Dit artikel maakt deel uit van de (raam-)analyse: PVDA na het Negende Congres: "...van het bolsjewistische type"?(5e Congres, 1995)
Eén van de uitvoeringen van de besluiten van het Vijfde Congres was de vernieuwing van het fundamenteel partijprogramma en het aanzetten tot meer studie van kaders en leden. Zo was ik sectorverantwoordelijke geworden voor de scheikundesector en zat ik later in de commissie voor het uitwerken van een voorstel tot programma dat dan ter goedkeuring zou worden voorgelegd aan een congres. Zo kunnen we lezen in Marxistische Studies no. 40, 1997:
Eén van de uitvoeringen van de besluiten van het Vijfde Congres was de vernieuwing van het fundamenteel partijprogramma en het aanzetten tot meer studie van kaders en leden. Zo was ik sectorverantwoordelijke geworden voor de scheikundesector en zat ik later in de commissie voor het uitwerken van een voorstel tot programma dat dan ter goedkeuring zou worden voorgelegd aan een congres. Zo kunnen we lezen in Marxistische Studies no. 40, 1997:
In
dit nummer van Marxistische Studies snijden we de discussie aan over
het studiewerk voor een communistische partij. De Partij van de
Arbeid van België (PVDA) bereidt een nieuw partijprogramma voor.
Het huidige dateert van 1979. We hebben drie teksten opgenomen die de
PVDA gebruikt in de voorbereiding van dit nieuwe programma.
In
eerste instantie hebben we een discussietekst opgenomen van
Thomas Gounet over het studiewerk in de PVDA. Dit studiewerk
moet volgens de auteur de basis leggen voor de uitwerking van de
partijlijn rond alle essentiële kwesties. (....)
Thomas
Gounet constateert in zijn artikel ook dat het dikwijls aan een
wetenschappelijke werkmethode ontbreekt in het studiewerk. De lectuur
is vaak te oppervlakkig, de bestaande ervaringen van revolutionaire
organisaties worden onvoldoende samengevat en antwoorden op
basisdocumenten van de burgerij en kleinburgerij blijven ontoereikend
Het
programma van de Derde Internationale (...) is een
belangrijke bron van inspiratie voor de voorbereiding van het
programma van de PVDA. Het programma van de Derde Internationale
analyseert de politieke situatie aan het einde van de jaren twintig.
Het beschrijft de essentiële strategische en tactische taken die
de communistische beweging moet vervullen. Het geeft ook de taken aan
die zich stellen eens de politieke macht via een revolutie wordt
veroverd. Dit concrete programma voor het socialisme kan heel wat
enthousiasme wekken bij arbeiders en progressieve intellectuelen.
Het
nieuwe programma van de Griekse Communistische Partij is
eveneens opgenomen in dit nummer van Marxistische Studies. De Griekse
CP, opgericht in 1918, heeft zich steeds geïnspireerd op de
Oktoberrevolutie. De partij heeft een centrale rol gespeeld in de
bevrijding van Griekenland van de nazi’s en in de strijd tegen het
fascistische kolonelsregime. In de belangrijkste strijdbewegingen van
de arbeidersklasse speelt de Griekse CP een grote rol.
Het
programma dat de zij in 1996 uitwerkte heeft de verdienste zeer klare
standpunten in te nemen rond alle sleutelkwesties: de noodzaak van de
“omverwerping van het kapitalisme”, de noodzaak van een
avant-garde partij van het leninistische type, het klaar typeren van
het karakter van het imperialisme en het toenemend gevaar van oorlog
onder het imperialisme, de noodzaak van de dictatuur van het
proletariaat en de bevestiging van de noodzaak om onder het
socialisme een nationaal geplande economie op te bouwen. Allemaal
essentiële punten waardoor deze partij verschilt van de
revisionistische partijen zoals we die kennen in verschillende landen
van West-Europa.
Het
programma onderlijnt ook dat “zoals de ervaring van de opbouw van
het socialisme in de 20e eeuw heeft bevestigd, het onderschatten van
de tegenstellingen (onder het socialisme) kan leiden tot serieuze
antagonismen, het ondermijnen van de socialistische structuur, naar
de versterking van de contrarevolutionaire elementen en het herstel
van het kapitalisme.”
De
drie voorliggende teksten dienen als grondslag voor de discussies
rond de uitwerking van het nieuwe programma van de PVDA. De
PVDA wil beschikken over een programma dat als leidraad kan en moet
dienen voor de strijd voor een nieuwe maatschappij. (...)
Marxistische
Studies publiceert in dit nummer basisdocumenten die de aanpak en de
uitwerking van een nieuw programma voor de PVDA onderbouwen.1
Het
Vijfde Congres van de Partij van de Arbeid was het startpunt voor een
reeks reorganisaties en heroriëntaties in de leiding van de
partij. De studie vormde één van de behandelde
problemen.(...)
Het
Vijfde Congres legt sterk de nadruk op het belang van de studie. Het
boek De partij van de revolutie preciseert: “De
partijkaders moeten de marxistisch-leninistische leer bestuderen als
een wetenschap. De kaders kunnen maar bijdragen tot de uitwerking van
de politieke lijn in de huidige zeer complexe en snel veranderende
wereld, wanneer zij de rijke ervaring die honderden miljoenen
revolutionairen en communisten sinds meer dan een eeuw hebben
verworven, studeren en assimileren.”2
(...)
De
studie vergt een effectieve inspanning: deze van de ontwikkeling van
een politieke lijn die de partij doet vooruitgaan in de
klassenstrijd. Deze theorie moet dus beantwoorden aan de belangen van
de werkers en de progressieven en opgebouwd zijn in strijd met
burgerlijke stellingen. (...).
Het
objectief van de theorie is eerder om een serie verschillende
praktijkervaringen te synthetiseren en er de gemeenschappelijke
structuur uit te halen. De theorie is dan de formulering van deze
gemeenschappelijke structuur die men terugvindt in de verschillende
concrete situaties. (...)
De
theorie dient om de analyse van concrete situaties te
vergemakkelijken. In elk van deze situaties dient men de fundamentele
structuur terug te vinden die toelaat de verbanden tussen de
gebeurtenissen te begrijpen. (...) De theorie laat toe om niet iedere
keer te moeten starten vanaf nul; zij maakt het mogelijk maar zich te
baseren op sommige algemene wetten om een concrete situatie te
analyseren. (...)
Tegenover
een veranderende realiteit is de theorie zelf een permanent
bouwterrein. Het volstaat niet een theorie gewoon toe te passen op
elke concrete situatie. Men moet ook bestuderen in welk opzicht een
specifieke situatie verschilt van een andere situatie waarvoor de
theorie werd ontworpen. Het volstaat niet om bij elke analyse van een
land of een economische situatie die zich voordoet, de stellingen van
Marx te herhalen over de structuur van het kapitalisme, maar wel om
te zien hoe zij concreet toepasbaar is en hoe zij moet aangevuld
worden. Zo verrijkt de theorie zich. Maar dit betekent dat de
uitwerking van nieuwe, steeds preciezere en meer uitgewerkte
theorieën, een permanente studie en inspanning vereist om nieuwe
kennis te verwerven. (...)
Het
spontaneïsme, het economisme en het ouvrièrisme blijven
belangrijke burgerlijke stromingen in de partij. De
fundamentele studie wordt dikwijls verwaarloosd, zelfs misprezen. De
idee dat alleen het werk in de arbeidersklasse echt revolutionair is,
is sterk verankerd in de partij.
Onder
het voorwendsel dat arbeiders geen theorie begrijpen, hetgeen
trouwens niet bewezen is, doet men geen inspanningen meer tot
theorievorming. In naam van de strijd tegen het intellectualisme, een
burgerlijk standpunt dat de theorie om de theorie ontwikkelt, wordt
het werk voor de uitwerking van de lijn herleid tot het geven van
antwoorden op concrete situaties. Het in handen nemen van de
praktische problemen leidt dan tot de liquidatie van het meer
fundamenteel studiewerk. Het enige studiewerk dat men dan aanvaardt,
bestaat in studies over onmiddellijke fenomenen: men moet ordewoorden
vinden voor specifieke situaties en al de rest wordt opgegeven.
(...)
(D)at hangt ook samen met het feit dat de enige theoretische
inspanning die eventueel kan, diegene is die direct verbonden is met
de praktijk. Maar, de theorie vormt zich niet enkel vertrekkend van
de kennis van concrete situaties. Er moet een geheel van redeneringen
gevolgd worden om te komen tot coherente theorieën. Dat
werk wordt dikwijls ondergewaardeerd binnen de partij. Marx zou
echter nooit zijn theorie van uitbuiting hebben kunnen ontwikkelen
zonder dat hij deze van de waarde zou hebben ontwikkeld. En deze
laatste heeft niet direct een praktische dimensie: men kan empirisch
de waarde van de waren niet berekenen vermits deze worden verkocht
aan prijzen die beïnvloed worden door verschillende elementen
waaronder de reële waarde, maar ook door de krachtsverhoudingen
tussen de kapitalisten en de relatie tussen vraag en aanbod. De
waardetheorie is essentieel gebouwd op een theoretische redenering.
De argumentatie is de volgende. De enige gemeenschappelijke
eigenschap van de waren is dat ze het product van arbeid zijn. Dus
kan alleen de hoeveelheid arbeid die nodig was om deze waar voort te
brengen, dienen als basis voor de ruil van deze waren. Deze
hoeveelheid arbeid bepaalt de waarde van de waar. Indien de partij
wil beschikken over specialisten dan moeten zij niet enkel theorieën
kunnen ontwikkelen die een antwoord bieden op concrete problemen maar
moeten die ook coherent zijn op het logische vlak.
(...)
In plaats van een mechanisme te zoeken om, diegenen die
verantwoordelijk zijn om het studiewerk te ontwikkelen, te verbinden
met diegenen die direct verantwoordelijk zijn voor de klassenstrijd,
houdt men de breuk tussen beiden in stand. Dit versterkt het
intellectualisme bij de enen en het spontaneïsme bij de
anderen.3
In plaats van het individualisme te bestrijden bij diegenen die bij
de studie betrokken zijn, bevestigt men ze in specifieke taken zonder
band met het praktisch en politiek werk van kameraden die volop in de
praktijk staan. In plaats van hen voldoende tijd te geven voor het
studiewerk, bedelft men de leidende kaders op verschillende terreinen
onder praktische taken. (...)
De
geproduceerde teksten worden niet benut. (...) Men leidt de partij
niet politiek. Men ontwikkelt niet echt op wetenschappelijke en
praktische wijze een politieke lijn om de partij te oriënteren
in de komende klassenstrijd. (...)
Hoe
kan de partij in deze omstandigheden een lijn ontwikkelen om haar
taken in de klassenstrijd naar behoren uit te voeren? Hoe kan zij
vooruit gaan op nieuwe terreinen? Hoe kan zij zich bij de werkers
aandienen als een echt alternatief voor de dictatuur van de
bourgeoisie, bekwaam om haar te vervangen in de leiding van de staat?
Het is onmogelijk om de revolutie te maken in een technologische
maatschappij zonder alle communisten te vormen in de wetenschap, de
technologie en de cultuur in de breedste zin van het woord.
(...)
Het
was fout om specialisten te zoeken die enkel studiewerk moesten doen.
Het was fout een studiedienst te maken die losgesneden was van de
praktijk en van de rest van de partij. Een dergelijk concept
versterkt het individualisme en intellectualisme van de kaders
verantwoordelijk voor de studie in de partij en vergroot ook dezelfde
afwijkingen bij de specialisten. Tegelijkertijd versterkt dat ook het
spontaneïsme in de rest van de partij: iedereen kan zeggen dat
de studie zijn zaak niet is want dat er daarvoor toch een speciale
dienst bestaat.
Dat
heeft geleid tot een situatie waarbij de studie geen centrale plaats
inneemt in het partijleven zoals aangegeven in het boek De
partij van de revolutie. (...)
Indien
de partij er niet in slaagt om rond zich de beste specialisten te
verzamelen, dan zullen zij vroeg of laat wél ergens anders
georganiseerd worden. In plaats van dan de klassenstrijd en de
socialistische revolutie te dienen, zullen zij hun kennis en ervaring
ten dienste stellen van het in standhouden van de burgerlijke en
kleinburgerlijke stromingen in de arbeidersbeweging.4
Over
de invoering van sectorverantwoordelijken, hun rol.... en hun
afschaffing zal ik het nog wel héél concreet over
mezelf hebben later. De werkzaamheden (en de commissie) rond het
uitwerken van het partijprogramma werden stopgezet in de aanloop van
de VERKIEZINGS-campagne van 1999. De ideologische basis van de
rectificatie was correct, zij lag in de oriëntatie van het
Vijfde congres “de politiek op de commandopost zetten” waar het
antirevolutionaire, naar reformisme leidend suivistisch activisme
werd bestreden. Maar politiek gezien is er een zekere capitulatie
voor het dogmatisme. In plaats van een duidelijke ontmaskering van
het in marxistisch-klinkende fraseologie geformuleerde reformisme (DE
burgerlijke “stroming”) is er de bedenking: “Het
spontaneïsme, het economisme en het ouvrièrisme blijven
belangrijke burgerlijke stromingen in de partij.”
Over de CORRECTE ideologische oriëntatie maar het dogmatisme in de uiteindelijke analyse meer in het vorig artikel te lezen.
Over de CORRECTE ideologische oriëntatie maar het dogmatisme in de uiteindelijke analyse meer in het vorig artikel te lezen.
1http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=149,
Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende
doeleinden.“Studiewerk en voorbereiding van een nieuw programma
van de PVDA”, Danny Vandenbroucke
2
Martens Ludo, De Partij van de Revolutie, PVDA-Uitgaven, Brussel,
1996, p.47.
3
De tegenpool van het intellectualisme wordt gevormd door het
spontaneïsme, een burgerlijk standpunt dat de praktijk naar
voor schuift maar de theorie volledig verwaarloost; alleen de actie
als dusdanig telt
4http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=150,
Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende
doeleinden.“Over de onderwaardering van de studie in de PVDA”,
Thomas Gounet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten