Even een inleiding
In 19-08-2020 Dogmatisme BEWUST gebruikt om REVISIONISME te ontwikkelen,... door Deng Xiaoping, maar ook in de PVDA bespreek ik de revsionistische (burgerlijke lijn gevat in marxistisch-KLINKENDE frasen) analyse van de PVDA over de “marxistische” verantwoording voor de “versterking van het socialisme” door de politiek van “Hervorming en opening” van Deng Xiaoping. Hun “analyse” lijkt wel overgeschreven uit het boek waarin de CCP zèlf haar “socialisme met Chinese karakteristieken” verdedigt:
“Op basis van de marxistische analyse van de evolutie van de maatschappij, die op de eerste plaats de evolutie is van de productiewijze, de productiekrachten en de productieverhoudingen, ontwikkelen de Chinese marxisten in het begin van de jaren 1980 de theorie van “de eerste fase van het socialisme”.1 Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling, die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Deng Xiaoping: “De socialistische maatschappij vormt de eerste fase van het communisme; de historische periode die zij vertegenwoordigt kan zeer lang duren. Haar belangrijkste taak is de ontwikkeling van de productiekrachten om het materiële en culturele niveau van het volk stapsgewijze te verhogen. De ervaring tussen 1958 en 1978 heeft ons geleerd dat armoede, geen socialisme is – het socialisme wil integendeel de armoede uitschakelen. De productiekrachten niet ontwikkelen en de levensvoorwaarden van het volk niet verbeteren, beantwoordt geenszins aan de vereisten van het socialisme.”2
De bestaande onderontwikkeling van de productiekrachten impliceert dat de historische rol van het privé-bezit zoals Engels en Marx die hierboven beschrijven, nog niet vervuld is. Met andere woorden: op het ogenblik dat China de hervormingen inzet, is de superioriteit van de socialistische economische verhoudingen in de gehele economie een fictie; veel productiekrachten groeien sneller onder andere vormen van eigendom dan onder de zuiver socialistische, waar de productiemiddelen in handen zijn van de staat of van de gemeenschap.3"
1. “Andere vormen van eigendom” zijn een pleidooi voor KAPITALISTISCHE productieverhoudingen, voor alle duidelijkheid!
2. Door hem te citeren, verdedigt men het standpunt van Deng Xiaoping: “ De ervaring tussen 1958 en 1978 heeft ons geleerd dat armoede, geen socialisme is – het socialisme wil integendeel de armoede uitschakelen.” Dit werd ook gedaan in een artikel in LAVA. Dit bestreed ik in mijn bespreking van het artikel in 10-05-2022 Is neo-marxisme dan het nieuwe revisionisme? …. En is “socialisme”, een “sociaal” kapitalisme? Is er echt geen verschil tussen “links van de sociaal-democratie” en “communist zijn”? Over LAVA
OK, dan nu na Deel 1, Deel 2 en Deel 3 , Deel 4…:
De verantwoording van de politiek ¨Hervorming en Opening”, opgesteld op de Derde Zitting van het 11de CC, is geformuleerd in een revisionistische analyse (revisionisme: een burgerlijke lijn geformuleerd in marxistisch-KLINKENDE frasen) in het in 1981 door de CCP uitgegeven boek: ‘China’s socialist economy’
-
Citaten en parafrasen van Marx en Lenin, en zelfs van Mao en Stalin, uit hun context getrokken…. Vervolgens die nog verdraaien en “herformuleren”;
-
Marx en Lenin (Mao en Stalin) zaken laten zeggen die ze nooit gezegd hebben, ofwel datgene wat ze ( in het beperkte citaat) dan zeggen te verbinden met iets waarover ze die uitspraak niet gedaan hebben;
-
Misleiding, “herinterpreteren” (=REVISIONISME) op basis van een encyclopedische kennis van de werken van Marx en Lenin.
Dit is BEWUST revisionisme, ter “erkenning” van een uiteindelijke BURGERLIJKE politiek als “versterking (“verbetering van vroegere fouten”) van het socialisme met Chinese karakteristieken”.
Daar dit in een boek wordt gepubliceerd, gericht op verspreiding NAAR BUITEN, dient dit om leden te misleiden, maar ook om zogenaamde “marxisten” of/en “communisten” BUITEN China te misleiden. Dit misleiden is trouwens maar mogelijk, doordat er bij die leden of “marxisten/communisten” van buiten China een gebrek bestaat aan kennis of een gebrek bestaat aan pogingen tot studie van Marx, de geschiedenis van de Chinese revolutie en die van de CCP.Dat maakt ze vatbaar voor het revisionisme van de leiding van de CCP NA 1978.
Zo is de Resolutie van de 6e zitting van het 11de CC historisch revisionisme èn revisionisme als burgerlijke lijn geformuleerd in marxistisch klinkende frasen.
In “Conclusie” (het laatste hoofdstuk) van het boek “China’s socialist economy”4 wordt dit revisionisme CONCREET, SAMENGEVAT en overzichtelijk geformuleerd.
CONCLUSIE
– OBJECTIEVE WETTEN VAN SOCIALISTISCHE ECONOMISCHE ONTWIKKELING
1.
MARXISTISCHE THEORIE OVER HET BOUWEN VAN HET SOCIALISME
In zijn "Voorwoord bij de eerste Duitse uitgave" van het eerste deel van Het Kapitaal, schreef Marx: "Het is het uiteindelijke doel van dit werk om de economische bewegingswet van de moderne samenleving bloot te leggen."5 Marx wijdde zijn hele leven aan de studie van de kapitalistische economie, die toen twee- of driehonderd jaar had geduurd, en ontdekte de objectieve wetten die de ontwikkeling ervan beheersen. Maar hij leefde in tijden van vrije kapitalistische concurrentie, en aangezien het monopoliekapitalisme op het moment van zijn dood pas in de ontluikende fase was, kon hij geen systematisch begrip krijgen van de wetten van zijn ontwikkeling. In Imperialisme, het hoogste stadium van het kapitalisme, analyseerde Lenin de nieuwe situatie in de periode van het monopoliekapitalisme en ontwikkelde hij het marxisme door de wetten van de kapitalistische economische groei in dit nieuwe tijdperk toe te lichten. Er zijn meer dan zestig jaar verstreken sinds Lenin zijn boek schreef. De kapitalistische wereld heeft nieuwe vorderingen gemaakt en er zijn veel nieuwe situaties en problemen ontstaan, die we moeten bestuderen en oplossen om de noodzakelijke aanvullingen op de marxistische theorie te kunnen maken. Aangezien de kapitalistische samenleving nog niet haar loop heeft gehad, kunnen we niet zeggen dat we de wetten van de kapitalistische economische groei volledig hebben begrepen.
Hier
wordt revisionisme toegepast! Door één zin te citeren uit de
INLEIDING van Het Kapitaal, volledig geïsoleerd en gehaald uit zijn
context, laat men Marx dingen zeggen die hij NIET gezegd. Hier
laat men Marx bewijzen aandragen voor de conclusies waar de auteurs
hun “analyse” naar toe willen leiden…. Dit pakt natuurlijk
vooral bij diegenen, die zelf Het Kapitaal nooit hebben bestudeerd,
en als “luie dogmatici” (zoals Mao Zedong ze noemt in “Over De
Tegenstelling”) alleen stukken tekst of alleen citaten, of alleen
maar OVER Het Kapitaal hebben gelezen.
Als
Marx spreekt over de “economische bewegingswet van de moderne
maatschappij” heeft hij het over de BURGERLIJKE
maatschappij. Hij legt de ontwikkelingswetten van het kapitalisme
bloot, die de productiewijze is waarop de burgerlijke maatschappij is
gebaseerd. En die wetten zijn hetzelfde voor het kapitalisme,
zolang het kapitalisme bestaat…. Hij legt die wetten bloot door
de burgerlijke economische wetenschap te ontmaskeren, hetgeen in
feite zijn doel is, DAT zegt hij in de Inleiding van Het Kapitaal (
en het citaat van hierboven in italic-vet):
“
In
dit werk heb ik mij tot taak gesteld de kapitalistische
productiewijze en de daarbij behorende productieverhoudingen en
maatschappelijke verhoudingen te onderzoeken.(…)
Op
zichzelf gaat het niet om de hogere of lagere graad van ontwikkeling
van de maatschappelijke tegenstellingen, die uit de natuurwetten van
de kapitalistische productie voortvloeien. Het gaat om die wetten
zelf, het betreft deze met ijzeren noodzakelijkheid werkende en
constant werkzame tendenties.(…)
Ook
wanneer een maatschappij de natuurwet van haar ontwikkeling op het
spoor is gekomen — en het
uiteindelijke doel van dit werk is de onthulling van de economische
ontwikkelingswet van de moderne maatschappij
— kan zij de natuurlijke ontwikkelingsfase noch overslaan noch bij
verordening afschaffen. Zij kan echter wel de geboorteweeën korter
maken en verzachten.
(Voorwoord
bij de eerste druk – Karl Marx 25
juli 1867)
En
Marx toont aan dat de burgerlijke economen, doordat zij het
kapitalisme niet kunnen doorgronden, zij de “ontwikkelingswet
van de moderne maatschappij” niet kunnen ontdekken.
In
Het Kapitaal analyseert Karl Marx het kapitalisme dat aan de basis
ligt van de burgerlijke maatschappij die als “nieuwe.
moderne”maatschappij voorkomt uit de “oude” maatschappij. Het
is de bedoeling om aan te tonen dat de ontwikkelingswet voor die
moderne maatschappij gewoon een “nieuwe” vorm is van wat de
“ontwikkelingswet” van ALLE maatschappijen zijn geweest. En zo
levert Het Kapitaal een wetenschappelijk bewijs van de “wetmatigheid”
die Marx en Engels de “moderne maatschappij” reeds vroeger
toedichtten in het Communistisch Manifest:
De
geschiedenis van alle maatschappijen tot op vandaag is een
geschiedenis van klassenstrijd.6
Vrije
en slaaf, patriciër en plebejer7,
baron en lijfeigene, gildenmeester en gezel, kortom: onderdrukkers en
onderdrukten, stonden in voortdurende tegenstelling tot elkaar. Ze
voerden een onafgebroken strijd, nu eens bedekt dan weer openlijk,
een strijd die telkens eindigde met een revolutionaire omvorming van
de hele maatschappij of met de gemeenschappelijke ondergang van de
strijdende klassen. In de vroegere periodes van de geschiedenis
vinden we bijna overal een volkomen indeling van de maatschappij in
verschillende standen, een veelsoortige rangschikking van de
maatschappelijke posities. In het oude Rome waren er patriciërs,
ridders, plebejers, slaven; in de Middeleeuwen feodale heren,
leenmannen, gildenmeesters, gezellen, lijfeigenen. Bovendien waren
bijna elk van die klassen nog specifiek onderverdeeld.
De
moderne burgerlijke maatschappij, voortgekomen uit de ondergang van
de feodale maatschappij, heeft de klassentegenstellingen niet
opgeheven. Ze heeft slechts nieuwe klassen, nieuwe voorwaarden van
onderdrukking, nieuwe vormen van strijd in de plaats van de oude
gesteld.
Ons
tijdvak, het tijdvak van de bourgeoisie, kenmerkt zich evenwel door
het feit, dat het de klassentegenstellingen vereenvoudigd heeft. De
hele maatschappij splitst zich meer en meer in twee grote
vijandelijke kampen, in twee lijnrecht tegenover elkaar staande
klassen: de burgerij en het proletariaat.
En in de Inleiding van de tweede druk van het Kapitaal zegt hij dat de realiteit dit bewijst:
De
bourgeoisie had in Frankrijk en Engeland de politieke macht veroverd.
Van toen af aan nam de klassenstrijd praktisch en theoretisch
voortdurend meer geprononceerde en steeds dreigender vormen aan. Deze
klassenstrijd luidde de doodsklok over de wetenschappelijke
burgerlijke economie. Het ging er nu niet meer om of deze of gene
stelling juist was, maar of die stelling voor het kapitaal nuttig of
schadelijk was, geschikt of hinderlijk, toegestaan of niet. (...)
De
revolutie op het Europese vasteland van 1848 vond ook in Engeland
haar weerslag. Mannen, die nog aanspraak maakten op wetenschappelijke
betekenis en meer wilden zijn dan loutere sofisten en sycofanten van
de heersende klasse, trachtten de economische politiek in
overeenstemming te brengen met de nu niet langer dood te zwijgen
aanspraken van het proletariaat. Hieruit ontsproot een geesteloos
syncretisme, welke het beste werd vertegenwoordigd door John Stuart
Mill. Het is het bankroet van de ‘burgerlijke’ economie,(...)
In
Duitsland kwam de kapitalistische productiewijze tot rijpheid nadat
haar antagonistisch karakter zich reeds luidruchtig in Frankrijk en
Engeland door historische worstelingen geopenbaard had, terwijl het
Duitse proletariaat reeds een meer vastbesloten, theoretisch
klassenbewustzijn bezat dan de Duitse bourgeoisie. Zodra hier een
burgerlijke wetenschap van de economische politiek mogelijk scheen te
worden, was zij daardoor weer onmogelijk geworden.
Onder
deze omstandigheden verdeelden de woordvoerders van deze burgerlijke
wetenschap zich in twee groepen. De ene groep, schrandere, praktische
en op verdiensten beluste lieden, schaarden zich achter het vaandel
van Bastiat, de oppervlakkigste en daardoor meest geslaagde
vertegenwoordiger van de vulgair-economische apologie; de andere
groep, trots op de professorale waardigheid van hun wetenschap,
volgden John Stuart Mill in zijn pogingen het onverzoenbare te
verzoenen. Evenals in de klassieke periode van de burgerlijke
economie bleven de Duitsers ook in de periode van haar verval slechts
leerlingen, na-apers en na-praters, kleine marskramers van de
buitenlandse groothandel.
Door
de eigenaardige historische ontwikkeling van de Duitse maatschappij
bleef hier iedere oorspronkelijke, verdere ontwikkeling van de
‘burgerlijke’ economie uitgesloten, echter niet haar — kritiek.
Als een dergelijke kritiek al een klasse vertegenwoordigt, kan zij
slechts de klasse vertegenwoordigen wier historische roeping in de
omverwerping van de kapitalistische productiewijze en in de
afschaffing van de klassen ligt — het proletariaat. (Voorwoord bij
de tweede druk – Karl Marx 24
januari 1873)
De
auteurs van “China’s socialist economy” gaan in “CONCLUSIE”
uit van die éne zin van Marx, en ze interpreteren er de “context”
bij, die zij eraan willen geven: Marx zou de “kapitalistische
economie” bestuderen en “de wetten van haar ontwikkeling”. Zij
stellen dan dat wat Marx over die wetmatigheden zegt “niet
volledig kan zijn omdat hij in een bepaalde ontwikkeling van het
kapitalisme leeft”.
Lenin
zou dan, omdat hij in een ander (“het hoogste”) stadium leeft van
het kapitalisme, bewegingswetten kunnen blootleggen, waar Marx geen
kennis van heeft kunnen opdoen.
Lenin toont juist aan dat de bewegingswetten in het imperialistische stadium HETZELFDE zijn als in welk stadium van het kapitalisme dan ook.
Maar de revisionisten willen hoe dan ook tot het besluit komen: “ Aangezien de kapitalistische samenleving nog niet haar loop heeft gehad, kunnen we niet zeggen dat we de wetten van de kapitalistische economische groei volledig hebben begrepen. “
Dat zegt meer over die “we” dan over Marx!
Dat besluit moet dan leiden tot de volgende stellingen in “CONCLUSIE”:
Socialisme is een nieuw sociaal systeem met een korte geschiedenis. Het is pas dertig jaar geleden dat de socialistische revolutie in China begon en we hebben niet voldoende ervaring opgedaan in onze sociale praktijk. Aangezien we om te beginnen een extreem achterlijke economie hadden en onze huidige socialistische productieverhoudingen verre van volwassen zijn, hebben we veel moeilijkheden bij het bestuderen van de wetten van de socialistische economische ontwikkeling. Over het geheel genomen blijft de opbouw van het socialisme voor ons een onbekend "rijk van de noodzaak". om de woorden van Engels te gebruiken. Wat we ook weten over dit 'rijk van de noodzaak' is verre van compleet of diepgaand. We hebben nog een lange weg te gaan voordat we de wetten leren kennen die de socialistische economische ontwikkeling beheersen.
En zo wordt de opdracht geformuleerd die de communisten zich moeten stellen, en die in de Derde Zitting van het 11e CC wordt uitgewerkt voor de leden van de CCP (dus hun rol als voorhoede van de arbeidersklasse in China?), verder in “CONCLUSIE”:
Maar kennis van de wetten van socialistische economische ontwikkeling zal noch een geschenk uit de hemel zijn, noch een openbaring van een 'genie' of 'profeet'. We kunnen de intrinsieke wetten van een dergelijke ontwikkeling alleen ontdekken door systematisch en zorgvuldig onderzoek naar sociaal-economische omstandigheden en de praktische ervaring van miljoenen mensen in de opbouw van het socialisme, en een verhoging van perceptuele kennis tot het niveau van rationele kennis, d.w.z. tot theorie. We kunnen ons begrip van objectieve wetten niet door één enkele beweging voltooien. om te zien of onze kennis, zoals die zich manifesteert in onze lijn, principes, beleid en plannen, verwachte resultaten oplevert, nauwkeurig is en overeenkomt met de objectieve realiteit. Oefening, kennis, opnieuw oefenen en opnieuw kennis - dit is het onvermijdelijke proces waardoor we komen objectieve wetten kennen. Naarmate de geschiedenis vordert, kan onze kennis van de objectieve dingen achterblijven bij hun evolutie en zal deze moeten worden aangepast in het licht van nieuwe omstandigheden. De geschiedenis van socialistische ontwikkeling is verre van voltooid. We kunnen natuurlijk niet nalaten de wetten van de socialistische ontwikkeling te onderzoeken tot na de voltooiing ervan. We moeten onze ervaring in de loop van de praktijk herzien, zodat onze kennis groeit met de voortgang van de geschiedenis.
Maar de revisionisten die als zoveel zelfverklaarde “marxisten” veel PRATEN OVER Het Kapitaal en wellicht kunnen citeren uit de drie delen ervan, zeggen NIETS over de door Marx aangegeven historische taak van de arbeidersklasse: namelijk dat zij op revolutionaire wijze “de onteigenaars zal onteigen”. Lees de citaten van Karl Marx, die de revisionisten NOOIT zullen geven in Het Kapitaal – Een kritische beschouwing van de economische politiek. Deel I. Het productieproces van het kapitaal Hoofdstuk 24. De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie. In punt 7. Historische strekking van de kapitalistische accumulatie:
“Haar
vernietiging, de omzetting van individuele en versnipperde
productiemiddelen in maatschappelijk geconcentreerde
productiemiddelen, dus van het dwergachtige bezit van velen in het
reusachtige bezit van weinigen, dus de onteigening van de grote
volksmassa van hun grond, van hun bestaansmiddelen en hun
arbeidsinstrumenten, deze vreselijke en moeilijke onteigening van de
volksmassa vormt de voorgeschiedenis van het kapitaal. Deze
onteigening omvat een reeks gewelddadige methoden, waarvan wij
slechts de meest belangrijke als methoden der oorspronkelijke
accumulatie van het kapitaal de revue lieten passeren.(...)
Deze
onteigening voltrekt zich door het spel van de immanente wetten van
de kapitalistische productie zelf, door de centralisatie van de
kapitalen. Een enkele kapitalist vernietigt vele andere kapitalisten.
Tegelijk met deze centralisatie of onteigening van vele kapitalisten
door enkele kapitalisten komt de coöperatieve vorm van het
arbeidsproces op steeds grotere schaal tot ontwikkeling, de bewust
technische toepassing van de wetenschap, de systematische bebouwing
van de grond, de verandering van de arbeidsmiddelen in
arbeidsmiddelen die alleen gemeenschappelijk kunnen worden gebruikt,
de besparing op alle productiemiddelen door hun gebruik als
productiemiddelen van gecombineerde, maatschappelijke arbeid, het
verstrikt raken van alle volkeren in het net van de wereldmarkt en
daarmee het internationale karakter van het kapitalistische regime.
Met het gestadig afnemend aantal kapitaalmagnaten, dat zich alle
voordelen van dit omwentelingsproces toeeigent en deze monopoliseert,
neemt de omvang van de ellende, de druk, de knechting, de ontaarding,
de uitbuiting, maar ook de woede van de steeds groeiende en door het
mechanisme van het kapitalistische proces zelf geschoolde, verenigde
en georganiseerde arbeidersklasse toe. Het kapitaalmonopolie wordt
een kluister van de productiewijze, die door en mét haar tot bloei
is gekomen. De centralisatie van de productiemiddelen en de
vermaatschappelijking van de arbeid bereiken een punt, waarop zij
onverenigbaar worden met hun kapitalistisch omhulsel. Dit omhulsel
wordt verbrijzeld. Het laatste uur van het kapitalistische
privaatbezit heeft geslagen. De onteigenaars worden onteigend.
(...)
De
verandering van het op eigen arbeid der individuen berustende,
versnipperde persoonlijke eigendom in kapitalistische eigendom is
natuurlijk een proces, dat veel langduriger, harder en moeilijker is
dan de verandering van het in feite reeds op maatschappelijke
productie gebaseerde kapitalistische eigendom in maatschappelijke
eigendom. In het eerste geval ging het om de onteigening van
de volksmassa door enkele usurpatoren, in het tweede geval gaat het
om de onteigening van enkele usurpatoren door de volksmassa.8
De revisionisten gaan verder in “CONCLUSIE” van “China’s socialist economy”:
In het Manifest van de Communistische Partij, gepubliceerd in 1848, analyseerden Marx en Engels de aangeboren tegenstrijdigheden van het kapitalisme en voorspelden ze de onvermijdelijke ondergang en de vervanging ervan door een communistische samenleving die vrij is van alle klassen-uitbuiting. Later, in het licht van de historische ervaring, beseften ze geleidelijk aan dat het communisme zich ook van een lager naar een hoger stadium zou ontwikkelen. Na het mislukken van de Commune van Parijs in 1871 besprak Marx de nieuwe ervaring die het had opgeleverd en in zijn manuscript uit 1875, Kritiek op het Gotha-programma bracht hij voor het eerst de stelling naar voren dat "tussen de kapitalistische en communistische samenleving de periode ligt van de revolutionaire transformatie van de een in de ander", evenals de theorie van de twee ontwikkelingsstadia van de communistische samenleving. Volgens deze theorie zou hij in het lagere stadium van het communisme, d.w.z. het stadium van het socialisme, het publieke eigendom van de productiemiddelen door de hele samenleving vestigen en klassen afschaffen. Maar de tradities en moedervlekken van de oude samenleving zouden behouden moeten blijven en het principe van "aan ieder naar zijn werk" zou gevolgd moeten worden bij de verdeling van de bestaansmiddelen.
Behalve
de “parafraseringen” wordt hier wordt Karl Marx “geciteerd”,
maar BEWUST slechts gedeeltelijk! Marx zegt namelijk in Kritiek
op het Programma van Gotha : “Tussen de kapitalistische
en de communistische maatschappij ligt een periode van revolutionaire
verandering van de eerste in de laatste. Met deze periode
correspondeert ook een politieke overgangsperiode en de staat kan in
deze periode geen andere vorm hebben dan die van een revolutionaire
dictatuur van het proletariaat.”
Over
de dictatuur van het proletariaat wordt door de revisionisten BEWUST
gezwegen.
Marx nam aan dat een dergelijke verdeling zou worden uitgevoerd door middel van arbeidscertificaten die worden uitgegeven in directe verhouding tot de hoeveelheid arbeid die door de producenten wordt geleverd en niet via de markt of de waren-geldverhouding. Alleen in het hogere stadium van het communisme kon de betaling voor arbeid worden afgeschaft en het principe van "van ieder naar zijn vermogen, aan ieder naar zijn behoeften" worden uitgevoerd. Marx leefde in een tijd waarin niemand praktische ervaring had met het socialisme. Hij had dus niet kunnen uitweiden over de wetten van de socialistische economische ontwikkeling.
Marx
heeft het niet over “betalen” van een arbeidsloon dat nog
wel zou bestaan onder het socialisme en “zou worden afgeschaft
in het hogere stadium van het communisme”. Hij spreekt van
“verdeling” omdat het zo vermeld staat in artikel 1 van het
Programma van Gotha.
Maar
de formulering aldus door de revisionisten moet “bewijzen”
dat Marx in feite de politiek van “Hervorming en Opening”
verdedigt van “het OPNIEUW een waar maken van de arbeidskracht”
en van het HERSTELLEN en OPNIEUW VERSTERKEN van de uitbuiting van de
arbeidskracht, door het opnieuw invoeren van KAPITALISTISCHE
productieverhoudingen…
Het is deze formulering over “arbeidsinkomsten” in het Programma van Gotha die Marx juist KRITIKEERT. Marx analyseert vervolgens het PROBLEEM dat ontstaat, doordat onder het socialisme, in het begin dit “uit de vorige maatschappij overgeërfde BURGERLIJK recht” nog wellicht zal bestaan. Het is juist de kritiek van Marx op het Programma van Gotha dat Lasalle hierover zo vaag en onduidelijk is.
Marx in “Kritiek op het programma van Gotha”:
In
een maatschappij die gebouwd is op de beginselen van het
collectivisme, op het gemeenschappelijke beheer van de
productiemiddelen, ruilen de producenten hun producten niet; evenmin
fungeert de arbeid die geleverd is voor het maken van de producten
hier als de waarde van deze producten, als een soort stoffelijke
eigenschap ervan, omdat nu, in tegenstelling tot de kapitalistische
maatschappij, individuele arbeid niet meer via een omweg, maar direct
deel uitmaakt van de gemeenschappelijke arbeid. De uitdrukking
“arbeidsinkomsten”, ook in onze tijd niet aanvaardbaar
vanwege de dubbelzinnigheid, verliest op die manier elke inhoud.
We
hebben hier niet te maken met zo’n communistische maatschappij, die
zich heeft ontwikkeld op eigen grondslag, maar integendeel, met een
die zojuist voortkomt uit de kapitalistische maatschappij zelf en die
daarom in alle opzichten, economisch, zedelijk en verstandelijk, nog
de moedervlekken van de oude maatschappij draagt, uit wier schoot
deze is ontsproten. In overeenstemming hiermee krijgt elke
afzonderlijke producent, met in achtneming van alle afhoudingen, van
de maatschappij precies zoveel terug als hij er zelf aan levert. Wat
hij aan de maatschappij heeft gegeven, vormt zijn individueel aandeel
in de arbeid.
Een
voorbeeld: de gemeenschappelijke werkdag vormt de som van de
individuele werkuren; de individuele werktijd van elke afzonderlijke
producent is het door hem geleverde deel van de gemeenschappelijke
werkdag, zijn part daarin. Hij ontvangt van de maatschappij een
kwitantie voor het feit, dat hem zo-en-zoveel arbeid is toebedeeld
(met mindering op zijn arbeid ten bate van gemeenschappelijke
fondsen), en volgens deze kwitantie ontvangt hij uit de
gemeenschappelijke voorraden een hoeveelheid consumptiegoederen die
evenredig is aan de geleverde arbeid. Dezelfde hoeveelheid arbeid die
hij aan de maatschappij in de ene vorm heeft gegeven, krijgt hij
terug in een andere vorm.
Hier
heerst overduidelijk het principe dat het uitwisselen der goederen
reguleert, want uiteindelijk worden gelijke waarden uitgewisseld.
Inhoud en vorm zijn hier gewijzigd, omdat onder de gewijzigde
omstandigheden niemand iets anders te bieden heeft, dan zijn arbeid
en omdat anderzijds tot eigendom van de individuele personen niets
anders kan strekken, dan individuele consumptiegoederen. Maar wat de
verdeling van deze laatste onder de afzonderlijke producenten
aangaat, heerst hier hetzelfde principe als bij het uitwisselen van
de equivalenten van goederen: een zekere hoeveelheid arbeid in de ene
vorm wordt omgezet in een gelijke hoeveelheid arbeid in de andere.
Daarom
is gelijk recht hier principieel nog altijd een burgerlijk recht, al
spreken principe en praktijk elkaar hier niet meer tegen, terwijl men
bij goederenomzet, het uitwisselen van equivalenten slechts een
gemiddelde kent, dus geen afzonderlijke gevallen.
Afgezien
van deze vooruitgang blijft dit gelijk recht in één opzicht nog
altijd binnen het kader van de bourgeoisie. Het recht der producenten
is evenredig aan de door hem geleverde arbeid; de gelijkheid berust
hierin, dat gemeten wordt met een gelijke maatstaf: arbeid.
Maar
de ene mens staat fysiek of verstandelijk hoger dan de andere en kan
in dezelfde tijd dus meer arbeid leveren of is in staat langer te
werken; arbeid moet, om te kunnen fungeren als maatstaf, worden
gedefinieerd naar duur en intensiteit, anders zou hij geen maatstaf
meer zijn. Dit gelijke recht is een ongelijk recht voor ongelijke
arbeid. Het erkent geen klassenonderscheid, omdat iedereen een
arbeider is net als alle anderen; doch het erkent stilzwijgend de
ongelijke individuele begaafdheid en daarmee ook het ongelijke
arbeidspotentieel door bepaalde voorrechten. Daarom is het
inhoudelijk een recht van ongelijkheid, evenals elk recht. Naar zijn
wezen kan een recht slechts bestaan in het toepassen van een gelijke
maatstaf; doch ongelijke individuen (en zij zouden geen verschillende
individuen zijn als zij niet ongelijk zouden zijn) kunnen slechts in
zo verre met één en dezelfde maat worden gemeten, als zij worden
bekeken vanuit één invalshoek, als slechts één facet onder de
loep wordt genomen. Zoals bijvoorbeeld in ons geval, waar ze alleen
als arbeiders worden benaderd en als niets anders. De rest blijft
buiten beschouwing. Verder: de ene arbeider is getrouwd, de andere
niet, de ene heeft meer kinderen, de andere minder enzovoorts. Bij
gelijke rechten en dus bij gelijke deelname aan het
gemeenschappelijke consumptiefonds ontvangt de één in werkelijkheid
meer dan de andere, blijkt rijker te zijn dan de ander e.d. Om dit
alles te vermijden, zou het recht ongelijk in plaats van gelijk
moeten zijn.
Maar
deze tekortkomingen zijn onvermijdelijk in de eerste fase van de
communistische maatschappij, zoals deze na lange barensweeën uit de
kapitalistische voortkomt. Het recht kan nooit boven de economische
structuur en de hierdoor geconditioneerde culturele ontwikkeling van
de maatschappij staan.
In
de hoogste fase van de communistische maatschappij, na de verdwijning
van de tot slaaf makende arbeidsverdeling, wanneer hiermee de
tegenstelling tussen hoofd- en handwerk verdwenen is, wanneer de
arbeid niet meer een louter middel is om te leven, maar zelf een
eerste levensbehoefte wordt, wanneer samen met de allesomvattende
ontplooiing van de individuen de productieve krachten zijn
uitgegroeid en alle bronnen van gemeenschappelijke rijkdom zullen
overlopen, pas dan zal men de nauwe horizon van het burgerlijke recht
geheel te boven kunnen komen en kan de maatschappij op zijn banier
schrijven: van ieder naar zijn mogelijkheden, aan ieder naar zijn
behoeften!(…)9
Over hetgeen de revisionisten in CONCLUSIE zeggen over “marktsocialisme” of het “toepassen van de waardewet is een wet van het socialisme”, stelt Marx in Kritiek op het programma van Gotha:
Een
voorbeeld: de kapitalistische productievorm berust hierin dat de
materiële productievoorwaarden in de vorm van eigendom van kapitaal
en eigendom van grond zich nu in handen van de niet-arbeiders
bevinden, terwijl de massa slechts beschikt over zijn persoonlijke
productievoorwaarde — arbeidskracht. Zijn de elementen der
productie eenmaal op die manier verdeeld, dan vloeit hieruit vanzelf
ook de huidige verdeling van consumptiemiddelen voort.
Indien
de materiële productievoorwaarden het collectieve bezit van de
arbeiders zelf kunnen vormen, dan zal dat tevens resulteren in een
verdeling van consumptiemiddelen die anders is dan vandaag.
Het vulgaire socialisme (met als navolger een zeker deel van de
democraten) heeft van de burgerlijke economen de gewoonte overgenomen
de verdeling op te vatten en te behandelen als iets dat losstaat van
de productievorm en van hieruit de zaak zo voor te stellen, alsof het
socialisme hoofdzakelijk draait om de problemen van de verdeling.
Maar als de werkelijke stand van zaken allang aan het licht is
gebracht, waarom dan op onze schreden terugkeren?
Verder zeggen de revisionisten in “CONCLUSIE”:
Desalniettemin wat hij toepaste was “de ontwikkelingsleer — in haar meest consequente, volkomen, doordachte en aan inhoudrijke vorm — op het moderne kapitalisme. Natuurlijk kwam Marx daarbij voor de vraag te staan of deze leer ook toegepast kan worden op de naderende ineenstorting van het kapitalisme en de toekomstige ontwikkeling van het komende communisme.”10 Op basis van zijn algemene begrip van de wet van maatschappelijke ontwikkeling, bekritiseerde Marx Lassalle's theorie van een onverminderde, eerlijke verdeling van de arbeidsopbrengsten en deed hij de bovenstaande wetenschappelijke voorspelling over het toekomstige socialisme en communisme. Een systematische uiteenzetting van deze ideeën van Marx werd verschaft door Lenin in “Staat en Revolutie”.
Door “Staat en Revolutie” hier op een BEWUST uitgezochte manier te citeren VERBERGT men BEWUST de EIGEN FOUTE citering van Marx en VERBERGT MEN dat Lenin DATGENE uit “Kritiek op het programma van Gotha” haalt waar de revisionisten juist over zwijgen: de rol van de “dictatuur van het proletariaat” en het “voortduren van de klassenstrijd onder het socialisme”. In Staat en Revolutie:
Het
meest uitvoerig bespreekt Marx dit vraagstuk in zijn ‘Kritiek op
het program van Gotha’ (zijn brief aan Bracke van 5 mei 1875, eerst
in 1891 gepubliceerd in de ‘Neue Zeit’, IX, I; in het Russisch
als brochure verschenen). Het polemische deel van dit belangrijke
werk, dat uit een kritiek op de lassalleanen bestaat, heeft het
positieve deel, nl. de analyse van het verband tussen de ontwikkeling
van het communisme en het afsterven van de staat, om zo te zeggen
naar de achtergrond gedrongen. (...)
Zulk
een opvatting zou echter volkomen verkeerd zijn. Een nadere
beschouwing toont dat de opvattingen van Marx en Engels over de staat
en zijn afsterven elkaar volkomen dekken en dat met name de
aangehaalde uitdrukking van Marx op deze afstervende
staat
betrekking heeft.
Het
is duidelijk dat er geen sprake kan zijn van het bepalen van een
tijdstip van het toekomstige
‘afsterven’
van de staat, te meer daar dit klaarblijkelijk een langdurig proces
is. Het schijnbare verschil tussen Marx en Engels is te verklaren
door het verschil van onderwerpen die zij behandelden en van de taak
die zij zich stelden. Engels stelde zich de taak aan Bebel
aanschouwelijk, scherp omlijnd en in grote trekken de hele
onzinnigheid van de meest voorkomende (en voor een niet gering deel
door Lassalle gedeelde) vooroordelen met betrekking tot de staat aan
te tonen. Marx raakt deze
kwestie slechts even, maar zijn oog is op een ander onderwerp
gericht: de ontwikkeling
van de communistische maatschappij.
De
hele theorie van Marx is een toepassing van de ontwikkelingsleer —
in haar meest consequente, volkomen, doordachte en aan inhoud rijke
vorm — op het moderne kapitalisme. Natuurlijk kwam Marx daarbij
voor de vraag te staan of deze leer ook toegepast kan worden op de
naderende
ineenstorting van het kapitalisme en de toekomstige
ontwikkeling
van het komende
communisme. (…)
Marx
maakt in de eerste plaats een eind aan de verwarring die het program
van Gotha in de kwestie van de verhouding tussen staat en
maatschappij had gesticht.
‘...De
“tegenwoordige maatschappij” is’, schrijft hij, ‘de
kapitalistische maatschappij die meer of minder vrij van middeleeuwse
bijmengsels, meer of minder gewijzigd door de bijzondere historische
ontwikkeling van ieder land, meer of minder ontwikkeld in alle
beschaafde landen bestaat.(...)
Maar
toch hebben de verschillende staten van de verschillende beschaafde
landen, ondanks hun bonte verscheidenheid in vorm, alle gemeen dat
zij op de bodem staan van de moderne burgerlijke maatschappij,
waarvan de ene alleen meer of minder kapitalistisch ontwikkeld is dan
de andere. Zij hebben dus ook zekere wezenlijke karaktertrekken
gemeen. In die zin kan men van het “tegenwoordige staatsbestel”
spreken in tegenstelling tot de toekomst, waarin zijn tegenwoordige
wortel, de burgerlijke maatschappij, afgestorven is.(…)
‘Tussen
de kapitalistische en de communistische maatschappij’, zo vervolgt
Marx, ‘ligt de periode van de revolutionaire verandering van de ene
in de andere. Daarmee komt ook een politieke overgangsperiode
overeen, waarin de staat niets anders kan zijn dan de
revolutionaire dictatuur van het proletariaat.’
Deze
gevolgtrekking berust bij Marx op de analyse van de rol die het
proletariaat in de moderne kapitalistische maatschappij speelt, op
gegevens over de ontwikkeling van deze maatschappij en over de
onverzoenlijkheid van de tegenstrijdige belangen van het proletariaat
en de bourgeoisie.(….)
Democratie
voor de geweldige meerderheid van het volk en het met geweld onder de
duim houden van de uitbuiters en onderdrukkers van het volk, d.w.z.
hun uitsluiting van de democratie — deze wijziging ondergaat de
democratie bij de overgang
van het kapitalisme naar het communisme.
Pas
in de communistische maatschappij, wanneer het verzet van de
kapitalisten reeds voorgoed is gebroken, wanneer de kapitalisten zijn
verdwenen, wanneer er geen klassen meer zijn (d.w.z. geen onderscheid
tussen de leden van de maatschappij met betrekking tot de
maatschappelijke productiemiddelen) — pas dan ‘houdt de staat op
te bestaan en kan
er van vrijheid sprake zijn’.
Pas dan is een werkelijk volkomen democratie werkelijk zonder enige
uitzondering mogelijk en zal zij verwezenlijkt worden. En pas dan zal
de democratie beginnen af
te sterven
als gevolg van de eenvoudige omstandigheid dat de van de
kapitalistische slavernij, van de ontelbare gruwelen, brutaliteiten,
onzinnigheden en gemeenheden van de kapitalistische uitbuiting
bevrijde mensen er langzamerhand aan zullen
wennen
de elementairste, van oudsher bekende en eeuwenlang in alle
voorschriften gepredikte regels van het samenleven in de maatschappij
te eerbiedigen en wel zonder geweld, zonder dwang, zonder
onderwerping en zonder
het bijzondere apparaat
tot onderdrukking dat staat wordt genoemd. (...)
In
zijn ‘Kritiek op het program van Gotha’ weerlegt Marx uitvoerig
de gedachte van Lassalle, dat de arbeider onder het socialisme de
‘onverkorte’ of ‘volledige opbrengst van de arbeid’ zal
ontvangen. Marx toont aan dat van het maatschappelijke product een
reservefonds afgetrokken moet worden, een fonds tot uitbreiding van
de productie, voor het vervangen van de ‘versleten’ machines
enz.; bovendien uit de consumptiemiddelen een fonds voor de kosten
van het bestuur, voor scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen enz.
In
plaats van de vage, onduidelijke, algemene frase van Lassalle (‘de
volledige opbrengst van de arbeid voor de arbeider’) geeft Marx een
nuchtere berekening hoe de socialistische maatschappij haar
huishouding moet bestieren. (….)
Deze
communistische maatschappij die zojuist uit de schoot van het
kapitalisme het licht van de wereld heeft aanschouwd, die in elk
opzicht nog de moedervlekken draagt van de oude maatschappij, noemt
Marx de ‘eerste’ of laagste fase van de communistische
maatschappij.
De
productiemiddelen zijn al niet meer de private eigendom van
enkelingen. De productiemiddelen behoren aan de gehele maatschappij.
Elk lid van de maatschappij verricht een bepaald deel van de
maatschappelijk noodzakelijke arbeid en ontvangt daarvoor van de
maatschappij een bewijs dat hij een zekere hoeveelheid arbeid heeft
geleverd. Op dit bewijs ontvangt hij een dienovereenkomstige
hoeveelheid producten uit de maatschappelijke voorraden aan
consumptiemiddelen. Na aftrek van de hoeveelheid arbeid die voor het
gemeenschappelijke fonds is bestemd krijgt dus iedere arbeider van de
maatschappij evenveel terug als hij haar gegeven heeft.11
Vervolgens leidt de BEWUST door dogmatisme gevoede redenering in CONCLUSIE tot het volgende:
De
overwinning van de Socialistische Oktoberrevolutie vertaalde het
socialisme van een ideaal in een realiteit.(….)
De
scherpe daling van de landbouwproductie, voornamelijk veroorzaakt
door oorlog, had ook te maken met enkele aspecten van het economisch
beleid die in strijd waren met de objectieve wetten van economische
ontwikkeling. Omdat hij goed was in het trekken van lessen en
het rechtzetten van fouten, schakelde Lenin direct na de overwinning
in de oorlog over op de Nieuwe Economische Politiek, wat betekende
dat de boeren de vrijheid kregen om hun overtollige graan op de markt
te verkopen na betaling van de belasting in natura en het teruggeven
van het warengeld relatie. (...)
Lenin
achtte het noodzakelijk om de goederen-geldverhouding voor een vrij
lange tijd in stand te houden na de proletarische machtsovername om
de economische banden tussen de
socialistische staatseconomie en de kleine producenten in stand te
houden. Dit was een nieuwe bijdrage aan het marxisme. (….)
Hier
wordt een onbewezen stelling geponeerd was dat er in de USSR een
“fout” was: “een economisch beleid die in strijd was met de
objectieve wetten van economische ontwikkeling”.
Deze
fout zou dan “rechtgezet” zijn door Lenin met de Nieuw
Economische Politiek die dan in essentie zou zijn, volgens de
revisionisten: “een TERUGKEER naar de wareneconomie en dat nog
‘een lange tijd aanhouden’ ”.
Zij parafraseren dan Stalin als een “bewijsvoering”, in CONCLUSIE:
Om de opdrachten van Lenin te vervullen, leidde Stalin het Sovjet-volk bij het bewerkstelligen van landbouwcollectivisatie en nationale industrialisatie en bij het opzetten van een socialistisch economisch systeem. In Economic Problems of Socialism in the USSR, dat hij ongeveer een jaar voor zijn dood schreef, legde hij de nadruk op de kwestie van de wetten van de economische ontwikkeling onder het socialisme, vooral de wet dat de productieverhoudingen zich moeten aanpassen aan het karakter van de productiekrachten, de fundamentele economische wet van het socialisme, de wet van evenwichtige, evenredige ontwikkeling van de nationale economie en de wet van waarde. Hij observeerde de twee soorten socialistisch openbaar eigendom die naast elkaar bestaan in de Sovjet-Unie en lichtte veel belangrijke vragen toe met betrekking tot het gebruik van objectieve economische wetten in het belang van het socialisme. Dit was Stalins nieuwe bijdrage aan het marxisme-leninisme. Achteraf lijken sommige van zijn argumenten zwak. Maar dit was onvermijdelijk en vergeleken met eerdere verworvenheden markeerden ze een grote vooruitgang in de kennis van de mens over de socialistische economische ontwikkeling.
Hier
wordt dus gesteld dat de collectivisatie en de uitbouw van
coöperatieven er kwam NA de invoering van de NEP in de Soviet-unie.
Maar de politiek van “Hervorming en Opening” houdt juist in dat
de BESTAANDE collectivisatie (waarvan wordt gesteld dat die “te
ver ging”) wordt TERUGGEDRAAID tot het individueel (of van het
“huishouden”, dus gezin) kleinbedrijf.
Het
(nog) BESTAAN van het kleinbedrijf was juist één van die zaken
waarom Lenin de NEP invoerde.
In
zijn Economic Problems of Socialism in the USSR benadrukte
Stalin het objectieve karakter van economische wetten onder het
socialisme en wees erop dat mensen, inclusief de Sovjetstaat en zijn
leiders, deze wetten niet konden afschaffen, creëren of
veranderen, maar ze zouden kunnen ontdekken en begrijpen, en ze
gebruiken in het belang van socialistische opbouw. Dit betekende
natuurlijk niet dat ze er een volledig begrip van hadden gekregen.
deze wetten of handelden in volledige overeenstemming daarmee. De
Sovjetstaat handelde in overeenstemming met objectieve wetten en
behaalde enorme successen in de socialistische opbouw. Maar het werd
ook vele malen gestraft voor het tegen deze wetten ingaan.
Door in zijn laatste jaren de kwestie van de economische wetten onder
het socialisme en hun objectieve aard aan de orde te stellen, trok
Stalin een belangrijke les uit meer dan dertig jaar ervaring in de
nationale opbouw in de USSR, door mensen te leren objectieve wetten
gewetensvol te bestuderen en toe te passen, fouten te corrigeren in
theorie en praktisch werk, blindheid vermijden waar mogelijk, hun
vooruitziende blik verscherpen en de zaak van het socialisme naar
voren schuiven.
China
is een groot land met een miljard inwoners. We begonnen het
socialisme te bouwen op de ruïnes van het semi-kolonialisme en het
semi-feodalisme en niet op die van het ontwikkelde kapitalisme; we
streven ernaar om de vier moderniseringen van het land te realiseren
ondanks een enorme bevolking en een slechte basis. Dit is een
kolossale taak die onze voorouders nooit hebben geprobeerd. We moeten
dus een goed antwoord geven op de vraag welke methode moet worden
gevolgd en welke koers hij heeft gevolgd bij de opbouw van het land.
We zullen natuurlijk het marxisme-leninisme als leidraad voor ons
denken beschouwen. Maar dit betekent niet dat we mechanisch de
formule over de eerste fase van het communisme moeten kopiëren die
Marx naar voren heeft gebracht in de Kritiek van het
Gotha-programma of door Lenin in Staat en Revolutie.
We moeten leren van de ervaring met de opbouw van het socialisme in
de Sovjet-Unie onder Lenin en Stalin en van alles wat goed is in
andere landen.
Toen
we begin jaren vijftig begonnen met socialistische opbouw, hebben we
veel profijt gehad van onze studie van Stalins Economische
problemen van het socialisme in de Sovjet-Unie en de ervaring in
de Sovjet-Unie. Maar daar mag ons begrip niet ophouden. Het kopiëren
van de ervaring van anderen lost ons probleem niet op. We moeten ons
baseren op de praktijk, proberen China's eigen manier te vinden
om het socialisme op te bouwen en een hele reeks methoden uitwerken
om een socialistische samenleving op te bouwen die past bij het
huidige niveau van productiekrachten en andere omstandigheden in
China.
Door hier Stalin te parafraseren laten ze hem zogezegd stellen dat de politieke activiteit van een communistische partij bij de opbouw van het socialisme er uit bestaat, “wetten van economische ontwikkeling onder het socialisme” te ontdekken, ze te bestuderen en te respecteren en dat ertegen ingaan “een fout is” .Dan parafraseren ze Stalin nog verder en laten ze hem dingen zeggen, die hij helemaal niet gezegd heeft.
Ze laten Stalin zogenaamd tot de conclusie komen dat de productieverhoudingen moeten overeenkomen met het huidig “laag” niveau van productiekrachten: waarbij IN FEITE gesteld wordt (door de revisionisten, NIET door Stalin) dat KAPITALISTISCHE productieverhoudingen moeten “overeenkomen” met het “lage” niveau van werkers die (nog) geen “socialistische productieverhoudingen” aan kunnen.Over productieverhoudingen en productiekrachten zegt Stalin in “Economische problemen van het Socialisme in de USSR”12:
Er
wordt gezegd dat economische wetten een elementair karakter hebben,
dat hun actie onomkeerbaar is en dat de samenleving machteloos tegen
hen is. Dat is niet waar. Het is een fetisj van wetten maken en
jezelf tot slaaf van wetten maken. Het is aangetoond dat de
samenleving niet machteloos staat tegenover wetten, dat de
samenleving, nadat ze de economische wetten heeft leren kennen en
erop vertrouwt, haar werkterrein kan inperken, ze kan gebruiken in
het belang van de samenleving en ze kan 'benutten', net als in de het
geval van de natuurkrachten en hun wetten, net als in het geval van
de overstroming van grote rivieren die in de bovenstaande illustratie
wordt aangehaald.
De
specifieke rol van de Sovjetregering was te wijten aan twee
omstandigheden: ten eerste moest de Sovjetregering niet de ene vorm
van uitbuiting door een andere vervangen, zoals het geval was in
eerdere revoluties, maar de uitbuiting helemaal afschaffen; ten
tweede, gezien de afwezigheid in het land van kant-en-klare
beginselen van een socialistische economie, moest het nieuwe,
socialistische vormen van economie creëren, om zo te zeggen 'van nul
beginnen'. Dat was ongetwijfeld een moeilijke, complexe en ongekende
taak. Niettemin volbracht de Sovjetregering deze taak met krediet.
Maar het volbracht het niet omdat het de bestaande economische wetten
zou vernietigen en nieuwe "vormden", maar alleen omdat het
vertrouwde op de economische wet dat de productieverhoudingen
noodzakelijkerwijs in overeenstemming moeten zijn met het karakter
van de productiekrachten. De productiekrachten van ons land, vooral
in de industrie, waren sociaal van aard, de eigendomsvorm daarentegen
was privaat, kapitalistisch. Vertrouwend op de economische wet dat de
productieverhoudingen noodzakelijkerwijs in overeenstemming moesten
zijn met het karakter van de productiekrachten, socialiseerde de
Sovjetregering de productiemiddelen, maakte ze eigendom van het hele
volk en schafte daardoor het uitbuitingssysteem af en creëerde
socialistische vormen van economie. Als deze wet er niet was geweest
en de Sovjetregering er niet op had vertrouwd, had ze haar missie
niet kunnen volbrengen.
De
economische wet dat de productieverhoudingen noodzakelijkerwijs in
overeenstemming moeten zijn met het karakter van de
productiekrachten, dringt al lang op de voorgrond in de
kapitalistische landen. Als het tot dusver is gefaald om zijn weg
naar buiten te forceren, komt dat omdat het op krachtige weerstand
stuit van de kant van verouderde krachten van de samenleving. Hier
hebben we nog een onderscheidend kenmerk van economische wetten. In
tegenstelling tot de wetten van de natuurwetenschap, waar de
ontdekking en toepassing van een nieuwe wet min of meer soepel
verloopt, stuit de ontdekking en toepassing van een nieuwe wet op
economisch gebied, die de belangen van verouderde krachten van de
samenleving raakt, op de krachtigste verzet van hun kant. Een kracht,
een sociale kracht, die deze weerstand kan overwinnen, is daarom
noodzakelijk. In ons land was zo'n kracht de
alliantie van de arbeidersklasse en de boeren,
die de overgrote meerderheid van de samenleving vertegenwoordigden.
In andere, kapitalistische landen is een dergelijke kracht nog niet
aanwezig. Dit verklaart het geheim waarom de Sovjetregering in staat
was om de oude krachten van de samenleving te vernietigen, en waarom
in ons land de economische wet dat de productieverhoudingen
noodzakelijkerwijs in overeenstemming moeten zijn met het karakter
van de productiekrachten volledige reikwijdte kreeg.
Stalin
zegt dus dat “de alliantie van de boeren met de arbeiders”
“de sociale productiekrachten” vormen die de kracht
ontwikkelen om “de productieverhoudingen in overeenstemming te
brengen met hun karakter”. Dit komt dat overeen, zoals
we gezien hebben met de lijn van de CCP VOOR 1978 door de
collectivisatie, de uitbouw van coöperatieven en hun ontwikkeling
naar een hoger niveau en de uitbouw van de communes. De revisionisten
spreken over “’socialistische’ productieverhoudingen die
binnen een socialistische maatschappij die ‘overeenkomen
met het bestaande niveau van de productiekrachten’”
(waaronder zij dan verstaan het “niveau van technologie en
wetenschap”..)
Maar
in hoeverre die anders zijn dan “kapitalistische
productieverhoudingen”, en of zij dan een “tussenstadium”
vormen voor “communistische productieverhoudingen” (laat
staan dat er in het communisme – een klasseloze maatschappij –
nog kan gesproken worden van “productieverhoudingen”), daar wordt
geen uitleg over gegeven.
In zijn "Toespraak op een uitgebreide werkconferentie bijeengeroepen door het Centraal Comité van de Communistische Partij van China" in 1962, wees Mao Zedong erop: "Het leren kennen van de wetten die de opbouw van het socialisme beheersen, vereist noodzakelijkerwijs een proces. We moeten de praktijk nemen als het uitgangspunt en ga van geen ervaring hebben naar enige ervaring, van weinig ervaring hebben naar meer ervaring hebben..." Hij zei ook: "Wat onze partij als geheel betreft, onze kennis van socialistische opbouw is zeer ontoereikend. In de komende periode moeten we ervaring opdoen en hard studeren, en in de loop van de praktijk geleidelijk ons begrip verdiepen en duidelijker worden over de wetten van socialistische constructie."13 Zijn leringen hebben vandaag nog steeds een praktische betekenis.
In de Resolutie van de 6e Zitting van het 11e CC in 1981 werd deze Toespraak op een uitgebreide werkconferentie bijeengeroepen door het Centraal Comité van de Communistische Partij in 1962 geparafraseerd (zie hierover in Deel 2 waar ik dit aantoon) Er werden zo zogezegd vooral “fouten” i.v.m. De Grote Sprong Voorwaarts “gecorrigeerd” evenals “onterecht beschuldigden gerehabiliteerd”...
Nu wordt er uit die tekst met behulp van 2 uitgezochte citaten “bewezen” dat het voor de CCP VOOR 1978 het eigenlijk ook zo was dat socialistische opbouw inhoudt zijn “wetten leren kennen, ze respecteren en er niet tegen ingaan...” (“Mao zei het zelf ook al in 1962.....”)Welnu wat was het standpunt van de CCP in 1962 in “Toespraak op een uitgebreide werkconferentie bijeengeroepen door het Centraal Comité van de Communistische Partij van China" in 196214 (en de citaten hierboven worden hieronder cursief-onderstreept aangeduid):
Deze
uitgebreide centrale werkconferentie wordt door ruim 7.000 mensen
bezocht. Aan het begin van de conferentie hebben kameraad Liu
Shao-ch'i en verschillende andere kameraden een conceptrapport
opgesteld. Voordat dit ontwerp door het Politiek Bureau was
besproken, stelde ik hen voor om in plaats van eerst een vergadering
van het Politiek Bureau te houden om het te bespreken, het liever
onmiddellijk aan de kameraden die aan deze conferentie deelnemen,
zodat iedereen commentaar kon leveren erop en ideeën aandragen.
Kameraden, er zijn onder jullie mensen uit verschillende velden en
plaatsen, verschillende provinciale, districts- en districtscomités
en uit de partijcomités van verschillende ondernemingen. Er zijn
mensen van verschillende afdelingen in het centrum. De meesten van u
hebben meer contact met de lagere niveaus en zouden meer begrip
moeten hebben van situaties en problemen dan wij kameraden in het
Permanent Comité, het Politiek Bureau en het Secretariaat.
Bovendien, aangezien jullie allemaal verschillende posities hebben,
kun je problemen vanuit verschillende hoeken aan de orde stellen.
Daarom hebben we u uitgenodigd om met ideeën te komen en hebben we u
het conceptrapport bezorgd. Het resultaat is een levendige discussie
waarin veel ideeën naar voren zijn gebracht, niet allemaal in de
lijn van het basisbeleid van het Centraal Comité. Later was kameraad
Shao-ch'i voorzitter van een redactiecomité van eenentwintig,
waaronder verantwoordelijke leden van de verschillende centrale
bureaus. Na acht dagen discussie stelden zij een tweede concept
schriftelijk verslag op. Het moet gezegd worden dat het Centrum in
dit tweede conceptrapport de resultaten van de discussie van meer dan
7.000 mensen heeft verzameld. Zonder jullie ideeën had dit tweede
concept niet geschreven kunnen worden. Daarin hebben zowel het eerste
als het tweede deel veel herzieningen. Dit komt door jouw
inspanningen. Ik hoor dat jullie allemaal het tweede ontwerp niet
slecht vinden, en een verbetering ten opzichte van het eerste. Als we
deze methode niet hadden gebruikt, maar de conferentie op de
gebruikelijke manier hadden gehouden, hadden we eerst het rapport
gehoord en daarna een discussie gevoerd. Iedereen zou het met
handopsteken hebben goedgekeurd en we zouden het niet zo goed hebben
gedaan.
Dit
is een kwestie van hoe vergaderen. Allereerst worden
conceptrapportages rondgedeeld en worden de aanwezigen uitgenodigd om
hun ideeën en amendementen in te dienen. Daarna wordt een nieuw
rapport opgesteld. Wanneer dit rapport wordt gepresenteerd, moet het
niet woord voor woord worden voorgelezen, maar enkele aanvullende
ideeën moeten worden uiteengezet en de wijzigingen moeten worden
uitgelegd. Op deze manier kunnen we de democratie vollediger
promoten, wijsheid verzamelen uit alle richtingen en alle
verschillende standpunten vergelijken. Ook onze vergaderingen zullen
levendiger zijn. Het doel van deze conferentie is om de werkervaring
van de afgelopen twaalf jaar en vooral de werkervaring van de laatste
vier jaar samen te vatten. Er zijn veel problemen, dus er kunnen veel
ideeën naar voren worden gebracht, waardoor gunstige voorwaarden
worden geschapen voor dit soort conferenties. Is het mogelijk voor
alle conferenties om deze methode over te nemen? Nee, het is niet
mogelijk. Om deze methode te gebruiken, moeten we voldoende tijd
hebben. We kunnen deze methode soms gebruiken bij vergaderingen van
onze volkscongressen. Kameraden van provinciale comités,
districtscomités en districtscomités, wanneer u in de toekomst
conferenties bijeenroept, kunt u deze methode onder geschikte
voorwaarden ook toepassen. Als u het druk heeft, kunt u natuurlijk
niet veel tijd besteden aan conferenties. Maar als de omstandigheden
goed zijn, waarom zou u het dan niet eens proberen?
Wat voor
methode is dit? Het is een democratische centralistische methode; het
is een massa-lijn methode. Eerst democratie, dan centralisme; komend
van de massa, terugkerend naar de massa; de eenheid van de leiding en
de massa. Dit is het eerste punt waar ik het over wilde hebben.
(…)
Zonder het
systeem van democratisch centralisme kan de proletarische dictatuur
niet worden geconsolideerd. Om democratie onder het volk in
praktijk te brengen
en om dictatuur in praktijk te brengen
over de vijanden van het volk, zijn deze twee aspecten onlosmakelijk
met elkaar verbonden. Wanneer deze twee aspecten worden gecombineerd,
dan is dit
proletarische dictatuur, of het kan de democratische dictatuur van
het volk worden genoemd. Onze slogan is: 'Een
democratische volksdictatuur, geleid door het proletariaat, en
gebaseerd op de alliantie van arbeiders en boeren.'
Hoe oefent het proletariaat leiderschap uit? Het loopt door de
Communistische Partij. De Communistische Partij is de voorhoede van
het proletariaat. Het proletariaat verenigt zich met alle klassen en
lagen die de socialistische revolutie en socialistische opbouw
goedkeuren, steunen en eraan deelnemen, en oefent
dictatuur uit over de reactionaire klassen
of de overblijfselen daarvan. In ons land is het systeem van
uitbuiting van de mens door de mens al geëlimineerd. De economische
fundamenten van de landherenklasse en de bourgeoisie zijn
geëlimineerd. De reactionaire klassen zijn nu niet meer zo woest als
tot nu toe. Ze zijn bijvoorbeeld niet meer zo meedogenloos als in
1949, toen de Volksrepubliek werd opgericht, en ook niet meer zo
meedogenloos als in 1957 toen de rechtse burgerij ons waanzinnig
aanviel.15
Daarom spreken we over hen als de overblijfselen van de reactionaire
klassen. Maar we mogen deze
overblijfselen in geen geval onderschatten. We moeten tegen hen
blijven strijden. De reactionaire klassen die zijn omvergeworpen,
plannen nog steeds een comeback. In een socialistische samenleving
kunnen nog steeds nieuwe burgerlijke elementen worden geproduceerd.
Gedurende het hele socialistische stadium bestaan er nog
klassen en klassenstrijd, en deze klassenstrijd is een langdurige,
complexe, soms zelfs gewelddadige aangelegenheid. Onze instrumenten
van dictatuur mogen niet worden verzwakt; integendeel, ze moeten
worden versterkt. Ons
beveiligingssysteem is in handen van kameraden die de juiste lijn
volgen. Het is mogelijk dat de veiligheidsafdelingen op sommige
plaatsen in handen zijn van slechte mensen. Er zijn ook kameraden die
zich bezighouden met veiligheidswerk en die niet afhankelijk zijn van
de massa of van de partij. Bij het zuiveren van contrarevolutionairen
volgen ze niet de lijn van het zuiveren van hen met de hulp van de
massa's onder leiding van het partijcomité. Ze vertrouwen
uitsluitend op geheim werk, op zogenaamd professioneel werk.
Professioneel werk is noodzakelijk; het is absoluut noodzakelijk om
de methoden van opsporing en berechting te gebruiken om
contrarevolutionaire elementen aan te pakken, maar het belangrijkste
is om de massale lijn door te voeren onder leiding van het
partijcomité. Als we ons bezighouden
met de dictatuur over de hele reactionaire klasse, is het vooral
belangrijk om op de massa's en de partij te vertrouwen. Dictatuur
uitoefenen over de reactionaire klassen betekent niet dat we alle
reactionaire elementen volledig moeten elimineren, maar eerder dat we
de klassen waartoe ze behoren, moeten elimineren. We moeten geschikte
methoden gebruiken om ze te hervormen en om te vormen tot nieuwe
mensen. Zonder een brede
volksdemocratie kan de proletarische dictatuur niet worden
geconsolideerd en zou de politieke macht onstabiel zijn.
Zonder democratie, zonder de mobilisatie van de massa's, zonder
massatoezicht, zal het onmogelijk zijn om een effectieve
dictatuur uit te oefenen over de reactionaire en slechte elementen,
en het zal onmogelijk zijn om ze effectief te hervormen. Zo zouden ze
problemen blijven veroorzaken en misschien nog een comeback maken.
Dit probleem vraagt om waakzaamheid en ik hoop dat de kameraden
hier ook goed over zullen nadenken.
(…)
Als ik uitleg hoe onze Chinese Communistische Partij
tijdens de periode van de democratische revolutie, na veel moeite met
succes de wetten van de Chinese revolutie te begrijpen, is het mijn
doel om deze historische feiten naar voren te brengen om onze
kameraden te helpen één ding te begrijpen: dat
het begrijpen van
de wetten van socialistische constructie een proces moet
doorlopen. Het moet de
praktijk als uitgangspunt nemen, van het hebben van geen ervaring
naar het hebben van enige ervaring; van weinig ervaring naar meer
ervaring; van de opbouw van het
socialisme, dat op het gebied van noodzakelijkheid nog niet begrepen
is, tot het geleidelijk overwinnen van onze blindheid en het
begrijpen van objectieve wetten, waardoor we vrijheid bereiken, een
vliegende sprong in onze kennis maken en het rijk van vrijheid
bereiken. (….)
Wat onze
partij als geheel betreft, is onze kennis van de socialistische
opbouw uiterst ontoereikend. In de komende periode moeten we ervaring
opdoen en hard studeren, en in de loop van de praktijk geleidelijk
ons begrip verdiepen en duidelijker worden over de wetten van
socialistische constructie.(...)
Tijdens de periode van socialistische revolutie en opbouw waren onze
revolutionaire taken in de eerste jaren: op het platteland de
hervorming van het feodale landsysteem voltooien en vervolgens
landbouwsamenwerking implementeren; in de steden om de socialistische
transformatie van kapitalistische industriële en commerciële
ondernemingen door te voeren. Op het gebied van economische
constructie was toen onze
taak om de economie te herstellen en het eerste vijfjarenplan uit te
voeren. Zowel in de revolutie als in de bouw hadden we destijds een
algemene lijn die paste bij de objectieve omstandigheden en die een
overvloedige overtuigingskracht had. We hadden ook een complete set
van algemene en specifieke beleidslijnen en methoden onder leiding
van de Generale
Lijn. Daarom
konden we de kaders en massa's opvoeden, hun begrip verenigen, en het
werk werd relatief goed uitgevoerd. Dit weet ook iedereen. Maar in
die tijd was de situatie zodanig dat, aangezien wij! geen ervaring
hadden met economische constructie, hadden we geen andere keuze dan
de Sovjet-Unie te kopiëren. Vooral op het gebied van de zware
industrie kopieerden we bijna alles uit de Sovjet-Unie en hadden we
weinig eigen creativiteit. In die tijd was het absoluut noodzakelijk
om zo te handelen, maar tegelijkertijd was het ook een zwakte — een
gebrek aan creativiteit en het niet op eigen benen kunnen staan. Dit
kan natuurlijk niet onze langetermijnstrategie zijn. Vanaf
1958 besloten we van zelfredzaamheid ons belangrijkste beleid te
maken en het streven naar buitenlandse hulp als secundair doel.
Tijdens de Tweede Zitting
van het Achtste Partijcongres in 1958
namen we de algemene lijn aan van 'alles doen en hoog mikken om
grotere, snellere, betere en meer economische resultaten te behalen
bij de opbouw van het socialisme'. In datzelfde jaar werden ook de
volkscommunes opgericht en werd de slogan 'Grote
Sprong Voorwaarts' uitgegeven.
Gedurende een bepaalde periode nadat de Algemene Lijn van
socialistische opbouw was afgekondigd, hadden we nog steeds niet de
tijd noch de mogelijkheid om een volledige reeks concrete
algemene en specifieke beleidslijnen en methoden te formuleren die
geschikt waren voor de omstandigheden, aangezien onze ervaring nog
steeds niet voldoende. Onder deze omstandigheden beschikten de kaders
en de massa's nog steeds niet over een complete set lesmateriaal,
noch hadden ze systematische voorlichting over beleid gekregen en was
het dus niet mogelijk om echt eensgezind begrip en actie te hebben.
Het werd pas mogelijk na het verstrijken van de tijd, het ervaren van
tegenslagen en moeilijkheden, en het opdoen van zowel positieve als
negatieve ervaringen. Nu is het goed, we hebben deze dingen al of
zijn ze nu aan het formuleren. Zo kunnen we nu oordeelkundiger de
socialistische revolutie en socialistische opbouw uitvoeren. (….)
Over het algemeen is onze partij erg goed. Onze partij bestaat
voornamelijk uit arbeiders en arme boeren. De grote meerderheid van
onze kaders is goed, ze werken allemaal ijverig, maar we moeten ook
inzien dat er in onze partij nog steeds problemen zijn; we moeten
niet denken dat alles goed is met de toestand van onze partij. Op dit
moment hebben we meer dan zeventien miljoen partijleden, en van deze
leden is bijna tachtig procent lid geworden na de oprichting van de
staat: zij werden in de jaren vijftig lid van de partij. Slechts
twintig procent trad toe vóór de oprichting van onze staat, en
onder deze twintig procent van onze leden waren degenen die vóór
1930 lid werden van de partij, dat wil zeggen degenen die zich
volgens de schatting van acht jaar geleden in de jaren twintig bij de
partij voegden waren ongeveer 800-tal mensen. Sommigen van hen zijn
de afgelopen twee jaar gestorven, dus nu ben ik bang dat er misschien
nog maar 700 mensen over zijn. Zowel
onder oude als nieuwe partijleden — vooral onder de nieuwe leden
zijn er altijd mensen met een onzuiver karakter en werkstijl. Die
mensen zijn individualisten, bureaucraten, subjectivisten: sommigen
zijn zelfs gedegenereerde elementen geworden. Er zijn mensen die zich
voordoen als leden van de communistische partij, maar zij
vertegenwoordigen op geen enkele manier de arbeidersklasse; in plaats
daarvan vertegenwoordigen ze de bourgeoisie. Binnen de partij is niet
alles zuiver. We moeten dit punt inzien, anders zullen we lijden.
In de bovenstaande tekst wordt dan nog verwezen “Tijdens de tweede zitting van het achtste partijcongres in 1958” In die tekst 16wordt dan nog de klassenoorsprong van veel klagers over “fouten van teveel klassenstrijd en teveel collectivisatie” bepaald:
In
1955 protesteerde 30 procent van de kaderleden van de county,
district en township luid, klaagden ze namens de boeren over de
"ontberingen" en maakten bezwaar tegen de buitensporige
"controle" in de "verenigde" aan- en verkoop. Wat
voor soort mensen waren die kaderleden? Het waren allemaal
welgestelde middenboeren, of vroeger arme en lagere middenboeren die
welgestelde middenboeren waren geworden. De zogenaamde ontberingen
van de boeren waren de ontberingen van de welgestelde middenboeren.
De welgestelde middenboeren wilden hun graan oppotten in plaats van
in te leveren en ze wilden het kapitalisme bevorderen. Daarom
klaagden ze over de ontberingen van de boeren. De lagere niveaus
klaagden, maar klaagde ook iemand op regionaal, provinciaal of
centraal niveau? Was er iemand in het geboortedorp die niet min of
meer werd beïnvloed door zijn familie? De vraag is welk
standpunt je inneemt bij het bekijken van een probleem. Neemt u het
standpunt in van de arbeidersklasse en arme en lagere middenerwten!
mieren, of neem je dat van de gegoede middenboeren?
Nu
is het een beetje beter. Het platteland heeft een grote sprong
voorwaarts gemaakt. Na de rectificatie, de anti-rechtse beweging,
kaderparticipatie in arbeid en arbeidersparticipatie in een deel van
het management, is de stedelijke en landelijke politieke sfeer
veranderd. Men kan zeggen dat het agrarische "pessimisme"
en "hopeloosheid", en het gebrek aan vertrouwen bij het
realiseren van de "40 artikelen" zijn schoongeveegd.
Sommige van de "getijdenwachters" en
"valrekening-kolonisten" zijn echter niet schoongeveegd.
Aan dit werk moet dan ook aandacht worden geschonken.
Door
nu de echte CONTEXT
van de twee geciteerde zinnen zoals die in de CONCLUSIE
staan te tonen, wordt nog eens het bewijs geleverd van
het bewust toepassen van dogmatisme om revisionisme te
ontwikkelen. De toespraak zou volgens de revisionisten (in de
vorm van die UITGEKOZEN geciteerde zinnen) inhouden dat
“socialistische constructie” voor de communisten inhoudt:
“de wetten van haar ontwikkeling ontdekken, ze respecteren en
er zeker niet tegen in gaan.”
Nu
gaat de toespraak juist over iets waar de revisionisten over ZWIJGEN:
aan de hand van een CONCREET voorbeeld vorming geven over hoe
democratisch centralisme werkt onder de dictatuur van het
proletariaat. Ook wordt heel duidelijk gesteld hoe (en in welke
vorm) klassenstrijd doorgaat onder het socialisme…. En wordt er tot
waakzaamheid opgeroepen voor burgerlijke elementen IN de
communistische partij. En HIER wordt natuurlijk NIET geciteerd in
CONCLUSIE door de revisionisten!
Door dit voorstel eerst door die 7000 mensen te laten discussiëren en wijzigingen laten uitwerken, kwam een uiteindelijk beter rapport tot stand. En zo was de conclusie: “Als we deze methode niet hadden gebruikt, maar de conferentie op de gebruikelijke manier hadden gehouden, hadden we eerst het rapport gehoord en daarna een discussie gevoerd. Iedereen zou het met handopsteken hebben goedgekeurd en we zouden het niet zo goed hebben gedaan.”
En zo is uiteindelijk de conclusie: “Zonder het systeem van democratisch centralisme kan de proletarische dictatuur niet worden geconsolideerd. Om democratie onder het volk in praktijk te brengen en om dictatuur in praktijk te brengen over de vijanden van het volk, zijn deze twee aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wanneer deze twee aspecten worden gecombineerd, dan is dit proletarische dictatuur, ...”
Verder in CONCLUSIE:
De
historische ervaring leert dat objectieve wetten tegelijkertijd
alomtegenwoordig en niet-aanwezig zijn. Als je ze niet overtreedt,
lijken ze niet te bestaan. Als je dat doet, zullen ze je laten
straffen. Een samenvatting van succesvolle ervaringen kan voor ons
natuurlijk de objectieve wetten van economische ontwikkeling
verduidelijken, maar een overzicht van de lessen van mislukking kan
nog leerzamer zijn en ons ervan overtuigen dat objectieve
wetten niet overtreden mogen worden. Mensen corrigeren hun
fouten vaak door lessen te trekken uit mislukkingen, waardoor ze
zichzelf in staat stellen de objectieve wetten te kennen die de
ontwikkeling van dingen beheersen en mislukking in succes veranderen.
Er is dus voor ons maar één manier om de objectieve wetten te
kennen die de socialistische economische ontwikkeling beheersen,
namelijk. om te handelen volgens de fundamentele principes van het
marxisme-leninisme, onze succesvolle en onsuccesvolle ervaring in
socialistische revolutie en opbouw te analyseren, daaruit de wetten
af te leiden die de ontwikkeling van China's socialistische
economie beheersen, en deze als een gids voor actie te nemen. Als
onze lijn, principes, beleidslijnen en plannen succesvol blijken te
zijn, zijn ze in het algemeen correct en bewijzen ze de relatieve
nauwkeurigheid van onze kennis van de wetten van de socialistische
economische ontwikkeling. Als ze op een mislukking uitlopen, tonen ze
aan dat onze kennis onnauwkeurig is of dat onze methode verkeerd is,
en dat we er lessen uit moeten trekken en onze fouten moeten
herstellen. Zelfs als we een relatief nauwkeurige kennis hebben
verworven van de wetten van de socialistische economische
ontwikkeling, zullen we die nog steeds moeten aanvullen en
voortdurend bevorderen door nieuwe omstandigheden en ervaringen te
bestuderen.
Sommige
kameraden waren zich niet voldoende bewust van het belang van het
bestuderen en naleven van objectieve wetten en waren in de war over
de relatie tussen de Partijlijn en objectieve wetten.
Volgens
hen is de lijn de belangrijkste schakel en moet de
nauwkeurigheid van onze kennis van objectieve wetten worden
beoordeeld aan de hand van de overeenstemming met de
partijlijn. Dit was een omkering van oorzaak en gevolg.
Het zijn de wetten die de lijn, de principes en het beleid bepalen,
niet omgekeerd. De lijn, de principes en het beleid van de partij
moeten worden geformuleerd in het licht van de vereisten van
objectieve wetten en hun juistheid moet worden beoordeeld aan de hand
van hun overeenstemming met deze wetten. Sommige andere kameraden
vrezen dat het naleven van objectieve economische wetten zou
betekenen dat de politiek wordt opgegeven. Dit is een misvatting.
Politiek is de geconcentreerde uitdrukking van economie; schending
van objectieve wetten van economische ontwikkeling belemmert de groei
van productiekrachten en kan deze krachten zelfs ondermijnen,
waardoor de fundamentele belangen van de werkende bevolking als
geheel ernstig worden geschaad. Hoe kunnen we zo'n politiek hebben?
We moeten een juist begrip hebben van de relatie tussen politiek en
economie, en we moeten handelen volgens objectieve economische wetten
en daarbij voldoende aandacht schenken aan politiek.
“De
historische ervaring leert...” Nee, de revisionistische
marxistisch-KLINKENDE fraseologie en het historisch revisionisme moet
“bewijzen dat ...” : “de socialistische ontwikkeling
beheerst wordt door objectieve wetten, die te ontdekken en te
respecteren zijn en die uiteindelijk de politieke lijn bepalen”
En zoals we zagen zijn volgen diezelfde revisonistische opvatting,
die “wetten”, ten eerste “de productieverhoudingen moeten
overeenkomen met de stand/niveau van de productiekrachten” ..
hetgeen “politiek” betekent “herstel en ontwikkeling van
kapitalistische productieverhoudingen” en ten tweede “de
waardewet tenvolle laten werken” het geen betekent “de
waren-economie opnieuw tenvolle laten werken TEN KOSTE van
socialistische plan-economie” hetgeen dus weer betekent (het
kapitalisme is de hoogste vorm van waren-economie) het “opnieuw
herstellen en ontwikkelen van kapitalistische productieverhoudingen”.
En
volgens deze revisionistische opvatting moet bij die partijleden
bestreden worden (en dat doen de opeenvolgende zittingen
van het 11de CC) waarvan ze zeggen “Volgens hen is de lijn
de belangrijkste schakel...” en die nog steeds van uitgaan dat
de uitvoering van de socialistische opbouw moet gebeuren “aan
de hand van de overeenstemming met de partijlijn.”
De CONCLUSIE gaat verder over die zogenaamde “economische wetten van het socialisme”:
Er zijn verschillende formuleringen over de economische wetten van het socialisme. Marx wees er in zijn Kritiek op het Gotha-programma op dat een socialistische samenleving het principe "aan eenieder naar zijn werk" moet uitvoeren, en dat dit een objectieve wet is die onafhankelijk is van de wil van de mens.
1.
Verder hierboven toonden wij aan dat de revisionisten BEWUST hier
Marx op een verkeerde èn verknipte manier citeren.
2.
De “wet”, “het principe ‘aan eenieder naar zijn werk’ ”,
die de “socialistische samenleving moet uitvoeren”, volgens de
revisionisten, WORDT DOOR DIEZELFDE REVISIONISTEN OVERTREDEN!
Door de AFBOUW en ONTBINDING van de coöperatieven en de communes, de invoer van de “privé-stukken land” waarop de boer/familie kon verbouwen wat hem het meeste opbrengt, werd het principe OPNIEUW ingevoerd van “aan de producent naargelang de verkoop van zijn productie”. Dus werd het principe “aan eenieder naar zijn werk” AFGEBOUWD. (zie ook hierover verder hierboven)
Verder in CONCLUSIE:
In
zijn Economische Problemen van het Socialisme
in de USSR verwees Stalin naar de wet dat de
productieverhoudingen in overeenstemming moeten zijn met het karakter
van de productiekrachten, de economische basiswet van het
socialisme, de wet van evenwichtige, evenredige ontwikkeling van de
nationale economie, de wet 'van waarde, enzovoort. (Hij
benadrukte dat de waardewet nog steeds een rol speelt in de
socialistische samenleving. Dit is een belangrijke aanvulling op het
marxisme-leninisme.) Dit zijn allemaal belangrijke
economische wetten in een socialistische samenleving. Ze komen voort
uit verschillende omstandigheden en kunnen worden ingedeeld in de
volgende typen:
1.
Een gewoonterecht dat alle stadia van de ontwikkeling van de
menselijke samenleving doorloopt, d.w.z. de wet dat de
productieverhoudingen moeten overeenstemmen met het groeiniveau van
de productiekrachten. Deze wet heeft in alle stadia van de
menselijke samenleving gefunctioneerd, maar is van bijzonder
belang voor de socialistische samenleving. Alle
sociaal-economische formaties in de menselijke geschiedenis zijn
spontaan ontstaan in overeenstemming met deze economische wet.
Anders ligt het met de socialistische productieverhoudingen, die
geleidelijk ontstaan en zich ontwikkelen door de toepassing van
de principes en het beleid van het proletariaat dat bewust dezelfde
objectieve wet heeft begrepen. Voor de bevrijding formuleerde de
Chinese Communistische Partij een politiek programma voor een
overgang naar een socialistische revolutie via een democratische
revolutie. Na de geboorte van Nieuw China kondigde de partij in 1953
de algemene lijn aan voor de overgangsperiode van kapitalisme naar
socialisme, die voorzag in de socialistische transformatie van het
eigendom van de productiemiddelen. Dit leidde tot de overtuiging
dat de opkomst en geleidelijke hervorming van de socialistische
productieverhoudingen kan worden bepaald door de subjectieve wil van
de partij zonder de objectieve wetten van de socialistische
economische ontwikkeling te volgen. Deze opvatting leidde tot
ernstige fouten. (...)
Wanneer
Marx sprak over de tegenstelling tussen de productieverhoudingen en
de productiekrachten, verwees hij vaak naar gevallen waarin de
productieverhoudingen achterbleven bij de eisen van de groeiende
productiekrachten. Dat kwam omdat hij voornamelijk het
kapitalistische systeem analyseerde dat een obstakel was geworden
voor de ontwikkeling van productiekrachten. Maar hij wees er ook in
duidelijke bewoordingen op:
“Een sociale orde vergaat nooit voordat alle productiekrachten waarvoor ze in grote lijnen toereikend is, zijn ontwikkeld, en nieuwe superieure productieverhoudingen vervangen nooit de oudere voordat de materiële voorwaarden voor hun bestaan in de schoot van de oude samenleving zijn gerijpt. De mensheid stelt zichzelf dus onvermijdelijk alleen taken op die zij kan oplossen, aangezien nader onderzoek altijd zal uitwijzen dat de taak zelf alleen ontstaat wanneer de materiële voorwaarden voor de oplossing ervan al aanwezig zijn of tenminste in het proces van vorming.17”
Marx sprak in de “Inleiding van ‘Bijdrage tot kritiek op de politieke economie’” over het inzicht waartoe hij kwam en die van dan af zijn verder onderzoek bepaalde. Van dit “inzicht” over de HISTORISCHE ontwikkelingen van maatschappijen (dus Marx spreekt over een inzicht in de GESCHIEDENIS, hij doet geen uitspraak over de TOEKOMST…), zijn de zinnen hierboven ook nog slechts een DEEL.(Hierover UITGEBREID in het volgend artikel)
De revisionisten verder in CONCLUSIE:
In
de afgelopen dertig jaar lijkt men unaniem deze objectieve wet te
hebben erkend dat de productieverhoudingen moeten
overeenstemmen met het groeiniveau van de productiekrachten.
In de praktijk verschilden ze echter in hun begrip van de
dialectische relatie tussen de socialistische productieverhoudingen
en de zich ontwikkelende productiekrachten. Een tijdlang hebben we
te veel benadrukt hoe achterlijke productieverhoudingen de
productiekrachten zouden belemmeren en haastten we ons om de
productieverhoudingen te veranderen bij gebrek aan een significante
groei van de productiekrachten. We hebben niet ingezien dat een
verandering in de productieverhoudingen die te radicaal was voor de
werkelijke groei van de productiekrachten, ook een dergelijke groei
zou belemmeren. De opkomst van nieuwe productieverhoudingen
opende brede perspectieven voor de groei van de productiekrachten.
Maar we waren ons niet volledig bewust van de noodzaak om deze
nieuwe productieverhoudingen te stabiliseren en ons te concentreren
op het verhogen van het niveau van de productiekrachten. Deze
misvattingen waren de oorzaak van de blijvende dominantie van het
idee dat een 'linkse' fout meer gerechtvaardigd was dan een rechtse
en dat het beter was te veel naar links dan te veel naar rechts. Als
gevolg daarvan hebben we overhaaste stappen ondernomen om de
productieverhoudingen te veranderen, een fout die in sommige
regio's keer op keer werd herhaald, met zware verliezen voor de
industriële en landbouwproductie tot gevolg. Met het oog op dit
alles moeten we, wanneer we vragen over de socialistische economie
van China bestuderen, deze belangrijkste economische wet van de
menselijke geschiedenis begrijpen door het essentiële principe toe
te passen dat praktijk het enige waarheidscriterium is, in plaats van
de wet als een dogma te reciteren, moeten we moet duidelijk zijn over
de specifieke inhoud en dialectiek ervan door de praktische ervaring
in China's socialistische revolutie en opbouw te onderzoeken. (...)
3. ECONOMISCHE WETTEN EN MENSENINITIATIEF
(...)
Nadat de coöperaties universeel waren opgericht, waren
er evenwel veel kameraden die de wet over het hoofd
zagen, dat de productieverhoudingen in
overeenstemming moesten zijn met de groei van de productiekrachten en
maakten ze de fout om in 1958 overhaaste vorderingen te maken bij het
opzetten van plattelandscommunes. Alleen
nadat er heraanpassingen waren, werden
de productieverhoudingen in wezen in overeenstemming gebracht met de
productiekrachten en werd de
landbouwproductie hersteld en uitgebreid. De vorderingen en de
terugtrekkingen werden beide bewerkstelligd door het
beleid en de decreten van de partij en de regering, maar het waren de
objectieve wetten van de economische ontwikkeling die een beslissende
rol speelden achter dit beleid en deze decreten.
(...)
Bij
de distributie waren we in tegenspraak met het principe van "ieder
naar zijn werk", en ook werd veel mankracht gebruikt zonder
compensatie, en werd er teveel landbouwproducten gevorderd bij de
boeren. Dit alles veroorzaakte een daling van het arbeidsenthousiasme
van de arbeiders en boeren en remde de industriële en
landbouwontwikkeling. Feiten tonen aan dat we niet genoeg weten over
de wet van "ontwikkeling van de productie en bevrediging van de
behoeften van het volk", die in wezen de "economische
basiswet van het socialisme" is zoals gedefinieerd door Stalin,
noch over de wet van "ieder naar zijn werk" Dit probleem
werd pas geleidelijk opgelost na de derde plenaire zitting van het
Elfde Centraal Comité van de partij, toen de lang bestaande "linkse"
fouten in ons economisch werk werden gecorrigeerd en het principe van
"bijstellen, herstructureren, consolideren en verbeteren"
van de nationale economie werd uitgevoerd.
De
afgelopen twintig jaar hebben we gehandeld met te weinig kennis van
de waardewet. We legden de nadruk op de rol van de wet van geplande,
evenredige ontwikkeling van de nationale economie, maar hechtten
weinig belang aan de rol van de waardewet. We hebben niet gezien dat
we in een socialistische samenleving, vooral in een samenleving als
de onze, waar het niveau van de productiekrachten laag blijft, de
hulp van de waardewet moeten zoeken bij de nationale economische
planning. Maar we oefenden een rigide controle uit over de nationale
economie en faalden in het maken van goede uscof', de waardewet. Zo
variëren de prijzen van veel producten ver van hun waarde.
Belangrijke producten die de staat hard nodig heeft, worden streng
gecontroleerd en laag geprijsd, terwijl secundaire producten buiten
de controle van de staat hoog geprijsd zijn en veel winst opleveren.
Dit beïnvloedt een evenredige ontwikkeling van de verschillende
afdelingen van de nationale economie. De remedie is te vinden in een
heraanpassing van de prijzen door een volledige benutting van de rol
van de waardewet, die een evenwichtige economische ontwikkeling zal
vergemakkelijken, en niet in een uitbreiding van verplichte
staatsaankopen en van rantsoenering, wat een verdere beperking
betekent van de rol van de waardewet.
(...)
In
China werd veel belang gehecht aan de studie van de economische
wetten van het socialisme na de publicatie van Stalins Economische
Problemen van het Socialisme in de USSR.
economische activiteiten in het land konden worden gecontroleerd door
middel van staatsplanning, en dat de rol van de waardewet beperkt was
tot bedrijfsboekhouding en de marketing van consumptiegoederen, en
dat het geen regelgevende rol speelde in de productie. Tijdens de
'Culturele Revolutie' deden de contrarevolutionaire klieken van Lin
Piao en Jiang Oing er alles aan om 'politiek' te stimuleren die de
economie ontwrichtte en een 'revolutie' die de productie verwierp. Ze
ontkenden het principe van "ieder naar zijn werk" en de
waardewet. In die tijd was het taboe om de economische wetten
van het socialisme te bespreken en het onderzoek op dit gebied zakte
van het oorspronkelijke niveau. Ondertussen week ook ons economisch
bestuur in meer of mindere mate af van de economische wetten van het
socialisme. Ooit geloofde men dat alles kon worden bereikt door de
wil van de gezagsdragers.
Het
is onze taak een nauwkeurige kennis te verwerven van de objectieve
wetten die de socialistische economische ontwikkeling beheersen om de
socialistische modernisering van onze nationale economie te
versnellen en onze socialistische productieverhoudingen te
consolideren en te ontwikkelen. Dit is een vraag waaraan onze
economische theoretici en bestuurders veel aandacht zouden moeten
besteden. Om deze vraag op te lossen, moeten we het
marxisme-leninisme ijverig bestuderen, de positieve en negatieve
ervaringen in de socialistische revolutie en constructie in China en
andere socialistische landen analyseren, de theorie integreren met;
praktijk en in het bijzonder met de nieuwe taken in de nieuwe
historische periode van China, veel onderzoek en onderzoek doen, en
ons begrip van de socialistische economische wetten verder bestuderen
en verdiepen en hoe deze werken onder de historische omstandigheden
in China. Alleen zo kunnen wij ons aandeel leveren aan de versnelde
realisatie van de vier moderniseringen en aan de consolidering en
verdere ontwikkeling van de socialistische productieverhoudingen.
We hebben al getoond dat de politiek van de CCP VOOR 1978 (VOOR de Derde Zitting van het 11e CC) is: het doorvoeren zo ver mogelijk van de collectivisatie, het instellen van coöperatieven, dus van collectief bezit van productiemiddelen, met het vooruitzicht van het bezit van heel het volk (onder controle van de dictatuur van het proletariaat totdat dit volledig is doorgevoerd en de tweede stadium van het communisme wordt bereikt). Het gevolg van deze politiek houdt in dat de boeren van “betaald voor het door hun land opgebracht product”, nu werkers worden die “betaald worden naargelang hun werk”. Het is de bedoeling dat dit “betaald naargelang het werk” eerst wordt bepaald door de werkers zèlf, doordat zij georganiseerd als collectief, “eigenaar” van de coöperatief waar zij nu als werkers (door zichzelf) te werk zijn gesteld, en nadat eerst het deel van het werk door de staat (de dictatuur van het proletariaat) is “geaccumuleerd” voor al de collectieve voorzieningen en geplande investeringen in staatsbedrijven e.d.
De coöperatieven die (gezamenlijk) de volkscommune vormen, worden een collectief “bezit” van de in het geheel van die commune georganiseerde werkers, die (als collectieve bezitters) “zichzelf” tewerkstellen, maar nu niet alleen “op het land”, maar ook in industrie, of bv een mijn, die dan ook hoort tot dit collectief bezit. (dit zal later nog in een ander document uitvoerig en concreet geanalyseerd worden).
De communes gezamenlijk moeten dan in feite de “de dictatuur van het proletariaat” of te wel de (tijdelijke) STAATSmacht CONCREET vorm geven. Het was deze ontwikkeling die door de CCP VOOR 1978 in gang was gebracht, en waarin men de massa van boeren en werkers in vormde en opvoedde. Deze politieke en ideologische strijd was een vorm van klassenstrijd, aangezien de meeste “fouten” die hierbij gemaakt werden en moesten worden verbeterd, bleken gemaakt te worden vanuit een “oude”, “burgerlijke” of zelfs nog “feodale” opvattingen of ideologie die daarom (door middel van discussie, vorming, de opvoeding door “het goede voorbeeld”) moesten worden bestreden.
Het is nu zo dat de CCP NA 1978, de volgende ontwikkeling(en) OMKEREN:
– die van de ontwikkeling die leidde naar een “uitdoving” van wareneconomie door uitbouw van socialistische planeconomie,
– die van de versterking van de alliantie van de boeren met de arbeidersklasse doordat boeren deel gaan uitmaken van de arbeidersklasse (het doel van de steeds hogere vormen van “collectief bezit”),
– die van de consolidatie van de “dictatuur van het proletariaat” ( door de ontwikkeling van “collectief bezit” naar “bezit van heel het volk en de ontwikkeling van socialistische planeconomie, en de ontwikkeling van ideologische “klassenstrijd” ),
– die van de ontwikkeling van alle productiemiddelen en de distributie in handen “van het volk”,….
Om deze omkering te verantwoorden IN de partij en om deze politiek (hetgeen dus de ESSENTIE is van “Hervorming en opening”) heeft men het revisionisme ontwikkeld (en ook HISTORISCH revisionisme) met o. a de theorie van “objectieve wetten van socialistische ontwikkeling¨: zoals “de waardewet respecteren” gewoon betekent “het ontwikkelen van de WAREN-economie” (ten KOSTE van socialistische planeconomie)
Zo waren de EERSTE maatregelen uitgevaardigd door“De Derde Zitting van het 11de CC in 197818”, die in de landbouw:
De
plenaire vergadering is van mening dat de hele partij haar energie en
inspanningen moet concentreren op het zo snel mogelijk bevorderen van
de landbouw, omdat de landbouw, het fundament van de nationale
economie, de afgelopen jaren ernstig is beschadigd en over het
algemeen erg zwak blijft. (….)
Met
dit als leidraad zette de plenaire vergadering een reeks
beleidslijnen en economische maatregelen uiteen om de huidige
landbouwproductie te verhogen. De belangrijkste zijn de volgende: Het
eigendomsrecht van de volkscommunes, productiebrigades en
productieteams en hun beslissingsbevoegdheid moeten effectief worden
beschermd door de wetten van de staat; het is niet toegestaan om
de mankracht, fondsen, producten en materiaal van een productieteam
op te eisen; de economische organisaties op verschillende
niveaus van de volksgemeenschap moeten gewetensvol het socialistische
principe van "ieder naar zijn werk", de betaling uitwerken
in overeenstemming met de hoeveelheid en de kwaliteit van het werk,
en het gelijkheidsbeginsel overwinnen; kleine percelen grond voor
privégebruik door commune-leden, hun
huishoudelijke nevenactiviteiten en dorpsmarkten
zijn noodzakelijke aanvullingen van de socialistische economie en
mogen niet worden verstoord; de volkscommunes moeten
resoluut het systeem van drie niveaus van eigendom invoeren met het
productieteam als de basiseenheid voor de boekhouding, en dit moet
ongewijzigd blijven. (...)
Om
het prijsverschil tussen industriële en landbouwproducten te
verkleinen, stelt de plenaire vergadering voor dat de Staatsraad een
besluit neemt om de aankoopprijs van graan met 20 procent te
verhogen, te beginnen in 1979, wanneer het zomergraan op de
markt wordt gebracht, en de prijs voor de hoeveelheid met nog
eens 50 procent boven het quotum gekocht, en ook de aankoopprijs voor
katoen, oliehoudende en suikergewassen, dierlijke bijproducten,
water- en bosbouwproducten en andere landbouw- en nevenproducten stap
voor stap verhogen, afhankelijk van de concrete voorwaarden.
De fabrieksprijs en de marktprijs van landbouwmachines,
kunstmest, insecticiden, kunststoffen en andere gefabriceerde
goederen voor gebruik op de boerderij zullen in 1979 en 1980 met 10
tot 15 procent worden verlaagd op basis van lagere productiekosten,
en deze voordelen zullen in het algemeen aan de boeren worden
doorgegeven. Nadat de aankoopprijs van landbouwproducten is
verhoogd, moeten de stadswerkers worden gegarandeerd tegen een daling
van hun levensstandaard. De marktprijs van alle voedselgraan blijft
ongewijzigd en de verkoopprijs van andere landbouwproducten die nodig
zijn voor het dagelijks leven, moet ook stabiel worden gehouden; als
sommige prijzen moeten worden verhoogd, zullen de consumenten
passende subsidies krijgen. De plenaire sessie besprak ook de
versterking van het onderwijs in landbouwwetenschappen, het opstellen
van regionale programma's voor de ontwikkeling van landbouw, bosbouw
en veeteelt, de oprichting van moderne landbouw-, bosbouw-, veeteelt-
en visserijcentra, de actieve uitbreiding van de plattelandsindustrie
en nevenactiviteiten -beroepen gerund door volkscommunes en
productiebrigades en andere belangrijke kwesties, en besloten over
relevante maatregelen. De plenaire vergadering wijst erop dat het
noodzakelijk is om het levensonderhoud van de mensen in stad en land
stap voor stap te verbeteren op basis van de groei van de productie.
De bureaucratische houding om geen aandacht te schenken aan urgente
problemen in het levensonderhoud van de mensen, moet resoluut worden
bestreden. Aan de andere kant, aangezien onze economie momenteel nog
steeds erg achterlijk is, is het onmogelijk om het levensonderhoud
van de mensen zeer snel te verbeteren en het is essentieel om de
mensen op de hoogte te houden van de relevante stand van zaken en om
het onderwijs in de revolutionaire ideeën van het zelf te
intensiveren - vertrouwen en harde strijd onder de jeugd en andere
sectoren van het volk, en leidende kameraden op alle niveaus moeten
zichzelf tot voorbeeld stellen in dit verband.
De
politiek van de CCP VOOR 1978:
De
steeds verder doorgevoerde collectivisatie, vooral door discussie,
overtuiging en “het goede voorbeeld”, moest stap voor stap het
proletarisch klassenbewustzijn binnenvoeren binnen de
boerenbevolking.
De
verandering van “inkomen van de (individuele) boer op basis van
verkoop van productie voortgebracht door het (individueel)
boerenbedrijf” naar “betaling naar het gepresteerde werk”
waarbij de individuele boeren, werkers zouden worden werkend voor het
(collectief door diezelfde werkers beheerd) bedrijf, waarbij
dan door het collectief bepaald wordt welke betaling voor welk
gepresteerd werk overeenkomt.
De
hoeveelheid “gepresteerd werk” dat verdeeld wordt, gebeurd na
levering aan de staat (de staat als “dictatuur van het
proletariaat” waar de werkers dan zelf deel van uit maken)
De
afdracht aan de staat, staat tegenover levering door de
staat van nodige machines en meststoffen….. (OPM: in deze
“afdracht AAN de staat en levering DOOR
de staat” spelen de communes juist hun rol)
De
politiek van NA de Derde Zitting van het 11e
CC in 1978, namelijk het “in individueel
beheer”, toe wijzen van stukken land aan de boeren, waarop zij
producties zullen plannen in functie van wat ze er
aan verkoopsprijs voor kunnen krijgen, DRAAIT DIT TERUG.
Door
de onderlinge concurrentie die zo ontstaat en de ongelijke
ontwikkeling die er zo zal komen (boeren die een betere
uitgangspositie hebben als ander, betere gronden die meer geschikt
zijn voor betere opbrengst-gewassen, of die nog betere
werkinstrumenten hebben), zal die reeds bestaande ongelijke
verdeling nog vergroten. Dit
ontwikkeld zich verder doorheen de opeenvolging van de verschillende
seizoenen….
Zo
doen héél productieve boeren aan de ander kant boeren ontstaan die
niet meer bij machte zijn, genoeg inkomen te verkrijgen door
de verkoop van hun productie op hun bedrijf. Meer en meer van die
boeren, zullen dan gedwongen zijn, hun bedrijf als inkomstenbron “te
verlaten” en hun enige “eigendom” te verkopen: hun
arbeidskracht.
Die
méér productieve boeren zullen ook beter instaat zijn om de nodige
machines en meststoffen te KOPEN, waardoor hun voordeel tov minder
productieve boeren nog VERGROOT.
De
interne migratie (van nu reeds zo’n 350 miljoen voormalige boeren)
is een soort “scheiding” tussen de producenten (boeren) en hun
productiemiddel ( hun bedrijf), die hen nu ook tot werkers maakt,
maar NU tewerkgesteld volgens de opnieuw versterkte
KAPITALISTISCHE productieverhoudingen.
Het
is cynisch dat De Derde Zitting van het 11e
CC in 1978, door zogezegd het principe te herstellen
van “iedereen betaalt naargelang zijn werk”:
1. de boer, door de politiek “hervorming en opening” met het invoeren van privé stukjes land, verandert van een boer als klein bedrijf-producent, die op weg was een werker te worden en dus “betaald naargelang zijn werk” OPNIEUW tot een producent maakt, die betaald wordt door de verkoop(ruil) van zijn productie.
2. het credo “verrijkt u” opnieuw kapitalistische productieverhoudingen ontketend en dus een laag van mensen (burgerij/kapitalisten) die een inkomen verwerven door het toeëiegenen van meerwaarde (waarvan hij een deel als kapitaal zal kunnen accumuleren)
De politiek “Hervorming en Opening” wordt verdedigd met “….de wet dat de productieverhoudingen moeten overeenstemmen met het groeiniveau van de productiekrachten. Deze wet heeft in alle stadia van de menselijke samenleving gefunctioneerd, maar is van bijzonder belang voor de socialistische samenleving….” Om dit zogenaamd “marxistisch” te argumenteren, citereert men Marx : “Een sociale orde vergaat nooit voordat alle productiekrachten waarvoor ze in grote lijnen toereikend is, zijn ontwikkeld, en nieuwe superieure productieverhoudingen vervangen nooit de oudere voordat de materiële voorwaarden voor hun bestaan in de schoot van de oude samenleving zijn gerijpt. De mensheid stelt zichzelf dus onvermijdelijk alleen taken op die zij kan oplossen, aangezien nader onderzoek altijd zal uitwijzen dat de taak zelf alleen ontstaat wanneer de materiële voorwaarden voor de oplossing ervan al aanwezig zijn of tenminste in het proces van vorming.(*)”
* Karl
Marx, Preface
and
Introduction
to
"A
Contribution
to
the
Critique
of
Political
Kconomy".
FLP. Beijing. 1976. p. 4
Welnu in het vijfde (laatste) deel zal ik het revisionistisch karakter hiervan aantonen.
OPM: Revisionisme is hier dus een burgerlijk uitgewerkte analyse of politieke lijn gevat in marxistisch-KLINKENDE frasen (dmv citaten uit teksten en parafrases van teksten, gelicht uit hun context)
1 Robert C. Hsu, Economic theories in China 1979-1988, Cambridge University Press, New York 1991, p. 13.
2 Deng Xiaoping, “Promouvoir la démocratie sur le plan politique et la réforme en matière d”économie”, (15 april 1985), Textes Choisis, Éditions en Langues étrangères, Beijing 1994, Deel 3, p. 121.
3 Marxistische Studies 78 2007, “De ontwikkeling van het socialisme in China”, Peter Franssen
4“Conclusion - OBJECTIVE LAWS OF SOCIALIST ECONOMIC DEVELOPMENT” , out of“China's socialist economy”. First Edition 1981 Revised Edition 1986 ISBN-083SI-1592.5 (Hard Cover) ISBN-098351.1703.0 (Paperback) Copyright 1986 by Foreign Languages Press Published by the Foreign Languages Press, 24 Baiwanzhuang Road, Bering, China. Printed by the L. Rex Offset Printing Co. Ltd. Man Hing Industrial Godown Bldg., 14/F. No.4, Yip Fat St., Wong Chuk Hang, Hong Kong. Distributed by China International Book Trading Corporation (Guoji Shudian), P. 0. Box 399. Beijing, China
5 Karl Marx. Capital. FLPH. Moscow. 1958, Vol. I, p. 10.
6
Dit betekent nauwkeuriger
gezegd: de schriftelijk overgeleverde geschiedenis. In 1847 was de
voorgeschiedenis van de maatschappij, de maatschappelijke
organisatie die aan alle geschreven geschiedenis voorafging, nog zo
goed als onbekend. Sedertdien heeft Haxthausen het gemeenschappelijk
grondbezit in Rusland ontdekt. Maurer heeft aangetoond dat dit de
gemeenschappelijke grondslag was waarvan alle Duitse stammen
historisch uitgingen, en stilaan ontdekte men dat de dorpsgemeenten
met gemeenschappelijk grondbezit de oervorm waren van de
maatschappij van Indië tot Ierland. Ten slotte werd de interne
organisatie van deze oorspronkelijke communistische maatschappij
blootgelegd door de ontdekking van Morgan, die de kroon op al het
voorgaande zette, de ontdekking namelijk van de "gens" en
haar plaats in de stam. Met de ontbinding van deze oorspronkelijke
gemeenschappen begint de splitsing van de maatschappij in bijzondere
en uiteindelijk tegenover elkaar staande klassen.
(Fr. Engels,
Opmerking bij de Engelse uitgave van 1888 en de Duitse van 1890). Ik
heb geprobeerd dit oplossingsproces na te gaan in De oorsprong van
het gezin, het privé-bezit en de staat. (Fr. Engels, Opmerking bij
de Engelse uitgave van 1888)
Haxthausen August (1772-1866) was
een Pruisische hoge regeringsambtenaar en schrijver. Hij is de
auteur van een werk waarin hij de resten van de gemeentegemeenschap
in de dorpsgemeenschap in Rusland (Obsjtina) beschreef.
Maurer
Ludwig (1790-1872) was een Duits historicus. Hij bestudeerde de
Duitse maatschappelijke orde van voor en tijdens de
Middeleeuwen.
Morgan Louis (1818-1881) was een Amerikaans
etnograaf, archeoloog en historicus van de oermaatschappij, een
elementair materialist.
7 Patriciërs en plebejers: klassen in het oude Rome. De patriciërs waren de heersende klasse van grootgrondbezitters, in wiens handen de grond en de staatsmacht waren geconcentreerd. De plebejers (van het woord plebs = volk) waren de klasse van de vrije maar niet gelijkgerechtigde burgers.
8 ‘De vooruitgang van de industrie, waarvan de bourgeoisie de willoze en weerloze draagster is, brengt in plaats van de isolering van de arbeiders door de concurrentie hun revolutionaire vereniging door de associatie. Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus de basis, waarop de bourgeoisie produceert en zich de producten toeeigent, onder haar voeten weggetrokken. Vóór alles produceert zij dus haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn dus even onvermijdelijk. . . Van alle klassen, die vandaag tegenover de bourgeoisie staan, is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen teren weg en gaan met de grootindustrie ten onder, het proletariaat is haar meest kenmerkende product. . .
De middenstanden, de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer — zij allen bestrijden de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand te vrijwaren voor ondergang. . . zij zijn reactionair, zij trachten het rad van de geschiedenis terug te draaien.’ Karl Marx en F. Engels, Manifest der kommunistischen Partei, London, 1847, pp. 9, 11.
9https://www.marxists.org/archive/marx/works/1875/gotha/ch01.htm, Karl Marx, "Critique of the Gotha Programme", section I
10V.I. Lenin. The State and Revolution,. FLP. Beijing. 1976. pp. 102-03.
11https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1917/staat-revolutie/ch05.htm , Vladimir Lenin in “Staat en Revolutie – De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie, Hoofdstuk V: De economische grondslagen van het afsterven van de Staat
12https://www.marxists.org/reference/archive/stalin/works/1951/economic-problems/ch02.htm, Joseph Stalin in "Economic Problems of the USSR", 1951, Foreign Languages Press, Peking: 1972 (First Edition), Online Version: Joseph Stalin. Reference Archive, July 2005. Transcription: Hari Kumar for Alliance-ML, HTML: Mike B. for MIA, 2005, Public Domain: Marxists Internet Archive (2005).
13 Mao Zedonp. Talk at (in Enlarged Working Conference Convened hy the Central Committee of the Communist Party of China, PLP. Beijing. 1978. pp. 18 and 22.
14https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_62.htm, Talk At An Enlarged Working Conference Convened By The Central Committee Of The Communist Party Of China - January 30, 1962
15 The reference is, of course, to the sharp criticism of the Party and the regime in April and May 1957, before a halt was called to the policy of ‘blooming and contending’.
16https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_10.htm , Speeches At The Second Session Of The Eighth Party Congress - May 8-23, 1958
17 Karl Marx, Preface and Introduction to "A Contribution to the Critique of Political Kconomy". FLP. Beijing. 1976. p. 4.
18http://www.bjreview.com.cn/90th/2011-04/26/content_357494_3.htm , The Third Plenum of the 11th CPC Central Committee, “Communique of the Third Plenary Session Of the 11th Central Committee of The Communist Party of China” (Adopted on December 22, 1978)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten