van het 11e CC zou voorstellen, namelijk “fouten corrigeren” en wel “fouten waarin de Culturele Revolutie zou hervallen”. Verder op (zie OPMERKING) wordt nog uitvoerig de ECHTE inhoud van die werkconferentie behandeld (waarmee dan die “parafrasering” een grote LEUGEN zal blijken. Hieronder wordt hierop ingegaan op 1 punt….

De CCP in 1962 spreekt zich uit (een toespraak van haar voorzitter Mao Zedong) op diezelfde hierboven genoemde uitgebreide werkconferentie bijeengeroepen door het Centraal Comité van de Communistische Partij van China op 30 januari 1962 voor grote politieke en ideologische waakzaamheid, waardoor de klassenstrijd NOG STEEDS gevoerd moet worden:

...De reactionaire klassen die zijn omvergeworpen, plannen nog steeds een comeback. In een socialistische samenleving kunnen nog steeds nieuwe burgerlijke elementen worden geproduceerd. Gedurende het hele socialistische stadium bestaan ​​er nog klassen en klassenstrijd, en deze klassenstrijd is een langdurige, complexe, soms zelfs gewelddadige aangelegenheid. Onze instrumenten van dictatuur mogen niet worden verzwakt; integendeel, ze zouden moeten worden versterkt... Degenen die de democratische dictatuur van het volk zou moeten onderdrukken zijn: grootgrondbezitters, rijke boeren, contrarevolutionaire elementen, slechte elementen en anti-communistische rechtsen. De klassen die de contrarevolutionaire elementen, de slechte elementen en de anti-communistische rechtsen vertegenwoordigen, de grootgrondbezitters en de reactionaire bourgeoisie. Deze klassen en slechte mensen vormen ongeveer vier of vijf procent van de bevolking. Dit zijn de mensen die we moeten dwingen te hervormen. Zij zijn het volk tegen wie de democratische dictatuur van het volk is gericht.

OPMERKING: In de verantwoording van de politiek “Hervorming en Opening” gericht vooral op de verspreiding ervan BUITEN China, in het boek “China’s socialist economy” wordt er ook nog eens DOGMATISCH geciteerd (in de Resolutie wordt eerder ook op dogmatische wijze, geparafraseerd) uit die Uitgebreide werkconferentie bijeengeroepen door het Centraal Comité van de Communistische Partij op 30 januari 1962 (zie verder29 ... dat zal in mijn VIJFDE artikel zijn) 

 De analyses en standpunten van de CCP VOOR 1978 zijn tegengesteld aan die van NA 1978  

De enkele voorbeelden hierboven tonen aan dat Al de “analyses” door de CCP in de Resolutie van de 6de zitting van het 11de CC in 1981 en de daarin ingenomen standpunten ingaan tegen de analyses en standpunten door de CCP ingenomen VOOR 1978 zoals die bijvoorbeeld op AL haar congressen.
Deze “analyse”( die dus de EIGEN CCP-analyses van VOOR 1978 TEGENSPREKEN) worden gebruikt om héél de partij (vanaf 1981) een standpunt op te leggen over de Culturele Revolutie waarmee de politiek “Hervorming en Opening” logischerwijze wel door héél de partij aanvaard zou kunnen en zou moet worden…..

Over de
Culturele Revolutie, de Resolutie Zesde Zitting van het 11de CC, 1981…:

Desalniettemin werden 'linkse' fouten in de principes die het economisch werk leidden niet alleen niet uitgeroeid, maar groeiden ze zelfs in de sferen van politiek, ideologie en cultuur. Tijdens de Tiende plenaire zitting van het Achtste Centraal Comité van de partij in september 1962 verbreedde en absolutiseerde kameraad Mao Zedong de klassenstrijd, die alleen binnen bepaalde grenzen in de socialistische samenleving bestaat, en bracht hij het standpunt naar voren dat hij naar voren had gebracht na de anti-rechtse strijd in 1957 dat de tegenstelling tussen het proletariaat en de bourgeoisie de belangrijkste tegenstelling in onze samenleving bleef. Hij ging nog een stap verder en beweerde dat de bourgeoisie gedurende de hele historische periode van het socialisme zou blijven bestaan en zou proberen een comeback te maken en de bron van het revisionisme binnen de partij te worden. De socialistische onderwijsbeweging die zich tussen 1963 en 1965 in sommige plattelandsgebieden ontvouwde, en aan de basis in een klein aantal steden heeft tot op zekere hoogte bijgedragen tot een verbetering van de werkstijl en het economisch management van de kaderleden. Maar in de loop van de beweging werden problemen van verschillende aard allemaal behandeld als vormen van klassenstrijd of de reflecties ervan binnen de partij. Als gevolg daarvan werd in de tweede helft van 1964 een behoorlijk aantal kaderleden aan de basis onrechtvaardig behandeld, en begin 1965 werd de onjuiste stelling naar voren gebracht dat het hoofddoel van de beweging moest zijn “die partijleden die aan de macht, die de kapitalistische weg nemen". Op ideologisch gebied werden een aantal literaire en kunstwerken en stromingen en een aantal representatieve personages in artistieke, literaire en academische kringen onderworpen aan ongerechtvaardigde, buitensporige politieke kritiek. En er was een steeds serieuzere " Linkse" afwijking op de kwestie van intellectuelen en op de kwestie van onderwijs, wetenschap en cultuur. Deze fouten culmineerden uiteindelijk in de "culturele revolutie", maar ze waren nog niet dominant geworden.
Dankzij het feit dat de hele partij en het volk zich sinds de winter van 1960 hadden geconcentreerd op het uitvoeren van het juiste principe van economische heraanpassing, bloeide de socialistische opbouw geleidelijk weer op. De partij en het volk waren verenigd in het delen van wel en wee. Ze overwonnen moeilijkheden thuis, weerstonden de druk van de leidende kliek van de Sovjet-Unie en betaalden alle schulden aan de Sovjet-Unie terug, die voornamelijk waren aangegaan door Sovjetwapens te kopen tijdens de beweging om de Amerikaanse agressie te weerstaan en Korea te helpen. Bovendien deden ze wat ze konden om de revolutionaire strijd van de mensen van veel landen te ondersteunen en hen te helpen bij hun economische opbouw. Het Derde Nationale Volkscongres, dat tussen eind 1964 en de eerste dagen van 1965 bijeenkwam, kondigde aan dat de taak van nationale economische aanpassing grotendeels was volbracht en dat de economie als geheel spoedig een nieuwe ontwikkelingsfase zou ingaan. Het riep op tot energieke inspanningen om China stap voor stap uit te bouwen tot een socialistische macht met moderne landbouw, industrie, nationale defensie en wetenschap en technologie. Aan deze oproep werd vanwege de “culturele revolutie” geen gehoor gegeven.
18. Alle successen in deze tien jaar werden behaald onder de collectieve leiding van het Centraal Comité van de Partij onder leiding van kameraad Mao Zedong. Evenzo lag de verantwoordelijkheid voor de fouten die in het werk van deze periode waren begaan bij hetzelfde collectieve leiderschap. Hoewel kameraad Mao Zedong hoofdelijk verantwoordelijk moet worden gehouden, kunnen we hem niet alleen de schuld geven van al die fouten. Gedurende deze periode werden zijn theoretische en praktische fouten met betrekking tot de klassenstrijd in een socialistische samenleving steeds ernstiger, zijn persoonlijke willekeur ondermijnde geleidelijk het democratisch centralisme in het partijleven en de persoonsverheerlijking werd steeds ernstiger.

Het Centraal Comité van de partij heeft deze fouten niet tijdig rechtgezet. Carrièremakers als Lin Biao, Jiang Qing en Kang Sheng, die bijbedoelingen koesterden, maakten gebruik van deze fouten en bliezen ze op. Dit leidde tot de inhuldiging van de "culturele revolutie".

De CCP stelt dus in 1981: Dat er (tussen 1962 en 1965) Mao een “linkse fout” maakte die de klassenstrijd “verabsoluteerde” en stelde dat de “tegenstelling tussen burgerij en proletariaat bleef”, en zelfs “dat de burgerij zou proberen de macht te nemen, hetgeen de bron van het revisionisme uitmaakt”. Een “linkse fout” was dan ook de focus van die (ideologische) klassenstrijd te richten op “kaderleden die de kapitalistische weg” zouden nemen. Hierdoor werden “kaderleden onrechtvaardig behandeld” zoals bijvoorbeld P’eng Dehuai. Deze “linkse fouten” werden dan bevestigd door de “Culturele Revolutie”.

Hierbij kunnen we stellen dat de CCP in 1981 in feite de leiding is die door de “herschikkingen” op de verschillend zittingen van het 11de CC tot stand gekomen en die “verpersoonlijkt” word door Deng Xiaoping ( hoewel het Hua Yaobang is op het Vijfde Plenaire Zitting van het 11e CC als Voorzitter is benoemd).

En alles wat de CCP in 1981 zegt en schrijft over “fouten van Mao Zedong” is in feite een historisch revisionisme van haar EIGEN partij-geschiedenis, die dus van de CCP zèlf van VOOR 1978
Het resultaat, de Resolutie van de Zesde Zitting van het 11e CC is de politieke lijn die dan aan héél de partij wordt opgelegd.

OPM: Het is interessant om AL de teksten (het zijn vooral toespraken) van Deng Xiaoping te lezen (in deel 2 van zijn Verzamelde Werken) vanaf 1978 en te zien hoe die van inhoud gewoon steeds een “doordruk” zijn van de Resolutie van het Zesde Zitting van het 11e CC.

In een volgend artikel:
Zo werd de lijn van de CCP in de jaren ‘50 en ‘60 door de CCP in 1981 aangeklaagde als foute linkse lijn die “de klassenstrijd verbreedde, het voortduren van de tegenstelling tussen proletariaat en burgerij stelde” en “die tegenstelling IN de partij voorstelde als strijd tussen twee lijnen TEGEN het revisionisme en heel wat kaderleden hierdoor onrechtvaardig behandeld werden”.
In feite gaat het (in 1981) om verzet tegen de lijn van de CCP zèlf
zoals die in 1964 werd uitgewerkt, waarvan hier het punt wordt weergegeven over het voortduren van de klassenstrijd onder het socialisme en het voortbestaan van de tegenstelling proletariaat en burgerij (in feite is het DIT wat de CCP in 1981uitwist” uit haar EIGEN geschiedenis)
We hebben reeds gezien dat vanaf de
Derde Zitting van het 11de CC in 1978, de tot dan toe gevoerde lijn en de tot dan toe gevoerde strategie van opbouw van het socialisme en hierbij alle “resten van de vroegere maatschappij” stap voor stap te verwijderen, zoals die bepaald en steeds verbeterd werden tot en met het 11de congres in 1977, WERDEN AFGEVOERD.

Zij werden vervangen door een politieke lijn, een strategie en een stap voor stap invoeren van herstel en het opnieuw versterken van de kapitalistische productieverhoudingen. Dit laatst zal nog aangetoond worden aan de hand van het boek opgesteld door kaders van de CCP in 1981: China’s Socialist Economy ….”

1http://english.chinamil.com.cn/view/2021-11/17/content_10108612.htm - Full Text: "Resolution of the CPC Central Committee on the Major Achievements and Historical Experience of the Party over the Past Century". Source: Xinhuanet, Editor: Li Jiayao, Time: 2021-11-17 17:01:14

2http://english.chinamil.com.cn/view/2021-11/17/content_10108612.htm - Full Text: "Resolution of the CPC Central Committee on the Major Achievements and Historical Experience of the Party over the Past Century". Source: Xinhuanet, Editor: Li Jiayao, Time: 2021-11-17 17:01:14

3 Digital Archive - International History Declassified - digitalarchive.wilsoncenter.org, “Resolution on Certain Questions in the History of Our Party since the Founding of the People’s Republic of China,” June 27, 1981, History and Public Policy Program Digital Archive, Translation from the Beijing Review 24, no. 27 (July 6, 1981): 10-39. - http://digitalarchive.wilsoncenter.org/document/121344. Summary: The Chinese Communist Party assesses the legacy and shortcomings of Mao Zedong, criticizes the Cultural Revolution, and calls for Party unity going forward.

4https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_27.htm, "Speech At Cheng-chow" - February 27, 1959

5 Also see Be Activists in Promoting Revolution, Selected Works of Mao Tse-tung, Volume V.

6https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_27.htm, "Speech At Cheng-chow" - February 27, 1959, "Talk in the Enlarged Third Plenary Session of the 8th Central Committee of the CCP" - October 7, 1957

7 See The Party’s General Line for the Transition Period, Selected Works of Mao Tse-tung, Volume V.

8 The Qingdao Conference was held in July 1957, it was attended by the secretaries of provincial and municipal party committees. See The Situation in the Summer of 1957, Selected Works of Mao Tse-tung, Volume V.

9https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_10.htm, Speeches At The Second Session Of The Eighth Party Congress - May 8-23, 1958

10 A reference to the book Socialist Upsurge in China’s Countryside which was published in 1955.

11The Wan Kuo-fan cooperative was once known as “paupers co-op” because its twenty three poor peasant households owned only “three legs” of a donkey. They were woefully short of means of production. Instead of asking for state loans, the cooperative organized its members to go into the mountains some thirty 1i away to collect firewood which they sold to pay for means of production. So the co-operative members said that they “made the mountains yield” a substantial amount of the means of production. In this connection also see comrade Mao’s “Editors Notes from Socialist Upsurge in China’s Countryside”. Item 1 and 28 pp. 242-244, pp. 265-266 S.W. Vol. V.

12 Ko Ching-shih (1902-65) a member of the Political Bureau.

13https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_64.htm

14https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_64.htm

15https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-7/mswv7_477.htm

16Talk with some leading comrades of the Central Committee, April 1, 1980

17Talk with Kenneth David Kaunda, President of the Republic of Zambia, April 12, 1980

18Talk with the delegation from the Party of the National Liberation Front of the Democratic People's Republic of Algeria, April 21, 1980

19Talk with Aimed Ceca Toure, President of the Republic of Guinea, May 5, 1980

20Excerpt from a talk with some senior officials under the Central Committee of the Communist Party of China.

21 SCIENCE AND TECHNOLOGY CONSTITUTE A PRIMARY PRODUCTIVE FORCE September 5 and September 12, 1988, Excerpt from a talk with President Gustav Husak of Czechoslovakia and excerpt from remarks made after hearing a report on a tentative programme for the reform of prices and wages.

22https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-9/mswv9_35.htm, Why The “First Ten Articles” and “Sixty Articles” Can Mobilize Manpower - 1964

23https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-5/mswv5_66.htm, THE SITUATION IN THE SUMMER OF 1957 - July 1957

24https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_45.htm, Speech At The Enlarged Session Of The Military Affairs Committee And The External Affairs Conference - September 11, 1959

25https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_45.htm, Speech At The Enlarged Session Of The Military Affairs Committee And The External Affairs Conference - September 11, 1959

26 Huang K’o-ch’eng (1902- ), PLA Chief of Staff from October 1958 to September 1959, was regarded as P’eng Te-huai’s principal accomplice and dismissed from office at the same time. The link between the ‘P’eng-Huang’ (or ‘P’eng-Huang-Chang [Wen-t’ien] — Chou [Hsiao-chou]’) group and that of Kao and Jao was further elaborated on at the time of the Cultural Revolution. See Talk at the Central Work Conference.

27 i.e.; the left line of the Russian Returned Students, mentioned above (Speech at the Lushan Conference, note 14), and Wang Ming’s line of the Yenan period, which was denounced as right opportunist or capitulationist, not stressing sufficiently the independence of the Chinese Communist Party vis-à-vis the Kuomintang.

28https://alphahistory.com/chineserevolution/liu-shaoqi-condemns-peng-dehuai-at-a-party-conference-1962/

29… en wel in het hoofdstukje genoemd “De verantwoording van de politiek ¨hervorming en opening”, opgesteld op de Derde Zitting van het 11de CC, is geformuleerd in een revisionistische analyse.(revisionisme: een burgerlijke lijn geformuleerd in marxistisch-KLINKENDE frasen) in het in 1981 door de CCP uitgegeven boek: ‘China’s socialist economy’”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten