22-04-2015

Tweede rectificatie (-poging) in lijn met Vijfde Congres: start commissie voor vernieuwd fundamenteel programma PVDA (MS 40 - 1997)

Dit artikel maakt deel uit van de (raam-)analyse: PVDA na het Negende Congres: "...van het bolsjewistische type"?(5e Congres, 1995)

Eén van de uitvoeringen van de besluiten van het Vijfde Congres was de vernieuwing van het fundamenteel partijprogramma en het aanzetten tot meer studie van kaders en leden. Zo was ik sectorverantwoordelijke geworden voor de scheikundesector en zat ik later in de commissie voor het uitwerken van een voorstel tot programma dat dan ter goedkeuring zou worden voorgelegd aan een congres. Zo kunnen we lezen in Marxistische Studies no. 40, 1997:
In dit nummer van Marxistische Studies snijden we de discussie aan over het studiewerk voor een communistische partij. De Partij van de Arbeid van België (PVDA) bereidt een nieuw partijprogramma voor. Het huidige dateert van 1979. We hebben drie teksten opgenomen die de PVDA gebruikt in de voorbereiding van dit nieuwe programma.
In eerste instantie hebben we een discussietekst opgenomen van Thomas Gounet over het studiewerk in de PVDA. Dit studiewerk moet volgens de auteur de basis leggen voor de uitwerking van de partijlijn rond alle essentiële kwesties. (....)
Thomas Gounet constateert in zijn artikel ook dat het dikwijls aan een wetenschappelijke werkmethode ontbreekt in het studiewerk. De lectuur is vaak te oppervlakkig, de bestaande ervaringen van revolutionaire organisaties worden onvoldoende samengevat en antwoorden op basisdocumenten van de burgerij en kleinburgerij blijven ontoereikend
Het programma van de Derde Internationale (...) is een belangrijke bron van inspiratie voor de voorbereiding van het programma van de PVDA. Het programma van de Derde Internationale analyseert de politieke situatie aan het einde van de jaren twintig. Het beschrijft de essentiële strategische en tactische taken die de communistische beweging moet vervullen. Het geeft ook de taken aan die zich stellen eens de politieke macht via een revolutie wordt veroverd. Dit concrete programma voor het socialisme kan heel wat enthousiasme wekken bij arbeiders en progressieve intellectuelen.
Het nieuwe programma van de Griekse Communistische Partij is eveneens opgenomen in dit nummer van Marxistische Studies. De Griekse CP, opgericht in 1918, heeft zich steeds geïnspireerd op de Oktoberrevolutie. De partij heeft een centrale rol gespeeld in de bevrijding van Griekenland van de nazi’s en in de strijd tegen het fascistische kolonelsregime. In de belangrijkste strijdbewegingen van de arbeidersklasse speelt de Griekse CP een grote rol.
Het programma dat de zij in 1996 uitwerkte heeft de verdienste zeer klare standpunten in te nemen rond alle sleutelkwesties: de noodzaak van de “omverwerping van het kapitalisme”, de noodzaak van een avant-garde partij van het leninistische type, het klaar typeren van het karakter van het imperialisme en het toenemend gevaar van oorlog onder het imperialisme, de noodzaak van de dictatuur van het proletariaat en de bevestiging van de noodzaak om onder het socialisme een nationaal geplande economie op te bouwen. Allemaal essentiële punten waardoor deze partij verschilt van de revisionistische partijen zoals we die kennen in verschillende landen van West-Europa.
Het programma onderlijnt ook dat “zoals de ervaring van de opbouw van het socialisme in de 20e eeuw heeft bevestigd, het onderschatten van de tegenstellingen (onder het socialisme) kan leiden tot serieuze antagonismen, het ondermijnen van de socialistische structuur, naar de versterking van de contrarevolutionaire elementen en het herstel van het kapitalisme.
De drie voorliggende teksten dienen als grondslag voor de discussies rond de uitwerking van het nieuwe programma van de PVDA. De PVDA wil beschikken over een programma dat als leidraad kan en moet dienen voor de strijd voor een nieuwe maatschappij. (...)
Marxistische Studies publiceert in dit nummer basisdocumenten die de aanpak en de uitwerking van een nieuw programma voor de PVDA onderbouwen.1

Het Vijfde Congres van de Partij van de Arbeid was het startpunt voor een reeks reorganisaties en heroriëntaties in de leiding van de partij. De studie vormde één van de behandelde problemen.(...)
Het Vijfde Congres legt sterk de nadruk op het belang van de studie. Het boek De partij van de revolutie preciseert: “De partijkaders moeten de marxistisch-leninistische leer bestuderen als een wetenschap. De kaders kunnen maar bijdragen tot de uitwerking van de politieke lijn in de huidige zeer complexe en snel veranderende wereld, wanneer zij de rijke ervaring die honderden miljoenen revolutionairen en communisten sinds meer dan een eeuw hebben verworven, studeren en assimileren.2 (...)
De studie vergt een effectieve inspanning: deze van de ontwikkeling van een politieke lijn die de partij doet vooruitgaan in de klassenstrijd. Deze theorie moet dus beantwoorden aan de belangen van de werkers en de progressieven en opgebouwd zijn in strijd met burgerlijke stellingen. (...).
Het objectief van de theorie is eerder om een serie verschillende praktijkervaringen te synthetiseren en er de gemeenschappelijke structuur uit te halen. De theorie is dan de formulering van deze gemeenschappelijke structuur die men terugvindt in de verschillende concrete situaties. (...)
De theorie dient om de analyse van concrete situaties te vergemakkelijken. In elk van deze situaties dient men de fundamentele structuur terug te vinden die toelaat de verbanden tussen de gebeurtenissen te begrijpen. (...) De theorie laat toe om niet iedere keer te moeten starten vanaf nul; zij maakt het mogelijk maar zich te baseren op sommige algemene wetten om een concrete situatie te analyseren. (...)
Tegenover een veranderende realiteit is de theorie zelf een permanent bouwterrein. Het volstaat niet een theorie gewoon toe te passen op elke concrete situatie. Men moet ook bestuderen in welk opzicht een specifieke situatie verschilt van een andere situatie waarvoor de theorie werd ontworpen. Het volstaat niet om bij elke analyse van een land of een economische situatie die zich voordoet, de stellingen van Marx te herhalen over de structuur van het kapitalisme, maar wel om te zien hoe zij concreet toepasbaar is en hoe zij moet aangevuld worden. Zo verrijkt de theorie zich. Maar dit betekent dat de uitwerking van nieuwe, steeds preciezere en meer uitgewerkte theorieën, een permanente studie en inspanning vereist om nieuwe kennis te verwerven. (...)
Het spontaneïsme, het economisme en het ouvrièrisme blijven belangrijke burgerlijke stromingen in de partij. De fundamentele studie wordt dikwijls verwaarloosd, zelfs misprezen. De idee dat alleen het werk in de arbeidersklasse echt revolutionair is, is sterk verankerd in de partij.
Onder het voorwendsel dat arbeiders geen theorie begrijpen, hetgeen trouwens niet bewezen is, doet men geen inspanningen meer tot theorievorming. In naam van de strijd tegen het intellectualisme, een burgerlijk standpunt dat de theorie om de theorie ontwikkelt, wordt het werk voor de uitwerking van de lijn herleid tot het geven van antwoorden op concrete situaties. Het in handen nemen van de praktische problemen leidt dan tot de liquidatie van het meer fundamenteel studiewerk. Het enige studiewerk dat men dan aanvaardt, bestaat in studies over onmiddellijke fenomenen: men moet ordewoorden vinden voor specifieke situaties en al de rest wordt opgegeven.
(...) (D)at hangt ook samen met het feit dat de enige theoretische inspanning die eventueel kan, diegene is die direct verbonden is met de praktijk. Maar, de theorie vormt zich niet enkel vertrekkend van de kennis van concrete situaties. Er moet een geheel van redeneringen gevolgd worden om te komen tot coherente theorieën. Dat werk wordt dikwijls ondergewaardeerd binnen de partij. Marx zou echter nooit zijn theorie van uitbuiting hebben kunnen ontwikkelen zonder dat hij deze van de waarde zou hebben ontwikkeld. En deze laatste heeft niet direct een praktische dimensie: men kan empirisch de waarde van de waren niet berekenen vermits deze worden verkocht aan prijzen die beïnvloed worden door verschillende elementen waaronder de reële waarde, maar ook door de krachtsverhoudingen tussen de kapitalisten en de relatie tussen vraag en aanbod. De waardetheorie is essentieel gebouwd op een theoretische redenering. De argumentatie is de volgende. De enige gemeenschappelijke eigenschap van de waren is dat ze het product van arbeid zijn. Dus kan alleen de hoeveelheid arbeid die nodig was om deze waar voort te brengen, dienen als basis voor de ruil van deze waren. Deze hoeveelheid arbeid bepaalt de waarde van de waar. Indien de partij wil beschikken over specialisten dan moeten zij niet enkel theorieën kunnen ontwikkelen die een antwoord bieden op concrete problemen maar moeten die ook coherent zijn op het logische vlak.
(...) In plaats van een mechanisme te zoeken om, diegenen die verantwoordelijk zijn om het studiewerk te ontwikkelen, te verbinden met diegenen die direct verantwoordelijk zijn voor de klassenstrijd, houdt men de breuk tussen beiden in stand. Dit versterkt het intellectualisme bij de enen en het spontaneïsme bij de anderen.3 In plaats van het individualisme te bestrijden bij diegenen die bij de studie betrokken zijn, bevestigt men ze in specifieke taken zonder band met het praktisch en politiek werk van kameraden die volop in de praktijk staan. In plaats van hen voldoende tijd te geven voor het studiewerk, bedelft men de leidende kaders op verschillende terreinen onder praktische taken. (...)
De geproduceerde teksten worden niet benut. (...) Men leidt de partij niet politiek. Men ontwikkelt niet echt op wetenschappelijke en praktische wijze een politieke lijn om de partij te oriënteren in de komende klassenstrijd. (...)
Hoe kan de partij in deze omstandigheden een lijn ontwikkelen om haar taken in de klassenstrijd naar behoren uit te voeren? Hoe kan zij vooruit gaan op nieuwe terreinen? Hoe kan zij zich bij de werkers aandienen als een echt alternatief voor de dictatuur van de bourgeoisie, bekwaam om haar te vervangen in de leiding van de staat? Het is onmogelijk om de revolutie te maken in een technologische maatschappij zonder alle communisten te vormen in de wetenschap, de technologie en de cultuur in de breedste zin van het woord. (...)
Het was fout om specialisten te zoeken die enkel studiewerk moesten doen. Het was fout een studiedienst te maken die losgesneden was van de praktijk en van de rest van de partij. Een dergelijk concept versterkt het individualisme en intellectualisme van de kaders verantwoordelijk voor de studie in de partij en vergroot ook dezelfde afwijkingen bij de specialisten. Tegelijkertijd versterkt dat ook het spontaneïsme in de rest van de partij: iedereen kan zeggen dat de studie zijn zaak niet is want dat er daarvoor toch een speciale dienst bestaat.
Dat heeft geleid tot een situatie waarbij de studie geen centrale plaats inneemt in het partijleven zoals aangegeven in het boek De partij van de revolutie. (...)
Indien de partij er niet in slaagt om rond zich de beste specialisten te verzamelen, dan zullen zij vroeg of laat wél ergens anders georganiseerd worden. In plaats van dan de klassenstrijd en de socialistische revolutie te dienen, zullen zij hun kennis en ervaring ten dienste stellen van het in standhouden van de burgerlijke en kleinburgerlijke stromingen in de arbeidersbeweging.4
Over de invoering van sectorverantwoordelijken, hun rol.... en hun afschaffing zal ik het nog wel héél concreet over mezelf hebben later. De werkzaamheden (en de commissie) rond het uitwerken van het partijprogramma werden stopgezet in de aanloop van de VERKIEZINGS-campagne van 1999. De ideologische basis van de rectificatie was correct, zij lag in de oriëntatie van het Vijfde congres “de politiek op de commandopost zetten” waar het antirevolutionaire, naar reformisme leidend suivistisch activisme werd bestreden. Maar politiek gezien is er een zekere capitulatie voor het dogmatisme. In plaats van een duidelijke ontmaskering van het in marxistisch-klinkende fraseologie geformuleerde reformisme (DE burgerlijke “stroming”) is er de bedenking: “Het spontaneïsme, het economisme en het ouvrièrisme blijven belangrijke burgerlijke stromingen in de partij.”
Over de CORRECTE ideologische oriëntatie maar het dogmatisme in de uiteindelijke analyse meer in het vorig artikel te lezen.

1http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=149, Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.“Studiewerk en voorbereiding van een nieuw programma van de PVDA”, Danny Vandenbroucke
2 Martens Ludo, De Partij van de Revolutie, PVDA-Uitgaven, Brussel, 1996, p.47.
3 De tegenpool van het intellectualisme wordt gevormd door het spontaneïsme, een burgerlijk standpunt dat de praktijk naar voor schuift maar de theorie volledig verwaarloost; alleen de actie als dusdanig telt

4http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=150, Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.“Over de onderwaardering van de studie in de PVDA”, Thomas Gounet

Geen opmerkingen:

Een reactie posten