Er
zijn (relatief jonge) mensen die vooral emotioneel, niet rationeel,
en zeker niet geargumenteerd (hoe zouden ze, ze hebben het nog nooit
bestudeerd!) het communisme verwerpen en de symbolen VAN dat
communisme zoals Stalin en/of Mao als een misdadiger, dictator, of
nog erger beschouwen …. zelfs Lenin!
Ze
gaan ervan uit dat ze dit niet moeten motiveren, omdat "de algemeen
gangbare mening of algemeen heersende opvatting" genoeg argumentatie omvat.
Deze
mensen zijn geen (van nature uit anticommunistisch)
“extreem-rechtsen”, zelfs geen liberalen van de strekking
Open VLD of van de strekking Groen, …
nee het zijn leden van de PVDA zélf, je weet wel “de marxistische
partij die voor socialisme (2.0) is.”
Verschillende
van hen ken ik persoonlijk als sociaal-voelende activisten, en zien
zich zelf als “links”.
Veel
van die leden van de PVDA kennen, in feite, “hun eigen partij”
niet en zeker de geschiedenis ervan niet ….
Vroeger
in PVDA: anti-communistische opvatting evt “verstopt”onder
anti-stalin-, anti-mao-, anti-lenin- of zelfs anti-marx-opvattingen,
onverenigbaar met lidmaatschap
In
volle Koude Oorlog, ontstonden er “nieuwe Communistische partijen
in opbouw”. AMADA, dat later de PVDA werd, was er één van. Zij
moesten zich weren tegen een anticommunistische hetze die kwam vanuit
extreem-rechts maar ook uit “linkse” sociaal-democratische hoek.
Zo rond 1982 noteerde men BINNEN die “nieuwe communistische
partijen in opbouw”, opvattingen die aansloten bij het algemeen
heersende anticommunisme, dat zich uitte in anti-stalin, anti-mao,
zelfs anti-lenin, en zelfs anti-marx ….(het ging toen over wat men
moemde “de sociaaldemocratische liquidatiestroming”)
Wat toen de PVDA betreft, werd er serieus gediskuteerd met die leden
bij wie men deze opvattingen opmerkte. Sommigen, vasthoudend aan die
opvattingen, namen zélf ontslag uit de partij. Anderen, die bleven
vasthouden aan die opvattingen, wérden uit de partij gezet. Nu, mag
men, als leden, blijkbaar alle anticommunistische registers
opentrekken!
Een
oproep voor grondige studie: Aan
de sympathizanten en leden van de partij die zichzelf “marxistisch
en voor het socialisme” noemt, ook degenen IN die partij die
zichzelf zien als communisten en degenen (soms lid van de
Communistische Partij van België) die vinden dat er (ook nog) “echte
communisten”zijn in de PVDA.
Lees
en bestudeer hun PROGRAMMA (van de PVDA dus) en
lees en bestudeer vervolgens – vàn Marx – “Kritiek
op het programma van Gotha”… Marx maakt in dit werkje een
analyse van het programma van een toenmalige “marxistische partij
die voor het socialisme is”. Trouwens roept Peter Mertens zelf niet
op om (althans dat deel rond “het klimaat” dan toch) het
programma van de PVDA goed te lezen?
Eerst Het Kapitaal (of toch deel 1) lezen is wel aan te raden, omdat Marx (door tijdgebrek en gezondheidsproblemen) van het boek “Kritiek op het programma van Gotha” geen volledig uitgewerkt boek kon maken. Het zijn eigenlijk “nota’s”. Een verdere uitwerking van Marx`nota’s o. a. aan de hand van andere boeken van Marx kan men bestuderen in “Staat en Revolutie” van Lenin.
Eerst Het Kapitaal (of toch deel 1) lezen is wel aan te raden, omdat Marx (door tijdgebrek en gezondheidsproblemen) van het boek “Kritiek op het programma van Gotha” geen volledig uitgewerkt boek kon maken. Het zijn eigenlijk “nota’s”. Een verdere uitwerking van Marx`nota’s o. a. aan de hand van andere boeken van Marx kan men bestuderen in “Staat en Revolutie” van Lenin.
In
(deel 1 van) Het Kapitaal kan men lezen
wat uiteindelijk “het programma” van de werkende klasse zal zijn
(dat vanuit de wetmatigheden van het kapitalisme stelt dat de klassenbelangen van de werkende
klasse fundamenteel TEGENGESTELD zijn aan die
van de kapitalisten), namelijk, overeenkomstig met de objectieve belangen van
de werkende klasse: de vernietiging van de kapitalistische
productieverhoudingen:
Karl
Marx: Het Kapitaal – Een kritische beschouwing van de economische
politiek. Deel I. Het productieproces van het kapitaal Hoofdstuk 24.
De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie. In punt 7. Historische
strekking van de kapitalistische accumulatie:
Haar
vernietiging, de omzetting van individuele en versnipperde
productiemiddelen in maatschappelijk geconcentreerde
productiemiddelen, dus van het dwergachtige bezit van velen in het
reusachtige bezit van weinigen, dus de onteigening van de grote
volksmassa van hun grond, van hun bestaansmiddelen en hun
arbeidsinstrumenten, deze vreselijke en moeilijke onteigening van de
volksmassa vormt de voorgeschiedenis van het kapitaal. Deze
onteigening omvat een reeks gewelddadige methoden, waarvan wij
slechts de meest belangrijke als methoden der oorspronkelijke
accumulatie van het kapitaal de revue lieten passeren.(...)
Deze
onteigening voltrekt zich door het spel van de immanente wetten van
de kapitalistische productie zelf, door de centralisatie van de
kapitalen. Een enkele kapitalist vernietigt vele andere kapitalisten.
Tegelijk met deze centralisatie of onteigening van vele kapitalisten
door enkele kapitalisten komt de coöperatieve vorm van het
arbeidsproces op steeds grotere schaal tot ontwikkeling, de bewust
technische toepassing van de wetenschap, de systematische bebouwing
van de grond, de verandering van de arbeidsmiddelen in
arbeidsmiddelen die alleen gemeenschappelijk kunnen worden gebruikt,
de besparing op alle productiemiddelen door hun gebruik als
productiemiddelen van gecombineerde, maatschappelijke arbeid, het
verstrikt raken van alle volkeren in het net van de wereldmarkt en
daarmee het internationale karakter van het kapitalistische regime.
Met het gestadig afnemend aantal kapitaalmagnaten, dat zich alle
voordelen van dit omwentelingsproces toeeigent en deze monopoliseert,
neemt de omvang van de ellende, de druk, de knechting, de ontaarding,
de uitbuiting, maar ook de woede van de steeds groeiende en door het
mechanisme van het kapitalistische proces zelf geschoolde, verenigde
en georganiseerde arbeidersklasse toe. Het kapitaalmonopolie wordt
een kluister van de productiewijze, die door en mét haar tot bloei
is gekomen. De centralisatie van de productiemiddelen en de
vermaatschappelijking van de arbeid bereiken een punt, waarop zij
onverenigbaar worden met hun kapitalistisch omhulsel. Dit omhulsel
wordt verbrijzeld. Het laatste uur van het kapitalistische
privaatbezit heeft geslagen. De onteigenaars worden onteigend.
(...)
De
verandering van het op eigen arbeid der individuen berustende,
versnipperde persoonlijke eigendom in kapitalistische eigendom is
natuurlijk een proces, dat veel langduriger, harder en moeilijker is
dan de verandering van het in feite reeds op maatschappelijke
productie gebaseerde kapitalistische eigendom in maatschappelijke
eigendom. In het eerste geval ging het om de onteigening van
de volksmassa door enkele usurpatoren, in het tweede geval gaat het
om de onteigening van enkele usurpatoren door de volksmassa.1
Uit
Staat en Revolutie : HOOFDSTUK V DE ECONOMISCHE GRONDSLAGEN VAN HET
AFSTERVEN VAN DE STAAT, punt 3. De eerste fase van de communistische
maatschappij:
In
zijn Kritiek op het programma van Gotha weerlegt Marx
zorgvuldig het idee van Lassalle dat de arbeider onder het socialisme
het ‘onverkorte’ of ‘volledige product van zijn arbeid’ zal
ontvangen. Hij toont aan dat van het volledige product volgende zaken
in mindering moeten worden gebracht: een reservefonds, een fonds voor
productie-uitbreiding, een fonds voor afschrijving van het
machinepark, enz. Vervolgens moeten de consumptiegoederen afgetrokken
worden: een fonds voor administratieve kosten, scholen, ziekenhuizen,
bejaardentehuizen enz...
In
plaats van de wazige, onduidelijke en algemene formule van Lassalle
(‘aan de arbeider het volledige product van zijn arbeid’), werkt
Marx helder uit hoe de socialistische maatschappij haar zaken moet
beheren. Hij analyseert concreet de levensomstandigheden in een
maatschappij zonder kapitalisme:
“Waarmee
wij hier te maken hebben (bij de bespreking van het programma van de
arbeiderspartij) is een communistische maatschappij, niet zoals ze
zich op haar eigen grondslagen heeft ontwikkeld, maar integendeel,
zoals zij uit het kapitalisme voortkomt; die dus in elk opzicht –
economisch, moreel en intellectueel – nog de moedervlekken vertoont
van de andere maatschappij die haar heeft gebaard.”
Deze
communistische maatschappij, die nog de moedervlekken vertoont van de
andere maatschappij die haar heeft gebaard, noemt Marx de eerste fase
of lagere fase van het communisme.
De
productiemiddelen zijn geen privé-bezit meer. Ze behoren toe aan
heel de maatschappij. Elk lid van de maatschappij dat een bepaald
deel van het sociaal noodzakelijke werk doet, ontvangt van de
maatschappij een certificaat dat de hoeveelheid gepresteerde arbeid
vermeldt. Met dat certificaat kan hij in de staatswinkels een
overeenkomstig deel aan consumptiegoederen kopen. Dus, na aftrek van
het deel van de arbeid voor het sociale fonds, ontvangt elk individu
van de maatschappij evenveel als hij haar heeft gegeven. De
‘gelijkheid’ heerst, zou je denken.
Maar
wanneer Lassalle over deze maatschappelijke orde (die we gewoonlijk
socialisme noemen en Marx de ‘eerste fase van het communisme’
noemt) zegt dat er ‘eerlijke verdeling’ en ‘voor iedereen
gelijk recht op het product van zijn arbeid’ is, vergist hij zich
(….)
Rechtvaardigheid
en gelijkheid kunnen in de beginfase van het communisme nog niet
worden gerealiseerd. Er zullen verschillen qua rijkdom en onterechte
ongelijkheden blijven bestaan, maar de uitbuiting van de ene
mens door de andere zal niet meer mogelijk zijn, want de
productiemiddelen (fabrieken, machines, grond, enz.) kunnen
niet meer als privé-bezit toegeëigend worden.
Marx
vernietigt Lassalles kleinburgerlijke en verwarde frase over
‘gelijkheid’ en ‘gerechtigheid’ in het algemeen. Hij
toont de weg van de ontwikkeling van de communistische
maatschappij, die gedwongen is eerst enkel de
‘onrechtvaardigheid’ van het privé-bezit van de
productiemiddelen uit de weg te ruimen, maar die onmogelijk met één
slag ook die andere ‘onrechtvaardigheid’ uit de weg kan ruimen,
namelijk de verdeling van de consumptiegoederen ‘naargelang de
gepresteerde arbeid’ (en niet naargelang de noden).(...)
“Wie
niet werkt, zal niet eten”. Dit socialistische principe is al
verwezenlijkt. ‘Gelijke hoeveelheid producten voor gelijke arbeid’,
dit andere socialistische principe is ook al verwezenlijkt.
Nochtans is dit nog geen communisme en het maakt geen einde aan het
‘burgerlijk recht’ dat aan ongelijke mensen voor een (in de
feiten) ongelijke hoeveelheid arbeid een gelijke hoeveelheid
producten geeft.
Dat
is een ‘wantoestand’, zegt Marx, maar onvermijdelijk in de eerste
fase van het communisme. Het is immers een utopie te denken dat
de mensen, onmiddellijk na de omverwerping van het kapitalisme,
zonder enige rechtsnorm zullen leren
werken in dienst van de gemeenschap.
Trouwens, de afschaffing van het kapitalisme schept niet automatisch
de economische voorwaarden voor een dergelijke
verandering.
Welnu,
er zijn geen andere normen dan die van het ‘burgerlijk recht’.
Vandaar ook dat de noodzaak blijft bestaan van een staat die het
gemeenschappelijke bezit van de productiemiddelen beschermt en tevens
over de gelijkheid van arbeid en van verdeling van de
consumptiegoederen waakt.
De
staat sterft af in die zin dat er geen kapitalisten meer zijn, geen
klassen meer en bijgevolg geen klasse meer die moet worden
onderdrukt.
Maar
de staat is nog niet helemaal verdwenen, omdat het ‘burgerlijk
recht’, dat de feitelijke ongelijkheid in stand houdt, beschermd
wordt. Voor het volledig afsterven van de staat is het
volledige communisme nodig.
In
“Staat en Revolutie” staan ook opmerkingen,
kritieken, en beoordelingen over leiders van de IIe Internationale ….
die van zichzelf ook vonden dat ze “marxistisch en voor het
socialisme” waren, … Kautsky en Vandervelde bijvoorbeeld
Kautsky
verzaakt feitelijk aan de revolutie, terwijl hij ze in woorden
erkent. Zijn gedachtegoed stijgt niet uit boven een ‘regering die
tegemoetkomt aan de belangen van het proletariaat’. Het is een stap
terug naar het filisterdom in vergelijking met 1847, toen Het
Communistisch Manifest ‘de organisatie van het proletariaat als
heersende klasse’ verkondigde.
Voor
Kautsky blijft er niets anders over dan de geliefde ‘eenheid’ te
verwezenlijken met de Scheidemanns, de Plechanovs, de Vanderveldes,
die allen willen strijden voor een regering ‘die aan de belangen
van het proletariaat tegemoet komt’.
Wat
ons betreft, wij breken met deze renegaten van het socialisme en wij
zullen strijden voor de vernietiging van heel de oude staatsmachine,
opdat het gewapende proletariaat zelf de regering wordt.
Dat zijn ‘twee volkomen verschillende dingen’.
Kautsky
zal in het aangename gezelschap blijven van de Legiens, de Davids, de
Plechanovs, de Potressovs, de Tsereteli’s en de Tsjernovs, die
niets liever vragen dan te strijden voor ‘de verschuiving van
de krachtsverhoudingen binnen de staatsmacht’, voor ‘het
verwerven van een meerderheid in het parlement en de verheffing van
het parlement tot absolute meester van de regering’. Een
heel edel doel waarbinnen alles aanvaardbaar is voor de
opportunisten, waar niets buiten het kader van de burgerlijke
parlementaire republiek treedt.
Wat
ons betreft, wij breken met de opportunisten en het
klassenbewuste proletariaat zal zich volledig achter ons scharen,
niet in de strijd voor een ‘verschuiving van de
krachtsverhoudingen’, maar in de strijd voor de omverwerping
van de burgerij, voor de vernietiging
van het burgerlijk parlementarisme, voor een democratische republiek
naar het voorbeeld van de Commune of een republiek van sovjets van
arbeiders- en soldatenafgevaardigden, voor de revolutionaire
dictatuur van het proletariaat.2
…
en
de Tweede Internationale is tussen twee haakjes die organisatis die
Peter Mertens nieuw leven in wil blazen en waarvan hij de kiemen
reeds ziet … in GUE/NGL en waarvan hij Tsipras wellicht als de
nieuwe Kautsky ziet….
(T)he
situation among the forces to the left of social democracy in Europe
today is chaotic. We need to have a basic, broad common platform,
akin to the First or Second International, for it is
not yet clear which road is best. At the moment we believe in
GUE/NGL [the most left-wing group in the European Parliament,
bringing together parties from diverse Communist, Green-left and
radical-left traditions] as a platform for all authentic left forces.
There are of course many different points of view — we ourselves
work closely with the Portuguese (PCP) and Cypriot (AKEL) Communist
Parties, and France’s PCF, but also have contacts with Jean-Luc
Mélenchon (France Insoumise), and both Die Linke and the Communist
Party in Germany. We are a Marxist party that believes in a
socialist future and not the adaptation of capitalism.3
Als
de GUE/NGL volgens Peter Mertens de kiem is van “zoiets als de
Tweede Internationale is Tsipras dam voor de GUE/NGL wat Kautsky was
voor de Tweede Internationale?
Het
Perscommunikee van de KKE-delegatie in het Europees Parlement is niet
mals:
“De
gezamelijke verklaring van de leiders van de sociaal-democraten, de
Groenen en de zogenaamde groep van links (GUE/NGL) in het Europees
parlement, Udo Bullmann, Ska Keller en Gabi Zimmer, waarin zij
Tsipras en Zaev voordragen voor de Nobelprijs van de vrede omdat zij
de promoters waren van het akkoord van Prespa van de EU en de NAVO,
is een waarachtige provocatie aan het adres van het volk. In ieder
geval hebben in het verleden de Amerikaanse presidenten en
staatsecretarissen reeds deze onderscheiding gekregen voor hun
diensten aan de promotie van de imperialistische plannen (…) van
bombardementen en coups. De prijs is ook toegekend aan Walesa en
Gorbatchov, gekend voor hun vuile rol in de contra-revoluties.(…)
Een echte progressieve politiek is die die de juiste zaak dient van
de werkende klasse, de klassenstrijd. Want dit is de drijvende kracht
voor de sociale ontwikkeling, de strijd voor de omverwerping van de
kapitalistische macht als voorafgaande voorwaarde voor desengagement
voor de EU, waarbij het volk de teugens van de macht in handen
houden.4”
Trouwens
wat betreft met de belijdenis “wij zijn marxisten” wordt
Marx in “Staat en revolutie” geciteerd om aan te
tonen wat Marx zélf hieronder MINSTENS verstaat:
Uit
“Staat en Revolutie”, Hoofdstuk II: De ervaringen van de jaren
1848-1851 3. Hoe Marx de kwestie in 1852 stelde
In
1907 publiceerde Mehring in het tijdschrift ‘Die Neue Zeit’ (XXV,
II, 164) uittreksels uit een brief van Marx aan Weydemeyer van 5
maart 1852. In deze brief is onder andere de volgende belangwekkende
beschouwing te vinden:
‘Wat
mij betreft — niet aan mij komt de eer toe het bestaan der klassen
in de moderne maatschappij of hun onderlinge strijd te hebben
ontdekt. Reeds lang voor mij hadden burgerlijke geschiedschrijvers de
historische ontwikkeling van deze strijd der klassen en burgerlijke
economen de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht.
Het nieuwe dat ik er aan heb toegevoegd bestond
in het leveren van het bewijs 1. dat het bestaan van de klassen
alleen verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van
de productie; 2. dat de klassenstrijd noodzakelijkerwijze tot de
dictatuur van het proletariaat leidt; 3. dat deze dictatuur zelf
slechts de overgang vormt naar het opheffen van alle klassen en naar
een klasseloze maatschappij.’
Het
is Marx hier gelukt met verbazingwekkende kernachtigheid tot
uitdrukking te brengen ten eerste het voornaamste en wezenlijke
onderscheid tussen zijn leer en die van de vooraanstaande en
diepzinnigste denkers van de bourgeoisie, en ten tweede het wezen van
zijn leer over de staat.
Men
zegt en schrijft dikwijls dat de kern van de leer van Marx de
klassenstrijd is. Maar dat is niet juist. En uit deze onjuistheid
ontstaat voortdurend en onophoudelijk een opportunistische verminking
van het marxisme, zijn vervalsing tot een voor de bourgeoisie
aanvaardbare leer. De leer van de klassenstrijd is immers niet door
Marx, maar
voor hem
door de bourgeoisie geschapen en ze is in het algemeen gesproken voor
de bourgeoisie aanvaardbaar.
Alleen wie de klassenstrijd erkent is nog geen marxist en kan nog
binnen de perken van het burgerlijke denken en de burgerlijke
politiek gebleven zijn. Het
marxisme beperken tot de leer van de klassenstrijd betekent het
marxisme besnoeien, verminken, reduceren tot iets dat voor de
bourgeoisie aanvaardbaar is. Marxist is alleen hij die de erkenning
van de klassenstrijd uitbreidt tot
de erkenning van de dictatuur
van het proletariaat.
Hierin ligt de kern van het onderscheid tussen een marxist en de
gemiddelde kleine (en ook grote) bourgeois.
Dit moet de toetssteen zijn voor het werkelijk begrijpen
en onderschrijven van het marxisme. Het is dan ook geen wonder dat,
toen de geschiedenis van Europa de arbeidersklasse praktisch voor
dit vraagstuk plaatste,
niet alleen alle opportunisten en reformisten, maar ook alle
‘kautskyanen’ (de mensen die tussen het reformisme en het
marxisme weifelen) povere filisters en kleinburgerlijke democraten
bleken te zijn die de dictatuur van het
proletariaat afwijzen.. Kautsky’s
brochure ‘De dictatuur van het proletariaat’, in augustus 1918,
dus geruime tijd na de eerste druk van het onderhavige boekje
verschenen, is een prachtig voorbeeld van kleinburgerlijke misvorming
van het marxisme en van een laaghartige verloochening ervan in
de praktijk, verbonden
aan een huichelachtige erkenning in
woorden, (Zie
mijn brochure ‘De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky’,
Petrograd en Moskou, 1918.) Het tegenwoordige opportunisme valt in de
persoon van zijn voornaamste vertegenwoordiger, de gewezen marxist K.
Kautsky, geheel en al onder de aangehaalde door Marx gegeven
karakteristiek van de burgerlijke houding,
want dit
opportunisme beperkt het gebied van de erkenning van de klassenstrijd
tot het gebied van de burgerlijke verhoudingen (en binnen dit gebied,
‘binnen zijn grenzen, zal geen enkele beschaafde liberaal weigeren
‘in beginsel’ de klassenstrijd te erkennen!). Het
opportunisme breidt de
erkenning van de klassenstrijd juist niet
uit tot
de hoofdzaak, tot het tijdperk van de overgang van
kapitalisme naar communisme, tot het tijdperk van de omverwerping en
de volledige vernietiging van
de bourgeoisie.
In werkelijkheid is dit tijdperk onvermijdelijk een tijdperk van
ongekend verbitterde klassenstrijd die weergaloos scherpe vormen
aanneemt; daarom moet ook de staat van dit tijdperk onvermijdelijk op
een nieuwe manier democratisch
(voor de proletariërs en de niet-bezitters in het algemeen) en op
een nieuwe manier diktatoriaal
(tegen de bourgeoisie) zijn.
Verder.
Het wezen van de leer van Marx over de staat wordt alleen het
wezenlijke bezit van hem die begrepen heeft dat de dictatuur van één
klasse noodzakelijk is niet alleen voor elke klassenmaatschappij
zonder meer, niet alleen voor het proletariaat dat
de bourgeoisie ten val heeft gebracht maar ook voor het
gehele historische
tijdperk dat
het kapitalisme van de ‘klasseloze maatschappij’, van het
communisme scheidt. De vormen van de burgerlijke staten zijn
buitengewoon menigvuldig, maar hun wezen is hetzelfde: Al
deze staten zijn op de een of andere manier, maar uiteindelijk
onvoorwaardelijk een dictatuur
van de bourgeoisie. De
overgang van het kapitalisme naar het communisme
zal natuurlijk wel een geweldige overvloed en veelsoortigheid van
politieke vormen teweegbrengen, maar het
wezenlijke zal daarbij beslist eender zijn: de
dictatuur van het proletariaat.
De
genoemde werken zijn te koop in Aurora van Flor Dewit .
1 ‘De vooruitgang van de industrie, waarvan de bourgeoisie de willoze en weerloze draagster is, brengt in plaats van de isolering van de arbeiders door de concurrentie hun revolutionaire vereniging door de associatie. Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus de basis, waarop de bourgeoisie produceert en zich de producten toeeigent, onder haar voeten weggetrokken. Vóór alles produceert zij dus haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn dus even onvermijdelijk. . . Van alle klassen, die vandaag tegenover de bourgeoisie staan, is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen teren weg en gaan met de grootindustrie ten onder, het proletariaat is haar meest kenmerkende product. . .
De middenstanden,
de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer —
zij allen bestrijden de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand
te vrijwaren voor ondergang. . . zij zijn reactionair, zij trachten
het rad van de geschiedenis terug te draaien.’ Karl Marx en F.
Engels, Manifest der kommunistischen Partei, London, 1847, pp. 9,
11.
2
In HOOFDSTUK VI DE
VERVLAKKING VAN HET MARXISME DOOR DE OPPORTUNISTEN van “Staat en
revolutie” van Lenin.
3https://www.jacobinmag.com/2018/12/belgium-workers-party-ptb-elections-left,
1-2-2019 “We Are a Marxist Party That Believes in a Socialist
Future”, AN INTERVIEW WITH PETER MERTENS
4https://inter.kke.gr/fr/articles/Par-rapport-a-la-declaration-conjointe-provocante-des-sociaux-democrates-des-Verts-du-GUE-NGL-concernant-le-prix-Nobel-de-la-paix-pour-Tsipras-Zaev/
31.01.2019 Par rapport à la déclaration conjointe provocante des
sociaux-démocrates, des Verts, du GUE/NGL concernant le prix Nobel
de la paix pour Tsipras-Zaev
Geen opmerkingen:
Een reactie posten