13-04-2015

Eerste 'rectificatie' in oorspronkelijke lijn van 5e congres - eenheid rond communistische identiteit – was door Kris Hertogen


Op basis van de geamendeerde en gestemde teksten van het 5de PVDA-congres in 1995 is het boek “de Partij van de revolutie” samengesteld, waarin gesteld werd: De beestachtigheid van dit imperialistisch systeem kent geen limieten. Alleen de volksopstand en de socialistische revolutie kunnen een einde maken aan dit barbaarse systeem. In die revolutie speelt de communistische partij als subjectieve factor, met haar politieke lijn en haar organisatie-vermogen, de voornaamste rol.1 Het vijfde congres diende uit te maken in hoeverre de politieke lijn (en de eenheid hierrond!) en het organisatie-vermogen van de Partij van de Arbeid van België maakte dat zij zo'n communistische partij kon zijn. Het congres bracht een aantal zaken aan het licht die moesten worden gerectificeerd en verbeterd. Daar het boek “de Partij van de revolutie” opgesteld is aan de hand van de gestemde congresdocumenten, is het boek zélf ook onderhevig aan bepaalde nog op het congres vastgestelde gebreken (en die dan NA het congres zeker moesten worden aangepakt) De kaders, die de teksten als voorstellen hebben ingediend, zoals ook de congresdeelnemers, die deze teksten hebben geamendeerd en gestemd, waren OP het congres zelf ook nog onderhevig aan die politieke en ideologische fouten, waarvan besloten was om die onmiddellijk na het congres ze te gaan recticeren. (OPM. ik zelf was toen ook congres-afgevaardigde....)
Zo wordt in de Inleiding van “Partij van de revolutie” gesteld dat er een grote politieke eenheid is in de PVDA. OP het congres zélf wordt dan toch opgemerkt dat het met die eenheid rond (en de assimilatie van) de politieke lijn toch niet zo goed was! En zo wordt in het boek “de Partij van de revolutie” steeds de noodzaak van een politieke eenheid beklemtoond en TEGELIJKERTIJD (maar dan wat verderop) iedere keer weer veronderstelt dat die politieke eenheid er is en dat het geweten is en dat vaststaat wat die INHOUD is van die “politieke lijn waarrond men het zo roerend eens is”.
De conclusie is, NADAT werd beklemtoond dat er een probleem was met de EENHEID rond, en de ASSIMILATIE van de POLITIEKE lijn: Ook al heeft de onze partij nog talrijke politieke zwakheden, ons belangrijkste probleem vandaag is de organisatorische achterstand.2
De INZET van Vde congres is: «collectieve formulering van de strategie (politieke lijn) en bepaling van de commmunistische identiteit, en het bereiken dat de bewuste keuze wordt gemaakt (omvorming van wereldopvatting of ideologie) van ieder lid (vrijwillig lid geworden) voor plicht (als lid van de communistische partij) van assimilatie van die politieke lijn.» Maar OP het congres zélf reeds, wordt deze inzet reeds subtiel «bestreden» door de te bepalen dat er een politieke «eenheid» wordt verondersteld waardoor de ORGANISATIE-principes het belangrijkste probleem wordt.
In Hoofdstuk 3. wordt het plan geformuleerd, hoe van de PVDA (en al haar leden en kaders) echt “de Partij van de revolutie” maken: “Vier assen om de Partij te rectificeren”. Er wordt slechts gesuggereerd dat die “vier assen”, één eengemaakt plan zijn en dat de “vier assen” bij elkaar horen.
In de voorgaande hoofdstukken was dan nog sprake van (een zekere mate van) een politieke en ideologische verantwoording van de daar ook geformuleerde maatregelen en organisatorische richtlijnen. In die politieke en ideologische duiding werd dan nog iedere keer geprobeerd te bewijzen, dat het de bedoeling was om de eenheid te (her)bevestigen dat de PVDA een communistische en dus revolutionaire partij wilde zijn, hetgeen inhield dat de PVDA een POLITIEK eenheid had over de te volgen strategie vervat in haar programma. Die strategie hield in: de voorhoede van de arbeidersklasse (die de revolutionaire klasse was wier OBJECTIEVE belangen TEGEN het kapitalisme waren gericht) organiseren om zo van het grootste deel van de arbeidersklasse het bewustzijn doorheen de te voeren klassenstrijd te kunnen verhogen zodat zij zich zou organiseren om de revolutie door te voeren. Ideologisch moest alles erop gericht zijn om de leden van de PVDA te doen kiezen voor inplanting in de arbeiderklasse.
Het leninistische principe van “de communistische partij als georganiseerde voorhoede van de arbeidersklasse” is dialectisch: de voorhoede VAN de arbeidersklasse betekent TEGELIJKERTIJD integraal DEEL uitmaken van de arbeidersklasse. (communisten – VOORHOEDE -, die als arbeider werken – en dus DEEL uit maken van de arbeidersklasse)
Hoewel in hoofdstuk 3 er wordt gesuggereerd dat “de 4 Assen om de partij te rectificeren” een geheel vormen en elkaar veronderstellen en gezamenlijk beantwoorden aan de politieke en ideologische doelstellingen staat bijvoorbeeld de “3e As - Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken”- volledig “los” van bijvoorbeeld “as 2 - De politiek op de commandopost stellen'. Er is in “as 3” geen sprake meer van de PVDA als voorhoede van de arbeidersklasse.
Er is (héél formeel) sprake van “revolutie”, maar in een verre verre toekomst..... 'INTUSSEN moeten wij “de massa's” winnen voor ons IMAGO, we moeten ons POPULAIR maken, we moeten zeker niet “te overhaast” werken, kijken of we één of meerdere punten (van HERVORMING?) kunnen overbrengen'.

De eerste “rectificaties” nog wel in overeenstemming met de OORSPRONKELIJKE doelstellingen van 5e congres

In Marxistische Studies nr 26 verscheen “Een concreet bilan over de werking van de PVDA in de strijd tegen het globaal plan van 1993” Dit was een rapport opgesteld door Kris Hertogen die toen Nationaal kader was voor de werking in de bedrijven en de vakbonden.
“De essentie van de kritiek luidt: de directe problemen van de klassenstrijd hebben het politieke werk verdrongen. Het interne en het externe werk (voornamelijk de discussies met delegees) is eenzijdig overheerst door de tactische problemen om de staking los te trekken ("doorbreken") omdat er een economistische opvatting is over de taken van de partij in de klassenstrijd. Dit heeft als gevolg dat de interne versterking van de partij, de politieke verovering van de massa's en de strategische inplanting in de vakbonden niet centraal staan in het leidinggeven. (...) Het hoofdpunt in de beweging tegen het globaal plan was spontaneïsme en economisme.(....)
Het is een periode die objectief gunstig is voor het communisme. Tegen de verrotting van het systeem kan alleen een ander systeem een oplossing bieden. We moeten ons als communist profileren en op het niveau van de massa durven uitkomen voor het socialisme als alternatief. (...)
De bestaansreden van de partij is de massa's te winnen voor de revolutie. Het is doorheen de deelname aan de klassenstrijd dat de partij zich versterkt, aan invloed wint. De partij kan geen voorhoederol opnemen indien ze die niet waar maakt doorheen de strijd van de massa's. (...)
De partij zal nooit de leiding kunnen nemen van de revolutie indien ze niet vecht om als leidende kracht op te treden in de strijd van de massa's. (....)
Maar zich bekommeren om het verloop van de klassenstrijd betekent niet dat de partijactiviteit erdoor mag gedomineerd worden. (....)
Doorheen de meningsverschillen over de praktische klassenstrijd proberen we duidelijk te maken dat er fundamentele maatschappij-opvattingen botsen. Men moet dus permanent een analyse maken van de strategie en de tactiek van de burgerij (regering, patronaat, partijen) en een analyse van de vakbond (de punten van akkoord of tegenstelling). De partij bepaalt een autonome lijn, die de belangen van de massa's (en niet de standpunten van de vakbondsleiders) als vertrekpunt neemt en een alternatief uitwerkt tegenover de plannen van de burgerij. De enige kracht die dit programma kan afdwingen zijn de massa's, terwijl de vakbondsleiding erop rekent om enkele kleine toegevingen te bekomen op het programma van de burgerij. (....)
De bestaansreden van de partij is de massa's winnen voor de revolutie. De fundamentele vraag, die men moet stellen doorheen de verschillende fazen en etappes van de klassenstrijd, luidt: doen we de zaak van het communisme vooruitgaan of niet. (...)
Er kan geen breuk gemaakt worden tussen deze strategische opdracht, het werken aan de revolutie en de taken in de klassenstrijd. (....)
Elke communist heeft één taak: de revolutie doen vooruitgaan. Het ABC van het marxisme leert dat dit bewustzijn niet "spontaan" opduikt in de klassenstrijd. Lenin:
"De sociaal-democratie staat niet gewoon in dienst van de arbeidersbeweging: zij is 'de samensmelting van het socialisme en de arbeidersbeweging', haar taak is om in de spontane arbeidersbeweging de duidelijk gedefinieerde socialistische idealen binnen te brengen, ze te verbinden met de socialistische overtuiging die op het niveau van de moderne wetenschap moet staan, ze verbinden met een systematische politieke strijd voor democratie als middel om het socialisme te verwezenlijken. Met andere woorden, deze spontane beweging te laten samensmelten met de activiteit van de revolutionaire partij tot een onlosmakelijk geheel." (Oeuvres, Deel 4, Notre tâche immédiate, p.223) (...)
Communisten putten hun optimisme uit het wetenschappelijk inzicht dat het kapitalisme historisch veroordeeld is en dat de massa's door het failliet van het kapitalisme gedreven worden in de richting van de revolutie. De voorwaarden waarin de algemene staking losbreekt kunnen niet geforceerd worden, ook niet door de grootste partijinzet. Als de algemene staking niet vandaag uitbreekt dan breekt ze wellicht morgen uit. Dit inzicht is belangrijk om een houding van "nu of nooit" te vermijden.
Het historisch materialisme toepassen betekent ook erkennen dat de staking niet de hoogste vorm is van de klassenstrijd. Het kan een belangrijke episode zijn maar het is hoe dan ook maar een episode in de voorbereiding van de revolutionaire opstand. Dit besef bepaalt ook hoe we onze taken stellen in een stakingsbeweging. Wat ons in de eerste plaats interesseert is de vooruitgang van het klassenbewustzijn en de vooruitgang van de partij. (....)
Een revolutionaire partij probeert, vertrekkend van de ervaringen van de massa's, fundamentele inzichten bij te brengen over kapitalisme, staat, revolutie en socialisme. Precies omdat de massa's veel vatbaarder zijn voor politiek, moeten onze inspanningen erop gericht zijn zo kwalitatief mogelijke vooruitgang af te dwingen en moeten we de stappentheorie bekampen (eerst goed werken in de economische strijd, daarna politiek). Vertrekkend van de concrete ervaringen van de massa's moeten we onze fundamentele inzichten in het kapitalisme binnenbrengen.
De weerstanden om 'aan politiek te doen' in stakingen situeren zich dikwijls alleen in ons eigen hoofd en niet onder de massa's. Het zijn de vijanden van de arbeidersklasse die pleiten voor 'geen politiek', tegen 'beïnvloeding van buitenuit'. (....)
In het bilan over de strijd tegen het begrotingsplan van 1992 werd al gesteld:
"Meer in het algemeen moeten wij - ook op het vlak van de massa - meer propaganda (durven) maken voor het socialisme en ingaan tegen de anticommunistische propaganda. Het is zeker niet door onze kop in het zand te steken dat wij politiek zullen vooruitgaan. Daarbij moeten wij ook veel meer en vooral veel agressiever ingaan tegen de in de vakbonden (en onder de arbeiders) verspreide stelling dat de gebeurtenissen in het Oostblok 'het failliet van het socialisme en de planeconomie' bewezen hebben. De gebeurtenissen in het Oostblok bewijzen elke dag het failliet van het revisionisme en het kapitalisme. (...) Naar de voorhoede toe is dat nog veel meer een punt van inzet. Wij stoten hier zeer waarschijnlijk op één van de belangrijkste politieke hinderpalen voor de recrutering van voorhoede-arbeiders en -syndicalisten voor de partij." (....)
Eén van de belangrijkste vaststellingen die we moeten maken is dat vele delegees met wie we goed hebben samengewerkt in de strijd tegen het globaal plan, achteraf meemarcheren met het trotskistisch initiatief van Gauches Unies. Dikwijls winnen we hun vertrouwen op basis van juiste inzichten over de directe strijd, zonder een politieke strijd te voeren rond hun maatschappijopvatting. Dat is natuurlijk geen vaststelling die te herleiden is tot het optreden tijdens de beweging tegen het globaal plan, maar wijst op een algemeen koncept van economistische werking met die delegees. Ze maken uiteindelijk niet de breuk met het reformisme en onze taak is precies om op te sporen waarom, wat hen tegenhoudt, hoe we de weerstanden kunnen overwinnen. Het zijn in de meeste gevallen niet de discussies over het 6-puntenalternatief, maar wél over Stalin, de val van het socialisme, de superioriteit van het kapitalisme, het anarcho-syndicalisme, de partijopvatting, enz. die beslissend zijn. Kortom, we moeten als communist met hen werken.3

In dezelfde Marxistische Studies nr. 26 verscheen ook “Ons sociaal-economisch eisenprogramma en de strijd voor de socialistische revolutie” Ook dit was weer een rapport onder de verantwoordelijkheid van Kris Hertogen.
In de talrijke strijdbewegingen schuift de Partij van de Arbeid van België een economisch en sociaal eisenprogramma naar voor, (...).
Dat programma bevat eerst en vooral een luik over de begroting en de belastingen. Het doel is een herverdeling van de inkomens tot stand te brengen in het voordeel van de overheidsfinanciën en de werkers, op kosten van de kapitaalbezitters, bedrijven, financiële instellingen en gezinnen met een groot inkomen (....). Het economisch programma van de PVDA bevat ook een luik “werkgelegenheid”. De voornaamste eis is de verplichte, algemene invoering van de 32-urenweek, met volledig behoud van het direct en indirect loon (sociale bijdragen), met de verplichting tot bijkomende aanwervingen voor de ondernemingen en met afbouw van de flexibiliteit. De andere luiken van het economisch en sociaal programma gaan over specifieke sectoren, zoals de sociale zekerheid, de openbare diensten, de dienstensector, het onder wijs, de gemeentefinanciën, enz. (...)
Als we het bilan opmaakten van onze werking in die beweging en later in de verkiezingscampagne van 1994, hebben we vastgesteld dat er in de partij een tendens bestond om zich te verschuilen achter het economisch programma om zo onze fundamentele strategie, namelijk de socialistische revolutie, weg te moffelen. (...)
Bij het gebruik of de interpretatie van het economisch programma komt de opportunistische afwijking als volgt tot uiting: men gaat ervan uit dat het mininumprogramma overeenkomt met “de huidige fase” van de geschiedenis en dat de socialistische revolutie overeenkomt met een andere fase, die noodzakelijkerwijs later volgt. Vandaag vecht men “om de rijken te doen betalen”. Het socialisme, dat is voor later. We moeten daar dan ook niet te veel over spreken, want de objectieve omstandigheden en de massa's zijn er nog niet rijp voor. Dat is de fasentheorie.
In feite leidt die revisionistische theorie regelrecht naar het reformisme. Het reformisme ontkent de noodzaak van een revolutie om tot het socialisme te komen. Het vervangt de revolutie door een reeks hervormingen, een aantal kleine stappen die ons langzaamaan dichter bij het socialisme brengen. Maar het reformisme betekent in essentie dat de hervormingen in de plaats komen van de revolutie: voor de reformist wordt het socialisme gelijkgesteld met het kapitalisme “dat hervormd wordt”. (...)
Het volgende commentaar van Stalin is dan ook pertinent van toepassing (...): “Voor de reformist betekent de hervorming alles; het revolutionaire werk is voor hem bijzaak, iets om over te praten, om de massa”s zand in de ogen te strooien. Daarom wordt de hervorming bij de reformistische tactiek, onder de verhoudingen van de burgerlijke heerschappij, onvermijdelijk tot een werktuig van de versterking van deze heerschappij, tot een werktuig van de ontbinding van de revolutie.”4 (....)
(H)et doel waarvoor we vandaag vechten, is de omverwerping van de kapitalistische alleenheerschappij door de strijd van de massa's en de instelling van de dictatuur van het proletariaat. De volgende fase is die van de opbouw van het socialisme: onteigening van de produktiemiddelen, de organisatie van een planeconomie ten dienste van heel de bevolking, ontwikkeling van de socialistische democratie, versterking van de dictatuur tegen de oude uitbuitende klassen, strijd tegen het bureaucratisme, enz.
Onze tactische beslissingen moeten vandaag dan ook volledig bepaald worden door het doel van de socialistische revolutie. Wij zoeken naar mogelijkheden om het proletariaat op te voeden voor die historische taak. Wij zoeken naar middelen om de strijdbewegingen voor deeleisen te ontwikkelen, met het oog op de mobilisering, de bewustmaking, de organisatie en de eenmaking van de werkers, alsook de jongeren en bepaalde delen van de kleine burgerij, rond de communistische partij (de PVDA). Wij bevorderen die strijdbewegingen, met het doel het revolutionaire proces op gang te brengen.
Stalin zegt daarover: “Het is er niet om te doen dat de voorhoede de onmogelijkheid inziet van het instandhouden van de oude orde en de noodzakelijkheid van haar val. Het is er om te doen, dat de massa”s, de miljoenenmassa”s, deze noodzakelijkheid begrijpen en zich bereid tonen, de voorhoede te ondersteunen. Maar de massa's kunnen dit slechts begrijpen op grond van hun eigen ervaring. De taak bestaat hierin, de miljoenen massa's de gelegenheid te geven, om op grond van hun eigen ervaring, de noodzakelijkheid van de val van de oude macht in te zien en daarin, dat zulke strijdmethoden en organisatievormen op de voorgrond gesteld worden, die het de massa's zullen vergemakkelijken om op grond van de ervaring, de juistheid van de revolutionaire leuze in te zien.5 (....)
(We) mogen(...) geen enkele illusie laten bestaan over de mogelijkheid om het kapitalisme te “hervormen” door een herverdeling van de rijkdom. Die hervormingen kunnen hoe dan ook de kwalen die het systeem veroorzaakt, niet genezen, en nog minder ze voorkomen. De wortel van het kwaad, het privé-bezit van de productiemiddelen wordt er niet door aangetast.
Vandaag, op een moment dat talrijke verworvenheden van de arbeiders sneuvelen onder de heftige opstoten van de crisis, is het vergankelijk karakter van de pogingen om het kapitalisme te hervormen, meer dan duidelijk. In 1923 kwam Emile Vandervelde op voor de Sociale Verzekering. In 1945 werd de sociale zekerheid ingevoerd, in ruil voor het herstel van de kapitalistische orde, net na de oorlog. Wat blijft daar vandaag nog van over? Wat zal er binnen enkele jaren nog van over zijn? Gedaan met de gratis gezondheidszorg, ontmanteling van het systeem van het recht op individuele werkloosheidsuitkeringen, bedreiging van de pensioenen. En wat met de arbeidsomstandigheden? Onder het mom van de flexibiliteit heeft het patronaat de weekendrust en de 8-urendag afgeschaft. De werkzekerheid bij de openbare diensten zal binnenkort nog slechts een vage herinnering zijn. De index wordt versjacherd. Zelfs het stakingsrecht wordt afgebroken. (...)
Op (...) welke manier kunnen we het einde van dat systeem versnellen? Hoe kunnen we de socialistische revolutie voorbereiden, organiseren en leiden. Alle andere overwegingen, de problemen van tactiek en organisatie, de eisenprogramma's en de fronten, moeten in functie van die fundamentele kwestie bekeken worden.
Lenin: “Het vermogen de concrete weg of het bijzondere keerpunt der gebeurtenissen, waardoor de massa's dichter bij de werkelijke, beslissende, laatste, grote revolutionaire strijd worden gebracht, op te sporen, aan te voelen, juist te bepalen: dat is de voornaamste taak van het tegenwoordige communisme in West-Europa en Amerika”.6 Die woorden van Lenin dateren van 1920 maar zijn vandaag nog altijd actueel voor ons. (....)
We zullen het socialisme nooit bereiken zonder grote botsingen. De uitbuitende klassen zullen alle mogelijke middelen gebruiken om hun macht en hun privileges te behouden. De werkers zullen zware inspanningen en offers moeten leveren voor de revolutie. Die kan alleen maar slagen als de massa's klaar zijn, op politiek, moreel en organisatorisch vlak, om die offers en inspanningen te leveren. De massa' s zullen pas dan voor de revolutie vechten, als ze begrepen hebben, door eigen ervaring, dat het kapitalisme hen niets te bieden heeft.
Lenin: “Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De voorhoede alleen in de beslissende strijd werpen, zolang de gehele klasse, zolang de brede massa's niet het standpunt hebben ingenomen, dat zij de voorhoede hetzij directe steun verlenen, hetzij op zijn minst er een welwillende neutraliteit tegenover in acht nemen en de tegenstander van de voorhoede elke mogelijke steun ontzeggen, zou niet alleen een domheid, maar ook een misdaad zijn. Opdat echter werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa's werkende en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt komen, is propaganda alleen, is agitatie alleen, onvoldoende. Daar is de eigen politieke ervaring van deze massa's voor nodig. Deze wet ligt aan alle grote revoluties ten grondslag”.7 8.

Zo was er ook het besluit - in navolging van de doelstelling van het 5e congres “maken dat ieder partijlid bewust de eenheid in politieke lijn nastreeft” - om het fundamenteel partijprogramma te actualiseren. Hierover en over de politieke motivatie voor ieder partijlid voor zelfstandige politieke studie kunnen we lezen in Marxistische Studies no 40:
De Partij van de Arbeid van België (PVDA) bereidt een nieuw partijprogramma voor. Het huidige dateert van 1979. We hebben drie teksten opgenomen die de PVDA gebruikt in de voorbereiding van dit nieuwe programma.
In eerste instantie hebben we een discussietekst opgenomen van Thomas Gounet over het studiewerk in de PVDA. Dit studiewerk moet volgens de auteur de basis leggen voor de uitwerking van de partijlijn rond alle essentiële kwesties. (....)
Thomas Gounet constateert in zijn artikel ook dat het dikwijls aan een wetenschappelijke werkmethode ontbreekt in het studiewerk. De lectuur is vaak te oppervlakkig, de bestaande ervaringen van revolutionaire organisaties worden onvoldoende samengevat en antwoorden op basisdocumenten van de burgerij en kleinburgerij blijven ontoereikend
Het programma van de Derde Internationale (...) is een belangrijke bron van inspiratie voor de voorbereiding van het programma van de PVDA. Het programma van de Derde Internationale analyseert de politieke situatie aan het einde van de jaren twintig. Het beschrijft de essentiële strategische en tactische taken die de communistische beweging moet vervullen. Het geeft ook de taken aan die zich stellen eens de politieke macht via een revolutie wordt veroverd. Dit concrete programma voor het socialisme kan heel wat enthousiasme wekken bij arbeiders en progressieve intellectuelen.
Het nieuwe programma van de Griekse Communistische Partij is eveneens opgenomen in dit nummer van Marxistische Studies. De Griekse CP, opgericht in 1918, heeft zich steeds geïnspireerd op de Oktoberrevolutie. De partij heeft een centrale rol gespeeld in de bevrijding van Griekenland van de nazi’s en in de strijd tegen het fascistische kolonelsregime. In de belangrijkste strijdbewegingen van de arbeidersklasse speelt de Griekse CP een grote rol.
Het programma dat de zij in 1996 uitwerkte heeft de verdienste zeer klare standpunten in te nemen rond alle sleutelkwesties: de noodzaak van de “omverwerping van het kapitalisme”, de noodzaak van een avant-garde partij van het leninistische type, het klaar typeren van het karakter van het imperialisme en het toenemend gevaar van oorlog onder het imperialisme, de noodzaak van de dictatuur van het proletariaat en de bevestiging van de noodzaak om onder het socialisme een nationaal geplande economie op te bouwen. Allemaal essentiële punten waardoor deze partij verschilt van de revisionistische partijen zoals we die kennen in verschillende landen van West-Europa.
Het programma onderlijnt ook dat “zoals de ervaring van de opbouw van het socialisme in de 20e eeuw heeft bevestigd, het onderschatten van de tegenstellingen (onder het socialisme) kan leiden tot serieuze antagonismen, het ondermijnen van de socialistische structuur, naar de versterking van de contrarevolutionaire elementen en het herstel van het kapitalisme.
De drie voorliggende teksten dienen als grondslag voor de discussies rond de uitwerking van het nieuwe programma van de PVDA. De PVDA wil beschikken over een programma dat als leidraad kan en moet dienen voor de strijd voor een nieuwe maatschappij. (...)
Marxistische Studies publiceert in dit nummer basisdocumenten die de aanpak en de uitwerking van een nieuw programma voor de PVDA onderbouwen.9

Het Vijfde Congres van de Partij van de Arbeid was het startpunt voor een reeks reorganisaties en heroriëntaties in de leiding van de partij. De studie vormde één van de behandelde problemen.(...)
Het Vijfde Congres legt sterk de nadruk op het belang van de studie. Het boek De partij van de revolutie preciseert: “De partijkaders moeten de marxistisch-leninistische leer bestuderen als een wetenschap. De kaders kunnen maar bijdragen tot de uitwerking van de politieke lijn in de huidige zeer complexe en snel veranderende wereld, wanneer zij de rijke ervaring die honderden miljoenen revolutionairen en communisten sinds meer dan een eeuw hebben verworven, studeren en assimileren.10 (...)
De studie vergt een effectieve inspanning: deze van de ontwikkeling van een politieke lijn die de partij doet vooruitgaan in de klassenstrijd. Deze theorie moet dus beantwoorden aan de belangen van de werkers en de progressieven en opgebouwd zijn in strijd met burgerlijke stellingen. (...).
Het objectief van de theorie is eerder om een serie verschillende praktijkervaringen te synthetiseren en er de gemeenschappelijke structuur uit te halen. De theorie is dan de formulering van deze gemeenschappelijke structuur die men terugvindt in de verschillende concrete situaties. (...)
De theorie dient om de analyse van concrete situaties te vergemakkelijken. In elk van deze situaties dient men de fundamentele structuur terug te vinden die toelaat de verbanden tussen de gebeurtenissen te begrijpen. (...) De theorie laat toe om niet iedere keer te moeten starten vanaf nul; zij maakt het mogelijk maar zich te baseren op sommige algemene wetten om een concrete situatie te analyseren. (...)
Tegenover een veranderende realiteit is de theorie zelf een permanent bouwterrein. Het volstaat niet een theorie gewoon toe te passen op elke concrete situatie. Men moet ook bestuderen in welk opzicht een specifieke situatie verschilt van een andere situatie waarvoor de theorie werd ontworpen. Het volstaat niet om bij elke analyse van een land of een economische situatie die zich voordoet, de stellingen van Marx te herhalen over de structuur van het kapitalisme, maar wel om te zien hoe zij concreet toepasbaar is en hoe zij moet aangevuld worden. Zo verrijkt de theorie zich. Maar dit betekent dat de uitwerking van nieuwe, steeds preciezere en meer uitgewerkte theorieën, een permanente studie en inspanning vereist om nieuwe kennis te verwerven. (...)
Het spontaneïsme, het economisme en het ouvrièrisme blijven belangrijke burgerlijke stromingen in de partij. De fundamentele studie wordt dikwijls verwaarloosd, zelfs misprezen. De idee dat alleen het werk in de arbeidersklasse echt revolutionair is, is sterk verankerd in de partij.
Onder het voorwendsel dat arbeiders geen theorie begrijpen, hetgeen trouwens niet bewezen is, doet men geen inspanningen meer tot theorievorming. In naam van de strijd tegen het intellectualisme, een burgerlijk standpunt dat de theorie om de theorie ontwikkelt, wordt het werk voor de uitwerking van de lijn herleid tot het geven van antwoorden op concrete situaties. Het in handen nemen van de praktische problemen leidt dan tot de liquidatie van het meer fundamenteel studiewerk. Het enige studiewerk dat men dan aanvaardt, bestaat in studies over onmiddellijke fenomenen: men moet ordewoorden vinden voor specifieke situaties en al de rest wordt opgegeven.
(...) (D)at hangt ook samen met het feit dat de enige theoretische inspanning die eventueel kan, diegene is die direct verbonden is met de praktijk. Maar, de theorie vormt zich niet enkel vertrekkend van de kennis van concrete situaties. Er moet een geheel van redeneringen gevolgd worden om te komen tot coherente theorieën. Dat werk wordt dikwijls ondergewaardeerd binnen de partij. Marx zou echter nooit zijn theorie van uitbuiting hebben kunnen ontwikkelen zonder dat hij deze van de waarde zou hebben ontwikkeld. En deze laatste heeft niet direct een praktische dimensie: men kan empirisch de waarde van de waren niet berekenen vermits deze worden verkocht aan prijzen die beïnvloed worden door verschillende elementen waaronder de reële waarde, maar ook door de krachtsverhoudingen tussen de kapitalisten en de relatie tussen vraag en aanbod. De waardetheorie is essentieel gebouwd op een theoretische redenering. De argumentatie is de volgende. De enige gemeenschappelijke eigenschap van de waren is dat ze het product van arbeid zijn. Dus kan alleen de hoeveelheid arbeid die nodig was om deze waar voort te brengen, dienen als basis voor de ruil van deze waren. Deze hoeveelheid arbeid bepaalt de waarde van de waar. Indien de partij wil beschikken over specialisten dan moeten zij niet enkel theorieën kunnen ontwikkelen die een antwoord bieden op concrete problemen maar moeten die ook coherent zijn op het logische vlak.
(...) In plaats van een mechanisme te zoeken om, diegenen die verantwoordelijk zijn om het studiewerk te ontwikkelen, te verbinden met diegenen die direct verantwoordelijk zijn voor de klassenstrijd, houdt men de breuk tussen beiden in stand. Dit versterkt het intellectualisme bij de enen en het spontaneïsme bij de anderen.11 In plaats van het individualisme te bestrijden bij diegenen die bij de studie betrokken zijn, bevestigt men ze in specifieke taken zonder band met het praktisch en politiek werk van kameraden die volop in de praktijk staan. In plaats van hen voldoende tijd te geven voor het studiewerk, bedelft men de leidende kaders op verschillende terreinen onder praktische taken. (...)
De geproduceerde teksten worden niet benut. (...) Men leidt de partij niet politiek. Men ontwikkelt niet echt op wetenschappelijke en praktische wijze een politieke lijn om de partij te oriënteren in de komende klassenstrijd. (...)
Hoe kan de partij in deze omstandigheden een lijn ontwikkelen om haar taken in de klassenstrijd naar behoren uit te voeren? Hoe kan zij vooruit gaan op nieuwe terreinen? Hoe kan zij zich bij de werkers aandienen als een echt alternatief voor de dictatuur van de bourgeoisie, bekwaam om haar te vervangen in de leiding van de staat? Het is onmogelijk om de revolutie te maken in een technologische maatschappij zonder alle communisten te vormen in de wetenschap, de technologie en de cultuur in de breedste zin van het woord. (...)
Het was fout om specialisten te zoeken die enkel studiewerk moesten doen. Het was fout een studiedienst te maken die losgesneden was van de praktijk en van de rest van de partij. Een dergelijk concept versterkt het individualisme en intellectualisme van de kaders verantwoordelijk voor de studie in de partij en vergroot ook dezelfde afwijkingen bij de specialisten. Tegelijkertijd versterkt dat ook het spontaneïsme in de rest van de partij: iedereen kan zeggen dat de studie zijn zaak niet is want dat er daarvoor toch een speciale dienst bestaat.
Dat heeft geleid tot een situatie waarbij de studie geen centrale plaats inneemt in het partijleven zoals aangegeven in het boek De partij van de revolutie. (...)
Indien de partij er niet in slaagt om rond zich de beste specialisten te verzamelen, dan zullen zij vroeg of laat wél ergens anders georganiseerd worden. In plaats van dan de klassenstrijd en de socialistische revolutie te dienen, zullen zij hun kennis en ervaring ten dienste stellen van het in standhouden van de burgerlijke en kleinburgerlijke stromingen in de arbeidersbeweging.12

Van deze rectificaties in overeenstemming met de doelstellingen van het 5de congres is niets overgebleven. Doordat ook het ideologisch proletarisch en revolutionair deel van de leden en kaders (toch nog) niet vrij was van een zeker dogmatisme, konden de revisionisten op hen inwerken. In een volgend artikel kom ik hierop terug.

1Uit “Inleiding, 1. Nieuwe taken” in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996
2Uit “Hoofdstuk 1, De organisatie van een partij van het bolsjewistische type”in “De Partij van de revolutie” (de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
3http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=22&doc_id=64, Nummer 26, publicatiedatum: 0000-00-00 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.. “Een revolutionaire partij in stakingen. - Lessen uit de campagne tegen het Globaal Plan '93 - Rapport goedgekeurd door het Centraal Comité van de PVDA, 15 september 1994”.
4 Stalin, Over de grondslagen van het Leninisme, Keuze uit zijn werken, deel 1, p.90
5 Stalin, op.cit., p.74.
6 Lenin, De “linkse stroming”, een kinderziekte van het communisme, Keuze uit zijn werken, deel 3, p.372-373.
7 Lenin, De “linkse stroming”..., op.cit., p.368-369.
8http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=22&doc_id=77, Nummer 26, november 1995, Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.“ Ons sociaal-economisch eisenprogramma en de strijd voor de socialistische revolutie” Politiek Bureau PVDA. Dit artikel handelt over het probleem van de relatie tussen het sociaal en economisch programma van de PVDA en de strijd voor het socialisme.
9http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=149, Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.“Studiewerk en voorbereiding van een nieuw programma van de PVDA”, Danny Vandenbroucke
10 Martens Ludo, De Partij van de Revolutie, PVDA-Uitgaven, Brussel, 1996, p.47.
11 De tegenpool van het intellectualisme wordt gevormd door het spontaneïsme, een burgerlijk standpunt dat de praktijk naar voor schuift maar de theorie volledig verwaarloost; alleen de actie als dusdanig telt

12http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=150, Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden.“Over de onderwaardering van de studie in de PVDA”, Thomas Gounet

Geen opmerkingen:

Een reactie posten