10-05-2022

Is neo-marxisme dan het nieuwe revisionisme? …. En is “socialisme”, een “sociaal” kapitalisme? Is er echt geen verschil tussen “links van de sociaal-democratie” en “communist zijn”? Over LAVA

  Het tijdschrift LAVA presenteert zich als volgt: 

Wie zijn wij?
De ideeënstrijd is geen abstracte strijd. Hij verloopt steeds binnen een bepaald kader dat vorm krijgt door de discours en de ideologieën die afbakenen wat denkbaar is, wat de moeite waard is om te bestuderen, te bediscussiëren en in vraag te stellen. De sociale orde aanvechten, betekent ook onze manier van denken ter discussie stellen; het gaat om denken buiten de getrokken lijnen.
Lava wil (...) een intellectueel en politiek instrument bieden om tegen het dominante denkkader in te roeien. Met een website en een papieren tijdschrift stelt Lava zich een ambitieus doel: een plaats verwerven in het intellectuele landschap en uitgroeien tot een opmerkelijke ontmoetingsplaats van het linkse denken. Lava is een tijdschrift van maatschappelijke kritiek en marxistische analyse(…)…. stelt ons in staat een politieke en ideologische ruimte te creëren, links van de sociaaldemocratie. (...) Lava zal veel aandacht besteden aan het zichtbaar maken van het maatschappelijk verzet en deelnemen aan de organisatie, vereniging en opbouw ervan. Hoewel Lava zich vastberaden richt op de toekomst, blijft het trouw aan de emancipatorische geschiedenis van de mensheid. (...) altijd gedreven door hetzelfde gevoel van opstandigheid en rechtvaardigheid tegen alle vormen van overheersing en uitbuiting van de mens door de mens. Trouw blijven aan die geschiedenis is, met de woorden van André Breton, tegelijk de “wereld willen veranderen” en “het leven vernieuwen”. Zo verbindt een enkele slagzin Marx en Rimbaud. Dit project draagt een naam: socialisme.1 


In het blad LAVA, had Ruben Ramboer in 2018 een interview
2 met de intussen overleden Samir Amin, waarin hij zei:
 

Er zijn zelfs mensen die zich nochtans communisten laten noemen, die beweren dat ze alleen maar een linkervleugel van de sociaaldemocratie kunnen zijn.
Marxist zijn betekent noodzakelijk communist zijn, ….en geen neomarxist, of “neo-marxiaan” of “marxiaan”…
 

 Een “links sociaaldemocratische” “marxistische” analyse van “het socialisme”

LAVA in een “marxistische analyse” over “socialisme:

Op 25 februari 2021 kondigde de Chinese regering aan dat ze extreme armoede had uitgebannen in China, een land met 1,4 miljard inwoners. Deze historische overwinning is het hoogtepunt van proces dat zeven decennia duurde en begon met de Chinese Revolutie van 1949.
De eerste decennia van de socialistische opbouw legden het fundament dat tijdens de periode van hervorming en openstelling verder werd uitgediept
. In die periode zijn 850 miljoen Chinezen uit de armoede getild (mede door hun eigen inspanningen); dat wil zeggen dat 70 % van de totale armoedebestrijding in de wereld in China heeft plaatsgevonden. In de meest recente ‘doelgerichte’ fase, die in 2013 begon, heeft de Chinese regering 1,6 biljoen yuan (246 miljard US$) uitgegeven om 1,1 miljoen kilometer plattelandswegen aan te leggen, internet naar 98 % van de arme dorpen van het land te brengen, voor 25,68 miljoen mensen huizen te renoveren en nieuwe huizen te bouwen voor 9,6 miljoen anderen. Sinds 2013 zijn miljoenen mensen, staatsbedrijven en particuliere ondernemingen, en brede sectoren van de samenleving gemobiliseerd om ervoor te zorgen dat – ondanks de pandemie – China’s resterende 98,99 miljoen mensen uit 832 districten en 128.000 dorpen uit de absolute armoede komen.3(….)

Dat China erin geslaagd is de armoede te bestrijden in een tijd van een dergelijke ommekeer, is geen wonder en ook geen toeval, maar eerder een bewijs van zijn socialistische inzet
. Dit staat in contrast met de onverschilligheid van de kapitalistische samenlevingen ten aanzien van de behoeften van de armen en de werkende klasse, wier omstandigheden tijdens de pandemie alleen maar zijn verslechterd.

Socialistische opbouw in China is “850 miljoen Chinezen uit de armoede tillen” …. en het sluitstuk van die “socialistische opbouw” was dan het beleid van de Chinese regering vanaf 2013. In 2011 stelde de Chinese regering als armoedegrens voor: “een inkomen hebben van meer dan 2300 yuan per jaar, hetgeen zou overeenkomen met 2,3 US$/dag”. Maar nergens wordt duidelijk gemaakt of het hier gaat om loon (dus op basis van de verkoop van de arbeidskracht), één of andere “uitkering”, het inkomen van een boer door verkoop van zijn productie, of het inkomen door toe-eigening van meerwaarde door diegenen die een bedrijf konden (en mochten) starten en mensen tewerkstellen aan een “loon”….

LAVA verder: 

Historische context
Tegemoetkomen aan de toenemende behoefte van de bevolking aan een beter leven.
(….)
de meergenerationele strijd tegen armoede die het land heeft gevoerd. Daags voor de officiële proclamatie van de Volksrepubliek China (VRC) op 1 oktober 1949, zei voorzitter Mao Zedong: ‘Het Chinese volk, dat een kwart van de mensheid omvat, is nu opgestaan’.4
(...) Toen de communisten aan de macht kwamen, stonden zij voor de uitdaging om de langdurige economische en sociale achteruitgang van het land om te keren, te beginnen met het voorzien in de basisbehoeften van de verarmde boeren en werkende klasse van het land.
Van 1949 tot 1976 richtte de Chinese regering zich onder leiding van Mao op het verbeteren van de levenskwaliteit voor haar bevolking, die was gegroeid van 542 tot 937 miljoen mensen.
5
In de eerste jaren van deze periode werd de armoede aangepakt door het privébezit van de productiemiddelen in publieke handen over te nemen en door land van landheren en krijgsheren onder arme boeren te herverdelen. Armoede is per slot van rekening een kwestie van klassenstrijd. In 1956 had 90 % van de boeren land om te bewerken, waren 100 miljoen boeren georganiseerd in landbouwcoöperaties en was de particuliere industrie feitelijk afgeschaft. Volkscommunes organiseerden collectief eigendom van de grond en de productiemiddelen en verdeelden de collectieve rijkdom, waardoor het landbouwoverschot kon worden geïnvesteerd in industriële ontwikkeling en sociaal welzijn.6 In de negenentwintigjarige periode vóór de hervorming (1949-1978) steeg de levensverwachting in China met tweeëndertig jaar. Met andere woorden, voor elk jaar na de revolutie ging de levensverwachting van een Chinees er met gemiddeld een jaar op vooruit. In 1949 was 80 % van de bevolking analfabeet; in minder dan drie decennia was dit percentage teruggebracht tot 16,4 % in de stedelijke gebieden en 34,7 % op het platteland; het aantal schoolgaande kinderen steeg van 20 tot 90 %; en het aantal ziekenhuizen verdrievoudigde. De decentralisatie van de gezondheidszorg en het onderwijs van de elitaire stedelijke centra naar de arme plattelandsgebieden was van cruciaal belang. Dit proces omvatte de oprichting van middelbare scholen voor arbeiders en boeren en het zenden van miljoenen dokters op blote voeten naar het platteland. Er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van de deelname van vrouwen aan de samenleving, van de afschaffing van patriarchale huwelijksgewoonten tot een betere toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en kinderopvang.7 Van 1952 tot 1977 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van de industriële productie 11,3 %.8 (…) De industriële, economische en sociale verworvenheden in de overgang naar het socialisme onder Mao vormden de basis van de periode na 1978.  

Het socialisme is “de meergenerationele strijd tegen armoede” …. die na 1978 zeer doelgericht ging om een enorme economische groei te realiseren, in de eerste plaats. “economische groei” uitgedrukt in groei van het BBP (een economische maatstaf van een “wareneconomie” ….. waarvan kapitalisme de hoogste vorm is – zie verderop) De uitbouw van het socialisme is “iets op zich” er wordt niets gezegd over “overgang tussen kapitalisme en communisme” … hebben de “marxisten” van LAVA, Marx wel bestudeerd?) En het gaat op een continue ontwikkeling, met als “lijn”: “uitbanning van extreme armoede”. ( zie verderop wat Marx en Lenin hierover zeiden en vooral over degenen die een gelijkaardige visie hebben op wat “socialisme” is)De industriële, economische en sociale verworvenheden in de overgang naar het socialisme onder Mao vormden de basis van de periode na 1978” is wellicht de opvatting van LAVA, maar is dat NIET van de Derde Zitting van het 11 CC in 1978. Veel essentiële zaken die hoorden bij de opbouw van het socialisme VOOR 1978 werden NA 1978 als “fout” beschreven en daarom ook afgevoerd, en door de politiek van “Hervorming en Opening” zogenaamd gecorrigeerd.

Uit “
Resolutie over bepaalde vragen in de geschiedenis van onze partij sinds de oprichting van de Volksrepubliek China (Aangenomen door de Zesde Plenaire zitting van het elfde Centraal Comité van de Communistische Partij van China op 27 juni 1981). Herziening van de geschiedenis van de achtentwintig jaar vóór de oprichting van de Volksrepubliek”9

Vanaf de zomer van 1955 waren we overhaast met het voortzetten van de landbouwsamenwerking en de transformatie van particuliere ambachtelijke en commerciële vestigingen; we waren verre van nauwgezet, de veranderingen gingen te snel en we deden ons werk op een wat summiere, stereotiepe manier, waarbij we een aantal vragen lang open lieten. Na de fundamentele voltooiing van de transformatie van de kapitalistische industrie en handel in 1956, slaagden we er niet in goed werk te leveren wat betreft het in dienst nemen van enkele voormalige industriëlen en zakenlieden. (….)
De partij heeft gewetensvol gewerkt om de fouten in het plattelandswerk te verhelpen sinds de latere fase van de beweging voor landbouwsamenwerking, met als resultaat dat de aankoopprijzen van landbouw- en nevenactiviteiten zijn verhoogd, verschillende vormen van productieverantwoordelijkheid zijn ingevoerd waarbij de beloning wordt bepaald door de output van de boerderij, familiepercelen zijn hersteld en op passende wijze uitgebreid, dorpsbeurzen zijn nieuw leven ingeblazen en nevenactiviteiten en diverse ondernemingen zijn ontwikkeld. (….)

Onze partij heeft fouten gemaakt
(...) bij het vergroten van de reikwijdte van de klassenstrijd en bij onstuimigheid en onbezonnenheid in de economische constructie. Later was er de veelomvattende, langgerekte en ernstige blunder van de 'culturele revolutie'(…)

. overhaast met het voortzetten van de samenwerking in de landbouw en de transformatie van privé ambachtelijke en commerciële vestigingen; (...), de veranderingen gingen te snel (….)
Het Achtste Nationale Congres van de Partij dat in september 1956 werd gehouden,(..) de belangrijkste tegenstelling in het land niet langer de tegenstelling tussen de arbeidersklasse en de bourgeoisie, (...) dat de belangrijkste taak voor de hele natie was om alle inspanningen te concentreren op het ontwikkelen van de productiekrachten, (...) dat hoewel de klassenstrijd nog bestond en de democratische volksdictatuur verder moest worden versterkt, de basistaak van de dictatuur nu was om de productiekrachten te beschermen en te ontwikkelen in het kader van de nieuwe productieverhoudingen. (…)
De “culturele revolutie”, die duurde van mei 1966 tot oktober 1976, was verantwoordelijk voor de zwaarste tegenslagen en de zwaarste verliezen die de partij, de staat en het volk sinds de oprichting van de Volksrepubliek hebben geleden en geleid door kameraad Mao Zedong. Zijn belangrijkste stellingen waren dat veel vertegenwoordigers van de bourgeoisie en contrarevolutionaire revisionisten de partij, de regering, het leger en culturele kringen waren binnengeslopen, en dat het leiderschap in een vrij grote meerderheid van organisaties en afdelingen geen langer in handen van marxisten en het volk; dat partijfunctionarissen die de kapitalistische weg insloegen een burgerlijk hoofdkwartier hadden gevormd binnen het Centraal Comité, dat een revisionistische politieke en organisatorische lijn volgde en agenten had in alle provincies, gemeenten en autonome regio's, evenals zoals in alle centrale afdelingen; dat aangezien de vormen van strijd die in het verleden werden aangenomen dit probleem niet hadden kunnen oplossen, de macht die door de kapitalistische wegbereiders werden verdreven, konden alleen worden heroverd door een grote culturele revolutie door te voeren, door de brede massa's van onderaf openlijk en volledig te mobiliseren om deze sinistere verschijnselen aan de kaak te stellen; en dat de culturele revolutie in feite een grote politieke revolutie was waarin de ene klasse de andere omver zou werpen, een revolutie die keer op keer zou moeten worden gevoerd. Deze stellingen (...)werden opgenomen in een algemene theorie – de “ theorie van de voortgezette revolutie onder de dictatuur van het proletariaat" - die toen een specifieke betekenis kreeg. Deze foutieve "linkse" stellingen, waarop kameraad Mao Zedong zich baseerde (…)….vertegenwoordigen een volkomen verkeerde inschatting van de heersende klassenverhoudingen en politieke situatie in de partij en de staat.
1) De “culturele revolutie” werd gedefinieerd als een strijd tegen de revisionistische lijn of de kapitalistische weg. Er was geen enkele grond voor deze definitie. Het leidde tot het verwarren van goed en kwaad over een reeks belangrijke theorieën en beleidslijnen. Veel dingen die tijdens de 'culturele revolutie' als revisionistisch of kapitalistisch werden bestempeld, waren in feite marxistische en socialistische principes,(….)
2) Het verwarren van goed en kwaad leidde onvermijdelijk tot verwarring tussen de mensen en de vijand. De “kapitalistische wegbereiders” die omver werden geworpen in de “culturele revolutie” waren leidende kaders van partij- en regeringsorganisaties op alle niveaus, die de kernkracht van de socialistische zaak vormden. Het zogenaamde burgerlijke hoofdkwartier binnen de partij onder leiding van Liu Shaoqi en Deng Xiaoping bestond eenvoudigweg niet. (...)
Bovendien werd tijdens de "culturele revolutie" de belachelijke opvatting van weerstand tegen de "theorie van het unieke belang van de productiekrachten" naar voren gebracht, een opvatting die lijnrecht tegenover het historisch materialisme staat. (….)
3) De hervorming en verbetering van de socialistische productieverhoudingen moet in overeenstemming zijn met het niveau van de productiekrachten en bevorderlijk zijn voor de uitbreiding van de productie. (….)
4) Klassenstrijd vormt niet langer de voornaamste tegenstelling nadat de uitbuiters als klassen zijn geëlimineerd. (…)
Het socialisme is niet alleen gericht op het elimineren van alle uitbuitingssystemen en alle uitbuitende klassen, maar ook op het sterk uitbreiden van de productiekrachten, het verbeteren en ontwikkelen van de socialistische productieverhoudingen en de bovenbouw en op deze basis alle klassenverschillen en alle grote sociale verschillen en ongelijkheden die voornamelijk te wijten zijn aan de gebrekkige ontwikkeling van de productiekrachten, geleidelijk te elimineren, totdat het communisme uiteindelijk is gerealiseerd.Dit is een grote revolutie, ongekend in de menselijke geschiedenis(...)Deze revolutie die de periode van vreedzame ontwikkeling is ingegaan, is diepgaander en zwaarder dan enige voorgaande revolutie en zal niet alleen een zeer lange historische periode vergen, maar zal ook vele generaties onwankelbaar en gedisciplineerd hard werken en heroïsche opoffering vergen.
LAVA gaat verder:
Tegen de jaren 70 werd het duidelijk dat de Chinese economie een toevoer van technologie en kapitaal nodig had en dat het zijn isolement van de wereldmarkt moest doorbreken. Zoals China’s leider Deng Xiaoping later schreef: ‘Armoede is geen socialisme, en al helemaal geen communisme’.10
De regering voerde een reeks economische hervormingen door, waaronder het openstellen van de economie voor de wereldmarkt, maar – omdat China een socialistisch land bleef – de publieke sector bleef dominant en vrij van buitenlandse controle.

In deze periode groeide de Chinese economie in een nooit eerder gezien tempo in de geschiedenis van de mensheid. Tussen 1978 en 2017 groeide de Chinese economie met gemiddeld 9,5 % per jaar, en werd daarmee bijna vijfendertig keer zo groot.
11
Economische groei
is echter geen doel op zich, maar een middel om het leven van de mensen te verbeteren. Tussen 1978 en 2011 is het aantal mensen dat in absolute armoede leeft gedaald van 770 miljoen (80 % van de bevolking) tot 122 miljoen (9,1 %), gemeten door de armoedegrens op 2300 yuan per jaar te stellen.12

Zoals gezegd is “uit de armoede getrokken worden”, een inkomen hebben van meer dan 2300 yuan per jaar, hetgeen zou overeenkomen met 2,3 US$/dag. Maar nergens wordt gesteld of het hier gaat om loon, één of andere “uitkering”, het inkomen van een boer door verkoop van zijn productie, of het inkomen door toeëigening van meerwaarde door diegenen die een bedrijf konden (en mochten) starten en mensen tewerkstellen aan een loon ...
Maar
in 1978 leefden blijkbaar (“nog” …. of “opnieuw”? ) “770 miljoen mensen (80% van de bevolking) in absolute armoede”.

Deng Xiaoping in de tekst waar hierboven naar gerefereerd wordt:

Wat is socialisme en wat is marxisme?
Daar waren we in het verleden niet helemaal duidelijk over. Het marxisme hecht het grootste belang aan de ontwikkeling van de productiekrachten. We hebben gezegd dat het socialisme het primaire stadium van het communisme i
s en dat in het gevorderde stadium het principe van ieder naar zijn vermogen en aan een ieder volgens zijn behoeften zal worden toegepast. Dit vereist hoogontwikkelde productiekrachten en een overweldigende overvloed aan materiële rijkdom. Daarom is de fundamentele taak van het socialistische stadium het ontwikkelen van de productiekrachten. De superioriteit van het socialistische systeem blijkt uiteindelijk uit een snellere en grotere ontwikkeling van die krachten dan onder het kapitalistische systeem. Naarmate ze zich ontwikkelen, zal het materiële en culturele leven van de mensen voortdurend verbeteren. Een van onze tekortkomingen na de oprichting van de Volksrepubliek was dat we niet genoeg aandacht schonken aan de ontwikkeling van de productiekrachten. Socialisme betekent armoede uitbannen. Pauperisme is geen socialisme, en nog minder communisme.

Welke weg kunnen we nemen om de productiekrachten te ontwikkelen en de levensstandaard van de mensen te verhogen, aangezien China nog steeds achterlijk is? Dit brengt ons terug bij de vraag of we door moeten gaan op de socialistische weg of dat we moeten stoppen en de kapitalistische weg inslaan. Het kapitalisme kan slechts minder dan 10 procent van de Chin
ese bevolking verrijken; het kan de overigen nooit meer dan 90 procent verrijken. Maar als we het socialisme aanhangen en het principe van verdeling toepassen op ieder volgens zijn werk, zullen er geen buitensporige verschillen in rijkdom zijn. Bijgevolg zal er geen polarisatie optreden naarmate onze productiekrachten zich in de komende 20 tot 30 jaar ontwikkelen.
Onze politieke lijn is om ons te concentreren op het moderniseringsprogramma en op de verdere ontwikkeling van de productiekrachten. Niets minder dan een wereldoorlog zou ons van deze lijn kunnen verwijderen. En zelfs als er een wereldoorlog zou uitbreken, zouden we na de oorlog aan de wederopbouw beginnen.
De minimale doelstelling van ons moderniseringsprogramma is om tegen het einde van de eeuw een relatief comfortabele levensstandaard te bereiken. Ik vertelde dit voor het eerst aan voormalig premier Masayoshi Ohira tijdens zijn bezoek hier in december 1979.
Met een relatief comfortabele standaard bedoelen we een BNP per hoofd van 800 dollar. Dat is voor jou een laag niveau, maar voor ons is het echt een ambitieus doel. China heeft nu 1 miljard inwoners en tegen die tijd zal het de 1,2 miljard hebben bereikt. Als we, wanneer het BNP $ 1 biljoen bereikt, het kapitalistische verdelingsprincipe zouden toepassen, zouden de meeste mensen in armoede en achterstand verstrikt blijven. Maar het socialistische verdelingsprincipe kan alle mensen in staat stellen een relatief comfortabel leven te leiden.(...)Uitgaande van de realiteit in China moeten we allereerst het probleem van het platteland oplossen. Tachtig procent van de bevolking woont op het platteland en de stabiliteit van China hangt af van de stabiliteit van die gebieden. Hoe succesvol ons werk ook is in de steden, zonder een stabiele basis op het platteland zal het niet veel betekenen. We zijn daarom begonnen met het stimuleren van de economie en het voeren van een open beleid daar, zodat het initiatief van 80 procent van de bevolking volledig tot zijn recht komt. Dit beleid hebben we eind 1978 aangenomen en na enkele jaren heeft het de gewenste resultaten opgeleverd.13
Deng Xiaoping spreekt van “het socialisme aanhangen en het principe van verdeling toepassen op ieder volgens zijn werk”.
Dit is een
parafrasering van wat Karl Marx in Kritiek op het programma van Gotha ZOU gezegd hebben over de essentie van het socialisme. Maar hier wordt dus REVISIONISME gepleegd, Deng Xiaoping laat Marx hier iets zeggen WAT HIJ NOOIT gezegd heeft. En de “links-sociaaldemocratische marxisten” zien dit niet!

Maar daarbij LIEGT Deng Xiaoping hier ook nog.

Het uiteindelijk DOEL van de organisatie in coöperatieven en de ontwikkeling in communes was ( ….. en wat
NA 1978 als "fout" wordt beoordeeld:
Mao Zedong (toen voorzitter van de CCP) in
Lees-nota’s bij de Sovjettekst “Politieke Economie”, 1961-6214:

Maar vanuit ons gezichtspunt is het eerst nodig om collectief eigendom om te zetten in socialistisch eigendom van het hele volk, dwz om de landbouwproductiemiddelen volledig staatseigendom te maken en de boeren volledig te veranderen in werkers onder een uniform contract met de staat voor loon. Momenteel heeft elke Chinese boer in het hele land een gemiddeld jaarinkomen van 85 [65 in de tekst van 1967.: Noot van de vertaler.] yuan. In de toekomst, wanneer dit bedrag 150 yuan zal bereiken en de meerderheid van de werkers door de commune wordt betaald, zal het mogelijk zijn om een commune eigendomssysteem in principe te laten werken. Op deze manier zou het gemakkelijk moeten zijn om de volgende stap naar staatseigendom te zetten.


Dus eerder een overgang van “
vergoed door de verkoop van zijn productie” naar “vergoed al naargelang zijn werk” (waarbij dus in eerste instantie “werk” en “vergoeding” bepaald wordt door de coöperatief, waar de boer, maar nu als werker ZELF deel van uitmaakt, en dit dus zelf mee bepaalt….

En wat was nu de zogenaamde “marxistische” verdediging van het beleid “Hervorming en Opening”(NA 1978)?
Deng Xiaoping in “WIJ ZULLEN DE POLITIEKE DEMOCRATIE UITBREIDEN EN ECONOMISCHE HERVORMINGEN UITVOEREN” - 15 april 1985

Toen je in 1973 China bezocht, was er grote onrust vanwege de ``culturele revolutie'', die nog steeds aan de gang was. In die tijd domineerde de ``linkse'' ideologie in onze samenleving. Als gevolg daarvan verliep de sociale en economische ontwikkeling erg traag.
Na de oprichting van de Volksrepubliek hebben we in de plattelandsgebieden de landbouwhervorming in gang gezet en een beweging gelanceerd voor de coöperatieve transformatie van de landbouw
1, terwijl we in de steden de socialistische transformatie van de kapitalistische industrie en handel hebben uitgevoerd2. In beide waren we succesvol. Vanaf 1957 werd China echter geplaagd door een 'linkse' ideologie, die geleidelijk dominant werd. Tijdens de Grote Sprong Voorwaarts in 19583 stortten mensen zich halsoverkop in massale actie om volkscommunes te stichten4. Ze legden een scheve nadruk op het groot en collectief maken van de communes, en spoorden iedereen aan 'uit dezelfde grote pot te eten', en door dat te doen brachten ze rampspoed over de natie. Dan hebben we het nog niet eens over de ``culturele revolutie''. Gedurende het grootste deel van de periode van 1976, toen de Bende van Vier werd verpletterd, tot 1978, wist niemand wat te doen, en fouten van 'links' werden steeds herhaald. Gedurende de 20 jaar van 1958 tot 1978 steeg het inkomen van boeren en arbeiders slechts weinig, en bijgevolg bleef hun levensstandaard erg laag. De ontwikkeling van de productiekrachten verliep in die jaren traag. In 1978 was het BNP per hoofd van de bevolking minder dan 250 dollar.

In december van dat jaar, toen het Elfde Centraal Comité van de Communistische Partij zijn derde plenaire zitting bijeenriep, hebben we een nuchtere analyse gemaakt van de toestand in China en onze ervaring samengevat. We bevestigden opnieuw de geweldige prestaties die zijn behaald in de 30 jaar vanaf de oprichting van het nieuwe China in 1949 tot 1978, maar dat betekende niet dat alles wat we hadden gedaan succesvol was. Het socialistische systeem dat we hebben opgezet is goed en we moeten ons eraan houden. De verwezenlijking van socialisme en communisme was het verheven ideaal dat wij marxisten ons tijdens de revolutionaire jaren hadden gesteld. Nu we proberen de economie te hervormen, zullen we de socialistische weg blijven volgen en het ideaal van het communisme hooghouden. Dit is iets wat vooral onze jongere generatie moet begrijpen.

Maar het probleem is: wat is socialisme
en hoe moet het worden opgebouwd? De belangrijkste les die we hebben geleerd, naast een groot aantal andere, is dat we duidelijk moeten zijn over die vragen.

Kameraad Mao Zedong was een groot leider en het was onder zijn leiding dat de Chinese revolutie zegevierde. Helaas maakte hij echter de ernstige fout de ontwikkeling van de productiekrachten te verwaarlozen. Ik bedoel niet dat hij ze niet wilde ontwikkelen. Het punt is dat niet alle methoden die hij gebruikte correct waren. Noch het begin van de Grote Sprong Voorwaarts, noch de oprichting van de volkscommunes waren bijvoorbeeld in overeenstemming met de wetten die de sociaal-economische ontwikkeling beheersen. Het fundamentele principe van het marxisme is dat de productiekrachten moeten worden ontwikkeld. Het uiteindelijke doel van marxisten is het realiseren van het communisme, dat moet worden opgebouwd op basis van hoogontwikkelde productiekrachten. Het socialisme vormt de eerste fase van het communisme en zal een lange historische periode duren. De belangrijkste taak in de socialistische periode is het ontwikkelen van de productiekrachten en het geleidelijk verbeteren van het materiële en culturele leven van de mensen. Onze ervaring in de 20 jaar van 1958 tot 1978 leert ons dat armoede geen socialisme is, dat socialisme het uitbannen van armoede betekent. Tenzij u de productiekrachten ontwikkelt en de levensstandaard van de mensen verhoogt, kunt u niet zeggen dat u socialisme opbouwt.
Tijdens de derde plenaire zitting van het Elfde Centraal Comité heeft onze partij, na onze ervaring te hebben bekeken, een reeks nieuwe beleidslijnen vastgesteld. Er waren twee belangrijke binnenlandse: het uitbreiden van de politieke democratie en het doorvoeren van economische hervormingen en de bijbehorende sociale hervormingen. Wat ons buitenlands beleid betreft, het is ons te verzetten tegen hegemonisme en de wereldvrede te bewaren. Vrede is het hoofddoel van ons buitenlands beleid. Mensen over de hele wereld eisen vrede, en ook wij hebben vrede nodig voor nationale opbouw. Hoeveel constructie zou er zijn zonder een vredige omgeving?
Na de Derde Plenaire Sessie gingen we verder met het onderzoeken van manieren om het socialisme in China op te bouwen. Uiteindelijk hebben we besloten om de productiekrachten te ontwikkelen en de economie geleidelijk uit te breiden. Het eerste doel dat we ons stelden was om het BNP te verviervoudigen en tegen het einde van de eeuw een vergelijkbare welvaart te bereiken. Het tweede doel was om binnen 30 of 50 jaar het niveau van de ontwikkelde landen te benaderen. Hoe gaan we te werk om deze doelen te bereiken? We moeten de wetten naleven die de sociaal-economische ontwikkeling beheersen en een open beleid volgen, zowel internationaal als in eigen land. Het is erg belangrijk om open te staan ​​voor de buitenwereld. Geen enkel land kan zich geïsoleerd ontwikkelen, met zijn deuren gesloten; het moet internationale contacten vergroten, geavanceerde methoden, wetenschap en technologie uit ontwikkelde landen introduceren en hun kapitaal gebruiken. In eigen land een open beleid voeren, betekent hervormingen doorvoeren. De hervorming die we doorvoeren is veelomvattend, niet alleen op economisch en politiek gebied, maar ook op wetenschap, technologie, onderwijs en alle andere terreinen van inspanningen.
We begonnen onze hervorming op het platteland. Het belangrijkste doel van de plattelandshervorming was om het boereninitiatief volledig tot zijn recht te laten komen door het invoeren van het verantwoordelijkheidssysteem en het afschaffen van het systeem waarbij "iedereen uit dezelfde grote pot eet"….
Met als noten:
1. De coöperatieve transformatie van de landbouw was een proces waarbij de individuele economie geleidelijk werd omgevormd tot een collectieve economie door middel van vormen als 1) wederzijdse hulpteams, 2) elementaire producentencoöperaties en 3) geavanceerde producentencoöperaties. Nadat in het begin van de jaren vijftig de landbouwhervorming op het platteland was voltooid, vormden veel boeren seizoensgebonden en het hele jaar door wederzijdse hulpteams voor samenwerking in de productie. In 1953 vaardigde het Centraal Comité van de CPC de "Resolutie over wederzijdse hulp en samenwerking in de landbouwproductie" en de "Resolutie over de ontwikkeling van coöperaties van landbouwproducenten" uit. Het omvatte ook in zijn algemene lijn voor de overgangsperiode de taak om geleidelijk de socialistische transformatie van de landbouw te realiseren. Als gevolg hiervan werden in de uitgestrekte landelijke gebieden coöperaties van elementaire landbouwproducenten gevormd, waarin land werd gebundeld als aandelen en het beheer werd verenigd. In juli 1955 maakte Mao Zedong het rapport "Over de coöperatieve transformatie van de landbouw", en in oktober nam het Centraal Comité van de CPC een resolutie over hetzelfde onderwerp aan. Daarna breidde de agrarische coöperatieve beweging zich snel uit. Tegen het einde van 1956 was de socialistische transformatie van de landbouw zo goed als voltooid.
2. Tijdens de periode van economisch herstel in het begin van de jaren vijftig begon de staat een voorlopige socialistische transformatie van de kapitalistische industrie en handel. Dit werd bereikt door onder meer staatsorders te plaatsen bij particuliere ondernemingen voor de verwerking van materialen of de vervaardiging van goederen, particuliere winkels de producten van staatsbedrijven te laten verkopen en een staatsmonopolie in te stellen voor de aankoop en marketing van de producten van particuliere ondernemingen. In 1953 nam het CPC-Centraal Comité in de algemene lijn voor de overgangsperiode de taak op om geleidelijk de socialistische transformatie van de kapitalistische industrie en handel te realiseren. De inspanningen waren gericht op de ontwikkeling van gezamenlijke staat-private ondernemingen, de geavanceerde vorm van staatskapitalisme. In deze ondernemingen had de staat een bepaald aantal aandelen, het beheer werd gezamenlijk uitgeoefend door vertegenwoordigers van de staat en van de kapitalisten met eerstgenoemden als leiders, en de kapitalisten hadden recht op ongeveer een vierde van de winst, terwijl de rest naar de staat ging en de arbeiders. Op deze manier waren de ondernemingen deels socialistisch. In november 1955 nam het Centraal Comité de "Resolutie over de transformatie van de kapitalistische industrie en handel" aan, waarbij het besloot alle ondernemingen, handel per handel, om te zetten in gezamenlijk staats-privaat eigendom. In de volgende paar maanden verliep de bekering in het hele land snel en
tegen het einde van 1956 was de socialistische transformatie van de kapitalistische industrie en handel zo goed als voltooid.

3. In mei 1958, tijdens de tweede zitting van het Achtste Nationale Congres, nam de CPC de algemene lijn aan van "alles uit de kast halen, hoog mikken en grotere, snellere, betere en economischere resultaten behalen bij de opbouw van het socialisme". Tegelijkertijd startte de partij zonder veel voorafgaande overweging de beweging "Grote Sprong Voorwaarts". In de begindagen van de beweging werden er buitensporig hoge doelen gesteld voor de landbouwproductie, en kranten en tijdschriften bleven opmerkelijk hoge opbrengsten publiceren. In augustus 1958 riep het Politiek Bureau van het Centraal Comité van de CPC, onder invloed van overdreven beweringen en valse rapporten, een uitgebreide vergadering bijeen in Beidaihe, in de provincie Hebei, waar het besloot dat in 1958 de staalproductie 10,7 miljoen ton zou moeten bedragen, het dubbele van de output in 1957. Direct na deze ontmoeting werd een ongekende massabeweging gelanceerd om meer ijzer en staal te produceren. Ondertussen werden ook massale campagnes gestart in andere industrieën, transport, post en telecommunicatie, onderwijs, cultuur, volksgezondheid en andere terreinen van inspanning. Deze grootschalige campagnes, aangespoord door de beweging om zich te concentreren op de staalproductie, duwden de 'Grote Sprong Voorwaarts'-beweging naar haar hoogtepunt. Als gevolg hiervan verspreidden "linkse" fouten - het stellen van onrealistische doelen, het geven van willekeurige bevelen en het overdrijven van prestaties - zich ongecontroleerd. Dit alles verstoorde de normale economische ontwikkeling, verspilde enorme menselijke en materiële middelen en veroorzaakte een ernstige onbalans tussen de verschillende sectoren van de economie.
4. Nadat het Centraal Comité van de CPC in maart 1958 een conferentie had gehouden in Chengdu, in de provincie Sichuan, werd een massabeweging gelanceerd om kleine coöperaties van landbouwproducenten samen te voegen tot grote. Mao Zedong steunde de beweging. In augustus van datzelfde jaar werden de gecombineerde coöperaties de volkscommunes genoemd. In dezelfde maand hield het Politiek Bureau van het Centraal Comité een uitgebreide vergadering in Beidaihe, in de provincie Hebei, waar het de "Resolutie over de oprichting van volksgemeenschappen in de plattelandsgebieden" aannam. Als gevolg hiervan werden in het hele land snel volkscommunes opgericht zonder enige voorafgaande experimenten. De communes waren groot, bezaten de meeste productiemiddelen, voerden zowel administratieve functies uit als economische zaken, en namen alle industriële, agrarische, commerciële, educatieve en militaire ondernemingen op zich. Over het algemeen was één gemeente één gemeente, maar in sommige gevallen was een hele provincie een gemeente. Binnen de communes was het beheer sterk gecentraliseerd, werden rijke en arme productieteams op hetzelfde niveau gebracht, rijkdom gelijkelijk verdeeld en de eigendommen van productieteams en individuele communeleden werden zonder compensatie gevorderd. De drang naar communicatie verspreidde zich. Na de winter van 1958, en vooral na de lente van 1961, voerden het Centraal Comité van de CPC en Mao Zedong beleid in om de volksgemeenschappen te besturen en verbeterden een aantal fouten. Maar ze slaagden er niet in het buitensporige centralisme en egalitarisme dat in de gemeenten heerste te veranderen. Zo werd het initiatief van de boeren en de productiekrachten op het platteland nog steeds afgeremd. Na de derde plenaire zitting van het Elfde Centraal Comité van de CPC (zie noot 3), werd het systeem van volkscommunes geleidelijk veranderd in de loop van de hervorming van de economische structuur op het platteland. In oktober 1983 vaardigden het Centraal Comité van de CPC en de Staatsraad, in overeenstemming met de grondwet van de Volksrepubliek China, waarin werd bepaald dat er regeringen van townships moesten worden ingesteld, de "Circulair uit over de scheiding van de functies van de regering en het gemeentebestuur en de oprichting van een volksgemeente". regeringen". Tegen het einde van 1984 was dit werk in principe voltooid in het hele land, waarmee een einde kwam aan het systeem van volkscommunes.
Dus een opbouw van socialisme (tot in 1978) waarin miljoenen boeren die “vergoed worden door de verkoop van hun product”, nu werkers zouden worden en dus “vergoed naargelang hun werk” wordt DIT VANAF 1978, DOOR het beleid van “hervorming en opening” AFGEBROKEN. De boer wordt OPNIEUW “vergoed naargelang de verkoop van zijn productie en is het dus een LEUGEN dat “Hervorming en Opening” betekent: “…. het socialisme aanhangen en het principe van verdeling toepassen op ieder volgens zijn werk”
VANAF 1978 worden de boeren een onderdeel in de uitbouw en versterking van de kapitalistische productieverhoudingen.

Want een enorme economische groei ging de basis zijn om de armoede te bestrijden “ een middel om het leven van de mensen te verbeteren”.

Dus van 1949-1976 was men al zeer ver met het “uitbannen van armoede”.

NA 1978 bouwde men allereerst de belangrijks zaken van voordien af : de coöperatieven en hun plaats in de planeconomie en een ontbinding van de communes. (ik hou het hier voorlopig bij een verwijzing naar een analyse die William Hinton hierover schreef The Great Reversal The privatization of China 1978 – 1989

En het de politiek van enorme economische groei … leidde tot meer ongelijkheid … meer armoede dan er voordien was? (als men dan ZELF de burgerlijke “maatstaf van de Wereldbank – GINI-coëfficiënt toepast….)

LAVA verder:

Het nastreven van snelle economische groei ging echter gepaard met hoge milieu- en sociale kosten. De massale trek naar de steden vergrootte de kloof tussen stad en platteland, en doordat de nadruk kwam te liggen op de oostelijke kustindustrie, bleven de westelijke en centrale regio’s sterk onderontwikkeld. Volgens de Wereldbank is de Gini-coëfficiënt (een maatstaf voor ongelijkheid op basis van inkomen) in China gestegen van 29 % in 1981 tot een piek van 49 % in 2007, en gedaald tot 47 % in 2012.15
Op sociaal vlak
leidde deze periode tot ongelijke toegang tot openbare diensten zoals pensioenen, sociale verzekeringen, onderwijs en gezondheidszorg. Wat het milieu betreft eiste de snelle ontwikkeling een tol van ‘s lands lucht, water en land.(...)

Op het negentiende Nationaal Congres van de CPC in 2017, het twee keer per decennium plaatsvindende evenement dat de nationale beleidsdoelen bepaalt en de verkiezing van het topleiderschap, sprak Xi over het nieuwe tijdperk van het socialisme en daarmee over de evolutie van de belangrijkste tegenstrijdigheid waarmee de Chinese samenleving wordt geconfronteerd:

Nu het socialisme met Chinese kenmerken een nieuw tijdperk is binnengetreden, is de belangrijkste tegenstelling waarmee de Chinese samenleving wordt geconfronteerd, veranderd. We worden nu geconfronteerd met de tegenstelling tussen een onevenwichtige en ontoereikende ontwikkeling en de steeds groeiende behoefte van de bevolking aan een beter leven. China heeft de basisbehoeften van meer dan een miljard mensen vervuld, heeft het in principe mogelijk gemaakt dat mensen een fatsoenlijk leven kunnen leiden, en zal de opbouw van een gematigd welvarende samenleving spoedig tot een goed einde brengen. De behoeften waarin moet worden voorzien opdat de mensen een beter leven kunnen leiden, worden steeds groter. Niet alleen zijn hun materiële en culturele behoeften toegenomen, maar ook hun eisen inzake democratie, rechtsstaat, billijkheid en rechtvaardigheid, veiligheid en een beter milieu. Terzelfder tijd zijn de algemene productiekrachten van China aanzienlijk verbeterd en op vele gebieden staat onze productiecapaciteit aan de wereldtop. Het meer in het oog springende probleem is dat onze ontwikkeling onevenwichtig en ontoereikend is. Dit is de belangrijkste beperkende factor geworden bij het voldoen aan de toenemende behoefte van de mensen aan een beter leven.
16

De periode van hervorming en openstelling wordt daarom gezien als de voorwaarde voor de opbouw van een modern socialistisch land. In deze periode werden twee van de drie officiële strategische doelstellingen bereikt, namelijk ervoor zorgen dat de mensen een behoorlijke levensstandaard hebben en dat in hun basisbehoeften wordt voorzien. Het werk voor armoedebestrijding voortzetten en ervoor zorgen dat arme mensen in de rest van het land in een ‘gematigd welvarende samenleving’ (xiaokang) komen, is een laatste stap in deze periode. In de jaren na de toespraak van Xi heeft China zowel zijn bevolking – met name de armen zelf – als de regering en de markt gemobiliseerd om extreme armoede uit te bannen, wat een belangrijke fase markeert in de overgang naar het socialisme.

...leidde deze periode tot ongelijke toegang tot openbare diensten zoals pensioenen, sociale verzekeringen, onderwijs en gezondheidszorg”. Het gaat om de periode van NA 1978 tot 2013, toen de campagne van “uitbanning van extreme armoede begon
Dus was de politiek in 2013 van uitbanning van armoede …. eigenlijk
het verhelpen aan de ongelijkheid die na de politiek van “Hervorming en Opening” gegroeid was!
Dus bracht het “socialisme met Chinese karakteristieken” (zoals die NA 1978 de toen ingevoerde “hervorming en opening”) juist MÉÉR armoede? … waaraan men dan in 2013 iets aan zou gaan doen.
Dus de politiek “Hervorming en opening” ledit ook naar grotere “
ongelijkheid”: men laat het zelfs door de Wereldbank vast stellen met de GINI-coëfficiënt.

Is nu bewezen dat “armoedebestrijding” socialisme is of is het zo dat kapitalisme “sociaal” kan zijn en aan “armoedebestrijding” doen?
LAVA verder:

Theorie en praktijk van de armoedebestrijding – Een inkomen, twee zekerheden en drie garanties
China’s uitbanning van extreme armoede komt een decennium eerder dan de VN-agenda voor duurzame ontwikkeling 2030, die ‘het uitbannen van armoede in al haar vormen en dimensies, met inbegrip van extreme armoede’ als hoofddoel heeft gesteld.
17 (…)

Het alomvattende concept van gerichte armoedebestrijding – dat officieel is ingevoerd in 2015 en eind 2020 afloopt – is ontwikkeld en vernieuwd op basis van tientallen jaren binnenlandse en internationale ervaringen. ‘China’s armoedebestrijding’, zo vat Lin samen, ‘is een door groei gestuurde, door de overheid geleide strategie die sociale steun en de eigen inspanning van de boeren combineert, gekenmerkt door het ‘bloed genererende’ of ontwikkelingsgerichte patroon, en basisbehoeften garandeert via sociale zekerheid”. Hij benadrukt de rol van het leiderschap van de regering: ‘In tegenstelling tot de rest van de wereld heeft de Chinese regering een cruciale rol gespeeld. De uitroeiing van de armoede zou niet zijn verwezenlijkt enkel door de rol van de markt als de regering niet veel aandacht had besteed aan het vraagstuk van de arme bevolking’. Met andere woorden, een combinatie van de ‘zichtbare’ en de ‘onzichtbare hand’, samen met de mobilisatie van brede sectoren van de samenleving, was het kenmerk van China’s armoedebestrijding in deze ‘gerichte’ fase.

China’s programma voor doelgerichte armoedebestrijding (TPA) kan in één slogan worden samengevat: een inkomen, twee zekerheden, en drie garanties. Wat het inkomen betreft, is de internationale armoedegrens door de Wereldbank vastgesteld op 1,90 US$ per dag, gemeten in prijzen van 2011 en gebaseerd op de gemiddelde armoedegrens van de vijftien armste landen van de wereld.
De armoedegrens in China werd in 2011 voor het laatst verhoogd tot 2300 yuan per jaar (tegen prijzen van 2010), wat neerkomt op 2,30 US$ per dag wanneer wordt omgerekend naar koopkrachtpariteit (PPP), wat de norm van de Wereldbank overschrijdt. Aangepast aan de prijzen van 2020 bedraagt het jaarlijkse minimuminkomen 4000 yuan, terwijl het inkomen per hoofd van de bevolking in het kader van het doelgerichte armoedebestrijdingsprogramma van 10.740 yuan per jaar veel hoger ligt.18

Naast een minimuminkomen zorgt het Chinese armoedebestrijdingsprogramma ervoor dat aan vijf andere indicatoren wordt voldaan: de ‘twee zekerheden’ van voedsel en kleding en de ‘drie garanties’ van medische basisdiensten, veilige huisvesting met drinkwater en elektriciteit, en gratis en verplicht onderwijs, dat in China negen jaar duurt. (….)

We moeten de energie van onze hele partij, ons hele land en onze hele samenleving mobiliseren en doorgaan met het uitvoeren van gerichte armoedebestrijdings- en armoedeverlichtingsmaatregelen’, zei president Xi in zijn toespraak op het Negentiende Nationale Congres. ‘We zullen bijzondere aandacht besteden aan het helpen van mensen om meer vertrouwen te krijgen in hun eigen vermogen om zichzelf uit de armoede te tillen’.
De doelstelling van het bereiken van gemeenschappelijke welvaart met de verwachting dat degenen die rijk worden – met name in de geïndustrialiseerde oostelijke kustgebieden – de rest zullen verheffen
, is een kernelement van deze aanpak, en een die de kern vormt van Dengs vaak verkeerd geïnterpreteerde uitspraak ‘laat er eerst een paar rijk worden’. De armoedebestrijdingscampagne volgde dit beginsel en maakte gebruik van een massamobilisatiestrategie die deed denken aan het Maotijdperk19

De basis van het beleid dat Deng Xiaoping startte was “ de productiekrachten te ontwikkelen ….de economie uit te breiden…” met als “eerste doel ...het BNP te verviervoudigen”

In verband met een algemeen geval van dogmatisme: “over productiekrachten en productieverhoudingen
Uiteindelijk blijkt de lijn uit de
Resolutie van de 6e Zitting van het 11e CC20:

De hervorming en verbetering van de socialistische productieverhoudingen moet in overeenstemming zijn met het niveau van de productiekrachten en bevorderlijk zijn voor de uitbreiding van de productie. De staatseconomie en de collectieve economie zijn de basisvormen van de Chinese economie. De individuele economie van de werkende mensen is binnen bepaalde voorgeschreven grenzen een noodzakelijke aanvulling op de publieke economie. Het is noodzakelijk om specifieke beheers- en distributiesystemen op te zetten die geschikt zijn voor de verschillende sectoren van de economie. Het is nodig om planeconomie te hebben en tegelijkertijd invulling te geven aan de aanvullende, regulerende rol van de markt op basis van publiek eigendom. We moeten ernaar streven de productie en de handel van waren op socialistische basis te bevorderen. Er is geen rigide patroon voor de ontwikkeling van de socialistische productieverhoudingen. In elke fase is het onze taak om die specifieke vormen van productieverhoudingen te creëren die overeenkomen met de behoeften van de groeiende productiekrachten en hun voortdurende vooruitgang te vergemakkelijken.

In “China’s socialist economy21 wordt dit “verantwoord” door te verwijzen naar “wat Marx zou gezegd hebben hierover”:

Wanneer Marx sprak over de tegenstelling tussen de productieverhoudingen en de productiekrachten, verwees hij vaak naar gevallen waarin de productieverhoudingen achterbleven bij de eisen van de groeiende productiekrachten. Dat kwam omdat hij voornamelijk het kapitalistische systeem analyseerde dat een obstakel was geworden voor de ontwikkeling van productiekrachten. Maar hij wees er ook in duidelijke bewoordingen op:
Een sociale orde vergaat nooit voordat alle productiekrachten waarvoor ze in grote lijnen toereikend is, zijn ontwikkeld, en nieuwe superieure productieverhoudingen vervangen nooit de oudere voordat de materiële voorwaarden voor hun bestaan ​​in de schoot van de oude samenleving zijn gerijpt. De mensheid stelt zichzelf dus onvermijdelijk alleen taken op die zij kan oplossen, aangezien nader onderzoek altijd zal uitwijzen dat de taak zelf alleen ontstaat wanneer de materiële voorwaarden voor de oplossing ervan al aanwezig zijn of tenminste in het proces van vorming.22

Het volledige citaat uit de tekst van Marx waar men naar verwijst is als volgt:

In de maatschappelijke productie van hun leven treden de mensen in bepaalde, noodzakelijke van hun wil onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen; deze productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaald ontwikkelingsniveau van hun materiële productiekrachten. Het geheel van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de materiële basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en waaraan specifieke maatschappelijke vormen van bewustzijn beantwoorden. De wijze waarop het materiële leven wordt geproduceerd, is voorwaarde voor het sociale, politieke en geestelijke levensproces in het algemeen. Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun zijn, maar omgekeerd hun maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt. Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen, of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan deze verhoudingen om in ketenen daarvan. Dan breekt een tijdperk van sociale revolutie aan. Met de verandering van de economische grondslag wentelt zich — langzaam of snel — de gehele reusachtige bovenbouw om. Wanneer men dergelijke omwentelingen onderzoekt, moet men altijd onderscheid maken tussen de materiële omwenteling in de economische voorwaarden van de productie, die natuurwetenschappelijk exact kan worden vastgesteld, en de juridische, politieke, godsdienstige, artistieke of filosofische, kortom ideologische vormen, waarin de mensen zich van dit conflict bewust worden en het uitvechten. Zomin als men een individu beoordeelt naar wat het van zichzelf vindt, zomin kan men een dergelijk tijdperk van omwenteling beoordelen vanuit zijn eigen bewustzijn; men moet veeleer dit bewustzijn verklaren uit de tegenspraken van het materiële leven, uit het bestaande conflict tussen maatschappelijke productiekrachten en productieverhoudingen. Een maatschappijformatie gaat nooit onder, voordat alle productiekrachten tot ontwikkeling gebracht zijn die zij kan omvatten, en nieuwe, hogere productieverhoudingen treden nooit in de plaats, voordat de materiële bestaansvoorwaarden ervoor in de schoot van de oude maatschappij zelf zijn uitgebroed. Daarom stelt de mensheid zich altijd slechts taken, die zij kan volbrengen. Want bij nader toezien zal steeds blijken, dat de taak zelf eerst opkomt, waar de materiële voorwaarden voor haar volbrenging reeds aanwezig zijn of althans in staat van wording verkeren.

Het gebruik van dit citaat, om een te volgen politieke lijn in de opbouw van het socialisme te verantwoorden, is een vorm van dogmatisme. Een BEWUST toepassen van dogmatisme is … revisionisme. Als men dan nog overgaat tot een parafrasering van Marx – zoals de CCP doet in haar Resolutie ven de 6de zitting van het 11de CC dan is dat dogmatisme in het kwadraat. De CCP gebruikt dit dogmatisme BEWUST om de partij de politiek van “hervorming en opening” op te leggen, gebruikmakend van een heersend gebrek aan kennis van Marx en de toepassing van het marxisme. Zo wordt dit dogmatisme ….. revisionisme.

Er is sprake van dogmatisme in de gebruik van dit citaat van Marx omdat het UIT ZIJN CONTEXT WORDT GELICHT, om het zo als een te gebruiken richtlijn van Marx voor te stellen, een richtlijn als het ware door Marx zelf opgesteld.

WAT is de context van dit citaat?

Dit citaat komt uit de “Inleiding van ‘Bijdrage tot de Kritiek op de Politieke Economie’23 waarin Marx schrijft over wat het boek “Bijdrage tot de Kritiek op de Politieke Economie” gaat:

Ik onderzoek het systeem van de burgerlijke economie in deze volgorde: kapitaal, grondeigendom, loonarbeid; staat, buitenlandse handel, wereldmarkt. Onder de eerste drie rubrieken onderzoek ik de economische levensvoorwaarden van de drie grote klassen, waarin de moderne burgerlijke maatschappij uiteenvalt; de samenhang tussen de drie andere rubrieken springt in het oog. Het eerste deel van het eerste boek, dat over het kapitaal handelt, bestaat uit de volgende hoofdstukken: 1. de waar; 2. het geld of de eenvoudige circulatie; 3. het kapitaal in het algemeen. De eerste twee hoofdstukken vormen de inhoud van het onderhavige deel. Het totale materiaal ligt voor mij in de vorm van monografieën, die ik met grote tussenpozen ter verheldering van eigen inzicht en niet met het oog op publicatie op papier gezet heb, en waarvan de systematische uitwerking volgens het aangegeven schema zal afhangen van uiterlijke omstandigheden.
Een algemene inleiding, die ik op papier gezet had, laat ik echter achterwege omdat mij bij nadere overweging elk vooruitlopen op resultaten die nog bewezen moeten worden storend lijkt, en de lezer die mij wil volgen de bereidheid moet hebben van het afzonderlijke naar het algemene op te stijgen. Enkele aanduidingen daarentegen over het verloop van mijn eigen politiek-economische studies lijken mij hier op hun plaats.

En zo legt hij uit:

Het eerste werk dat ik ondernam, om de twijfels op te lossen die mij bestormden, was een kritische herziening van Hegels Rechtsfilosofie; de Inleiding daartoe verscheen in de in 1844 in Parijs gepubliceerde ‘Deutsch-Französische Jahrbücher’24. Mijn onderzoek leidde tot de conclusie, dat rechtsverhoudingen evenals staatsvormen noch uit zichzelf begrepen kunnen worden noch uit de zogenaamde universele ontwikkeling van de menselijke geest, maar dat zij veeleer wortelen in de materiële levensverhoudingen, die Hegel in navolging van de Engelsen en Fransen uit de achttiende eeuw, in hun geheel samenvat onder de term ‘burgerlijke maatschappij’; dat de anatomie van de burgerlijke maatschappij echter gezocht dient te worden in de politieke economie. De studie van deze wetenschap, die ik in Parijs begon, zette ik voort te Brussel, waarheen ik uitgeweken was tengevolge van een uitwijzingsbevel van de heer Guizot. Het algemene resultaat waartoe ik kwam en dat mij, nadat het eenmaal was verkregen, tot leidraad diende bij mijn studies, kan kort worden geformuleerd als volgt: …..

EN DAN VOLGT DE TEKST DIE ALTIJD GEBRUIKT WORDT OM TE CITEREN OF OM NOG UIT TE CITEREN … of om te PARAFRAZEREN.

Maar NA het stuk tekst dat altijd geciteerd wordt, gaan Marx nog verder:

De burgerlijke productieverhoudingen zijn de laatste antagonistische vorm van het maatschappelijke productieproces; antagonistisch niet in de zin van individueel antagonisme, maar van een antagonisme dat voortkomt uit de maatschappelijke levensvoorwaarden van de individuen. Maar de productiekrachten die in de schoot van de burgerlijke maatschappij tot ontwikkeling komen, scheppen tegelijk de materiële voorwaarden om dit antagonisme op te lossen. Met deze maatschappijformatie eindigt daarom de voorgeschiedenis van de menselijke maatschappij.
Friedrich Engels, met wie ik (...) een voortdurende uitwisseling van ideeën onderhield, was langs andere weg (vergelijk zijn Toestand van de arbeidende klasse in Engeland) tot hetzelfde resultaat gekomen als ik, en toen hij zich, voorjaar 1845, eveneens in Brussel vestigde besloten wij de tegenstelling die er tussen onze zienswijze en de ideologische denkwijze van de Duitse filosofie bestond, gemeenschappelijk uit te werken, (….) Dit voornemen werd in de vorm van een kritiek van de nahegeliaanse filosofie verwezenlijkt. (...) veranderde omstandigheden de publicatie verhinderden. (...) omdat wij ons hoofddoel, verheldering van eigen inzicht, hadden bereikt. Van de verspreide werken, waarin wij in die tijd onze opvattingen over verschillende kwesties aan het publiek voorlegden, noem ik slechts het door Engels en mij gezamenlijk geschreven Communistisch Manifest en een door mij gepubliceerd Discours sur le libre échange. De beslissende punten van onze denkwijze werden voor het eerst wetenschappelijk, zij het ook slechts in polemische vorm, aangegeven in mijn in 1847 gepubliceerde en tegen Proudhon gerichte geschrift, Armoede van de filosofie.(…) ….mijn economische studies, die ik pas in 1850 in Londen kon hervatten. De ontzaglijke hoeveelheid materiaal met betrekking tot de geschiedenis van de politieke economie die in het British Museum ligt opgeslagen, het gunstige standpunt dat Londen biedt voor de observatie van de burgerlijke maatschappij, en, tenslotte, het nieuwe ontwikkelingsstadium, waarin deze laatste met de ontdekking van het Californische en Australische goud leek in te treden, deden mij besluiten weer geheel van voren af aan te beginnen en het nieuwe materiaal kritisch door te werken. (…)
Deze schets van het verloop van mijn studies op het gebied van de politieke economie wil slechts aantonen, dat mijn opvattingen, hoe men daarover ook oordelen mag en hoe weinig zij ook stroken met de hen door belangen ingegeven vooroordelen van de heersende klassen, het resultaat zijn van gewetensvol en langdurig onderzoek.


Dit “
resultaat van gewetensvol en langdurig onderzoek” zou uiteindelijk (NA de voorstudie in “Bijdrage tot Kritiek op de Politieke Economie”) … Het Kapitaal zijn.

Zijn studie die hij deed op basis van de inzichten verwoord in de INLEIDING van “Bijdrage tot Kritiek op de Politieke Economie”, leidden tot de formulering van wat dit CONCREET betekende voor de burgerlijke maatschappij. Het is opvallend dat DEZE tekst (zie hieronder) uit Het Kapitaal niet gebruikt wordt om uit te citeren in plaats van de INLEIDING van “Bijdrage tot Kritiek op de Politieke Economie
In de laatste tekst (waarin Marx het zoals gezegd slechts had over een ALGEMEEN INZICHT waartoe hij was gekomen) wordt Marx geciteerd op basis van een ALGEMENE formulering van “productiekrachten en productieverhoudingen
Door dit citaat, en dan nog uit een INLEIDING, te gebruiken, LIJKT het of “productiekrachten” iets is dat ALTIJD hetzelfde is, ongeacht in welke maatschappijvorm, en dat Marx ook dat ook zo lijkt te bevestigen.
Maar door die HELE “Inleiding” te lezen, komt men te weten dat Marx slechts een ALGEMENE SAMENVATTING formuleerde om duidelijk te maken tot welk inzicht hij was gekomen, een inzicht dat hem uiteindelijk het BOEK “Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie” deed schrijven.
In het BOEK “Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie” en later in Het Kapitaal leidde dit INZICHT dan tot het maken van de analyse van de BURGERLIJKE maatschappij, door het productiesysteem te analyseren WAAROP die burgerlijke maatschappij was gebaseerd: het kapitalisme.Deze analyse bracht hem tot nu een CONCRETE formulering van “productiekrachten” en “productieverhoudingen” en hoe de “productiekrachten”, de “productieverhoudingen” moeten BREKEN, omdat die hun ontwikkeling remt en tegenhoudt, hier in Het Kapitaal25:

Waarop komt de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal, dat wil zeggen de historische oorsprong van het kapitaal, neer? Voor zover de accumulatie niet de directe verandering van slaven en lijfeigenen in loonarbeiders, dus een zuivere vormverandering is, betekent zij slechts de onteigening van de rechtstreekse producent, dat wil zeggen de opheffing van het op eigen arbeid berustende particuliere eigendom.
Het particuliere bezit, als tegenstelling tot maatschappelijk, collectief bezit, bestaat slechts daar, waar de arbeidsmiddelen en de uiterlijke voorwaarden van de arbeid aan particulieren toebehoren. Naar gelang echter deze particulieren arbeiders of niet-arbeiders zijn, heeft ook het particuliere bezit een ander karakter. Het oneindig aantal schakeringen, die zich op het eerste gezicht aan ons voordoen, weerspiegelt slechts de overgangssituaties tussen deze beide uitersten.
Het particuliere bezit van de arbeider van zijn productiemiddelen vormt de basis van het kleinbedrijf en het kleinbedrijf is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van de maatschappelijke productie en voor de ontplooiing van de vrije persoonlijkheid van de arbeider zelf.

Zeker bestaat deze productiewijze ook binnen het kader van de slavernij, lijfeigenschap en andere verhoudingen van afhankelijkheid, maar zij komt slechts tot bloei, ontvouwt alleen maar haar totale energie, verovert pas de bij haar passende klassieke vorm, indien de arbeiders de particuliere bezitters zijn van de door hen zelf gehandhaafde arbeidsvoorwaarden, wanneer de boer de eigenaar is van de akker die hij bewerkt en de ambachtsman de eigenaar is van het instrument dat hij als een virtuoos bespeelt.
Deze productiewijze veronderstelt versnippering van de grond en van de andere productiemiddelen. Zoals de concentratie van de productiemiddelen, sluit zij ook de coöperatie, de arbeidsverdeling binnen hetzelfde productieproces, de maatschappelijke beheersing en regeling van de natuur en de vrije ontwikkeling van de maatschappelijke productiekrachten uit. Zij is slechts verenigbaar met de nauwe, van nature gegeven grenzen van de productie en van de gemeenschap. Haar te willen vereeuwigen komt, zoals Pecqueur terecht zegt, neer op ‘het voorschrijven van de algemene middelmatigheid’. In een bepaalde fase van de ontwikkeling brengt deze productiewijze zelf de materiële middelen voor haar eigen vernietiging voort. Vanaf dit moment komen krachten en hartstochten in de schoot der gemeenschap in beweging, die zich door haar geketend voelen. Zij moet vernietigd worden en zij wordt vernietigd. Haar vernietiging, de omzetting van individuele en versnipperde productiemiddelen in maatschappelijk geconcentreerde productiemiddelen, dus van het dwergachtige bezit van velen in het reusachtige bezit van weinigen, dus de onteigening van de grote volksmassa van hun grond, van hun bestaansmiddelen en hun arbeidsinstrumenten, deze vreselijke en moeilijke onteigening van de volksmassa vormt de voorgeschiedenis van het kapitaal. Deze onteigening omvat een reeks gewelddadige methoden, waarvan wij slechts de meest belangrijke als methoden der oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal de revue lieten passeren. Deze onteigening van de directe producenten wordt met een niets ontziend vandalisme en onder druk van de schandelijkste, smerigste, kleinste en gemeenste hartstochten voltooid. Het door eigen arbeid verworven, om zo te zeggen op vergroeiing van de afzonderlijke, onafhankelijke arbeider met zijn arbeidsvoorwaarden gebaseerd persoonlijk eigendom, wordt verdrongen door het kapitalistische persoonlijke eigendom, dat berust op uitbuiting van vreemde, maar formeel vrije arbeid.
26

Zodra dit omwentelingsproces de oude maatschappij naar diepte en omvang voldoende heeft ontwricht, zodra de arbeider proletariër is geworden en zijn arbeidsvoorwaarden zijn omgezet in kapitaal, zodra de kapitalistische productiewijze op eigen benen staat, krijgt de verdere vermaatschappelijking van de arbeid en de verdere omzetting van de grond en van de andere productie-middelen in maatschappelijk uitgebuite, dus gemeenschappelijke productiemiddelen en derhalve de verdere onteigening van de particuliere bezitters een nieuwe vorm. Wat nu nog moet worden onteigend is niet meer de arbeider die voor zichzelf werkt, maar de kapitalist die vele arbeiders uitbuit.

Deze onteigening voltrekt zich door het spel van de immanente wetten van de kapitalistische productie zelf, door de centralisatie van de kapitalen. Een enkele kapitalist vernietigt vele andere kapitalisten.
Tegelijk met deze centralisatie of onteigening van vele kapitalisten door enkele kapitalisten komt de coöperatieve vorm van het arbeidsproces op steeds grotere schaal tot ontwikkeling, de bewust technische toepassing van de wetenschap, de systematische bebouwing van de grond, de verandering van de arbeidsmiddelen in arbeidsmiddelen die alleen gemeenschappelijk kunnen worden gebruikt, de besparing op alle productiemiddelen door hun gebruik als productiemiddelen van gecombineerde, maatschappelijke arbeid, het verstrikt raken van alle volkeren in het net van de wereldmarkt en daarmee het internationale karakter van het kapitalistische regime. Met het gestadig afnemend aantal kapitaalmagnaten, dat zich alle voordelen van dit omwentelingsproces toeeigent en deze monopoliseert, neemt de omvang van de ellende, de druk, de knechting, de ontaarding, de uitbuiting, maar ook de woede van de steeds groeiende en door het mechanisme van het kapitalistische proces zelf geschoolde, verenigde en georganiseerde arbeidersklasse toe. Het kapitaalmonopolie wordt een kluister van de productiewijze, die door en mét haar tot bloei is gekomen. De centralisatie van de productiemiddelen en de vermaatschappelijking van de arbeid bereiken een punt, waarop zij onverenigbaar worden met hun kapitalistisch omhulsel. Dit omhulsel wordt verbrijzeld. Het laatste uur van het kapitalistische privaatbezit heeft geslagen. De onteigenaars worden onteigend.

De uit de kapitalistische productiewijze voortvloeiende kapitalistische methode van toe-eigening, dus het kapitalistische particuliere bezit, is de eerste negatie van het individuele, op eigen arbeid gebaseerde persoonlijke eigendom. Maar de kapitalistische productie brengt met de onontkoombaarheid van een natuurproces haar eigen negatie voort. Het is de negatie van de negatie. Deze herstelt niet weer het particuliere eigendom, maar wel het individuele eigendom op basis van de verworvenheden van het kapitalistische tijdperk: de coöperatie en het gemeenschappelijk bezit van de grond en van de door de arbeid zelf geproduceerde productiemiddelen.

De verandering van het op eigen arbeid der individuen berustende, versnipperde persoonlijke eigendom in kapitalistische eigendom is natuurlijk een proces, dat veel langduriger, harder en moeilijker is dan de verandering van het in feite reeds op maatschappelijke productie gebaseerde kapitalistische eigendom in maatschappelijke eigendom. In het eerste geval ging het om de onteigening van de volksmassa door enkele usurpatoren, in het tweede geval gaat het om de onteigening van enkele usurpatoren door de volksmassa.27


OPMERKING: Het is opvallend dat zelfverklaarde “marxisten” en ook mensen die zich “communist” noemen, zich altijd baseren op het (ALGEMEEN) citaat van Marx in de “
INLEIDING van ‘Bijdragen tot de kritiek op de politieke economie’”, maar nooit op een CONCREET citaat zoals hierboven uit Het Kapitaal...


Over de groei van het BBP als doelstelling van het “Socialisme met Chines karakteristieken”

Nu is het BBP de in ééń jaar geproduceerde goederen en diensten uitgedrukt in hun verkoopsprijs, en om de verchillende BBP van verschillende landen te kunnen vergelijken wordt die dan nog meestal uitgedrukt in … dollar.

Geproduceerde goederen en diensten aan hun verkoopsprijs….. dus marxistisch gezien: “waren aan hun ruilwaarde”.
In de eerste regel van
Het Kapitaal schrijft Marx: “De rijkdom van de maatschappijen, waarin de kapitalistische productiewijze heerst, heeft de vorm van een ‘kolossale opeenhoping van waren’...”

Het gebruik van BBP als maatstaf heeft dus alleen maar betekenis in ….. een “
waren-economie”. En de HOOGSTE vorm van waren-economie is … het kapitalisme, zoals marxisten wel weten.
Hoewel zeker in het
begin van de opbouw van het socialisme er nog altijd elementen van die “waren-economie” zullen zijn, zullen die meer en meer aan betekenis verliezen. Bijvoorbeeld in een “waren-economie”gebeurd de distributie door middel van de VERKOOP (aan RUIL-waarde) aan degenen die hiervoor genoeg inkomen heeft. Onder het socialisme zal meer en meer de distributie gebeuren op basis van behoefte. De socialistische plan-economie zal uiteindelijk de “waren-economie” vervangen…. De RUIL-waarde zal haar betekenis meer en meer verliezen, en zo ook elke bepaling van een totaal van producten en diensten aan “ruil-waarden”, zoals de BBP dus.
 

Socialisme en marxisme? Welnu laten we kijken bij Marx zelf 

En wat is dan socialisme? Voor Marx was het duidelijk zei Lenin : Het wetenschappelijke onderscheid tussen socialisme en communisme is evenwel duidelijk. Wat gewoonlijk socialisme genoemd wordt, duidde Marx aan als de ‘eerste’ of lagere fase van de communistische maatschappij. En Marx zelf stelt het als volgt: ‘Tussen de kapitalistische en de communistische maatschappij ligt de periode van de revolutionaire verandering van de ene in de andere. Daarmee komt ook een politieke overgangsperiode overeen, waarin de staat niets anders kan zijn dan de revolutionaire dictatuur van het proletariaat.’
En Lenin verduidelijkt dit dan nog:
De dictatuur van het proletariaat, d.w.z. de organisatie van de voorhoede van de onderdrukten tot heersende klasse met de onderdrukking van de uitbuiters als doel, kan echter niet eenvoudig alleen een uitbreiding van de democratie tot resultaat hebben. Tegelijk met de reusachtige uitbreiding van de democratie die voor het eerst een democratie voor de armen, een democratie voor het volk en niet alleen een democratie voor de welgestelden wordt, brengt de dictatuur van het proletariaat een reeks van vrijheidsbeperkingen voor de onderdrukkers, de uitbuiters en de kapitalisten. Dezen moeten wij onder de duim houden om de mensheid van de loonslavernij te bevrijden; hun verzet moet met geweld worden gebroken en het is duidelijk dat waar onderdrukking is, waar geweld is geen vrijheid, geen democratie bestaat.
En om volledig duidelijk te zijn stelt Lenin dan:
hoe volkomen leugenachtig de gebruikelijke burgerlijke voorstelling is dat het socialisme iets doods, iets verstards, eens en voor altijd gegeven is, terwijl in werkelijkheid eerst met het socialisme een snelle, echte, waarachtige vooruitgang van de massa’s op alle gebieden van het openbare en persoonlijke leven begint, aanvankelijk onder deelneming van de meerderheid van de bevolking en dan van de gehele bevolking.28

Mij lijkt het dat LAVA deze laatste kritiek van Lenin mag ter harte nemen.

1https://lavamedia.be/tijdschrift/over-ons/

2https://lavamedia.be/links-moet-uitpakken-met-gedurfd-alternatief/, Links moet uitpakken met gedurfd alternatief – Ruben Ramboer + Samir Amin —13 augustus 2018

3 ‘Xi Declares “Complete Victory” in Eradicating Absolute Poverty in China’, Xinhua, 26 februari 2021.

4 Mao Zedong, “The Chinese People Have Stood Up!’ (21 September 1949)” uit Selected Works of Mao Tse-Tung: Volume V, Beijing, Foreign Languages Press, 1961.

5 Communist Party Member Net 共产党员网, ‘Dang zai 1949 nian zhi 1976 nian de lishi xing juda chengjiu’ 党在1949年至1976年的历史性巨大成就 [De historische verwezenlijkingen van de partij 1949-1976], 28 juli 2016.

6 Wang Sangui, Poverty Alleviation in Contemporary China, vert. Zhu Lili, Beijing, China Renmin University Press, 2019, p. 51.

7 Phoenix News 凤凰网, “1949―1976年:毛泽东时代最有价值的历史遗产“, [1949-1976: de kostbare erfenis van het tijdperk Mao Zedong], 28 december 2009.

8 Maurice Meisner, Mao’s China and After: A History of the People’s Republic, New York: Free Press, 1986, 437.

9Digital Archive - International History Declassified - digitalarchive.wilsoncenter.org, “Resolution on Certain Questions in the History of Our Party since the Founding of the People’s Republic of China,” June 27, 1981, History and Public Policy Program Digital Archive, Translation from the Beijing Review 24, no. 27 (July 6, 1981): 10-39. - http://digitalarchive.wilsoncenter.org/document/121344. Summary: The Chinese Communist Party assesses the legacy and shortcomings of Mao Zedong, criticizes the Cultural Revolution, and calls for Party unity going forward.

10 Deng Xiaoping, “Building a Socialism with a Specifically Chinese Character (30 June 1984)” in Selected Works of Deng Xiaoping, Volume III (1982-1992), Beijing, Foreign Languages Press, 1994.

11 Ross, China’s Great Road, 57.

12 The State Council Information Office of the People’s Republic of China, “Poverty Alleviation: China’s Experience and Contribution“, Beijing, Foreign Languages Press, april 2021.

13 Deng Xiaoping: BUILDING A SOCIALISM WITH A SPECIFICALLY CHINESE CHARACTER - June 30, 1984

14https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-8/mswv8_64.htm

15 Singh, Anoop, Malhar S. Nabar, and Papa M. N’Diaye, China’s Economy in Transition: From External to Internal Rebalancing, International Monetary Fund, 7 november 2013.

16 Xi Jinping, “Secure a Decisive Victory in Building a Moderately Prosperous Society in All Respects and Strive for the Great Success of Socialism with Chinese Characteristics for a New Era“, China Daily, 18 oktober 2017.

17 United Nations, Department of Economic and Social Affairs, “Poverty eradication“, Sustainable Development, accessed 30 June 2021.

18 CCTV中国中央电视台, “中国现行扶贫标准低于世界标准?国家乡村振兴局这样回应” [Is China’s maatstaf voor armoede lager dan de globale norm? Een antwoord van het Nationale Bureau voor Heropleving], 6 april 2021.

19https://lavamedia.be/dien-het-volk-de-overwinning-op-extreme-armoede-in-china/, “Dien het volk”: de overwinning op extreme armoede in China. Tricontinental Institute + Het Tricontinental Institute for Social Research is een internationale onderzoeksinstelling die zich nauw verbindt met sociale bewegingen. Het richt zich op het stimuleren van intellectueel debat dat menselijke belangen dient en niet die van het geld. Tings Chak (red.) —31 maart 2022

20 Digital Archive - International History Declassified - digitalarchive.wilsoncenter.org, “Resolution on Certain Questions in the History of Our Party since the Founding of the People’s Republic of China,” June 27, 1981, History and Public Policy Program Digital Archive, Translation from the Beijing Review

21China's socialist economy”. First Edition 1981 Revised Edition 1986 ISBN-083SI-1592.5 (Hard Cover) ISBN-098351.1703.0 (Paperback) Copyright 1986 by Foreign Languages Press Published by the Foreign Languages Press, 24 Baiwanzhuang Road, Bering, China. Printed by the L. Rex Offset Printing Co. Ltd. Man Hing Industrial Godown Bldg., 14/F. No.4, Yip Fat St., Wong Chuk Hang, Hong Kong. Distributed by China International Book Trading Corporation (Guoji Shudian), P. 0. Box 399. Beijing, China

22 Karl Marx, Preface and Introduction to "A Contribution to the Critique of Political Kconomy". FLP. Beijing. 1976. p. 4.

23https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1859/1859voorwoordbijdrage.htm, Karl Marx, Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie - Geschreven: augustus 1858 - januari 1859. Eerste publicatie: 1859, Franz Duncker, Berlijn. Copyright/Bron: Te elfder ure nr. 17, marxisme 3, het marxistisch wetenschapsbegrip, 1974, 21ste jaargang. Vertaling: Hugues C. Boekraad. Deze versie: De Griekse woorden zijn omgezet in ons alfabet. Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, december 2004

24De ‘Deutsch-Französische Jahrbücher’ werden onder redactie van Karl Marx en Arnold Ruge in Parijs in het Duits uitgegeven. Er is maar één dubbelnummer van verschenen (februari 1844), het bevatte Karl Marx’ ‘Zur Judenfrage’ en ‘Zur kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie. Einleitung’ (zie ‘Over godsdienst, staat en het joodse vraagstuk’, Uitgeverij Pegagus, Amsterdam 1979), voorts van Friedrich Engels ‘Umrisse zu einer Kritik der Nationalökonomie’ en ‘Die Lage Englands. “Past and Present” by Thomas Carlisle. Londen 1843’. Deze artikelen markeren de overgang van Marx en Engels naar het materialisme en communisme. Dat het tijdschrift zijn verschijning staakte, kwam vooral door principiële meningsverschillen tussen Marx en de burgerlijke radikaal Ruge.

25Karl Marx in Het Kapitaal – Een kritische beschouwing van de economische politiek. Deel I. Het productieproces van het kapitaal Hoofdstuk 24. De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie. In punt 7. Historische strekking van de kapitalistische accumulatie

26 ‘Wij bevinden ons in een situatie, die voor de samenleving geheel nieuw is. . . wij streven ernaar ieder soort eigendom te scheiden van iedere soort arbeid.’ Sismondi, Nouveaux principes de l’économie politique, Paris, 1827, deel II, p. 434.

27 ‘De vooruitgang van de industrie, waarvan de bourgeoisie de willoze en weerloze draagster is, brengt in plaats van de isolering van de arbeiders door de concurrentie hun revolutionaire vereniging door de associatie. Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus de basis, waarop de bourgeoisie produceert en zich de producten toeeigent, onder haar voeten weggetrokken. Vóór alles produceert zij dus haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn dus even onvermijdelijk. . . Van alle klassen, die vandaag tegenover de bourgeoisie staan, is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen teren weg en gaan met de grootindustrie ten onder, het proletariaat is haar meest kenmerkende product. . .

De middenstanden, de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer — zij allen bestrijden de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand te vrijwaren voor ondergang. . . zij zijn reactionair, zij trachten het rad van de geschiedenis terug te draaien.’ Karl Marx en F. Engels, Manifest der kommunistischen Partei, London, 1847, pp. 9, 11.

28https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1917/staat-revolutie/index.htm, Vladimir Lenin, Staat en Revolutie – De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie. Geschreven: augustus-september 1917; Eerste publicatie: 1918

Bron: Lenin - keuze uit zijn werken, Nederlandse vertaling, Uitgeverij Progres, Moskou, 1973 Vertaling: A. J. Gerritsen en J. B. de Klerk Transcriptie/omzetting naar HTML: Brian Droop/Brian Baggins (in december 2003 aangepast door Maarten Vanheuverswyn) Copyleft: Lenin Internet Archive (marxists.org) 2003. Permission is granted to copy and/or distribute this document under the terms of the Creative Commons License, Staat en Revolutie – Hoofdstuk V: De economische grondslagen van het afsterven van de Staat

Geen opmerkingen:

Een reactie posten