12-02-2019

Lid van een “marxistische partij die ook voor het socialisme is” (al dan niet “2.0”) en “tegen het communisme” zijn, kan dat?

Er zijn (relatief jonge) mensen die vooral emotioneel, niet rationeel, en zeker niet geargumenteerd (hoe zouden ze, ze hebben het nog nooit bestudeerd!) het communisme verwerpen en de symbolen VAN dat communisme zoals Stalin en/of Mao als een misdadiger, dictator, of nog erger beschouwen …. zelfs Lenin!
Ze gaan ervan uit dat ze dit niet moeten motiveren, omdat "de algemeen gangbare mening of algemeen heersende opvatting" genoeg argumentatie omvat.
Deze mensen zijn geen (van nature uit anticommunistisch) “extreem-rechtsen”, zelfs geen liberalen van de strekking Open VLD of van de strekking Groen, … nee het zijn leden van de PVDA zélf, je weet wel “de marxistische partij die voor socialisme (2.0) is.”
Verschillende van hen ken ik persoonlijk als sociaal-voelende activisten, en zien zich zelf als “links”.
Veel van die leden van de PVDA kennen, in feite, “hun eigen partij” niet en zeker de geschiedenis ervan niet ….

Vroeger in PVDA: anti-communistische opvatting evt “verstopt”onder anti-stalin-, anti-mao-, anti-lenin- of zelfs anti-marx-opvattingen, onverenigbaar met lidmaatschap
In volle Koude Oorlog, ontstonden er “nieuwe Communistische partijen in opbouw”. AMADA, dat later de PVDA werd, was er één van. Zij moesten zich weren tegen een anticommunistische hetze die kwam vanuit extreem-rechts maar ook uit “linkse” sociaal-democratische hoek. Zo rond 1982 noteerde men BINNEN die “nieuwe communistische partijen in opbouw”, opvattingen die aansloten bij het algemeen heersende anticommunisme, dat zich uitte in anti-stalin, anti-mao, zelfs anti-lenin, en zelfs anti-marx ….(het ging toen over wat men moemde “de sociaaldemocratische liquidatiestroming”) Wat toen de PVDA betreft, werd er serieus gediskuteerd met die leden bij wie men deze opvattingen opmerkte. Sommigen, vasthoudend aan die opvattingen, namen zélf ontslag uit de partij. Anderen, die bleven vasthouden aan die opvattingen, wérden uit de partij gezet. Nu, mag men, als leden, blijkbaar alle anticommunistische registers opentrekken!

Een oproep voor grondige studie: Aan de sympathizanten en leden van de partij die zichzelf “marxistisch en voor het socialisme” noemt, ook degenen IN die partij die zichzelf zien als communisten en degenen (soms lid van de Communistische Partij van België) die vinden dat er (ook nog) “echte communisten”zijn in de PVDA. 
Lees en bestudeer hun PROGRAMMA (van de PVDA dus) en lees en bestudeer vervolgens – vàn Marx – “Kritiek op het programma van Gotha”… Marx maakt in dit werkje een analyse van het programma van een toenmalige “marxistische partij die voor het socialisme is”. Trouwens roept Peter Mertens zelf niet op om (althans dat deel rond “het klimaat” dan toch) het programma van de PVDA goed te lezen? 
 Eerst Het Kapitaal (of toch deel 1) lezen is wel aan te raden, omdat Marx (door tijdgebrek en gezondheidsproblemen) van het boek “Kritiek op het programma van Gotha” geen volledig uitgewerkt boek kon maken. Het zijn eigenlijk “nota’s”. Een verdere uitwerking van Marx`nota’s o. a. aan de hand van andere boeken van Marx kan men bestuderen in “Staat en Revolutie” van Lenin.

In (deel 1 van) Het Kapitaal kan men lezen wat uiteindelijk “het programma” van de werkende klasse zal zijn (dat vanuit de wetmatigheden van het kapitalisme stelt dat de klassenbelangen van de werkende klasse fundamenteel TEGENGESTELD zijn aan die van de kapitalisten), namelijk, overeenkomstig met de objectieve belangen van de werkende klasse: de vernietiging van de kapitalistische productieverhoudingen:

Karl Marx: Het Kapitaal – Een kritische beschouwing van de economische politiek. Deel I. Het productieproces van het kapitaal Hoofdstuk 24. De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie. In punt 7. Historische strekking van de kapitalistische accumulatie:

Haar vernietiging, de omzetting van individuele en versnipperde productiemiddelen in maatschappelijk geconcentreerde productiemiddelen, dus van het dwergachtige bezit van velen in het reusachtige bezit van weinigen, dus de onteigening van de grote volksmassa van hun grond, van hun bestaansmiddelen en hun arbeidsinstrumenten, deze vreselijke en moeilijke onteigening van de volksmassa vormt de voorgeschiedenis van het kapitaal. Deze onteigening omvat een reeks gewelddadige methoden, waarvan wij slechts de meest belangrijke als methoden der oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal de revue lieten passeren.(...)
Deze onteigening voltrekt zich door het spel van de immanente wetten van de kapitalistische productie zelf, door de centralisatie van de kapitalen. Een enkele kapitalist vernietigt vele andere kapitalisten. Tegelijk met deze centralisatie of onteigening van vele kapitalisten door enkele kapitalisten komt de coöperatieve vorm van het arbeidsproces op steeds grotere schaal tot ontwikkeling, de bewust technische toepassing van de wetenschap, de systematische bebouwing van de grond, de verandering van de arbeidsmiddelen in arbeidsmiddelen die alleen gemeenschappelijk kunnen worden gebruikt, de besparing op alle productiemiddelen door hun gebruik als productiemiddelen van gecombineerde, maatschappelijke arbeid, het verstrikt raken van alle volkeren in het net van de wereldmarkt en daarmee het internationale karakter van het kapitalistische regime. Met het gestadig afnemend aantal kapitaalmagnaten, dat zich alle voordelen van dit omwentelingsproces toeeigent en deze monopoliseert, neemt de omvang van de ellende, de druk, de knechting, de ontaarding, de uitbuiting, maar ook de woede van de steeds groeiende en door het mechanisme van het kapitalistische proces zelf geschoolde, verenigde en georganiseerde arbeidersklasse toe. Het kapitaalmonopolie wordt een kluister van de productiewijze, die door en mét haar tot bloei is gekomen. De centralisatie van de productiemiddelen en de vermaatschappelijking van de arbeid bereiken een punt, waarop zij onverenigbaar worden met hun kapitalistisch omhulsel. Dit omhulsel wordt verbrijzeld. Het laatste uur van het kapitalistische privaatbezit heeft geslagen. De onteigenaars worden onteigend. (...)
De verandering van het op eigen arbeid der individuen berustende, versnipperde persoonlijke eigendom in kapitalistische eigendom is natuurlijk een proces, dat veel langduriger, harder en moeilijker is dan de verandering van het in feite reeds op maatschappelijke productie gebaseerde kapitalistische eigendom in maatschappelijke eigendom. In het eerste geval ging het om de onteigening van de volksmassa door enkele usurpatoren, in het tweede geval gaat het om de onteigening van enkele usurpatoren door de volksmassa.1

Uit Staat en Revolutie : HOOFDSTUK V DE ECONOMISCHE GRONDSLAGEN VAN HET AFSTERVEN VAN DE STAAT, punt 3. De eerste fase van de communistische maatschappij:
In zijn Kritiek op het programma van Gotha weerlegt Marx zorgvuldig het idee van Lassalle dat de arbeider onder het socialisme het ‘onverkorte’ of ‘volledige product van zijn arbeid’ zal ontvangen. Hij toont aan dat van het volledige product volgende zaken in mindering moeten worden gebracht: een reservefonds, een fonds voor productie-uitbreiding, een fonds voor afschrijving van het machinepark, enz. Vervolgens moeten de consumptiegoederen afgetrokken worden: een fonds voor administratieve kosten, scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen enz...
In plaats van de wazige, onduidelijke en algemene formule van Lassalle (‘aan de arbeider het volledige product van zijn arbeid’), werkt Marx helder uit hoe de socialistische maatschappij haar zaken moet beheren. Hij analyseert concreet de levensomstandigheden in een maatschappij zonder kapitalisme:
Waarmee wij hier te maken hebben (bij de bespreking van het programma van de arbeiderspartij) is een communistische maatschappij, niet zoals ze zich op haar eigen grondslagen heeft ontwikkeld, maar integendeel, zoals zij uit het kapitalisme voortkomt; die dus in elk opzicht – economisch, moreel en intellectueel – nog de moedervlekken vertoont van de andere maatschappij die haar heeft gebaard.”
Deze communistische maatschappij, die nog de moedervlekken vertoont van de andere maatschappij die haar heeft gebaard, noemt Marx de eerste fase of lagere fase van het communisme.
De productiemiddelen zijn geen privé-bezit meer. Ze behoren toe aan heel de maatschappij. Elk lid van de maatschappij dat een bepaald deel van het sociaal noodzakelijke werk doet, ontvangt van de maatschappij een certificaat dat de hoeveelheid gepresteerde arbeid vermeldt. Met dat certificaat kan hij in de staatswinkels een overeenkomstig deel aan consumptiegoederen kopen. Dus, na aftrek van het deel van de arbeid voor het sociale fonds, ontvangt elk individu van de maatschappij evenveel als hij haar heeft gegeven. De ‘gelijkheid’ heerst, zou je denken.
Maar wanneer Lassalle over deze maatschappelijke orde (die we gewoonlijk socialisme noemen en Marx de ‘eerste fase van het communisme’ noemt) zegt dat er ‘eerlijke verdeling’ en ‘voor iedereen gelijk recht op het product van zijn arbeid’ is, vergist hij zich (….)
Rechtvaardigheid en gelijkheid kunnen in de beginfase van het communisme nog niet worden gerealiseerd. Er zullen verschillen qua rijkdom en onterechte ongelijkheden blijven bestaan, maar de uitbuiting van de ene mens door de andere zal niet meer mogelijk zijn, want de productiemiddelen (fabrieken, machines, grond, enz.) kunnen niet meer als privé-bezit toegeëigend worden.
Marx vernietigt Lassalles kleinburgerlijke en verwarde frase over ‘gelijkheid’ en ‘gerechtigheid’ in het algemeen. Hij toont de weg van de ontwikkeling van de communistische maatschappij, die gedwongen is eerst enkel de ‘onrechtvaardigheid’ van het privé-bezit van de productiemiddelen uit de weg te ruimen, maar die onmogelijk met één slag ook die andere ‘onrechtvaardigheid’ uit de weg kan ruimen, namelijk de verdeling van de consumptiegoederen ‘naargelang de gepresteerde arbeid’ (en niet naargelang de noden).(...)
“Wie niet werkt, zal niet eten”. Dit socialistische principe is al verwezenlijkt. ‘Gelijke hoeveelheid producten voor gelijke arbeid’, dit andere socialistische principe is ook al verwezenlijkt. Nochtans is dit nog geen communisme en het maakt geen einde aan het ‘burgerlijk recht’ dat aan ongelijke mensen voor een (in de feiten) ongelijke hoeveelheid arbeid een gelijke hoeveelheid producten geeft.
Dat is een ‘wantoestand’, zegt Marx, maar onvermijdelijk in de eerste fase van het communisme. Het is immers een utopie te denken dat de mensen, onmiddellijk na de omverwerping van het kapitalisme, zonder enige rechtsnorm zullen leren werken in dienst van de gemeenschap. Trouwens, de afschaffing van het kapitalisme schept niet automatisch de economische voorwaarden voor een dergelijke verandering.
Welnu, er zijn geen andere normen dan die van het ‘burgerlijk recht’. Vandaar ook dat de noodzaak blijft bestaan van een staat die het gemeenschappelijke bezit van de productiemiddelen beschermt en tevens over de gelijkheid van arbeid en van verdeling van de consumptiegoederen waakt.
De staat sterft af in die zin dat er geen kapitalisten meer zijn, geen klassen meer en bijgevolg geen klasse meer die moet worden onderdrukt.
Maar de staat is nog niet helemaal verdwenen, omdat het ‘burgerlijk recht’, dat de feitelijke ongelijkheid in stand houdt, beschermd wordt. Voor het volledig afsterven van de staat is het volledige communisme nodig.

In “Staat en Revolutie” staan ook opmerkingen, kritieken, en beoordelingen over leiders van de IIe Internationale …. die van zichzelf ook vonden dat ze “marxistisch en voor het socialisme” waren, … Kautsky en Vandervelde bijvoorbeeld

Kautsky verzaakt feitelijk aan de revolutie, terwijl hij ze in woorden erkent. Zijn gedachtegoed stijgt niet uit boven een ‘regering die tegemoetkomt aan de belangen van het proletariaat’. Het is een stap terug naar het filisterdom in vergelijking met 1847, toen Het Communistisch Manifest ‘de organisatie van het proletariaat als heersende klasse’ verkondigde.
Voor Kautsky blijft er niets anders over dan de geliefde ‘eenheid’ te verwezenlijken met de Scheidemanns, de Plechanovs, de Vanderveldes, die allen willen strijden voor een regering ‘die aan de belangen van het proletariaat tegemoet komt’.
Wat ons betreft, wij breken met deze renegaten van het socialisme en wij zullen strijden voor de vernietiging van heel de oude staatsmachine, opdat het gewapende proletariaat zelf de regering wordt. Dat zijn ‘twee volkomen verschillende dingen’.
Kautsky zal in het aangename gezelschap blijven van de Legiens, de Davids, de Plechanovs, de Potressovs, de Tsereteli’s en de Tsjernovs, die niets liever vragen dan te strijden voor ‘de verschuiving van de krachtsverhoudingen binnen de staatsmacht’, voor ‘het verwerven van een meerderheid in het parlement en de verheffing van het parlement tot absolute meester van de regering’. Een heel edel doel waarbinnen alles aanvaardbaar is voor de opportunisten, waar niets buiten het kader van de burgerlijke parlementaire republiek treedt.
Wat ons betreft, wij breken met de opportunisten en het klassenbewuste proletariaat zal zich volledig achter ons scharen, niet in de strijd voor een ‘verschuiving van de krachtsverhoudingen’, maar in de strijd voor de omverwerping van de burgerij, voor de vernietiging van het burgerlijk parlementarisme, voor een democratische republiek naar het voorbeeld van de Commune of een republiek van sovjets van arbeiders- en soldatenafgevaardigden, voor de revolutionaire dictatuur van het proletariaat.2


… en de Tweede Internationale is tussen twee haakjes die organisatis die Peter Mertens nieuw leven in wil blazen en waarvan hij de kiemen reeds ziet … in GUE/NGL en waarvan hij Tsipras wellicht als de nieuwe Kautsky ziet….

(T)he situation among the forces to the left of social democracy in Europe today is chaotic. We need to have a basic, broad common platform, akin to the First or Second International, for it is not yet clear which road is best. At the moment we believe in GUE/NGL [the most left-wing group in the European Parliament, bringing together parties from diverse Communist, Green-left and radical-left traditions] as a platform for all authentic left forces. There are of course many different points of view — we ourselves work closely with the Portuguese (PCP) and Cypriot (AKEL) Communist Parties, and France’s PCF, but also have contacts with Jean-Luc Mélenchon (France Insoumise), and both Die Linke and the Communist Party in Germany. We are a Marxist party that believes in a socialist future and not the adaptation of capitalism.3

Als de GUE/NGL volgens Peter Mertens de kiem is van “zoiets als de Tweede Internationale is Tsipras dam voor de GUE/NGL wat Kautsky was voor de Tweede Internationale?
Het Perscommunikee van de KKE-delegatie in het Europees Parlement is niet mals:
“De gezamelijke verklaring van de leiders van de sociaal-democraten, de Groenen en de zogenaamde groep van links (GUE/NGL) in het Europees parlement, Udo Bullmann, Ska Keller en Gabi Zimmer, waarin zij Tsipras en Zaev voordragen voor de Nobelprijs van de vrede omdat zij de promoters waren van het akkoord van Prespa van de EU en de NAVO, is een waarachtige provocatie aan het adres van het volk. In ieder geval hebben in het verleden de Amerikaanse presidenten en staatsecretarissen reeds deze onderscheiding gekregen voor hun diensten aan de promotie van de imperialistische plannen (…) van bombardementen en coups. De prijs is ook toegekend aan Walesa en Gorbatchov, gekend voor hun vuile rol in de contra-revoluties.(…) Een echte progressieve politiek is die die de juiste zaak dient van de werkende klasse, de klassenstrijd. Want dit is de drijvende kracht voor de sociale ontwikkeling, de strijd voor de omverwerping van de kapitalistische macht als voorafgaande voorwaarde voor desengagement voor de EU, waarbij het volk de teugens van de macht in handen houden.4

Trouwens wat betreft met de belijdenis “wij zijn marxisten” wordt Marx in “Staat en revolutie” geciteerd om aan te tonen wat Marx zélf hieronder MINSTENS verstaat:

Uit “Staat en Revolutie”, Hoofdstuk II: De ervaringen van de jaren 1848-1851 3. Hoe Marx de kwestie in 1852 stelde
In 1907 publiceerde Mehring in het tijdschrift ‘Die Neue Zeit’ (XXV, II, 164) uittreksels uit een brief van Marx aan Weydemeyer van 5 maart 1852. In deze brief is onder andere de volgende belangwekkende beschouwing te vinden:
Wat mij betreft — niet aan mij komt de eer toe het bestaan der klassen in de moderne maatschappij of hun onderlinge strijd te hebben ontdekt. Reeds lang voor mij hadden burgerlijke geschiedschrijvers de historische ontwikkeling van deze strijd der klassen en burgerlijke economen de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht. Het nieuwe dat ik er aan heb toegevoegd bestond in het leveren van het bewijs 1. dat het bestaan van de klassen alleen verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de productie; 2. dat de klassenstrijd noodzakelijkerwijze tot de dictatuur van het proletariaat leidt; 3. dat deze dictatuur zelf slechts de overgang vormt naar het opheffen van alle klassen en naar een klasseloze maatschappij.’
Het is Marx hier gelukt met verbazingwekkende kernachtigheid tot uitdrukking te brengen ten eerste het voornaamste en wezenlijke onderscheid tussen zijn leer en die van de vooraanstaande en diepzinnigste denkers van de bourgeoisie, en ten tweede het wezen van zijn leer over de staat.
Men zegt en schrijft dikwijls dat de kern van de leer van Marx de klassenstrijd is. Maar dat is niet juist. En uit deze onjuistheid ontstaat voortdurend en onophoudelijk een opportunistische verminking van het marxisme, zijn vervalsing tot een voor de bourgeoisie aanvaardbare leer. De leer van de klassenstrijd is immers niet door Marx, maar voor hem door de bourgeoisie geschapen en ze is in het algemeen gesproken voor de bourgeoisie aanvaardbaar. Alleen wie de klassenstrijd erkent is nog geen marxist en kan nog binnen de perken van het burgerlijke denken en de burgerlijke politiek gebleven zijn. Het marxisme beperken tot de leer van de klassenstrijd betekent het marxisme besnoeien, verminken, reduceren tot iets dat voor de bourgeoisie aanvaardbaar is. Marxist is alleen hij die de erkenning van de klassenstrijd uitbreidt tot de erkenning van de dictatuur van het proletariaat. Hierin ligt de kern van het onderscheid tussen een marxist en de gemiddelde kleine (en ook grote) bourgeois. Dit moet de toetssteen zijn voor het werkelijk begrijpen en onderschrijven van het marxisme. Het is dan ook geen wonder dat, toen de geschiedenis van Europa de arbeidersklasse praktisch voor dit vraagstuk plaatste, niet alleen alle opportunisten en reformisten, maar ook alle ‘kautskyanen’ (de mensen die tussen het reformisme en het marxisme weifelen) povere filisters en kleinburgerlijke democraten bleken te zijn die de dictatuur van het proletariaat afwijzen.. Kautsky’s brochure ‘De dictatuur van het proletariaat’, in augustus 1918, dus geruime tijd na de eerste druk van het onderhavige boekje verschenen, is een prachtig voorbeeld van kleinburgerlijke misvorming van het marxisme en van een laaghartige verloochening ervan in de praktijk, verbonden aan een huichelachtige erkenning in woorden, (Zie mijn brochure ‘De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky’, Petrograd en Moskou, 1918.) Het tegenwoordige opportunisme valt in de persoon van zijn voornaamste vertegenwoordiger, de gewezen marxist K. Kautsky, geheel en al onder de aangehaalde door Marx gegeven karakteristiek van de burgerlijke houding, want dit opportunisme beperkt het gebied van de erkenning van de klassenstrijd tot het gebied van de burgerlijke verhoudingen (en binnen dit gebied, ‘binnen zijn grenzen, zal geen enkele beschaafde liberaal weigeren ‘in beginsel’ de klassenstrijd te erkennen!). Het opportunisme breidt de erkenning van de klassenstrijd juist niet uit tot de hoofdzaak, tot het tijdperk van de overgang van kapitalisme naar communisme, tot het tijdperk van de omverwerping en de volledige vernietiging van de bourgeoisie. In werkelijkheid is dit tijdperk onvermijdelijk een tijdperk van ongekend verbitterde klassenstrijd die weergaloos scherpe vormen aanneemt; daarom moet ook de staat van dit tijdperk onvermijdelijk op een nieuwe manier democratisch (voor de proletariërs en de niet-bezitters in het algemeen) en op een nieuwe manier diktatoriaal (tegen de bourgeoisie) zijn.
Verder. Het wezen van de leer van Marx over de staat wordt alleen het wezenlijke bezit van hem die begrepen heeft dat de dictatuur van één klasse noodzakelijk is niet alleen voor elke klassenmaatschappij zonder meer, niet alleen voor het proletariaat dat de bourgeoisie ten val heeft gebracht maar ook voor het gehele historische tijdperk dat het kapitalisme van de ‘klasseloze maatschappij’, van het communisme scheidt. De vormen van de burgerlijke staten zijn buitengewoon menigvuldig, maar hun wezen is hetzelfde: Al deze staten zijn op de een of andere manier, maar uiteindelijk onvoorwaardelijk een dictatuur van de bourgeoisie. De overgang van het kapitalisme naar het communisme zal natuurlijk wel een geweldige overvloed en veelsoortigheid van politieke vormen teweegbrengen, maar het wezenlijke zal daarbij beslist eender zijn: de dictatuur van het proletariaat.

De genoemde werken zijn te koop in Aurora van Flor Dewit .

1 ‘De vooruitgang van de industrie, waarvan de bourgeoisie de willoze en weerloze draagster is, brengt in plaats van de isolering van de arbeiders door de concurrentie hun revolutionaire vereniging door de associatie. Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus de basis, waarop de bourgeoisie produceert en zich de producten toeeigent, onder haar voeten weggetrokken. Vóór alles produceert zij dus haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn dus even onvermijdelijk. . . Van alle klassen, die vandaag tegenover de bourgeoisie staan, is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen teren weg en gaan met de grootindustrie ten onder, het proletariaat is haar meest kenmerkende product. . .
De middenstanden, de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer — zij allen bestrijden de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand te vrijwaren voor ondergang. . . zij zijn reactionair, zij trachten het rad van de geschiedenis terug te draaien.’ Karl Marx en F. Engels, Manifest der kommunistischen Partei, London, 1847, pp. 9, 11.
2 In HOOFDSTUK VI DE VERVLAKKING VAN HET MARXISME DOOR DE OPPORTUNISTEN van “Staat en revolutie” van Lenin.
3https://www.jacobinmag.com/2018/12/belgium-workers-party-ptb-elections-left, 1-2-2019 “We Are a Marxist Party That Believes in a Socialist Future”, AN INTERVIEW WITH PETER MERTENS

4https://inter.kke.gr/fr/articles/Par-rapport-a-la-declaration-conjointe-provocante-des-sociaux-democrates-des-Verts-du-GUE-NGL-concernant-le-prix-Nobel-de-la-paix-pour-Tsipras-Zaev/ 31.01.2019 Par rapport à la déclaration conjointe provocante des sociaux-démocrates, des Verts, du GUE/NGL concernant le prix Nobel de la paix pour Tsipras-Zaev

Geen opmerkingen:

Een reactie posten