08-04-2015

Doel 5de PVDA-congres(1995): 1. Eenheid in COLLECTIEF verworven POLITIEKE lijn; 2. Assimilatie bij IEDER lid van COMMUNISTISCHE identiteit

Dit artikel maakt deel uit van de (raam-)analyse: PVDA na het Negende Congres: "...van het bolsjewistische type"?(5e Congres, 1995)
In 1995 had het Vijfde Congres plaats van de Partij van de Arbeid van België. Op basis van de geamendeerde en gestemde teksten (er waren door verschillende kaders uitgebreide ontwerp-teksten gemaakt die voorgelegd werden aan zo'n 200 afgevaardigde verdeeld in commissies, nadien in plenaire vergaderingen) is het boek “de Partij van de revolutie” samengesteld.

Inleiding (van “de Partij van de revolutie”)
In de “Inleiding” worden de redenen gegeven voor het congres en ook de doelstellingen:

De situatie van de massa's in de Derde Wereld wordt langer hoe meer ondraaglijk: honger, ten top gedreven uitbuiting, ellende, terroristische dictators, buitenlandse militaire interventies…
De economische wereldcrisis verscherpt op een dramatische wijze de levens- en werkomstandigheden van de massa's in de imperialistische landen. De grote burgerij zoekt een uitweg in racisme, nationalisme, fascisme en oorlog. De wereld is volledig verdeeld onder de monopolies. Er ontwikkelt zich een nieuwe planetaire strijd voor de herverdeling. De tegenstellingen tussen de Verenigde Staten, Japan, Duitsland en Rusland spitsen zich toe. De geschiedenis kende nooit eerder hallucinante catastrofes zoals in Rusland, Joegoslavië en de vroegere socialistische landen; situaties die de hele wereld kunnen destabiliseren. Als economisch en politiek systeem kan het kapitalisme de mensheid geen humane toekomst bieden. Het Hitler-fascisme was niet zomaar een ongelukje; het was een wezenlijk verschijnsel van het ontwikkeld imperialisme….(....)
Dit misdadig en onmenselijk systeem zal niet zomaar verdwijnen. De beestachtigheid van dit imperialistisch systeem kent geen limieten. Alleen de volksopstand en de socialistische revolutie kunnen een einde maken aan dit barbaarse systeem. In die revolutie speelt de communistische partij als subjectieve factor, met haar politieke lijn en haar organisatie-vermogen, de voornaamste rol.1

Het vijfde congres diende uit te maken in hoeverre de politieke lijn (en de eenheid hierrond!) en het organisatie-vermogen van de Partij van de Arbeid van België maakte dat zij zo'n communistische partij kon zijn. Het congres bracht een aantal zaken aan het licht die moesten worden gerectificeerd en verbeterd. Daar het boek “de Partij van de revolutie” opgesteld is aan de hand van de gestemde congresdocumenten, is het boek zélf ook onderhevig aan bepaalde op het congres vastgestelde gebreken (die dan NA het congres moesten worden aangepakt) De kaders, die de teksten als voorstellen hebben ingediend, zoals ook de congresdeelnemers, die deze teksten hebben geamendeerd en gestemd, waren OP het congres nog onderhevig aan die politieke en ideologische fouten, waarvan besloten was om die onmiddellijk na het congres ze te gaan recticeren. (OPM. ik zelf was toen ook congres-afgevaardigde....)
Zo wordt in de Inleiding van “Partij van de revolutie” gesteld dat er een grote politieke eenheid is in de PVDA:

Binnen de Partij van de Arbeid van België is er een grote eensgezindheid over beslissende politieke vraagstukken die tal van organisaties uit elkaar hebben doen spatten.
Deze eensgezindheid is tot stand gekomen doorheen ruime debatten: de resultaten ervan zijn vastgelegd in definitieve documenten.
“De revolutionaire moraal”; “Partij en Front”; “De partijopvatting”; “De crisis in de revolutionaire beweging in West-Europa”, dateren van 1983.
Dat laatste kende een vervolg in de strijd tegen de “zes dissidenten” in 1990. Het boek “Van Tien An Men tot Timisoara” bevat de neerstal ervan.
De analyse van de ontaarding van de Sovjet-Unie is opgetekend in “USSR,de fluwelen contrarevolutie”. De verdediging van de grote revolutionaire periode in de Sovjet-Unie vormt het onderwerp van “Een andere kijk op Stalin”.
De analyse van het kapitalisme en de syndicale strategie worden ontwikkeld in “De Generale Maatschappij” en “De Tijd staat aan onze kant”.2

In feite gaat het hier vooral om CONGRES-documenten die normaal al verplicht studiemateriaal waren/zijn en moeten/moesten geassimileerd worden door alle leden totdat ze eventueel worden weerlegd, bijvoorbeeld door de op het congres verkozen leiding, in afwachting tot een bekrachtiging van die weerlegging door een eerstvolgend congres:
De revolutionaire moraal”; “Partij en Front”; “De partijopvatting”; “De crisis in de revolutionaire beweging in West-Europa”, zijn documenten van het 2e congres in 1983.
De Tijd staat aan onze kant” is het document van het 3e congres in 1990.
USSR,de fluwelen contrarevolutie” is het document van het 4e congres in 1991.
Het is opvallend dat het document van het 1e congres (het stichtingscongres in 1979), namelijk het fundamenteel PROGRAMMA hier niet vernoemd wordt... Was daar geen “grote eensgezindheid” (meer) over? Is dat geen definitief document meer? Tenslotte wordt in Hoofstuk 2 van “de Partij van de revolutie”(zie verder) gesteld “De algemene strategie bevindt zich beknopt in het partijprogramma, dat de basis moet blijven van elke activiteit en geen “theoretische”tekst mag worden die men voor de rest vergeet.”....blijkbaar is men het op het Vijfde congres zélf “vergeten”!!
En OP het congres zélf wordt dan toch opgemerkt dat het met die eenheid rond (en de assimilatie van) de politieke lijn toch niet zo goed was!

De fundamentele analyses, waarvan de essentiële stellingen niet worden gecontesteerd, zijn uitgewerkt door een erg beperkt aantal kaders.
De eenheid rond de lijn is soms formeel en de vermelde documenten werden niet altijd voldoende geassimileerd.
Terzelfder tijd kan men in bepaalde sectoren een langzame, bijna onmerkbare, ideologische en politieke verrotting vaststellen.(...)
Sommige sectoren van de partij worden routinematig geleid zonder krachtige revolutionaire geest. De kaders en de leden worden er niet consequent opgevoed in het marxisme-leninisme, krijgen geen diepgaande kritiek op hun werk, noch hulp om hun zwakheden te overwinnen. Dat alles houdt risico' s in voor de toekomst. Als het in die sectoren begint te branden, zullen er kaders van elders moeten komen blussen.3 (...)
Tijdens de debatten in 1989-1990 hebben wij kunnen vaststellen dat achter de façade van ideologische eenheid, haast onmerkbaar, talrijke anti-leninistische, kleinburgerlijke opvattingen waren ontstaan.
Wij kunnen niet zeggen dat de marxistisch-leninistische aard en oriëntatie van onze partij stevig gewaarborgd zijn.4

Zo is de eenheid inderdaad héél formeel te noemen als de “eensgezindheid” rond het “definitieve documentPartij en Front, even groot is als de “eensgezindheid” rond het “definitieve document” “USSR, de fluwelen contrarevolutie” aangezien Partij en Front nog helemaal uitgaat van een eenheidsfront rond (o.a.) nationale onafhankelijkheid waarbij de strijd voor het socialisme gevoerd wordt, doorheen de “gewapende strijd – in eenheidsfront met de Europese burgerij - tegen de bezetting van de oorlogzuchtige gevaarlijkste imperialist, de Soviet-Unie. (zoals ook trouwens in het partijprogramma het geval is... het programma dat dus niet genoemd wordt als een document waarover “na ruime debatten, grote eensgezindheid” rond bestond...)
En zo wordt in het boek “de Partij van de revolutie” steeds de noodzaak van een politieke eenheid beklemtoond en TEGELIJKERTIJD (maar dan wat verderop) iedere keer weer veronderstelt dat die politieke eenheid er is en dat het geweten is en dat vaststaat wat die INHOUD is van die “politieke lijn waarrond men het zo roerend eens is”.
Zo BEGINT ieder hoofstuk meestal met een politieke en ideologische duiding, om dan verder te gaan met de bepaling van de organisatorische problemen of de technische en organisatorische oplossing voor die problemen.
Zo luidt er de conclusie in “Hoofdstuk 1, De organisatie van een partij van het bolsjewistische type”, in tegenstelling tot de probleemstelling van het vijfde congres in de “Inleiding”, waar nog werd beklemtoond dat er een probleem was met de EENHEID rond, en de ASSIMILATIE van de POLITIEKE lijn:

Ook al heeft de onze partij nog talrijke politieke zwakheden, ons belangrijkste probleem vandaag is de organisatorische achterstand.5

De INZET van Vde congres is: «collectieve formulering van de strategie (politieke lijn) en bepaling van de commmunistische identiteit, en het bereiken dat de bewuste keuze wordt gemaakt (omvorming van wereldopvatting of ideologie) van ieder lid (vrijwillig lid geworden) voor plicht (als lid van de communistische partij) van assimilatie van die politieke lijn. Maar OP het congres zélf reeds, wordt deze inzet subtiel «bestreden» door de te bepalen dat er een politieke «eenheid» wordt verondersteld waardoor de organisatie-principes het belangrijkste probleem wordt.
Nu is het zo (zoals ik hierboven reeds vertelde) dat het boek “de Partij van de revolutie” eigenlijk is samengesteld uit verschillende teksten (sommige eerder van politieke of ideologische aard, sommige eerder van organisatorische aard -over principes van management, over interne werkingprincipes zoals “kritiek en zelfkritiek”) die door VERSCHILLENDE kaders zijn geschreven en AFZONDERLIJK zijn besproken, geamendeerd en gestemd. Die teksten reflecteren zo de politieke en ideologische problemen bij die kaders, in meer of mindere mate. Zo is het mogelijk dat er in hetzelfde boek over hetzelfde congres TEGENSTRIJDIGE punten van analyse zijn (niet opgemerkt door onoplettendheid van de congresafgevaardigden én omdat teksten in verschillende commissies zijn besproken).
Zo wordt ergens gesteld:

De PVDA is versterkt uit de anti-communistische vloedgolf van 1989-1991 gekomen. Hoe heeft ze hieraan weerstand geboden? Hoe heeft zij haar revolutionaire eenheid verstevigd en het aantal militanten kunnen verhogen? In het boek Van Tien An Men tot Timisoara vindt men het antwoord op deze vragen.6

Waar verderop dan die “eenheid” duidelijk al weer wordt gerelativeerd....:

We moeten de tendenzen tot liberalisme, laksheid en liquidationisme onder de kaders, zoals beschreven staat in het boek Van Tien An Men tot Timisoara niet onderschatten. In de partij bestaat er een potentiële liquidatiestroming, die heeft zich vanaf de jaren tachtig sluipend en ongemerkt genesteld. Ze kan opnieuw de kop opsteken, zodra de partij moeilijke momenten doormaakt of wanneer er ernstige problemen opduiken. Het gebrek aan verantwoordelijkheidszin en aan discipline, het rechts opportunisme en het bureacratisme kunnen zich onder andere ontwikkelen omdat sommige kaders, door hun politieke passiviteit en stilzwijgen, toelaten dat de situatie verrot. De zaak van de anti-partiijgroep in 1989-1990 heeft bewezen dat er sinds een aantal jaren een gevaarlijke laksheid ontwikkeld.7

Hoofdstuk 1. De organisatie van een partij van het bolsjewistische type
Daar waar door een soort dogmatisme, de politieke en ideologische verantwoording als vaststaande en “verworven” principes, verspreid staan over het hele hoofdstuk 1, gaat het hoofdstuk 1 zélf, vooral over ORGANISATIE-principes (“die in ere moeten worden hersteld”, “die nageleefd moeten worden” en “waarvan de toepassing gecontroleerd moet worden bij de kaders”, enz...)
Als je nu de politieke en ideologisch punten bijeenzet en als geheel leest kom je tot een véél revolutionairdere opvatting over “massalijn” dan het hoofdstuk over massalijn (in Hoofstuk 3) zélf.:

De massa's maken de geschiedenis. Alleen de massa's kunnen op cruciale momenten in de geschiedenis een materiële kracht vormen die in staat is om de oude politieke structuren met geweld te vernietigen. De mobilisatie van de massa's voor de klassenstrijd moet centraal staan in de communistische activiteit.
Maar de massa-acties, hoe hard ze ook zijn, bereiden nooit automatisch de revolutie voor. Daar zijn twee voorwaarden voor nodig.
Tijdens de massa-acties moeten de werkers een politieke lijn assimileren die hen leert dat de burgerij de klassevijand is, dat men haar moet omverwerpen, dat men haar staatsapparaat moet breken en onteigenen. De communisten hebben de taak om de strijdende massa's de spontane ideeën te doen overstijgen en hen de socialistische ideologie bij te brengen.
De massastrijd moet dienen om de voorhoede en de massa's te organiseren. Buiten de organisatie kan er geen blijvende politieke en ideologische vooruitgang bestaan. Alleen de organisatie schept de mogelijkheid van een bepaalde strijd de springplank te maken voor een nieuwe,meer bewuste en meer vastberaden strijd. (...)
Om communist te worden, moeten we het leven en de strijd in de fabrieken, de werkplaatsen en de volkswijken kennen. We moeten de uitbuiting kennen van de volksmassa's in de Derde Wereld en hun verzet. Deze twee realiteiten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en moeten samen bestudeerd worden.
Alle intellectuelen worden door de burgerij opgevoed in een elitaire ideologie. Hun levens- en werkomstandigheden zijn gemakkelijk of op zijn minst doenbaar. Hun maarschappelijke situatie maakt hen heel ontvankelijk voor de politieke en ideologische leugens waarmee de burgerij hen onophoudelijk overspoelt om hen te binden aan haar “democratische” systeem, “het beste in de hele wereld”.
Men moet bewuste en soms moeilijke inspanningen doen om die 'ideologische omsingeling' te doorbreken, om zich onder de arbeiders en werkers en onder de massa's in de Derde Wereld te begeven, om van hen te leren. Eerst moeten we hun levens- en werkomstandigheden leren kennen, dan kunnen we ook leren van hun strijdervaringen.
Onder de voorwaarden van het socialisme, en om de ontwikkeling van het revisionisme te voorkomen, heeft Mao Zedong dikwijls onderstreept dat de kaders moeten deelnemen aan de strijd aan de basis, met als doel zichzelf om te vormen en de partij te veranderen. Hij legde daarbij vooral de nadruk op de fundamentele houding die men moet aannemen als men zich onder de werkers begeeft: de houding om het volk van ganser harte te dienen.
Om communist te worden moeten de jongeren zich onder de arbeiders begeven, deelnemen aan hun strijd, sociale enquetes doen.
Hier volgt een uittreksel uit een rapport van een leidend kameraad van MLB (Marxistisch-Leninistische Beweging); zij werkte mee in de Boelstaking.
“Ik wist dat het belangrijk was om aan de staking deel te nemen, om 'mijn wereldopvatting om te vormen'. Maar dat was een ontgoocheling. Er moest veel werk verzet worden en we kwamen slechts moeizaam, stap voor stap, vooruit. Ik vroeg mij af:wat kan ik hier nu leren? (...)
Tijden de bezetting van Boel in Temse ben ik mij ervan bewust geworden dat het door hun objectieve situatie is dat de arbeiders veroordeeld zijn, gedwongen om te vechten om te overleven, voor hun dagelijks brood. Daarom vormen zij de revolutionaire klasse, die tegenover de kapitalistische uitbuiters staat. Die bezetting was zoals de dynamiet waarvan men de lont niet aansteekt. De woede, de bereidheid tot verzet waren steeds voelbaar, maar er was geen leidende kracht om dat te concretiseren. Ik heb de ontgoocheling en de bitterheid op de gezichten gezien na elke vergadering. Ik heb de impact van de psychologische oorlog die er tegen de arbeiders gevoerd wort in een sociaal conflict, onderschat. De patroon 'engageert' advocaten, politici en de pers om de werkers psychologisch te beïnvloeden, om hun verzetswil te breken, om hen te doen capituleren. In die vakbondsafdeling die de actie leidde, waren er geen politieke krachten die in staat waren om de arbeiders vastberaden te leiden. Deze ervaring heeft mij ervan overtuigd om na mijn studies in een fabriek te gaan werken en om een positie te veroveren die mij in staat stelt om de arbeidersstrijd te leiden. Het meest heb ik geleerd van een zeer ervaren arbeider, die nu op pensioen is. Hij spreekt met de andere arbeiders op hun niveau, hij stelt vragen, en zet hen ertoe aan om na te denken, om te begrijpen. Revolutionair werk dat is het lastig werk van elkedag, zonder heroïsme; dat is de revolutie niet beschouwen als een hobby, maar als een engagement voor heel het leven.” (...)
Een communist moet in de eerste plaat een revolutionaire klassepositie verwerven. Dat betekent, naast een definitief engagement aan de zijde van de uitgebuite arbeiders en werkers, eveneens een keuze voor de revolutionaire klassenstrijd en een inzicht in de fundamentale veranderingen in de revolutionaire strijd.(...)
Lenin legt duidelijk uit dat het fundamentele doel van de klassenstrijd erin bestaat de massa's voor te bereiden op de revolutie, hen bewust te maken van hun onverzoenlijk antagonisme met de burgerij. Omdat ze de revolutie voorbereidt, steunt de communistische partij enkel die hervormingen die de onafhankelijkheid en hetbewustzijn van de arbeidersklasse versterken. De partij gebruikt de strijd voor hervormingen om het proletariaat te organiseren in de partij. Het spreekt voor zich dat de partij nooit contrarevolutionaire hervormingen kan bijtreden, waarvan het uitdrukkelijk doel is de onafhankelijkheid en het bewustzijn van de arbeidersklasse te breken, zoals dit het geval is met de “federalisering” en “communautarisering” van België.
Lenin schrijft: “Volgens de socialistische leer vormt de revolutionaire klassenstrijd de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van die strijd; zij drukken slechts de mislukte pogingen uit om die strijd te verzwakken en af te remmen.” “Wij voeren een onafhankelijke politiek en wij stellen uitsluitend ordewoorden voor die gericht zijn op hervormingen die onbetwistbaar de belangen, het bewustzijn en de strijdwil van het proletariaat verhogen. Alleen die tactiek laat ons toe hervormingen te neutraliseren die van hogerop komen, die altijd dubbelzinnig zijn, schijnheilig of vol valstrikken van de burgerij of de politiediensten.” “In de praktijk worden de hervormingen juist afgedwongen door deze volgehouden, massale, zelfstandige revolutionaire klassenstrijd.” “ Door onze ordewoorden te vermengen met die van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken wij de zaak van de revolutie.” “Door integraal onze oude revolutionaire ordewoorden aan te houden, versterken wij de strijd.” “Al het bedrieglijke en hypocriete van de hervorming schuiven wij af op de kadetten, al het positieve ervan gebruiken wij zelf in ons voordeel.” 8 (...)
Onder de massa's werken, de klassenstrijd leiden, moet altijd gebeuren met de revolutie en de opstand voor ogen. Alleen dat perspectief geeft aan de klassenstrijd een proletarisch en revolutionair karakter. Zonder dat vooruitzicht blijft de klassenstrijd binnen het burgerlijk systeem, streeft men enkel naar “verbeteringen”. (...)
Lenin bekritiseerde de Russische opportunisten in 1905 (....)
“De kleinburgers hebben hun buik vol van de revolutie. Zij verkiezen een grauwe, bekrompen, maar rustige wettelijkheid boven het stormachtige verloop van de revolutionaire golf en de contrarevolutonaire razernijen. In een revolutionaire partij drukt die tendens zich uit door de wil de partij om te vormen. De kleinburgerij moet de fundamentele kern vormen van de partij: 'De partij moet een massa-organisatie zijn'. De oude revolutionaire partijen moeten gelegaliseerd worden. Daartoe moet hun programma radicaal veranderd worden. Men moet ermee stoppen om de republiek en de onteigening van de grond te eisen, men moet ervan afzien om het socialistische doel klaar, duidelijk, onverzettelijk en concreet uiteen te zetten.”9 (....)
De ontplooiing van een revolutionaire praktijk vereist drie voorwaarden: de klassenstrijd ontwikkelen en leiden, het politiek bewustzijn van de massa`s verhogen en de voorhoede organiseren in de partij terwijl men de massa`s samenbrengt in brede organisaties onder leiding van de partij. Er is altijd een evenwicht nodig tussen strijd, bewustzijn en organisatie. Eén van die drie aspecten kan het voornaamst worden in een bepaalde situatie. (...)
Wij kunnen eindeloos met een aantal kleinburgers discussiëren over de “de criminaliteit onder jonge immigranten”en zelfs de “lijn daarover”in het lang en het breed uitwerken. Maar waartoe dient dat alles? Tot welke praktijk leidt dat? Het is veel belangrijker activisten te organiseren die bereid zijn om onder de jonge immigranten te werken, om hen een alternatief te bieden voor drugs en kleine criminaliteit, om het vorming te geven over de banden tussen drugs, kapitalisme en repressie(….).
Welke houding nemen we aan tegenover wat de burgerij “de rellen van de jonge immigranten”noemt? Natuurlijk klagen wij de smerige gifspuiterij van de pers aan. Maar dat kan iedere kleinburger doen. De communisten moeten zich in de praktijk storten, aan de kant van de meest onderdrukte massa's. Onze voornaamste bezorgdheid moet juist zijn om hen te helpen zich te organiseren om te strijden, verzet te bieden, hun situatie en hun standpunten bekend te maken, een socialistische bewustzijn te verwerven. Onze belangrijkste taak is niet”de lijn uitwerken”om een antwoord te geven op de kleinburgers, maar wel een politiek uit te werken voor de praktijk onder de onderdrukten. De spontane reacties van sommige kaders en leden op de jongerenrellen worden gekleurd door kleinburgerlijke vooroordelen(…).
Praktijk en strijd, zinder politiek werk rond de fundamentele punten van het communistisch programma, zonder organisatie, leiden alleen maar tot impasse en mislukking.10 (....)
De omvorming van de wereldopvatting, de kritiek op de burgerlijke opvattingen en het verwerven van een proletarische wereldopvatting zijn fundamentele zaken voor iedere communist, en dat gedurende zijn hele leven(…).
Naarmate onze partij een zekere politieke en organisatorische consolidatie heeft gekend, is de omvorming van wereldopvatting voor veel leden een abstract gegeven geworden en werken zij niet systematisch meer aan de omvorming van hun wereldopvatting, doorheen de studie, het werk en de dagelijkse praktijk(…).
De omvorming van de wereldopvatting eist speciale inspanningen van de kaders. Tot op het einde van zijn leven moet een communistisch kader er zich op toeleggen xijn kennis en xijn vaardigheden te verbeteren en zijn ideologische en politieke zwakheden te corrigeren(…)
Mao Zedong heeft de politieke fouten van Deng Xiaoping grondig gekritiseerd. Hij legde daarbij de nadruk op het feit dat Deng aan de revolutie deelgenomen had, niet op basis van een marxistische wereldopvatting, maar op basis van een revolutionaire anti-feodaal en anti-imperialistisch standpunt. Deng heeft een aantal formele zelfkritieken gemaakt, maar na de dood van Mao is hij weergekeerd tot zijn oude burgerlijke en kleinburgerlijke opvattingen. (...)
Een communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen met de massa`s, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire ideeën.
In de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de massa`s was. Op de werkende massa`steunen, hen opvoeden, de juiste ideeën en voorstellen onder hen opsporen en concentreren, diegenen die aarzelen proberen te overtuigen, dat is altijd een fundamentele werkmethode van de communisten geweest. Op die manier kan men de massa`s revolutionariseren en zichzelf omvormen. De massa`s maken de geschiedenis wanneer ze geleid worden door een authentieke voorhoedepartij. Ook op ogenblikken dat de massa`s overspoeld worden met reactionaire ideeën, moeten de communisten voortdurend en geduldig onder hen werken om ideeën en voorstellen te ontdekken die hen de mogelijkheid bieden zich te bevrijden van deze burgerlijke beïnvloeding….11

Hoofdstuk 2. Principes van het management en de organisatie van de Partij
Hoofdstuk 2 is wel een illustratie bij uitstek van het dogmatisme en metafysica dat blijkbaar nogal heerst in de PVDA op moment dat het vijfde congres doorgaat... en waartegen eigenlijk ook de rectificatie had moeten op gericht zijn NA het vijfde congres.
In het begin van “Hoofdstuk 2. Principe voor het management en de organisatie van de partij” staat:
De bolsjevistische partij organiseert en leidt de klassenstrijd tot de omverwerping van het systeem van de dictatuur van de burgerij door de socialistische revolutie.. De partij vestigt het socialisme als systeem van de dictatuur van het proletariaat en van de werkers en zet de klassenstrijd verder tot het communisme in heel de wereld realiteit is.
De organisatie en het management van de communistische partij wordt bepaald door het fundamenteel doel van de partij, namelijk het omverwerpen van het onrechtvaardige en onderdrukkende economische, politieke, militaire en ideologische orde(…).
Het gevaar voor formalisme is groot: men neemt willekeurig een aantal mogelijkheden of sterke punten en confronteert ze met een aantal gevaren of zwakke punten. Het gevaar voor eclecticisme is even groot: men zet een aantal vaststellingen naast elkaar –aan de ene kant dit, aan de andere kant dat - zonder een duidelijke beslissing te nemen over de hoofdtegenstelling(….).
De algemene strategie geeft de algemene, lange termijndoelstellingen aan. De algemene strategie bevindt zich beknopt in het partijprogramma, dat de basis moet blijven van elke activiteit en geen “theoretische”tekst mag worden die men voor de rest vergeet.
De algemene strategie moet regelmatig geconcretiseerd en aangepast worden in actualiseringsdocumenten van het programma, zoals de brochure Wij zijn uw tunnels beu. Ja, er is een alternatief! Deze teksten moeten aan de basis liggen van de herziening van een aantal aspecten van het programma.12
Er wordt héél dogmatisch een aantal formele algemeen geformuleerde punten gegeven, waarover verondersteld wordt dat er een “grote mate van eenheid” rond bestaat. Nu ja, het is zò algemeen gesteld, dat die eenheid er zéker - formeel dan toch – zal zijn.... De mogelijke vastgestelde afwijkingen of punten van opportunisme (“formalisme” en “eclecticisme”) die worden genoemd, daaraan is het hoofdstuk zèlf in grote mate aan onderhevig.
Vervolgens is de rest van het hoofdstuk min of meer een cursus “management”...
Nu is bij de opsomming van de documenten waarover er een grote mate van “eensgezindheid” is (in de “Inleiding”), zoals ik al zei, NERGENS sprake van het partij-programma (blijkbaar toch een louter “theoretische tekst die men voor de rest vergeet”....?) en zeker NERGENS sprake van één of andere “herziening” of “actualisering” van dat programma.
Zo verwacht je in hoofstuk 2 in het “3.5.1 De partijlijn. 3.5.1.1 Definitieve documenten” toch iets over het programma (is er een hoger document rond “Partijlijn, definitieve documenten” dan het partijprograma?)
Op nationaal niveau moet beslist worden welke de officiële documenten zijn voor de hele partij, voor de gespecialiseerde afdelingen en voor verschillende sectoren. (...) De documenten die voorgesteld worden als officiële partijdocumenten moeten door een aantal kaders grondig bestudeerd en bekritiseerd worden. In de definitieve versie moet er rekening gehouden worden met die kritieken.
We moeten de marxistisch-leninistische kwaliteit van elk partijdocument garanderen.(...) We moeten verbieden dat er nog teksten gepubliceerd worden “die ongeveer af zijn”.

Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren
Al die bovenstaande TEGENSTRIJDIGHEDEN komen héél duidelijk aan bod in Hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk worden de besluiten, wordt het plan geformuleerd, hoe van de PVDA (en al haar leden en kaders) echt “de Partij van de revolutie” maken: “Vier assen om de Partij te rectificeren”. Er wordt slechts gesuggereerd dat die “vier assen”, één eengemaakt plan zijn en dat de “vier assen” bij elkaar horen. Maar in dit geval, zou het logisch zijn dat iedere “as” de uitvoering veronderstelt van de drie andere “assen”. Ofwel moet er logischerwijze één as de belangrijkste zijn die prioritair op de drie andere “assen”....
Welnu de “vier assen” zijn
  1. De verantwoordelijkheid van de kaders verhogen
  2. De politiek op de commandopost stellen
  3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken
  4. Het individualisme bekampen en de controle versterken
De inconsequentie begint al door “De politiek op de commandopost (dus het belangrijkste, of de “as” die de andere “3 assen” “commandeert”...?) stellen” ....op nummer 2 te zetten.
Zo ontstaat er ook BINNEN iedere “as” een tegenstelling tussen de politieke verantwoording voor de richtlijnen of de opdrachten vervat in die “as” én de concrete richtlijnen of concrete opdrachten zèlf, ook vervat in diezelfde “as”.
Zo wordt POLITIEK en IDEOLOGISCH de opdracht “De verantwoordelijkheid van de kaders verhogen” als volgt verantwoord:
Het is fundamenteel dat men een vastberaden klassepositie verwerft, dat men de weg van de socialistische revolutie verdedigt en het burgerlijk reformisme bekampt.
Lenin zegt: "Het proletariaat strijdt en zal verder blijven strijden om de vroegere macht te vernietigen. Heel zijn propaganda, zijn agitatie, zijn organisatie en zijn mobilisatiemachine zijn daarop gericht. Als het er niet in slaagt de macht volledig te vernietigen, zal het op zijn minst een gedeeltelijke vernietiging beogen, maar het zal dergelijke partiële actie nooit positief voorstellen om de steun van het volk te vragen. Men steunt effectief een daadwerkelijke strijd van hen die het maximum proberen te bereiken (en die in geval van mislukking het minimum bereiken). Maar men steunt geen opportunisten die al op.de doelstellingen afknibbelen, nog voor de strijd is begonnen.13
De revolutionaire klassenstrijd is de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van de strijd en drukken slechts mislukte pogingen uit om deze strijd te verzwakken, minder scherp te maken. (...) De eerste doctrine is materialistisch, de tweede idealistisch. De eerste is revolutionair, de tweede reformistisch. De eerste vormt de basis voor de tactiek van het proletariaat in de kapitalistische landen, de tweede voor de tactiek van de burgerij. (...) Uit de eerste visie volgt de revolutionaire, autonome tactiek van de voorhoedeklasse. In geen enkel geval kunnen we onze taken beperken tot steun aan de meest verspreide ordewoorden van de hervormingsgezinde burgerij. We voeren een onafhankelijke politiek en stellen slechts ordewoorden voor die hervormingen nastreven die onbetwistbaar de belangen van de revolutionaire strijd dienen en die onbetwistbaar de onafhankelijkheid, het bewustzijn en de strijdbaarheid van het proletariaat verhogen. Alleen deze tactiek laat ons toe de hervormingen te neutraliseren die van boven komen, zij zijn altijd dubbelzinnig, altijd schijnheilig en steeds vol valstrikken van burgerij en politie. (...) In de praktijk is het juist door deze revolutionaire, onafhankelijke, massale en verbeten klassenstrijd dat hervormingen worden afgedwongen. (...) Door onze ordewoorden te vermengen met deze van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken we de revolutionaire zaak, en bijgevolg ook die van de hervormingen, want we verminderen zo de onafhankelijkheid, de onverzettelijkheid en de kracht van de revolutionaire krachten.”14 (…)
Vanuit het standpunt van het proletariaat is de socialistische revolutie een objectieve noodzaak en duwt heel de historische evolutie in die richting.
Vanuit het standpunt van de burgerij is de socialistische revolutie een schadeljjke, zelfs misdadige utopie. (…)
Zijn taken op een laag niveau vastleggen betekent: aanvaarden dat de hoge taken van de revolutie niet worden gerealiseerd, zich op voorhand reeds instellen op de mislukking van de revolutionaire strijd en zich neerleggen bij het behoud van het kapitalisme. Wie de klassenstrijd met dergelijke ideologie "leidt", zal de arbeidersklasse altijd naar de capitulatie en de nederlaag leiden.
De opportunisten geloven niet dat de hoogste taken van de revolutie "realiseerbaar" zijn. Zij spreken erover voor de vorm, maar de revolutie is niet in hun concrete handelingen aanwezig. Volgens hen zal het niet mogelijk zijn de hoogste taken te verwezenlijken, men moet zich houden aan wat vandaag mogelijk is. En wat mogelijk is, is wat reeds gebeurt, hetgeen waarvoor de arbeiders nu vechten. De huidige strijd, de huidige beweging, het huidige werk is alles; het uiteindelijke doel, de socialistische revolutie, is niets, is niet te verwezenlijken, bepaalt noch orienteert het huidige werk.15
De voorhoederol (voorhoede van de arbeidersklasse organiseren), de mobilisatierol (de arbeidersklasse voor het grootste deel op het revolutionaire niveau van de voorhoede brengen en zo mobiliseren zich te organiseren voor de revolutie), hoe de klassenstriijd tot de “motor van de geschiedenis” maken, hoe de valstrikken van het reformisme vermijden, het wordt er allemaal verwoord.
Deze politieke en ideologische principes voor een revolutionaire voorhoedeorganisaties worden, in de UITWERKING van de maatregelen om “de verantwoordelijkheidszin van de kaders te verhogen” gewoon genegeerd en in feite tegengesproken met de bijvoorbeeld de “oproep” voor een principeloze uitbouw van een (VERKIEZINGS-)”eenheid van links” (en dat zonder maar één keer het woord VERKIEZING te gebruiken!). Dit met het propageren van revisionisme (onder de vorm van “strijd tegen dogmatisme en suivisme”). Zou deze tekst geschreven zijn door Peter Mertens?...en heb IK die ooit gestemd op het Vijfde Congres (waar ik inderdaad ook afgevaardigd was)??
Dogmatisme en suivisme verhinderen de kaders om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Het dogmatisme klampt zich vast aan de grote principes zonder een analyse te maken van de specifieke conjunctuur en dus van de manier waarop de marxistisch-leninistische ideeên “gerealiseerd” moeten worden. Suivisme doet voort met dezelfde routine, ook indien een nieuwe conjunctuur als gevolg heeft dat de massa's zich willen organiseren en actie voeren rond nieuwe thema's.16
Dit is in feite een warme oproep voor het ontwikkelen van populisme!
In 1988 hebben wij een correcte analyse gemaakt van de wereldwijde opkomst van de reformistische en revisionistische opvattingen. De trotskisten en revisionisten stonden voor een complete ineenstorting van hun politiek. Zij probeerden gebruikt te maken van de reformistische golf om te manoeuvreren en om te overleven, op kosten van de partij. Die hardnekkige vijanden van het communisme voerden propaganda voor “de eenheid van klein links” om de communistische partij te omsingelen, te ondermijnen en er sympathisanten weg te lokken. Het kwam erop aan weerstand te bieden tegen de verleiding te plooien voor het “eensgezinde” offensief van de kleinburgerij. Voor alles dienden we onze eigen marxistisch-leninistische standpunten te consolideren. Als wij op dat precieze ogenblik een eenheidsinitiatiefmet die anti-communisten aanvaard hadden, zouden de verwoede aanvallen van de trotskisten en de revisionisten, op het ogenblik van de gebeurtenissen van Tien An Men, een verwoestend effect hebben gehad in onze rangen. Het rechts opportunisme vormde toen het grootste gevaar in de partij.
Nochtans moesten we ook de reële eenheidswil van vele progressieven erkennen. We moesten die wil respecteren en het debat richten op het fundamenteel programma van een echte “eenheid van anti-kapitalistisch links”. Dat hebben wij gedaan met ons voorstel voor eenheid. Progressieven stonden open voor deze fundamentele discussie, zelfs al gingen zij niet akkoord met ons en al volgden zij eerder de opportunisten.
Maar een jaar later, op het ogenblik van Timisoara en de contrarevolutie in de USSR, konden zijn onze standvastigheid rond de principes beter waarderen en kwameen zij dichter bij ons. Het links opportunisme en het sectarisme zijn blind voor de eerlijke wil tot eenheid bij vele progressieven. Zij werkten niet actief met ons platform om nieuwe krachten te winnen.
Het kwam er dus in de eerste plaats op aan om de partij te versterken, maar er moest met de potentiële bondgenoten ook aan een front gewerkt worden.
In 1994 hebben wij niet begrepen dat de conjunctuur veranderd was en dat bewuste syndicalisten en arbeiders een alternatief zochten. Door suivisme en routinegeest hebben wij het initiatief overgelaten aan de trotskistische en revisionistische bankroetiers. Met hun demagogie over “verenigd links” hebben ze een aantal revolutionaire syndicalisten en arbeiders kunnen misleiden en hen voor de kar spannen van een project dat slechts neerkwam op een gecamoufleerde steun aan de sociaal-democratie. Het ontbrak ons aan een actieve geest van politieke strijd. Wij hadden een correct eenheidsplatform kunnen opstellen, vanuit een andere optiek dan in 1988, gericht op syndicalisten en arbeiders.17
Het lijkt mij dat het “kader” die deze tekst opstelde en voorstelde aan het congres zélf sterk onderhevig was in 1988 aan de “verleidingen van de kleinburgerij” waarbij het opgeven van de communistische en revolutionaire identiteit (en dus méér dan “het rechts opportunisme”) “het grootste gevaar” was. Hij pleitte dan ook om “een jaar later” wél de eigen communistische en revolutionaire identiteit op te geven en nu géén weerstand meer te bieden aan “de verleiding van de kleinburgerij” met hun “eenheid van (anti-kapitalistisch!?) links”. Want we moeten zien STEMMEN te winnen bij “syndicalisten en arbeiders” met een “correct (op VERKIEZINGEN gericht) eenheidsplatform”. Wellicht ging hij de “links opportunistische en sectaire kaders” de opdracht geven, tegemoet te komen aan de “echte eenheidswil van vele progressieven” door openlijk te verklaren: “Wij zijn géén stalinisten, wij zijn géén maoisten, wij veroordelen ook de misdaden van Stalin, wij zagen nooit een model in de Soviet-Unie en Ecuador is een evenwaardig model voor socialisme als Cuba....
Nu, “binnen de Partij van de Arbeid van België is er een grote eensgezindheid” over een “beslissende politieke vraagstuk” - hoe te richten op “bewuste syndicalisten en arbeiders die een antikapitalistisch alternatief zoeken” om de “trotskistische en revisionistische bankroutiers” wind uit de zeilen te nemen.
In het “definitieve document”, 'de Tijd staat aan onze Kant' lezen we – en wel nà de “ontaarding en de uiteindelijke val van de socialistische regimes in het Oostblok” :
Méér dan 100 jaar strijd voor het socialisme bevestigen de stelling van Marx dat de arbeidersklasse haar eigen, revolutionaire partij nodig heeft om de versterkte burcht van het kapitalisme in te nemen. De burgerij heeft haar hoofdkwartieren, de arbeidersklasse heeft ook een hoofdkwartier.
De ontaarding en de uiteindelijke val van de socialistische regimes in het Oostblok ondersteunt die stelling. “Er wordt momenteel intens gediskussieerd over de vraag wat nu het fundamentel probleem was, waarop de socialistische regimes in het Oosten schipbreuk leden. In de ogen van het imperialisme lag het kwaad bij de leidende rol van de leninistische partij, die een daadwerkelijke pluralistische democratie onmogelijk maakte: dat is de wortel van het 'totalitarisme'. Welnu , na de ineenstorting van de communistische partijen in Polen, Hongarije, de DDR hebben we overal een menigte partijen als giftige paddestoelen uit de grond zien rijzen ... allemaal betaald door het westers imperialisme en roerend akkoord om het totalitarisme van de vrije markt te verdedigen. Meerdere burgerlijke partijen oprichten, dat is niet het socialisme voorzien van verschillende partijen oprichten, dat is overstappen van het ene regime naar het andere, van het socialisme naar het kapitalisme. Het meerpartijenstelsel bracht helemaal geen socialistische democratie, het brengt zuivere kolonisatie door het westers imperialisme. Wij denken dan ook dat het fundamentele probleem voor elke socialistische maatschappij, het behoud is van de zuiverheid en de strijdbaarheid van de communistische partij.”18
De hoofdtaak in de strijd voor het socialisme, is de opbouw van een revolutionaire partij, die sterke banden heeft met de massa's en die trouw is aan het marxisme-leninisme. Zo'n partij organiseert de bewuste voorhoede van de massa's, organiseert arbeiders , bedienden en intellectuele werkers en heeft in haar rangen een groot aantal syndicalisten.
Strijdbare syndicalisten, actieve vakbondsmilitanten zullen in zo'n partij een visie én een organisatiekracht vinden die nooit door andere actiegroepen of vakbondskernen opgebracht kan worden. Zonder marxistische-leninistische partij kan een linkse syndicalist nooit de wetenschap van het marxisme verwerven en een organisatie uitbouwen die het hele proces van de klassenstrijd tot aan de revolutie kan leiden. Hoe sterker deideologische druk, hoe méér de noodzaak van een revolutionaire analyse, politieke lijn zich laat voelen. Om stand te houden in de klassenstrijd en tegen de reformistische capitulatie is een breed communistisch zicht op de geschiedenis, de klassen, de economische wetten en de revolutie onmisbaar.(.....)Verschillende linkse syndicalisten zijn de laatste jaren onder de ideologische druk bezweken. Ook al blijven zij strijdbaar, toch zijn verschillende onder hen met politieke capitulatieprogramma's opgetrokken.(...)Zonder een marxistisch-leninistische partij kan zelfs de meest strijdbare syndicalist nooit consequent het reformisme blijven bekampen en verslaan.19
De revisionistische uitschuiver in “As 1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders te verhogen” wordt politiek en ideologisch in “As 2. De politiek op de commandopost stellen” duidelijk weerlegt en bestreden:
De hele werking van een communistische partij moet geïnspireerd zijn door de plicht alle vormen van klassenstrijd te leiden, om ze verder te ontwikkelen tot de socialistische revolutie en de omverwerping van de dictatuur van de burgerij en tot de instelling van het socialisme, dankzij de dictatuur van het prolerariaat.
In Wat te doen? heeft Lenin duidelijk de verhouding bepaald tussen de spontane anti-kapitalistische strijd en de rol van de communistische partij.
“Hoe groter de spontane geestdrift van de massa's (...) hoe sneller de noodzaak zich voordoet van een hoge graad van bewustzijn in het theoretische, politieke en organisatorische werk van de sociaal-democratie”20 “Ofwel gaat men door de knieën voor de spontaniteit van de beweging, dat betekent dat men de rol van de sociaal-democratie herleidt tot de rol van een gewone dienaar van de bestaande arbeidersbeweging (...) ofwel aanvaardt men dat de massabeweging ons nieuwe theoretische politieke en organisatorische taken oplegt, die veel complexer zijn dan de taken waarmee men zich tot voor het verschijnene van de massabeweging tevreden kon stellen.”21
Talrijke Russische sociaal-democraten missen initiatief en energie, hun propaganda, agitatie en politieke organisatie reiken niet ver, zij hebben geen 'plannen' om het revolutionaire werk breder aan te pakken.”22 “Om in de ogen van de publieke opinie een politieke kracht te worden (...) moet men met taaie volharding werken om ons bewustzijn, onze zin voor initiatief en onze energie te verhogen.”23 (...)
In de strijd tegen het spontaneïsme legde Lenin vooral de nadruk op de cruciale rol van een strikte organisatie. Die organisatie is zowel nodig om al diegenen die een bijdrage willen leveren aan de strijd voor het socialisme te verenigen en te disciplineren, als om zich te beschermen tegen de vernietigende activiteiten van de vijand.
“De spontane strijd van het proletariaat zal pas een werkelijke 'klassenstrijd' van het proletariaat worden als ze geleid wordt door een sterke revolutionaire organisatie.”24
Wij hebben een tekort aan manschappen, omdat er geen leiders zijn, geen politieke cheffen, geen organisatorische talenten die tegelijk een breed, gecoördineerd en harmonisch werk aankunnen, zodat we alle krachten, zelfs de minst betekenenden, kunnen inschakelen.”25
“De strijd tegen de politieke politie vereist juist bijzondere eigenschappen, hij eist beroepsrevolutionairen.”26 “Voor de militanten van onze beweging is het enige ernstige principe op het vlak van de organisatie: strikte geheimhouding, de strengste keuze van de leden, opleiding van beroepsrevolutionairen.”27 (....)
In onze partij manifesteert het spontaneïsme zich ook op het politieke vlak onder de vorm van het rechts-opportunisme en van economistische en reformistische lijnen.
Het economisme is de politieke lijn die beweert dat de revolutionaire krachten en het revolutionaire bewustzijn zich voornamelijk ontwikkelen door het opdrijven en radicaliseren van de economische strijd. Dat is de lijn van he economisme, het ouvrierisme en het anarcho-syndicalisme. Die lijn verwaarloost onze essentIële communistische taken: een marxistisch-leninistische politiek en tactiek uitwerken, die onder de brede massa verspreiden, de invloeden van de sociaal-democratie bekampen en een sterke communistische partij, het essentiële wapen voor de revolutie, opbouwen.
Het reformisme is de politieke lijn die uitgaat van een eerlijke verontwaardiging over het onrecht en over de uitbuiting. Het stort zich in allerlei gevechten om iets te doen aan de kwalen van de burgerlijke maatschappij, zonder echter de fundamenten van die maatschappij zelf in vraag te stellen.(...)
Het spontaneïsme in de partij neemt dezelfde politieke lijn aan als de radicale reformisten in de linkervleugel van de sociaal-demokratie.(...)
Men moet durven ingaan tegen burgerlijke en reformistische ideeën bij de massa's. Men moet de strijdwil van de massa's beschermen, de massa-actie ontwikkelen en ervan profiteren om revolutionaire ideeën in de geesten van de mensen te verankeren.
De spontaneïtische lijn die zich binnen de partij manifesteert, is niet gericht op de voorbereiding van de revolutie, doorheen talrijke sociale en politieke gevechten. Zij is niet gericht op de omverwerping van de kapitalistische orde. Het spontaneïsme gaat niet uit van de overtuiging dat de kapitalistische en imperialistische orde onrechtvaardig, misdadig en barbaars is. Het gaat er niet van uit dat die orde moet vernietigd worden om de weg vrij te maken voor het socialisme. Het bereidt de toekomst niet voor. Het hecht geen belang aan de beslissende taken die we in de toekomst moeten opnemen opdat het socialisme zou overwinnen. Aangezien het spontaneïsme er niet op gebrand is om de socialistische revolutie te verwezenlijken, hecht het weinig belang aan de opbouw van het beslissende instrument voor die revolutie: de communistische partij. Tijdens activiteiten “vergeet” men de partij op te bouwen en de nieuwe contacten politieke en organisatorisch te consolideren.
Het spontaneïsme in de partij verwijst naar fundamentele vragen. Is men er werkelijk van overtuigd dat de overheersing van het kapitaal de fundamentele oorzaak van alle kwalen in de maarschappij? Is men er werkelijk van overtuigd dat alleen de socialistische revolutie de weg naar het socialisme kan vrijmaken? Is men er werkelijk van overtuigd dat alleen de communistische partij de strijd voor het socialisme kan leiden? Is men overtuigd van de noodzaak om de voorhoede in de partij te organiseren en van de noodzaak om de lijn van de partij onder de brede massa's te verspreiden? Heeft men een duidelijk zicht op de aard van de taken van een partij die het moet opnemen tegen een onverbiddelijke vijand, die de burgerlijke wetten, de modernste technologie en het ganse arsenaal van de burgerlijke media ter beschikking heeft; een vijand die tot alles bereid is om de overheersing van het grootkapitaal in stand te houden.28

In de voorgaande hoofdstukken was dan nog sprake van (een zekere mate van) een politieke en ideologische verantwoording van de daar ook geformuleerde maatregelen en organisatorische richtlijnen. In die poltieke en ideologische duiding werd dan nog iedere keer geprobeerd te bewijzen, dat het de bedoeling was om de eenheid te (her)bevestigen dat de PVDA een communistische en dus revolutionaire partij wilde zijn, hetgeen inhield dat de PVDA een POLITIEK eenheid had over de te volgen strategie vervat in haar programma. Die strategie hield in: de voorhoede van de arbeidersklasse (die de revolutionaire klasse was wier OBJECTIEVE belangen TEGEN het kapitalisme waren gericht) organiseren om zo van het grootste deel van de arbeidersklasse het bewustzijn doorheen de te voeren klassenstrijd te kunnen verhogen zodat zij zich zou organiseren om de revolutie door te voeren. Ideologisch moest alles erop gericht zijn om de leden van de PVDA te doen kiezen voor inplanting in de arbeiderklasse.
Hoewel in hoofdstuk 3 er wordt gesuggereerd dat “de 4 Assen om de partij te rectificeren” een geheel vormen en elkaar veronderstellen en gezamenlijk beantwoorden aan de politieke en ideologische doelstellingen staat bijvoorbeeld de “3e As - Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken”- volledig “los” van bijvoorbeeld “as 2 - De politiek op de commandopost stellen'. Er is in “as 3” geen sprake meer van de PVDA als voorhoede van de arbeidersklasse.
Hoewel het gaat over “de banden met de massa's versterken” en het eerste deel de titel heeft “de massalijn” is de rol van de massa's niet zoals die in hoofdstuk 1:
“De massa's maken de geschiedenis. Alleen de massa's kunnen op cruciale momenten in de geschiedenis een materiële kracht vormen die in staat is om de oude politieke structuren met geweld te vernietigen. De mobilisatie van de massa's voor de klassenstrijd moet centraal staan in de communistische activiteit.
Maar de massa-acties, hoe hard ze ook zijn, bereiden nooit automatisch de revolutie voor. Daar zijn twee voorwaarden voor nodig.
Tijdens de massa-acties moeten de werkers een politieke lijn assimileren die hen leert dat de burgerij de klassevijand is, dat men haar moet omverwerpen, dat men haar staatsapparaat moet breken en onteigenen. De communisten hebben de taak om de strijdende massa's de spontane ideeën te doen overstijgen en hen de socialistische ideologie bij te brengen.
De massastrijd moet dienen om de voorhoede en de massa's te organiseren. Buiten de organisatie kan er geen blijvende politieke en ideologische vooruitgang bestaan. Alleen de organisatie schept de mogelijkheid van een bepaalde strijd de springplank te maken voor een nieuwe,meer bewuste en meer vastberaden strijd.29
Hier In hoofdstuk 3 echter wordt er over de rol van de PVDA en de rol van de massas's wordt gezegd;
Een echte communistische partij bezit de vastberaden wil om de massa's en de massaorganisaties te winnen. Onze analyses, aanklachten, ordewoorden, eisen en initiatieven moeten er voor alles op gericht zijn om de massa's en de massaorganisaties voor de partij te winnen. Wanneer we onze lijn uitwerken, moeten we er vooral aandacht aan besteden om resultaten te behalen in de concrete agitatie, in onze praktijk, acties en organisatie. Mem moet zin hebben voor de klassenstrijd en zin voor praktijk.30
Het is dus de bedoeling dat “de massa's” (stemgerechtigden?..) gewonnen worden voor de PVDA (om op de PVDA te STEMMEN?...). “Resultaten halen” betekent het IMAGO (doormiddel van “de praktijk” van de kaders, de leden) van de partij zo aantrekkelijk maken opdat de massa's (stemgerechtigden) ervoor “gewonnen” worden.
Het kader (wellicht Boudewijn Deckers?) dat ooit deze tekst geschreven heeft om voor te leggen aan het congres heeft, gebruikmakend van een zeker opportunisme (in de vorm van een dogmatische en eclecticistische “interpretatie” van het marxisme toepassen) bij het gros van de leden zijn “analyse” geargumenteerd aan de hand van UITGEZOCHTE CITATEN van Stalin, Lenin en Mao. Aan de maniet waarop hij citaten totaal uit hun historische context heeft “geplukt” -zoals ik zo dadelijk zal laten zien – kan men ervan uitgaan dat dit kader niet een “zekere opportunistische afwijking” vertoont maar BEWUST revisionisme toepast, om de rest van de partij “mee te slepen” in burgerlijke richting. Het is door de bestaande afwijking in dogmatische en eclecticistische richting bij het gros van de afgevaardigden op het Vijfde Congres (waaronder ikzelf) dat men (“we”) dit revisionisme niet hebben kunnen detecteren.

3.1. De massalijn
Het bureaucratisme installeert zich stap voor stap onder de kaders, het doet de fundamentele stellingen over de massalijn vervagen.
In het besluit van De Geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki) zegt Stalin: “Tenslotte leert de geschiedenis van de partij,dat de partij van de arbeidersklasse, zonder uitgebreide verbindingen met de massa's, onder het vermogen om naar de stem van de massa's te luisteren en hun dringnde behoeften te begrijpen, zonder de bereidheid, niet alleen om de massa's te onderrichten,maar ook om van de massa's te leren, geen werkelijke massapartij kan zijn, die in staa is, de miljoenen van de arbeiderklasseen van alle werkers aan te voeren.
De partij is onoverwinnelijk, als zij het verstaat, zoals Lenin zegt 'te verbinden , dichter te komen tot, tot op zekere hoogte, zo gij wilt, samen te smelten met de meest omvangrijke massa van de werkers, in de eerst plaats de proletarische massa, maar ook met de niet-proletarische massa.'.
De partij gaat ten gronde als zij zich opsluit in haar enge partijschelp, als zij zich van de massa's losmaakt, als zij zich met een bureaucratisch floers bedekt.”31 32

Ten eerste wordt hier gesteld precies als het de eerste en de belangrijkste “fout” zou zijn bij de PVDA-kaders: “het bureaucratisme”. Wat is de concrete inhoud van dit bureaucratiscme, wat zijn de IDEOLOGISCHE oorzaken hiervan en in hoever staan ze in tegenstelling met de ideologische doelstellingen van een communistische en revolutionaire partij die de PVDA wil zijn? Maar ja, dan wordt de BAND tussen de “4 assen” aangetoond, met name die met de 2e as - “De politiek op de commandopost”.
...en dan de conclusie: “het bureaucratisme doet de fundamentele stellingen over de massalijn vervagen”.... Dit dient als “bruggetje” om te komen tot wat de auteur van de tekst (die hij voorlegde aan het congres) het belangrijkste (de enigste) kenmerk die van de PVDA een revolutionaire partij maakt: “de massalijn toepassen”. In functie van welke POLITIEKE lijn, met wat als fundamentele strategie, en bij welke organisatie-principes, en tegenover welke tegenstellingen?..... Dit WIL de auteur niet zeggen. Daarom zocht hij een citaat, en nog wel bij Stalin (om geen twijfel te laten bestaan over het “marxistisch-leninistisch authenticiteit van de “analyse” van de auteur) waaruit LIJKT of “de massalijn toepasssen” OOK door Stalin als meest belangrijkst (enigste) kenmerk van een “echt bolsjewistische partij” gezien en aanbevolen wordt. En Stalin citeert daar dan nog Lenin waarmee de suggestie gewekt wordt dat een communistische partij niet een VOORHOEDE-partij maar eerder een MASSA-partij moet zijn. (vergeet héél “Wat te doen” maar en “Eén stap voorwaarts, twee stappen achterwaarts” van Lenin....)..... en uiteindelijk is het niet een tekst van Stalin zélf, het is een officieel document van de Communistische partij (natuurlijk onder LEIDING van Stalin).
Let wel op: het citaat begint met “Tenslotte”.... Het toont aan dat het citaat het laatste deel is van een groter geheel!
En inderdaad, het citaat is het LAATSTE deel in het LAATSTE hoofdstuk (“Besluit”) van “De Geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (bolsjewiki)” Uit het geheel blijkt dat “de banden met de massa's” inderdaad van levensbelang zijn maar wel het bestaan van andere (voorgaande) kenmerken VERONDERSTELLEN.

What are the chief conclusions to be drawn from the historical path traversed by the Bolshevik Party? What does the history of the C.P.S.U.(B.) teach us?
1) The history of the Party teaches us, first of all, that the victory of the proletarian revolution, the victory of the dictatorship of the proletariat, is impossible without a revolutionary party of the proletariat, a party free from opportunism, irreconcilable towards compromisers and capitulators, and revolutionary in its attitude towards the bourgeoisie and its state power. (...)
The history of the Party teaches us that the ordinary Social-Democratic Party of the West-European type, brought up under conditions of civil peace, trailing in the wake of the opportunists, dreaming of “social reforms,” and dreading social revolution, cannot be such a party.
The history of the Party teaches us that only a party of the new type, a Marxist-Leninist party, a party of social revolution, a party capable of preparing the proletariat for decisive battles against the bourgeoisie and of organizing the victory of the proletarian revolution, can be such a party. The Bolshevik Party in the U.S.S.R. is such a party. (...)
It means that the parties of the Second International are unfit for the revolutionary struggle of the proletariat, that they are not militant parties of the proletariat, leading the workers to power, but election machines adapted for parliamentary elections and parliamentary struggle. This, in fact, explains why, in the days when the opportunists of the Second International were in the ascendancy, it was not the party but its parliamentary group that was the chief political organization of the proletariat. It is well known that the party at that time was really an appendage and subsidiary of the parliamentary group. It goes without saying that under such circumstances and with such a party at the helm there could be no question of preparing the proletariat for revolution. (...)
2) The history of the Party further teaches us that a party of the working class cannot perform the role of leader of its class, cannot perform the role of organizer and leader of the proletarian revolution, unless it has mastered the advanced theory of the working-class movement, the Marxist-Leninist theory. (...)
It may seem that all that is required for mastering the Marxist-Leninist theory is diligently to learn by heart isolated conclusions and propositions from the works of Marx, Engels and Lenin, learn to quote them at opportune times and rest at that, in the hope that the conclusions and propositions thus memorized will suit each and every situation and occasion. But such an approach to the Marxist-Leninist theory is altogether wrong. The Marxist-Leninist theory must not be regarded as a collection of dogmas, as a catechism, as a symbol of faith, and the Marxists themselves as pedants and dogmatists. The Marxist-Leninist theory is the science of the development of society, the science of the working-class movement, the science of the proletarian revolution, the science of the building of the Communist society.(...)
Mastering the Marxist-Leninist theory does not at all mean learning all its formulas and conclusions by heart and clinging to their every letter.
To master the Marxist-Leninist theory we must first of all learn to distinguish between its letter and substance. (....)
Opportunism does not always mean a direct denial of the Marxist theory or of any of its propositions and conclusions. Opportunism is sometimes expressed in the attempt to cling to certain of the propositions of Marxism that have already become antiquated and to convert them into a dogma, so as to retard the further development of Marxism, and, consequently, to retard the development of the revolutionary movement of the proletariat. (...)
3) The history of the Party further teaches us that unless the pettybourgeois parties which are active within the ranks of the working class and which push the backward sections of the working class into the arms of the bourgeoisie, thus splitting the unity of the working class, are smashed, the victory of the proletarian revolution is impossible. (....)
4) The history of the Party further teaches us that unless the Party of the working class wages an uncompromising struggle against the opportunists within its own ranks, unless it smashes the capitulators in its own midst, it cannot preserve unity and discipline within its ranks, it cannot perform its role of organizer and leader of the proletarian revolution, nor its role as the builder of the new, Socialist society.(...)
The Party is the leading detachment of the working class, its advanced fortress, its general staff. Sceptics, opportunists, capitulators and traitors cannot be tolerated on the directing staff of the working class. If, while it is carrying on a life and death fight against the bourgeoisie, there are capitulators and traitors on its own staff, within its own fortress, the working class will be caught between two fires, from the front and the rear. Clearly, such a struggle can only end in defeat.
The easiest way to capture a fortress is from within. To attain victory, the Party of the working class, its directing staff, its advanced fortress, must first be purged of capitulators, deserters, scabs and traitors. (....)
5) The history of the Party further teaches us that a party cannot perform its role as leader of the working class if, carried away by success, it begins to grow conceited, ceases to observe the defects in its work, and fears to acknowledge its mistakes and frankly and honestly to correct them in good time.
A party is invincible if it does not fear criticism and self-criticism, if it does not gloss over the mistakes and defects in its work, if it teaches and educates its cadres by drawing the lessons from the mistakes in Party work, and if it knows how to correct its mistakes in time.
A party perishes if it conceals its mistakes, if it glosses over sore problems, if it covers up its shortcomings by pretending that all is well, if it is intolerant of criticism and self-criticism, if it gives way to selfcomplacency and vainglory and if it rests on its laurels. (...)
6) Lastly, the history of the Party teaches us that unless it has wide connections with the masses, unless it constantly strengthens these connections, unless it knows how to hearken to the voice of the masses and understand their urgent needs, unless it is prepared not only to teach the masses, but to learn from the masses, a party of the working class cannot be a real mass party capable of leading the working class millions and all the labouring people.(....)
Such are the chief lessons to be drawn from the historical path traversed by the Bolshevik Party.33
In de HELE tekst “3.1. De massalijn” de “politieke en ideologische” verantwoording van de richtlijnen, maatregelen, managementechnieken en “kaderopleidingen” in het stuk over de “4e as” 'het bureaucratisme bestrijden,de banden met de massa's versterken' wordt de zelfde revisionistische tactiek gebruikt, het poneren van stellingen die dan “bewezen” worden door uit hun context gehaalde citaten van Stalin en Mao om zo de authentieke revolutionaire en communistische ideologie van de auteur aan te tonen.... die in feite een BURGERLIJK element is.
Hij maakt gebruik van een “dogmatisme” en een “eclecticisme” waaraan veel partij-militanten leiden, ook degenen die een echt proletarische klassepositie innemen en het communistisch karakter van de PVDA willen behouden en beschermen. Ikzelf heb mij ook van deze neiging tot dogmatisme moeten bevrijden.
Dit heeft ertoe geleid dat het geheel van gestemde documenten van het Vijfde Congres twee politiek en ideologisch tegenover elkaar staande lijnen bevat. Hetgeen, zoals ik later zal aantonen, aan de ene kant revisionisten de kans hebben geboden zich verder te ontwikkelen en hetgeen aan de andere kant “de revolutionairen” heeft misleidt en in verwarring gebracht en uiteindelijk IN de partij tot zwijgen gebracht (ofwel buitengesloten).

Het vertrouwen van de massa's winnen, de massa's organiseren rond de partij, dat zijn de essentiële taken voor de voorbereiding van de socialistische revolutie.. We kunnen de revolutie niet alleen maken met de partij en de “zuivere politiek.” De partij heeft nood aan transmissieriemen, zij moet inspanningen doen om de massa van werkers te beïnvloeden die nog niet het zelfde hoog bewustzijn of organisatiegraad hebben als de voorhoede. We moeten leren om organisatievormen te leiden die niet “zuiver” zijn.
De communistische militanten moeten overal aanwezig zijn waar de massa's strijd voeren en politieke actie ondernemen.
We moeten de massa's mobiliseren, hun zin voor initiatief en creativiteit stimuleren rond die punten die interessant zijn voor de partij. We moeten de juiste ideeën concentreren, hun concrete belangen vertolken, maar ook op gepaste en bevattelijke wijze onze essentiële revolutionaire ideeën binnenbrengen. Bolsjewieken zijn de mensen van de massa … (...)
Om een juiste politieke lijn en tactiek uit te werken, is het noodzakelijk om enquêtes te doen over de impact van het werk van de partij en over opvattingen van de massa's. (...)
Er moeten systematisch en permanent enquêtes gedaan worden om op tijd de veranderingen in de publieke opinie, in de houding van de massa's te ontdekken. Die veranderingen bepalen te te volgen tactiek, de actievormen die wij zullen voorstellen. De enquêtes laten ons toe het opportunisme te ontmaskeren, dat achterloopt op de strijdwil van de massa's, en het avonturisme en de overhaasting, die de massa's willen forceren. De partij mag geen voorstellen of initiatieven lanceren vooraleer er enquêtes gedaan werden. (...)
Een bilan maken betekent: de juiste ideeën concentreren, de beste ervaringen van de massa's concentreren. (...)Het bilan is een toepassing van de massalijn: centralisatie, kritische studie en beoordeling van de ervaring.
Het werk voor het bilan begint vanaf het moment dat een actie gestart wordt. Als men tussendoor geen beoordeling maakt, dan is het onmogelijk om een nuttig bilan te maken. Voor elke belangrijke activiteit moeten we een kort bilan maken over de essentie, met de bedoeling om effectieve veranderingen te realiseren.
Dat voorontwerp van een mobiliserend bilan laat toe om de verschillende ideeën en voorstellen te verzamelen en het definitieve bilan uit te diepen.

Hier wordt (bewust?) een andere betekenis gegeven aan het begrip “enquête” dan wat het oorspronkelijk had in de partij. Toen ik nog in een arbeiderscel zal, had het begrip “enquete” echt de betekenis van “onderzoek”. Een arbeiderscel werkte “rond” een bepaald groot bedrijf. Daar werkten vaak dan partij-militanten/celleden die meestal niet openlijk gekend waren als communist. Vaak was er een wekelijkse propaganda-ploeg aan dat bedrijf, waaronder er ook celleden waren. Voor de werking van de cel, voor de inhoud van de propaganda (een bedrijfsartikel bv of een pamflet), voor de (mogelijke) recrutering van nieuwe kandidaat-leden gingen celleden op bezoek bij werkers (al dan niet syndicalist) van het bedrijf om een héél gesprek te hebben. De keuze van die werker was op basis van info van het “clandestien” partijlid-werker samengelegd met de info van de discussies die de propaganda-ploeg aan de poort had, dus prioritair de als meest klasse-bewuste werker en/of syndicalist. Van zo'n “bezoek” maakte dat cellid een verslag en bracht dat op de celvergadering. Op basis van zo'n bezoeken werd de werking rond het bedrijf verbeterd, een artikel of pamflet gemaakt, evt nieuwe kandidaat-leden gerecruteerd, enz....
Dus zo'n cellid ging op “enquête...
Hier echter wordt “enquête” gebruikt in de zin van massaal opinie-onderzoek bij een zo groot mogelijk aantal mensen van willekeurig “bewustzijns niveau” om te kijken welke “voorstellen” of “initiatieven” het best zullen “aanslaan” bij de “massa's” en de partij een zo goed mogelijk IMAGO bezorgen.
En dat laatste stuk over “het” belang van “het” bilan is zo neutraal en algemeen dat het eerder “bureaucratisme” BEVORDERD dan bestrijdt! En wat is “een belangrijke activiteit”? En over de “toets” van het bilan (dus in functie van waarvan dat “bilan” wordt gemaakt) van die “belangrijke” activiteit: dat kan toch niets anders zijn dan het fundamenteel programma eventueel geconcretiseerd door een analyse van de algemene concrete actuele politieke situatie en aangevuld door cel-verslagen (democratisch centralisme....)? Het is op basis DAARVAN dat “een belangrijke activiteit” wordt gepland (of afgedwongen juist DOOR de concrete situatie).

Om de revolutie te maken, moeten de massa's geschoold worden in de partijlijn.
Hoe kunnen de communisten de massa's opvoeden?
Mao heeft gezegd: “Elke communist die in een massabeweging werkt, behoort een vriend van de massa's te zijn en niet de baas over hen te spelen, hij moet een onvermoeibare leraar zijn en geen bureaucratisch politicus.”34
Mao heeft ook gezegd: “Al het werk dat voor de massa's wordt gedaan, moet uitgaan van hun behoeften en niet, hoe goedbedoeld ook, van het verlangen van een individu. Het gebeurt vaak dat de massa's objectiefeen zekere verandering nodig hebben, maar dat ze zich subjectief nog niet van de behoefte bewust zijn en niet bereid of besloten zijn de verandering door te voeren. In zulke gevallen moeten we geduldig wachten. We moeten de verandering niet doorvoeren voor het grootste deel van de massa's zich door ons werk van de behoefte bewust is geworden en bereid en besloten is deze uit te voereen. Anders zullen we ons van de massa's isoleren.”35
De leraar moet uitgaan van de punten die zijn leerlingen begrijpen om ze tot nieuwe kennis te brengen. De partij moet niet uitgaan van “de juiste lijn” en die dan over de massa's uitstormen, zonder zich de vraag stellen of xij wel kunnen volgen. Het gebeurt vaak dat wij een “juist standpunt” verkondigen, maar dat het de massa's tot wie wij ons richten, doet afhaken. Telkens als wij ons tot de massa's richten (scholieren, derdewereldactivisten, studenten, syndikalisten) moeten wij ons eerst rekenschap geven van hun niveau en hun vragen, en hen dan enkele politieke stappen vooruit doen zetten. Wij moeten inspanningen doen om juiste ordewoorden te formuleren, maar we moeten onze voorstellen ook confronteren met het standpunt van de voorhoede. Formuleringen die onbegrijpelijk zijn voor de voorhoede, zullen ook niet door de massa begrepen worden.
“Van de massa's, naar de massa's” is niet hetzelfde als “uitgaan van het marxisme-leninisme om terug te keren naar het marxisme-leninisme”. Natuurlijk moeten wij het marxisme-leninisme goed kennen. Maar het marxisme-leninisme is een wapen om de realiteit te kennen en te veranderen.
“De emmer opnemen waar hij staat”, zich op het niveau van de massa's plaatsen, betekent dat we ons in onze discussies niet mogen beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om onze politieke lijn te doen aanvaarden. We moeten ons leren “aanpassen” aan de massa's, deelnemen aan hun activiteiten en elementen van de politieke lijn bij hen binnenbrengen op momenten dat zij die kunnen begrijpen en er kunnen achterstaan.
Als we niet voldoende met de mensen spreken, en als we hun strijd niet delen, zelfs op secundaire punten, dan zullen we hen nooit kunnen winnen voor de belangrijke doelstellingen. (....)
Met het huidige niveau van de massa's is het onmogelijk om ons te doen erkennen als “hun”partij, als we hun concrete problemen en hun dagelijkse noden niet ernstig aanpakken. Wij moeten de beste verdedigers zijn van die belangen, maar we moeten er ook beter in slagen om die belangen te verbinden met de grote lijnen van ons nationaal en internationaal programma.
De partij moet zich profileren en haar revolutionaire eigenheid aan de brede massa's doen begrijpen doorheen campagnes voor de verdediging van hun belangen, door de strijd rond sociaal-economische thema's die de mensen beroeren. De partij moet haar invloed uitbreiden door agitatie, door campagne te voeren en eventueel kleine, maar tastbare resultaten en overwinningen te behalen.
Door actie en agitatie moet de partij zich doen erkennen als de enige partij die werkelijk de belangen en waarden verdedigt waar de massa`s het meest aan gehecht zijn: een waardige en menselijke job, gratis geneeskunde, democratische sociale verkiezingen, bescherming van delegees, een alternatief om de rijken de crisis te doen betalen, enz.
Zich niet bekommeren om “het zout en de olie”, zoals Mao het zegde, is gauchisme en misprijzen voor de massa's. Iemand die zich bekommert voor de echte problemen die de massa's bezighouden, mag niet als een economist of een humanist afgeschilderd worden. Het komt er vooral op aan op welke manier men die problemen aanpakt. Gebruikt men ze om een reformistische en humanitaire ideologie te verspreiden of om de massa's op te voeden in een revolutionaire geest en lijn? …
Een echte communistische partij bezit de vastberaden wil om de massa's en de massaorganisaties te winnen. Onze analyses, aanklachten, ordewoorden, eisen en initiatieven moeten er voor alles op gericht zijn om de massa's en de massaorganisaties voor de partij te winnen. Wanneer we onze lijn uitwerken, moeten we er vooral aandacht aan besteden om resultaten te behalen in de concrete agitatie, in onze praktijk, acties en organisatie. Mem moet zin hebben voor de klassenstrijd en zin voor praktijk.

De citaten van Mao Zedong komen uit analyses van het werk en optreden van openlijke communisten in reeds aan de gang zijnde (gewapende) opstanden (zie in de voetnoten!). Die citaten wordt gekoppeld aan “richtlijnen” voor het optreden van partijleden in “massabewegingen” dus in betogingen, ofwel in massa-progaganda-acties in bijvoorbeeld VERKIEZINGS-campagnes. Voor het “dagdagelijkse” optreden van de in basiscelleden (al dan niet openlijk) in de uitbouw van de partij als (erkende) voorhoede-organisatie in de arbeidersklasse, doorheen de “dagdagelijkse” klassenstrijd die soms massaal, soms meer bedekt, soms alleen binnen een afdeling of binnen een fabriek, soms de fabriekgrenzen overschrijdend, het dagelijkse fabriekswerk “begeleidt”, zijn dit te vage, te algemene en daarom dogmatische “richtlijnen”.
In feite leiden deze “richtlijnen” (in deze “3e as”), zoals ik verder zal bewijzen, naar de omvorming van een communistische revolutionair partij naar een sociaal-democratische partij, afgestemd om zoveel mogelijk STEMMEN te winnen in VERKIEZINGEN op basis van een zo “populair” (populistisch?) mogelijk VERKIEZINGS-programma.
Er is (héél formeel) sprake van “revolutie”, maar in een verre verre toekomst..... INTUSSEN moeten wij “de massa's” winnen voor ons IMAGO, we moeten ons POPULAIR maken, we moeten zeker niet “te overhaast” werken, kijken of we één of meerdere punten (van HERVORMING?) kunnen overbrengen.

De partij moet de wil hebben om in alle belangrijke bewegingen tussen te komen en ze te leiden. Het rechts opportunisme en het sectarisme leggen er zich bij neer dat de partij altijd gemarginaliseerd wordt door de burgerij. Zij voeren geen strijd om de leiding over de massabewegingen te krijgen.
Wij zijn een politieke partij die erop gericht is de massa's aan te voeren en die hiertoe de voorhoede organiseert.
De partij moet initiatieven nemen, mobiliserende actievormen uitwerken en voorstellen, op een politieke manier mobiliseren, dit wil zeggen op een aangepaste manier de reformistische opvattingen te bekritiseren.
Om de massabewegingen te winnen en te leiden, moet men vertrouwen hebben in diegenen die ze leiden. Men moet een onderscheid maken tussen de linkervleugel, het centrum en de rechtervleugel. Men moet met iedereen goede contacten onderhouden, de linkervleugel winnen en opvoeden, het centrum doen vooruitgaan en de rechtervleugel neutraliseren.
De partijleden moeten leren de massa's te leiden, te vechten om aan het hoofd te staan van massabewegingen, de practische en politieke leiders te zijn die door de massa's worden erkend. Wij zijn geen secte die de Waarheid in pacht heeft, een Waarheid die ontoegankelijk is voor de gewone sterveling.
De partij leiden en de massabewegingen leiden zijn twee verschillende zaken.
Bepaalde kameraden, die het geheel van ons programma en onze visie kennen, moeten de ideeën en voorstellen verdedigen waarin de massa`s zich kunnen herkennen. Het feit dat deze kameraden bij de partij zijn, kan openlijk bekend of niet bekend zijn, de essentie is dat zij standpunten verdedigen die de grote meerderheid kunnen verenigen…. (...)
Wij moeten kameraden vormen die in staat zijn te vechten voor verantwoordelijke posities in massaorganisaties van arbeiders, grote vredesbewegingen, derde wereldbewegingen of anti-racistische bewegingen.
De partij moet op het niveau van de massabewegingen radicaal democratische initiatieven voorstellen, die de geest van de mensen voorbereiden op revolutionaire standpunten. Tegelijkertijd moeten de kameraden die het frontwerk doen, equêteren om de beste elementen te vinden en ze in contact brengen met de partij (via publicaties, bezoeken, uitnodigingen)
Volgens een ééngemaakt plan zullen andere kameraden het openlijke partijwerk verrichten en de nodige politieke en ideologische strijd voeren om de toekomstige evolutie van de massabewegingen voor te bereiden, Anders vervallen wij in economiscme en spontaneïsme, en zullen de massa`s die ons op bepaalde punten volgen, zich door de reformistische of fascistische ideologie laten vangen…..
De communisten moeten de meest dringende noden en problemen van de massa`s kennen , die stevig in handen nemen om de massa`s te organiseren en massa-organisaties oprichten.36

Hier worden richtlijnen gegeven om ofwel “massabewegingen” zoveel mogelijk te recupereren waardoor het IMAGO van de partij wordt gepopulariseerd. Trouwens er wordt gedaan of “de massa's” een HOMOGENE massa (met een “gemiddeld” politiek niveau waarop men zich dan moet richten?) Het voorhoede-aspect wordt verengd tot “leiding” of “het leveren van leiders”, waarbij de partij eigenlijk “boven” de “massa's” staat, maar er geen echt deel van uitmaakt.
Het leninistische principe van “de communistische partij als georganiseerde voorhoede van de arbeidersklasse” is dialectisch: de voorhoede VAN de arbeidersklasse betekent TEGELIJKERTIJD integraal DEEL uitmaken van de arbeidersklasse. (communisten – VOORHOEDE -, die als arbeider werken – en dus DEEL uit maken van de arbeidersklasse)

Aangezien in de “4e as”, 'Het individualisme bekampen en de controle versterken' dezelfde revisionistische methode wordt gehanteerd als in de “3e as, ga ik hier niet dieper op in.

1Uit “Inleiding, 1. Nieuwe taken” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
2Uit “Inleiding, “4. Politieke eenheid” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
3Uit “Inleiding, 5. Belangrijke problemen blijven op te lossen” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
4Uit “Inleiding, 6. Lessen uit de revisionistische ontaarding” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
5Uit “Hoofdstuk 1, De organisatie van een partij van het bolsjewistische type”in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
6Uit “Inleiding, 7. Voorkomen dat het revisionisme de kop opsteekt” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
7Uit “Inleiding, 8. Ernstige crississen zijn mogelijkheden” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
8 Lenin, Encore à propos du Ministére de la douma, in Oeuvres Deel 11, Editions sociales Paris, Editions du Progrès Moskou 1966, p.67-68.
9 Lenin, L'esprit petit-bourgeois dans les milieux révolutionaires, in Oeuvres Deel II, Editions sociales Parijs, Editions du Progrés Moskou, 1966, p. 254.
10Uit “Hoofdstuk 1. De organisatie van een partij van het bolsjevistische type, 4. Zich engageren in de praktijk en in de revolutionaire klassenstrijd“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
11Uit “Hoofdstuk 1. De organisatie van een partij van het bolsjevistische type, 5. De omvorming van de wereldopvatting“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
12Uit “Hoofdstuk 2. Principes van het management en de organisatie van de partij, 5. De omvorming van de wereldopvatting“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
13Lenin, Combat pour le pouvoir en “combat” pour une aumône, (14 juni 1906), in Oeuvres Deel II, Editions sociale Parijs, Editions du Progrés Moskou, 1966, p.24-15.
14Lenin, Encore à propos du ministère issu de la Douma, (28 juni 1906), in Oeuvres Deel II, Op.cit, p.67-88.
15Uit “Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren, 1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
16Uit “Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren, 1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
17Uit “Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren, 1. De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
18Ludo Martens, 1 mei-toespraak 1990, Solidair nr. 19/1990.
19Uit Hoofdstuk 5, Wat doen revolutionairen in de vakbond?, in “De Tijd staat aan onze Kant”, EPO 1990.
20Lenin, Que faire?, in Oeuvres Deel 6, Editions sociale Parijs en Editions du Progrès Moskou, 1965, p. 404. Zie Lenin Wat te doen?, Uitg.Pegasus, Amsterdam, 1977, p.64.
21Ibidem, p. 397 en Ibidem p. 57.
22Ibdidem, p.401 en Ibidem p. 61.
23Ibidem, p. 442 en Ibidem p.105.
24Ibidem, p.487 en ibidem, p. 157.
25Ibidem, p. 480 en Ibidem, p. 148.
26Ibidem, p. 461 en Ibidem, p. 126.
27Ibidem, p. 492 en Ibidem, p. 164.
28Uit “Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren, 2. De politiek op de commandopost stellen“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
29Uit “Hoofdstuk 1. De organisatie van een partij van het bolsjevistische type, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
30Uit “Hoofdstuk 3. 3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken”, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
31Stalin, Geschiedenis van de Communistische partij der Sovjetunie (bolsjewiki), fascimili Het Progressieve Boek, uitgave van 1938, p 476-477.
32Uit “Hoofdstuk 3. 3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken”, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
33"Conclusion" of "HISTORY OF THE COMMUNIST PARTY OF THE SOVIET UNION(Bolsheviks)", EDITED BY A C OMMISSION OF THE CE NTRAL COMMITTEE OF THE C. P. S. U. (B.) AUTHORIZED BY THE CENTRAL COMMITTEE OF THE C. P. S. U. (B.). ICopyright, I 9 3 9, by INTERNATIONAL PUBLISHERS CO., INC.. From Marx to Mao ML © Digital Reprints 2006
34Citaten van Vorster Mao Tsetoeng.(het rode boekje), Uitgeverij Vereniging België -China, 1971, p.283. But IN FACT coming out of: «"The Role of the Chinese Communist Party in the National War" (October 1938), Selected Works, Vol. II, p. 198.
35Ibidem, p. 132-133. But IN FACT coming out of:"The United Front in Cultural Work" (October 50, 1944), Selected Works, Vol. III, pp. 236-37.*

36Uit “Hoofdstuk 3. Vier assen om de Partij te rectificeren, 3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken“, in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten