Dit artikel maakt deel uit van de (raam-)analyse: PVDA na het Negende Congres: "...van het bolsjewistische type"?(5e Congres, 1995)
Op
basis van de geamendeerde en gestemde teksten van het 5de
PVDA-congres in 1995 is het boek “de Partij van de
revolutie” samengesteld, waarin gesteld werd: De
beestachtigheid van dit imperialistisch systeem kent geen limieten.
Alleen de volksopstand en de socialistische revolutie kunnen een
einde maken aan dit barbaarse systeem. In die revolutie speelt de
communistische partij als subjectieve factor, met haar politieke lijn
en haar organisatie-vermogen, de voornaamste rol.1
Het vijfde congres diende uit te maken in hoeverre de politieke
lijn (en de eenheid hierrond!) en het organisatie-vermogen
van de Partij van de Arbeid van België maakte dat zij zo'n
communistische partij kon zijn. Het congres bracht een aantal zaken
aan het licht die moesten worden gerectificeerd en verbeterd. Daar
het boek “de Partij van de revolutie” opgesteld is aan de hand
van de gestemde congresdocumenten, is het boek zélf ook
onderhevig aan bepaalde nog op het congres vastgestelde gebreken (en
die dan NA het congres zeker moesten worden aangepakt) De kaders, die
de teksten als voorstellen hebben ingediend, zoals ook de
congresdeelnemers, die deze teksten hebben geamendeerd en gestemd,
waren OP het congres zelf ook nog onderhevig aan die politieke en
ideologische fouten, waarvan besloten was om die onmiddellijk na het
congres ze te gaan recticeren. (OPM. ik zelf was toen ook
congres-afgevaardigde....)
Zo
wordt in de Inleiding van “Partij van de revolutie” gesteld dat
er een grote politieke eenheid is in de PVDA. OP het congres zélf
wordt dan toch opgemerkt dat het met die eenheid rond (en de
assimilatie van) de politieke lijn toch niet zo goed was! En zo wordt
in het boek “de Partij van de revolutie” steeds de
noodzaak van een politieke eenheid beklemtoond en
TEGELIJKERTIJD (maar dan wat verderop) iedere keer weer
veronderstelt dat die politieke eenheid er is en dat het
geweten is en dat vaststaat wat die INHOUD is van die
“politieke lijn waarrond men het zo roerend eens is”.
De
conclusie is, NADAT werd beklemtoond dat er een
probleem was met de EENHEID rond, en de ASSIMILATIE van de POLITIEKE
lijn: Ook al heeft de onze partij nog talrijke politieke
zwakheden, ons belangrijkste probleem vandaag is de organisatorische
achterstand.2
De
INZET van Vde congres is: «collectieve formulering van de
strategie (politieke lijn) en bepaling van de commmunistische
identiteit, en het bereiken dat de bewuste keuze wordt gemaakt
(omvorming van wereldopvatting of ideologie) van ieder lid
(vrijwillig lid geworden) voor plicht (als lid van de communistische
partij) van assimilatie van die politieke lijn.» Maar OP het
congres zélf reeds, wordt deze inzet reeds subtiel «bestreden»
door de te bepalen dat er een politieke «eenheid» wordt
verondersteld waardoor de ORGANISATIE-principes het belangrijkste
probleem wordt.
In
Hoofdstuk 3. wordt het plan geformuleerd, hoe van de PVDA (en
al haar leden en kaders) echt “de Partij van de revolutie”
maken: “Vier assen om de Partij te rectificeren”. Er wordt
slechts gesuggereerd dat die “vier assen”, één
eengemaakt plan zijn en dat de “vier assen” bij elkaar
horen.
In
de voorgaande hoofdstukken was dan nog sprake van (een zekere mate
van) een politieke en ideologische verantwoording van de daar ook
geformuleerde maatregelen en organisatorische richtlijnen. In die
politieke en ideologische duiding werd dan nog iedere keer geprobeerd
te bewijzen, dat het de bedoeling was om de eenheid te
(her)bevestigen dat de PVDA een communistische en dus revolutionaire
partij wilde zijn, hetgeen inhield dat de PVDA een POLITIEK
eenheid had over de te volgen strategie vervat in haar programma. Die
strategie hield in: de voorhoede van de arbeidersklasse (die de
revolutionaire klasse was wier OBJECTIEVE belangen TEGEN het
kapitalisme waren gericht) organiseren om zo van het grootste deel
van de arbeidersklasse het bewustzijn doorheen de te voeren
klassenstrijd te kunnen verhogen zodat zij zich zou organiseren om de
revolutie door te voeren. Ideologisch moest alles erop gericht zijn
om de leden van de PVDA te doen kiezen voor inplanting in de
arbeiderklasse.
Het
leninistische principe van “de communistische partij als
georganiseerde voorhoede van de arbeidersklasse” is dialectisch: de
voorhoede VAN de arbeidersklasse betekent TEGELIJKERTIJD integraal
DEEL uitmaken van de arbeidersklasse. (communisten – VOORHOEDE -,
die als arbeider werken – en dus DEEL uit maken van de
arbeidersklasse)
Hoewel
in hoofdstuk 3 er wordt gesuggereerd dat “de 4
Assen om de partij te rectificeren” een geheel vormen en elkaar
veronderstellen en gezamenlijk beantwoorden aan de politieke en
ideologische doelstellingen staat bijvoorbeeld de “3e As - Het
bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken”-
volledig “los” van bijvoorbeeld “as 2 - De politiek op de
commandopost stellen'. Er is in “as 3” geen sprake meer
van de PVDA als voorhoede van de arbeidersklasse.
Er
is (héél formeel) sprake van “revolutie”, maar in
een verre verre toekomst..... 'INTUSSEN moeten wij “de massa's”
winnen voor ons IMAGO, we moeten ons POPULAIR maken, we moeten zeker
niet “te overhaast” werken, kijken of we één of
meerdere punten (van HERVORMING?) kunnen overbrengen'.
De
eerste “rectificaties” nog wel in overeenstemming met de
OORSPRONKELIJKE doelstellingen van 5e congres
In
Marxistische Studies nr 26
verscheen “Een concreet bilan over de werking van de PVDA
in de strijd tegen het globaal plan van 1993” Dit was een
rapport opgesteld door Kris Hertogen die toen Nationaal kader
was voor de werking in de bedrijven en de vakbonden.
“De
essentie van de kritiek luidt: de directe problemen van de
klassenstrijd hebben het politieke werk verdrongen. Het interne en
het externe werk (voornamelijk de discussies met delegees) is
eenzijdig overheerst door de tactische problemen om de staking los te
trekken ("doorbreken") omdat er een economistische
opvatting is over de taken van de partij in de klassenstrijd. Dit
heeft als gevolg dat de interne versterking van de partij, de
politieke verovering van de massa's en de strategische inplanting in
de vakbonden niet centraal staan in het leidinggeven. (...) Het
hoofdpunt in de beweging tegen het globaal plan was spontaneïsme
en economisme.(....)
Het
is een periode die objectief gunstig is voor het communisme. Tegen de
verrotting van het systeem kan alleen een ander systeem een oplossing
bieden. We moeten ons als communist profileren en op het niveau van
de massa durven uitkomen voor het socialisme als alternatief.
(...)
De
bestaansreden van de partij is de massa's te winnen voor de
revolutie. Het is doorheen de deelname aan de klassenstrijd dat de
partij zich versterkt, aan invloed wint. De partij kan geen
voorhoederol opnemen indien ze die niet waar maakt doorheen de strijd
van de massa's. (...)
De
partij zal nooit de leiding kunnen nemen van de revolutie indien ze
niet vecht om als leidende kracht op te treden in de strijd van de
massa's. (....)
Maar
zich bekommeren om het verloop van de klassenstrijd betekent niet dat
de partijactiviteit erdoor mag gedomineerd worden. (....)
Doorheen
de meningsverschillen over de praktische klassenstrijd proberen we
duidelijk te maken dat er fundamentele maatschappij-opvattingen
botsen. Men moet dus permanent een analyse maken van de strategie en
de tactiek van de burgerij (regering, patronaat, partijen) en een
analyse van de vakbond (de punten van akkoord of tegenstelling). De
partij bepaalt een autonome lijn, die de belangen van de massa's (en
niet de standpunten van de vakbondsleiders) als vertrekpunt neemt en
een alternatief uitwerkt tegenover de plannen van de burgerij. De
enige kracht die dit programma kan afdwingen zijn de massa's, terwijl
de vakbondsleiding erop rekent om enkele kleine toegevingen te
bekomen op het programma van de burgerij. (....)
De
bestaansreden van de partij is de massa's winnen voor de revolutie.
De fundamentele vraag, die men moet stellen doorheen de verschillende
fazen en etappes van de klassenstrijd, luidt: doen we de zaak van het
communisme vooruitgaan of niet. (...)
Er
kan geen breuk gemaakt worden tussen deze strategische opdracht, het
werken aan de revolutie en de taken in de klassenstrijd. (....)
Elke
communist heeft één taak: de revolutie doen
vooruitgaan. Het ABC van het marxisme leert dat dit bewustzijn niet
"spontaan" opduikt in de klassenstrijd. Lenin:
"De
sociaal-democratie staat niet gewoon in dienst van de
arbeidersbeweging: zij is 'de samensmelting van het socialisme en de
arbeidersbeweging', haar taak is om in de spontane arbeidersbeweging
de duidelijk gedefinieerde socialistische idealen binnen te brengen,
ze te verbinden met de socialistische overtuiging die op het niveau
van de moderne wetenschap moet staan, ze verbinden met een
systematische politieke strijd voor democratie als middel om het
socialisme te verwezenlijken. Met andere woorden, deze spontane
beweging te laten samensmelten met de activiteit van de
revolutionaire partij tot een onlosmakelijk geheel."
(Oeuvres, Deel 4, Notre tâche immédiate, p.223) (...)
Communisten
putten hun optimisme uit het wetenschappelijk inzicht dat het
kapitalisme historisch veroordeeld is en dat de massa's door het
failliet van het kapitalisme gedreven worden in de richting van de
revolutie. De voorwaarden waarin de algemene staking losbreekt kunnen
niet geforceerd worden, ook niet door de grootste partijinzet.
Als de algemene staking niet vandaag uitbreekt dan breekt ze wellicht
morgen uit. Dit inzicht is belangrijk om een houding van "nu of
nooit" te vermijden.
Het
historisch materialisme toepassen betekent ook erkennen dat de
staking niet de hoogste vorm is van de klassenstrijd. Het kan een
belangrijke episode zijn maar het is hoe dan ook maar een episode in
de voorbereiding van de revolutionaire opstand. Dit besef bepaalt ook
hoe we onze taken stellen in een stakingsbeweging. Wat ons in de
eerste plaats interesseert is de vooruitgang van het
klassenbewustzijn en de vooruitgang van de partij. (....)
Een
revolutionaire partij probeert, vertrekkend van de ervaringen van de
massa's, fundamentele inzichten bij te brengen over kapitalisme,
staat, revolutie en socialisme. Precies omdat de massa's veel
vatbaarder zijn voor politiek, moeten onze inspanningen erop gericht
zijn zo kwalitatief mogelijke vooruitgang af te dwingen en moeten we
de stappentheorie bekampen (eerst goed werken in de economische
strijd, daarna politiek). Vertrekkend van de concrete ervaringen van
de massa's moeten we onze fundamentele inzichten in het kapitalisme
binnenbrengen.
De
weerstanden om 'aan politiek te doen' in stakingen situeren zich
dikwijls alleen in ons eigen hoofd en niet onder de massa's. Het zijn
de vijanden van de arbeidersklasse die pleiten voor 'geen politiek',
tegen 'beïnvloeding van buitenuit'. (....)
In
het bilan over de strijd tegen het begrotingsplan van 1992 werd al
gesteld:
"Meer
in het algemeen moeten wij - ook op het vlak van de massa - meer
propaganda (durven) maken voor het socialisme en ingaan tegen de
anticommunistische propaganda. Het is zeker niet door onze kop in het
zand te steken dat wij politiek zullen vooruitgaan. Daarbij moeten
wij ook veel meer en vooral veel agressiever ingaan tegen de in de
vakbonden (en onder de arbeiders) verspreide stelling dat de
gebeurtenissen in het Oostblok 'het failliet van het socialisme en de
planeconomie' bewezen hebben. De gebeurtenissen in het Oostblok
bewijzen elke dag het failliet van het revisionisme en het
kapitalisme. (...) Naar de voorhoede toe is dat nog veel meer een
punt van inzet. Wij stoten hier zeer waarschijnlijk op één
van de belangrijkste politieke hinderpalen voor de recrutering van
voorhoede-arbeiders en -syndicalisten voor de partij."
(....)
Eén
van de belangrijkste vaststellingen die we moeten maken is dat vele
delegees met wie we goed hebben samengewerkt in de strijd tegen het
globaal plan, achteraf meemarcheren met het trotskistisch initiatief
van Gauches Unies. Dikwijls winnen we hun vertrouwen op basis
van juiste inzichten over de directe strijd, zonder een politieke
strijd te voeren rond hun maatschappijopvatting. Dat is natuurlijk
geen vaststelling die te herleiden is tot het optreden tijdens de
beweging tegen het globaal plan, maar wijst op een algemeen koncept
van economistische werking met die delegees. Ze maken uiteindelijk
niet de breuk met het reformisme en onze taak is precies om op te
sporen waarom, wat hen tegenhoudt, hoe we de weerstanden kunnen
overwinnen. Het zijn in de meeste gevallen niet de discussies over
het 6-puntenalternatief, maar wél over Stalin, de val van het
socialisme, de superioriteit van het kapitalisme, het
anarcho-syndicalisme, de partijopvatting, enz. die beslissend zijn.
Kortom, we moeten als communist met hen werken.3
In
dezelfde Marxistische Studies nr. 26
verscheen ook “Ons
sociaal-economisch eisenprogramma en de strijd voor de socialistische
revolutie”
Ook dit was weer een rapport onder de verantwoordelijkheid van Kris
Hertogen.
In
de talrijke strijdbewegingen schuift de Partij van de Arbeid van
België een economisch en sociaal eisenprogramma naar voor,
(...).
Dat
programma bevat eerst en vooral een luik over de begroting en de
belastingen. Het doel is een herverdeling van de inkomens tot stand
te brengen in het voordeel van de overheidsfinanciën en de
werkers, op kosten van de kapitaalbezitters, bedrijven, financiële
instellingen en gezinnen met een groot inkomen (....). Het economisch
programma van de PVDA bevat ook een luik “werkgelegenheid”. De
voornaamste eis is de verplichte, algemene invoering van de
32-urenweek, met volledig behoud van het direct en indirect loon
(sociale bijdragen), met de verplichting tot bijkomende aanwervingen
voor de ondernemingen en met afbouw van de flexibiliteit. De andere
luiken van het economisch en sociaal programma gaan over specifieke
sectoren, zoals de sociale zekerheid, de openbare diensten, de
dienstensector, het onder wijs, de gemeentefinanciën, enz. (...)
Als
we het bilan opmaakten van onze werking in die beweging en later in
de verkiezingscampagne van 1994, hebben we vastgesteld dat er in
de partij een tendens bestond om zich te verschuilen achter het
economisch programma om zo onze fundamentele strategie, namelijk de
socialistische revolutie, weg te moffelen. (...)
Bij
het gebruik of de interpretatie van het economisch programma komt de
opportunistische afwijking als volgt tot uiting: men gaat ervan
uit dat het mininumprogramma overeenkomt met “de huidige fase”
van de geschiedenis en dat de socialistische revolutie overeenkomt
met een andere fase, die noodzakelijkerwijs later volgt. Vandaag
vecht men “om de rijken te doen betalen”. Het socialisme, dat is
voor later. We moeten daar dan ook niet te veel over spreken, want de
objectieve omstandigheden en de massa's zijn er nog niet rijp voor.
Dat is de fasentheorie.
In
feite leidt die revisionistische theorie regelrecht naar het
reformisme. Het reformisme ontkent de noodzaak van een revolutie om
tot het socialisme te komen. Het vervangt de revolutie door een reeks
hervormingen, een aantal kleine stappen die ons langzaamaan dichter
bij het socialisme brengen. Maar het reformisme betekent in essentie
dat de hervormingen in de plaats komen van de revolutie: voor de
reformist wordt het socialisme gelijkgesteld met het kapitalisme “dat
hervormd wordt”. (...)
Het
volgende commentaar van Stalin is dan ook pertinent van toepassing
(...): “Voor de reformist betekent de hervorming alles; het
revolutionaire werk is voor hem bijzaak, iets om over te praten, om
de massa”s zand in de ogen te strooien. Daarom wordt de hervorming
bij de reformistische tactiek, onder de verhoudingen van de
burgerlijke heerschappij, onvermijdelijk tot een werktuig van de
versterking van deze heerschappij, tot een werktuig van de ontbinding
van de revolutie.”4
(....)
(H)et
doel waarvoor we vandaag vechten, is de omverwerping van de
kapitalistische alleenheerschappij door de strijd van de massa's en
de instelling van de dictatuur van het proletariaat. De volgende fase
is die van de opbouw van het socialisme: onteigening van de
produktiemiddelen, de organisatie van een planeconomie ten dienste
van heel de bevolking, ontwikkeling van de socialistische democratie,
versterking van de dictatuur tegen de oude uitbuitende klassen,
strijd tegen het bureaucratisme, enz.
Onze
tactische beslissingen moeten vandaag dan ook volledig bepaald worden
door het doel van de socialistische revolutie. Wij zoeken naar
mogelijkheden om het proletariaat op te voeden voor die historische
taak. Wij zoeken naar middelen om de strijdbewegingen voor deeleisen
te ontwikkelen, met het oog op de mobilisering, de bewustmaking, de
organisatie en de eenmaking van de werkers, alsook de jongeren en
bepaalde delen van de kleine burgerij, rond de communistische partij
(de PVDA). Wij bevorderen die strijdbewegingen, met het doel het
revolutionaire proces op gang te brengen.
Stalin
zegt daarover: “Het is er niet om te doen dat de voorhoede de
onmogelijkheid inziet van het instandhouden van de oude orde en de
noodzakelijkheid van haar val. Het is er om te doen, dat de massa”s,
de miljoenenmassa”s, deze noodzakelijkheid begrijpen en zich bereid
tonen, de voorhoede te ondersteunen. Maar de massa's kunnen dit
slechts begrijpen op grond van hun eigen ervaring. De taak bestaat
hierin, de miljoenen massa's de gelegenheid te geven, om op grond van
hun eigen ervaring, de noodzakelijkheid van de val van de oude macht
in te zien en daarin, dat zulke strijdmethoden en organisatievormen
op de voorgrond gesteld worden, die het de massa's zullen
vergemakkelijken om op grond van de ervaring, de juistheid van de
revolutionaire leuze in te zien.”5
(....)
(We)
mogen(...) geen enkele illusie laten bestaan over de mogelijkheid om
het kapitalisme te “hervormen” door een herverdeling van de
rijkdom. Die hervormingen kunnen hoe dan ook de kwalen die het
systeem veroorzaakt, niet genezen, en nog minder ze voorkomen. De
wortel van het kwaad, het privé-bezit van de productiemiddelen
wordt er niet door aangetast.
Vandaag,
op een moment dat talrijke verworvenheden van de arbeiders sneuvelen
onder de heftige opstoten van de crisis, is het vergankelijk karakter
van de pogingen om het kapitalisme te hervormen, meer dan duidelijk.
In 1923 kwam Emile Vandervelde op voor de Sociale Verzekering. In
1945 werd de sociale zekerheid ingevoerd, in ruil voor het herstel
van de kapitalistische orde, net na de oorlog. Wat blijft daar
vandaag nog van over? Wat zal er binnen enkele jaren nog van over
zijn? Gedaan met de gratis gezondheidszorg, ontmanteling van het
systeem van het recht op individuele werkloosheidsuitkeringen,
bedreiging van de pensioenen. En wat met de arbeidsomstandigheden?
Onder het mom van de flexibiliteit heeft het patronaat de weekendrust
en de 8-urendag afgeschaft. De werkzekerheid bij de openbare diensten
zal binnenkort nog slechts een vage herinnering zijn. De index wordt
versjacherd. Zelfs het stakingsrecht wordt afgebroken. (...)
Op
(...) welke manier kunnen we het einde van dat systeem versnellen?
Hoe kunnen we de socialistische revolutie voorbereiden, organiseren
en leiden. Alle andere overwegingen, de problemen van tactiek en
organisatie, de eisenprogramma's en de fronten, moeten in functie van
die fundamentele kwestie bekeken worden.
Lenin:
“Het vermogen de concrete weg of het bijzondere keerpunt der
gebeurtenissen, waardoor de massa's dichter bij de werkelijke,
beslissende, laatste, grote revolutionaire strijd worden gebracht, op
te sporen, aan te voelen, juist te bepalen: dat is de voornaamste
taak van het tegenwoordige communisme in West-Europa en Amerika”.6
Die woorden van Lenin dateren van 1920 maar zijn vandaag nog altijd
actueel voor ons. (....)
We
zullen het socialisme nooit bereiken zonder grote botsingen. De
uitbuitende klassen zullen alle mogelijke middelen gebruiken om hun
macht en hun privileges te behouden. De werkers zullen zware
inspanningen en offers moeten leveren voor de revolutie. Die kan
alleen maar slagen als de massa's klaar zijn, op politiek, moreel en
organisatorisch vlak, om die offers en inspanningen te leveren. De
massa' s zullen pas dan voor de revolutie vechten, als ze begrepen
hebben, door eigen ervaring, dat het kapitalisme hen niets te bieden
heeft.
Lenin:
“Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De voorhoede
alleen in de beslissende strijd werpen, zolang de gehele klasse,
zolang de brede massa's niet het standpunt hebben ingenomen, dat zij
de voorhoede hetzij directe steun verlenen, hetzij op zijn minst er
een welwillende neutraliteit tegenover in acht nemen en de
tegenstander van de voorhoede elke mogelijke steun ontzeggen, zou
niet alleen een domheid, maar ook een misdaad zijn. Opdat echter
werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa's werkende
en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt komen, is
propaganda alleen, is agitatie alleen, onvoldoende. Daar is de eigen
politieke ervaring van deze massa's voor nodig. Deze wet ligt aan
alle grote revoluties ten grondslag”.7
8.
Zo
was er ook het besluit - in navolging van de doelstelling van het 5e
congres “maken dat ieder partijlid bewust de eenheid in
politieke lijn nastreeft” - om het fundamenteel partijprogramma
te actualiseren. Hierover en over de politieke motivatie voor ieder
partijlid voor zelfstandige politieke studie kunnen we lezen in
Marxistische Studies no 40:
De
Partij van de Arbeid van België (PVDA) bereidt een nieuw
partijprogramma voor. Het huidige dateert van 1979. We hebben drie
teksten opgenomen die de PVDA gebruikt in de voorbereiding van dit
nieuwe programma.
In
eerste instantie hebben we een discussietekst opgenomen van
Thomas Gounet over het studiewerk in de PVDA. Dit studiewerk
moet volgens de auteur de basis leggen voor de uitwerking van de
partijlijn rond alle essentiële kwesties. (....)
Thomas
Gounet constateert in zijn artikel ook dat het dikwijls aan een
wetenschappelijke werkmethode ontbreekt in het studiewerk. De lectuur
is vaak te oppervlakkig, de bestaande ervaringen van revolutionaire
organisaties worden onvoldoende samengevat en antwoorden op
basisdocumenten van de burgerij en kleinburgerij blijven ontoereikend
Het
programma van de Derde Internationale (...) is een
belangrijke bron van inspiratie voor de voorbereiding van het
programma van de PVDA. Het programma van de Derde Internationale
analyseert de politieke situatie aan het einde van de jaren twintig.
Het beschrijft de essentiële strategische en tactische taken die
de communistische beweging moet vervullen. Het geeft ook de taken aan
die zich stellen eens de politieke macht via een revolutie wordt
veroverd. Dit concrete programma voor het socialisme kan heel wat
enthousiasme wekken bij arbeiders en progressieve intellectuelen.
Het
nieuwe programma van de Griekse Communistische Partij is
eveneens opgenomen in dit nummer van Marxistische Studies. De Griekse
CP, opgericht in 1918, heeft zich steeds geïnspireerd op de
Oktoberrevolutie. De partij heeft een centrale rol gespeeld in de
bevrijding van Griekenland van de nazi’s en in de strijd tegen het
fascistische kolonelsregime. In de belangrijkste strijdbewegingen van
de arbeidersklasse speelt de Griekse CP een grote rol.
Het
programma dat de zij in 1996 uitwerkte heeft de verdienste zeer klare
standpunten in te nemen rond alle sleutelkwesties: de noodzaak van de
“omverwerping van het kapitalisme”, de noodzaak van een
avant-garde partij van het leninistische type, het klaar typeren van
het karakter van het imperialisme en het toenemend gevaar van oorlog
onder het imperialisme, de noodzaak van de dictatuur van het
proletariaat en de bevestiging van de noodzaak om onder het
socialisme een nationaal geplande economie op te bouwen. Allemaal
essentiële punten waardoor deze partij verschilt van de
revisionistische partijen zoals we die kennen in verschillende landen
van West-Europa.
Het
programma onderlijnt ook dat “zoals de ervaring van de opbouw van
het socialisme in de 20e eeuw heeft bevestigd, het onderschatten van
de tegenstellingen (onder het socialisme) kan leiden tot serieuze
antagonismen, het ondermijnen van de socialistische structuur, naar
de versterking van de contrarevolutionaire elementen en het herstel
van het kapitalisme.”
De
drie voorliggende teksten dienen als grondslag voor de discussies
rond de uitwerking van het nieuwe programma van de PVDA. De
PVDA wil beschikken over een programma dat als leidraad kan en moet
dienen voor de strijd voor een nieuwe maatschappij. (...)
Marxistische
Studies publiceert in dit nummer basisdocumenten die de aanpak en de
uitwerking van een nieuw programma voor de PVDA onderbouwen.9
Het
Vijfde Congres van de Partij van de Arbeid was het startpunt voor een
reeks reorganisaties en heroriëntaties in de leiding van de
partij. De studie vormde één van de behandelde
problemen.(...)
Het
Vijfde Congres legt sterk de nadruk op het belang van de studie. Het
boek De partij van de revolutie preciseert: “De
partijkaders moeten de marxistisch-leninistische leer bestuderen als
een wetenschap. De kaders kunnen maar bijdragen tot de uitwerking van
de politieke lijn in de huidige zeer complexe en snel veranderende
wereld, wanneer zij de rijke ervaring die honderden miljoenen
revolutionairen en communisten sinds meer dan een eeuw hebben
verworven, studeren en assimileren.”10
(...)
De
studie vergt een effectieve inspanning: deze van de ontwikkeling van
een politieke lijn die de partij doet vooruitgaan in de
klassenstrijd. Deze theorie moet dus beantwoorden aan de belangen van
de werkers en de progressieven en opgebouwd zijn in strijd met
burgerlijke stellingen. (...).
Het
objectief van de theorie is eerder om een serie verschillende
praktijkervaringen te synthetiseren en er de gemeenschappelijke
structuur uit te halen. De theorie is dan de formulering van deze
gemeenschappelijke structuur die men terugvindt in de verschillende
concrete situaties. (...)
De
theorie dient om de analyse van concrete situaties te
vergemakkelijken. In elk van deze situaties dient men de fundamentele
structuur terug te vinden die toelaat de verbanden tussen de
gebeurtenissen te begrijpen. (...) De theorie laat toe om niet iedere
keer te moeten starten vanaf nul; zij maakt het mogelijk maar zich te
baseren op sommige algemene wetten om een concrete situatie te
analyseren. (...)
Tegenover
een veranderende realiteit is de theorie zelf een permanent
bouwterrein. Het volstaat niet een theorie gewoon toe te passen op
elke concrete situatie. Men moet ook bestuderen in welk opzicht een
specifieke situatie verschilt van een andere situatie waarvoor de
theorie werd ontworpen. Het volstaat niet om bij elke analyse van een
land of een economische situatie die zich voordoet, de stellingen van
Marx te herhalen over de structuur van het kapitalisme, maar wel om
te zien hoe zij concreet toepasbaar is en hoe zij moet aangevuld
worden. Zo verrijkt de theorie zich. Maar dit betekent dat de
uitwerking van nieuwe, steeds preciezere en meer uitgewerkte
theorieën, een permanente studie en inspanning vereist om nieuwe
kennis te verwerven. (...)
Het
spontaneïsme, het economisme en het ouvrièrisme blijven
belangrijke burgerlijke stromingen in de partij. De fundamentele
studie wordt dikwijls verwaarloosd, zelfs misprezen. De idee dat
alleen het werk in de arbeidersklasse echt revolutionair is, is sterk
verankerd in de partij.
Onder
het voorwendsel dat arbeiders geen theorie begrijpen, hetgeen
trouwens niet bewezen is, doet men geen inspanningen meer tot
theorievorming. In naam van de strijd tegen het intellectualisme, een
burgerlijk standpunt dat de theorie om de theorie ontwikkelt, wordt
het werk voor de uitwerking van de lijn herleid tot het geven van
antwoorden op concrete situaties. Het in handen nemen van de
praktische problemen leidt dan tot de liquidatie van het meer
fundamenteel studiewerk. Het enige studiewerk dat men dan aanvaardt,
bestaat in studies over onmiddellijke fenomenen: men moet ordewoorden
vinden voor specifieke situaties en al de rest wordt opgegeven.
(...)
(D)at hangt ook samen met het feit dat de enige theoretische
inspanning die eventueel kan, diegene is die direct verbonden is met
de praktijk. Maar, de theorie vormt zich niet enkel vertrekkend van
de kennis van concrete situaties. Er moet een geheel van redeneringen
gevolgd worden om te komen tot coherente theorieën. Dat
werk wordt dikwijls ondergewaardeerd binnen de partij. Marx zou
echter nooit zijn theorie van uitbuiting hebben kunnen ontwikkelen
zonder dat hij deze van de waarde zou hebben ontwikkeld. En deze
laatste heeft niet direct een praktische dimensie: men kan empirisch
de waarde van de waren niet berekenen vermits deze worden verkocht
aan prijzen die beïnvloed worden door verschillende elementen
waaronder de reële waarde, maar ook door de krachtsverhoudingen
tussen de kapitalisten en de relatie tussen vraag en aanbod. De
waardetheorie is essentieel gebouwd op een theoretische redenering.
De argumentatie is de volgende. De enige gemeenschappelijke
eigenschap van de waren is dat ze het product van arbeid zijn. Dus
kan alleen de hoeveelheid arbeid die nodig was om deze waar voort te
brengen, dienen als basis voor de ruil van deze waren. Deze
hoeveelheid arbeid bepaalt de waarde van de waar. Indien de partij
wil beschikken over specialisten dan moeten zij niet enkel theorieën
kunnen ontwikkelen die een antwoord bieden op concrete problemen maar
moeten die ook coherent zijn op het logische vlak.
(...)
In plaats van een mechanisme te zoeken om, diegenen die
verantwoordelijk zijn om het studiewerk te ontwikkelen, te verbinden
met diegenen die direct verantwoordelijk zijn voor de klassenstrijd,
houdt men de breuk tussen beiden in stand. Dit versterkt het
intellectualisme bij de enen en het spontaneïsme bij de
anderen.11
In plaats van het individualisme te bestrijden bij diegenen die bij
de studie betrokken zijn, bevestigt men ze in specifieke taken zonder
band met het praktisch en politiek werk van kameraden die volop in de
praktijk staan. In plaats van hen voldoende tijd te geven voor het
studiewerk, bedelft men de leidende kaders op verschillende terreinen
onder praktische taken. (...)
De
geproduceerde teksten worden niet benut. (...) Men leidt de partij
niet politiek. Men ontwikkelt niet echt op wetenschappelijke en
praktische wijze een politieke lijn om de partij te oriënteren
in de komende klassenstrijd. (...)
Hoe
kan de partij in deze omstandigheden een lijn ontwikkelen om haar
taken in de klassenstrijd naar behoren uit te voeren? Hoe kan zij
vooruit gaan op nieuwe terreinen? Hoe kan zij zich bij de werkers
aandienen als een echt alternatief voor de dictatuur van de
bourgeoisie, bekwaam om haar te vervangen in de leiding van de staat?
Het is onmogelijk om de revolutie te maken in een technologische
maatschappij zonder alle communisten te vormen in de wetenschap, de
technologie en de cultuur in de breedste zin van het woord.
(...)
Het
was fout om specialisten te zoeken die enkel studiewerk moesten doen.
Het was fout een studiedienst te maken die losgesneden was van de
praktijk en van de rest van de partij. Een dergelijk concept
versterkt het individualisme en intellectualisme van de kaders
verantwoordelijk voor de studie in de partij en vergroot ook dezelfde
afwijkingen bij de specialisten. Tegelijkertijd versterkt dat ook het
spontaneïsme in de rest van de partij: iedereen kan zeggen dat
de studie zijn zaak niet is want dat er daarvoor toch een speciale
dienst bestaat.
Dat
heeft geleid tot een situatie waarbij de studie geen centrale plaats
inneemt in het partijleven zoals aangegeven in het boek De
partij van de revolutie. (...)
Indien
de partij er niet in slaagt om rond zich de beste specialisten te
verzamelen, dan zullen zij vroeg of laat wél ergens anders
georganiseerd worden. In plaats van dan de klassenstrijd en de
socialistische revolutie te dienen, zullen zij hun kennis en ervaring
ten dienste stellen van het in standhouden van de burgerlijke en
kleinburgerlijke stromingen in de arbeidersbeweging.12
Van
deze rectificaties in overeenstemming met de doelstellingen van het
5de congres is niets overgebleven. Doordat ook het ideologisch
proletarisch en revolutionair deel van de leden en kaders (toch nog)
niet vrij was van een zeker dogmatisme, konden de revisionisten op
hen inwerken. In een volgend artikel kom ik hierop terug.
1Uit
“Inleiding, 1. Nieuwe taken” in “De Partij van de revolutie”
(de documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO,
1996
2Uit
“Hoofdstuk 1, De organisatie van een partij van het
bolsjewistische type”in “De Partij van de revolutie” (de
documenten van het Vijfde Congres, 1995), PVDA-uitgaven, EPO, 1996 .
3http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=22&doc_id=64,
Nummer 26, publicatiedatum: 0000-00-00 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden..
“Een revolutionaire partij in stakingen. - Lessen uit de campagne
tegen het Globaal Plan '93 - Rapport goedgekeurd door het Centraal
Comité van de PVDA, 15 september 1994”.
4
Stalin, Over de grondslagen van het Leninisme, Keuze uit zijn
werken, deel 1, p.90
5
Stalin, op.cit., p.74.
6
Lenin, De “linkse stroming”, een kinderziekte van het
communisme, Keuze uit zijn werken, deel 3, p.372-373.
7
Lenin, De “linkse stroming”..., op.cit., p.368-369.
8http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=22&doc_id=77,
Nummer 26, november 1995, Copyright © EPO, Marxistische Studies
en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan
voor strikt niet-winstgevende doeleinden.“ Ons sociaal-economisch
eisenprogramma en de strijd voor de socialistische revolutie”
Politiek Bureau PVDA. Dit artikel handelt over het probleem van de
relatie tussen het sociaal en economisch programma van de PVDA en de
strijd voor het socialisme.
9http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=149,
Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende
doeleinden.“Studiewerk en voorbereiding van een nieuw programma
van de PVDA”, Danny Vandenbroucke
10
Martens Ludo, De Partij van de Revolutie, PVDA-Uitgaven, Brussel,
1996, p.47.
11
De tegenpool van het intellectualisme wordt gevormd door het
spontaneïsme, een burgerlijk standpunt dat de praktijk naar
voor schuift maar de theorie volledig verwaarloost; alleen de actie
als dusdanig telt
12http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=36&doc_id=150,
Nummer 40, publicatiedatum: 1997-11-30 Copyright © EPO,
Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en
vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende
doeleinden.“Over de onderwaardering van de studie in de PVDA”,
Thomas Gounet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten