18-09-2015

PVDA laat alleen toe:“Megafoon Raoul in Parlement” en “Blaffende Schoothond Joris aan Reformistische Leiband”

Het is uit electorale redenen dat met sterke uitspraken naar sympathie voor de PVDA wordt gehengeld Hier ronselt PVDA-parlementair Raoul Hedebouw proactief naar toekomstige stemmen bij al degenen die verontwaardigd zijn over het gevoerde “vluchtelingen-beleid”

“Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Francken weigert meer dan 250 asielaanvragen per dag te verwerken en sluit zo de facto de deur voor honderden anderen.
(....)Raoul Hedebouw, volksvertegenwoordiger en woordvoerder van de PVDA: “Dit is een inbreuk op de Conventie van Genève, die stelt dat iedereen die asiel wil aanvragen, het recht heeft dit te doen en de kans moet krijgen dit, snel en in veilige en menswaardige omstandigheden, te doen.”
De PVDA eist dat de regering en staatssecretaris voor Asiel en Migratie Francken verplicht worden elke asielzoeker de dag zelf van aankomst de kans te geven zijn aanvraag te laten registreren. Elke asielzoeker moet ook een plaats krijgen in een opvangcentrum én sociale begeleiding. (...) Francken weigert een eenvoudige registratie van de vluchtelingen toe te passen.(...) Bij de bevolking wekt hij op die manier bewust de indruk dat België de hoeveelheid vluchtelingen niet aan kan, dat we overspoeld worden.
Ondertussen stelt Theo Francken dat hij bereid is te spreken over een speciaal statuut voor de vluchtelingen. Ook Bart De Wever (N-VA), Gwendolyn Rutten en Patrick Dewael (Open Vld) spraken zich eerder in die zin uit. Maar ook dat is een schending van de Conventie van Genève. Die stelt dat een vluchteling een gelijkwaardige behandeling en gelijkwaardige rechten moet krijgen als een inwoner van het land waar hij wordt opgevangen.
Dit speciaal statuut heeft enkel als doel tweederangsburgers te creëren. (....) Dit zet bovendien ook bij de Belgische bevolking de loon- en arbeidsvoorwaarden onder druk. (...) “De Conventie van Genève, die ook ons land heeft geratificeerd, moet worden gerespecteerd”, besluit Raoul Hedebouw.”1

Als volleerd economist (lees “Wat te doen” Raoul, je weet wel, dat boek waarvan je de studie ervan verwerpt!) scheidt hij de “politieke strijd” van de “economische strijd”. De “politieke strijd” van de PVDA is gewoon een beetje oppositie-politiek in het parlement voeren, zoals hier de oproep (en woorden zijn geduldig!) voor de “toepassing van de Conventie van Genève”.
De “economische strijd” leiden, daarmee zal partijgenoot Joris Van Gorp zich mee bezighouden..(zie verder)

Toepassen van Conventie van Genève als onderdeel van anti-communistische strategie en in functie van sterke economische groei
Conventie van Genève = Vluchtelingenverdrag. Ontstaan op 28 juli 1951. Het Vluchtelingenverdrag werd ondertekend door 150 landen, waaronder België. Daarmee beloofden deze landen iedereen te beschermen die in eigen land niet beschermd wordt. Op basis van dit verdrag kan iemand erkend worden als vluchteling.2

Het Vluchtelingenverdrag bevat ook heel wat andere fundamentele rechten, waarbij vooral het aantal economische en sociale rechten opvalt. Met het opnemen van deze economische en sociale rechten in het Vluchtelingenverdrag streefde men een dubbele doelstelling na: enerzijds wilde men een leven van minimale waardigheid garanderen gedurende de periode van asiel, en anderzijds wilde men de integratie van de vluchteling in de cultuur en de economie van het onthaalland bevorderen.
Traditioneel onderscheidt men drie oplossingen voor het vluchtelingenprobleem: de lokale integratie van vluchtelingen in het onthaalland, de vrijwillige repatriëring naar hun land van herkomst, of resettlement in derde landen. Formeel bestaat er geen hiërarchie tussen deze drie ‘duurzame oplossingen’. Het opnemen van voormelde economische en sociale rechten wijst er echter op dat de auteurs van het Vluchtelingenverdrag de voorkeur gaven aan lokale integratie als oplossing, en dit omwille van een drietal redenen: (i) aangezien de vluchtelingen na de Tweede Wereldoorlog van Europese afkomst waren, was hun culturele integratie relatief eenvoudig; (ii) vluchtelingen hielpen ook de naoorlogse arbeidstekorten op te vullen; en (iii) de opvang van vluchtelingen afkomstig van communistische regimes versterkte de ideologische en strategische doelstellingen van het kapitalisme. (...)
Als minimumstandaard eist het Vluchtelingenverdrag dat vluchtelingen, in de Staat waar zij asiel hebben verkregen, op dezelfde wijze worden behandeld als vreemdelingen in het algemeen. Wat het recht van vereniging en het recht om loonarbeid te verrichten betreft, moeten Verdragsstaten aan vluchtelingen de meest gunstige behandeling verlenen, die wordt toegekend aan onderdanen van een vreemd land onder dezelfde omstandigheden. Voor heel wat andere rechten tenslotte, genieten vluchtelingen dezelfde bescherming als de onderdanen van de Verdragsstaat. (...)
In de meeste gevallen respecteren de geïndustrialiseerde landen de mensenrechten van vluchtelingen die erin geslaagd zijn om hun grondgebied binnen te komen. Toch werden patronen van mensenrechtenschendingen reeds gerapporteerd, vooral met betrekking tot de Staten van het voormalige Oostblok.
Toen een groot aantal Bosnische asielzoekers in de jaren ‘90 de non-entrée praktijken hadden weten te omzeilen, werden bijzondere wettelijke regimes in het leven geroepen, waarbij soepele toegangsvoorwaarden gekoppeld werden aan een aantal rechten, die echter meestal beneden de internationale standaard van het Vluchtelingenverdrag lagen. Onder het mom van deze tijdelijke bescherming, werden de gewone asielprocedures vaak opgeschort en waren de vluchtelingen verplicht om genoegen te nemen met deze mindere status. Ironisch genoeg, hadden de Bosnische slachtoffers vaak veel sterkere bewijzen van ‘vervolging’ in de zin van art. 1 van het Vluchtelingenverdrag dan vele vluchtelingen die tijdens de Koude Oorlog de communistische regimes waren ontvlucht. (...)
De verplichting voor Staten om de assimilatie en de naturalisatie van vluchtelingen te vergemakkelijken, is een ander voorbeeld van de Eurocentristische ingesteldheid van de auteurs van het Verdrag. (...)
(I)n de geïndustrialiseerde landen vinden de gedetailleerde economische en sociale rechten – bedoeld om het leven in het onthaalland aantrekkelijker te maken – nog maar weinig weerklank, nu de klemtoon van hun beleid ligt op het nemen van afschrikwekkende maatregelen en de opvangcondities gericht zijn op de vlugst mogelijke terugkeer naar het land van herkomst. Ook hier lijken bepalingen in verband met assimilatie en naturalisatie het product te zijn van een tijdperk, dat definitief voorbij is.3

De eerste grote test voor de Belgische gastvrijheid kwam er pas in de jaren 1930, toen grote aantallen vluchtelingen, vooral uit nazi-Duitsland en Oostenrijk, er aan de deur klopten, en dat in tijden van economische crisis en politieke instabiliteit. Deze vluchtelingen waren niet welkom in België, en de autoriteiten deden er alles aan om hen aan de grenzen tegen te houden. (...)
De joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland werden meestal niet als vluchteling erkend. (...)
Tijdens de hoogdagen van de Koude Oorlog werden vluchtelingen uit communistische landen met open armen ontvangen. Zo nam België na de Hongaarse revolutie 7000 vluchtelingen uit Hongarije op.
Het aantal migranten dat zich beriep op het asielrecht ...(zou)... vanaf het midden van de jaren 1980 (...) spectaculair toenemen. Dit ten gevolge van de zich uitbreidende conflicthaarden overal ter wereld, maar zeker ook omwille van de migratiestop, die van het vluchtelingenkanaal één van de weinig overgebleven toegangspoorten tot Europa maakte. Vanaf dan werd het vluchtelingenbeleid steeds meer gecontesteerd. In het publieke discours dook de term ‘economische vluchtelingen’ op, die een implicatie van ‘valsheid’ inhield.
In de jaren 1990 en 2000 zette deze negatieve beeldvorming zich door, en tot vandaag blijft asiel een hot topic. De publieke opinie is vragende partij voor een strikter asielbeleid , en politici die daaraan beantwoorden doen het goed in de opiniepeilingen.”4

7000 Hongaarse vluchtelingen die in België aankomen in 1956 en 1957 (...) In november 1956, na het neerslaan van de Hongaarse revolutie is de Belgische solidariteit met de Hongaarse vluchtelingen onvoorwaardelijk. De Belgische socialistische-liberale regering Van Acker beslist onmiddellijk drieduizend Hongaarse vluchtelingen op te vangen. Er is geen enkele selectie in Oostenrijk. Vijf Hongaarse treinen vol vluchtelingen komen naar België. De vluchtelingen worden als helden onthaald. De vrijheidsstrijders krijgen in elk station waar de trein stopt door de ramen chocolade en kleren van mensen die met hen sympathiseerden”. (...)
Naast deze uitgenodigde vluchtelingen komen ook nog een paar honderd vluchtelingen op spontane wijze van Hongarije naar België. Zij dienen een asielverzoek in. Deze ongenodigde asielzoekers krijgen in de regel het vluchtelingenstatuut en kunnen zo in het land blijven.
In de loop van 1957 kunnen nog eens tweeduizend Hongaarse vluchtelingen, ditmaal uit Joegoslavische kampen naar België komen. Ook zij zijn uitgenodigd, maar niet zozeer omwille van humanitaire redenen, als vluchtelingen, maar omwille van economische noden, zij zijn welkom als arbeidskrachten.
Deze Hongaren worden aangetrokken om specifieke noden op de arbeidsmarkt in België te lenigen.5

PERSOONLIJKE BEDENKING:In feite zijn de nakomelingen van de "Hongaarse opstandelingen" – in WO II aan de kant van de nazi's tegen de Soviet-Unie en in de jaren '56 tegen de communistische regering -, waarvan een deel "moest vluchten" en "met open armen" werden ontvangen, en die na de "val van de muur" - met steun van Europa en de VS - aan de macht kwamen, DEZEFDEN, die nu repressief optreden tegen vluchtelingen en hulp aan vluchtelingen strafbaar maken. (hetgeen ze onder de oorlog deden tegen joden....)

Het bekomen van DEZELFDE sociale rechten als de bewoners van het toevluchtsland en het bekomen van de nationaliteit (dat in feite de gelijkheid garandeerd met de “autochtonen”) werd ingegeven (en ingevoerd in de “Conventie van Geneve” door de “koude oorlog” in laatste instantie. DEZELFDE beweegreden ligt aan de basis van de sociale zekerheid. (zie verder hoe dr Cauwnbergh en dr Acoleyen in het vormingsinstrument voor PVDA-leden – Marxistische Studies – dit argumenteren)
In feite beschouwde met vluchtelingen en asielzoekers als welgekomen en noodzakelijke immigranten die daarom gelijk assimilatie en naturalisatie aangeboden kregen.
Met het wegvallen van die “communistische dreiging” én de oorsprong van vluchtelingen uit de communistische landen worden zowel de Conventie van Geneve alsook die Sociale Zekerheid tot een last voor de (Europese) imperialistische burgerij.
In feite is het afdwingen van het integraal toepassen van “De Conventie van Genève” gekoppeld aan de strijd tegen de ESSENTIE van de taxshift namelijk de afbraak van de “patronale lasten” omdat die gevolgd wordt door (verdere) afbraak van de sociale zekerheid én gekoppeld aan de strijd voor volledig HERSTEL van de bijdragen voor de sociale zekerheid én de inrichting van de sociale zekerheid tot de situatie zoals die was bij de tot stand koming van de Conventie van Genève.
Voor de PVDA is de kous af door het maken van het statement in het parlement “De Conventie van Genève, die ook ons land heeft geratificeerd, moet worden gerespecteerd.
Dit wordt NIET opgenomen in het lijstje met ordewoorden voor de ontwikkeling van de klassenstrijd van de werkers.
Ten tweede wordt door de PVDA, niet het herstel van de sociale zekerheid en het ongedaan maken van alle besparingen en afbraak van bijdragen van de kapitalisten alsook van de staat opgenomen als doelstelling van de klassenstrijd.

De band die de PVDA NIET propageert ....is er voor de burgerij WEL
Aan de andere kant is er voor de burgerij wél een band tussen de afbraak van de sociale zekerheid en de uitholling van de conventie van Geneve. Zij is NIET bereid die sociale rechten te garanderen voor de vluchtelingen die zij intussen al heeft AFGEBROKEN bij de “eigen” werkers (waaronder de reeds vroeger “geassimileerde” werkers van vreemde oorsprong, zoals de “derde generatie” die AUTOMATISCH al Belg zijn). Deze opstelling ligt ook aan de basis van het VERDELEN (...om te HEERSEN) van de “eigen” werkers tussen de “autochtonen” en die van “vreemde” oorsprong, met andere woorden een geïnstitutionaliseerde vorm van racisme. Dit racisme moet elk verzet tegen besparingen “neutraliseren” door het te richten tot “in ieder geval geen kosten te doen” voor een (door racistische vooroordelen) geviseerde groep mensen. (“vluchtelingen als profiteurs”, “economische” vluchtelingen, “waarom kosten aan vluchtelingen ipv aan 'eigen' mensen,...)
De reformisten (of de in de imperialistische centra bestaande “arbeidersaristocratie”) spelen hun burgerlijke rol door de “eigen” werkers slechts te richten op een strijd “tegen BLINDE besparingen en voor OOK een “inlevering” van de rijken”.

De "geregulariseerde vluchtelingen/asielzoekers" (ze moesten vluchten omwille van scherpe inter-imperialistische tegenstellingen) zijn onder DEZELFDE door Europa gestuurde verhoging van uitbuitingsverhouding onderhevig als de Europese werkers. Zij worden gebruikt om tegenstellingen BINNEN de werkende klasse op te wekken om een gezamelijke strijd tegen de imperialistische Europese burgerij OP VOORHAND tegen te gaan. Reformisten en "pseudo-linkse arbeidersaristocraten" BESTENDIGEN die verdeling door de Europese werkers alleen te focussen op strijd voor een VERZACHTING van de besparingen ("tegen BLINDE besparingen, vermogens moeten OOK belast worden") Een recuperatie van de reeds BESTAANDE besparingen in de sociale zekerheid, van de reeds BESTAANDE inkomens dalingen (.... door prijs-VERHOGINGEN voor "basisbehoeftes": behuizing, energie, medische zorg, onderwijs, rusthuizen,...) worden NIET betrokken in de strijd, waardoor de "geregulariseerde asielzoeker" als werker in CONCURRENTIE komt te staan TEGENOVER de Europese werker. Dit is een bewust aanwakkeren van het racisme om de werkers te verdelen.
De bewonderswaardige en te ondersteunen HUMANITAIRE solidariteit met vluchtelingen alléén is krachteloos tegen de ideologie van de Europese imperialistische burgerij die alleen maar competitiviteitsverhoging voor ogen heeft en alles zet op verhoging van uitbuitingsverhouding van ALLE werkers in Europa (of hun oorsprong nu “autochtoon”, “niet-europees”, al dan niet geregulariseerde asielzoeker is....).
Wat nodig is op antikapitalistisch/anti-imperialistisch bewustzijn gebaseerde klassenstrijd van de EENHEID van werkers, solidariteit onder werkers die beseffen dat ze één ondeelbare klasse zijn.

Zo mag Joris Van Gorp als schoothondje van Peter Mertens aan een leiband van reformisme even blaffen, maar zeker niet bijten!

Op 23 juli bereikte de regering-Michel-De Wever een akkoord over de begroting en over de langverwachte tax shift. Opnieuw zijn het de werknemers en de sociaal gerechtigden die het grootste deel van de inspanningen moeten leveren. Het akkoord is gesneden op maat van de miljonairs en de multinationals.(...)(I)n de tax shift van de regering-Michel-De Wever is geen spoor terug te vinden van zo’n vermogensbelasting. (....)
De regering haalt het geld bij de werklozen, de gepensioneerden, de zieken, de ambtenaren. Ze snoeit in de openbare tewerkstelling en dienstverlening. Al die maatregelen worden genomen in het kader van de strikte begrotingsdiscipline die de Europese Commissie oplegt aan de landen van de Europese Unie.(...) De recepten van Europa, ijverig gekopieerd door onze regering, werken niet. Of toch, maar in de verkeerde zin: ze verergeren de crisis. (...)
Hou deze regering tegen. Volgende afspraak: 7 oktober
De vakbonden verwierpen de tax shift onmiddellijk. Voor ACV-voorzitter Marc Leemans is “de tax shift een totale tax misser”6. ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw hekelde dan weer: “De regering laat opnieuw de zwakkere in onze samenleving zwaar betalen. De vermogenden worden behendig maar effectief ontzien.”7 (....)
De vakbonden stonden sterk na de provinciale stakingen en de nationale staking van 15 december. Op 16 december schortten ze hun acties op en schoven ze aan de onderhandelingstafel aan. Dat “praten” heeft niet veel goeds gebracht. Kijk maar naar de tax shift die vandaag op tafel ligt. En dus is er maar een conclusie mogelijk: we moeten opnieuw de straat op, zoals in het najaar van 2014. Toen startte de beweging ook met een massale betoging, namelijk op 6 november 2014.
De werknemers, de sociaal verzekerden, de organisaties van het middenveld, de boeren en de zelfstandigen worden in groten getale verwacht op 7 oktober in Brussel. Om te protesteren tegen de antisociale, anti-ecologische en antidemocratische maatregelen van deze regering. Om de besparingspolitiek van de Europese Commissie te stoppen. Om eindelijk een miljonairstaks in te voeren. En voor meer investeringen in jobs in onderwijs, sociale woningbouw en openbaar vervoer.8

De vakbondsleiders lieten betogen en wat staken (en “stonden sterk” volgens Joris Van Gorp) .....tegen “blinde besparingen”. Ze waren dus AKKOORD met “vermindering van lasten op de arbeid”.... als er maar een vermogenbelasting zou tegenoverstaan (dus in het beste geval – toen ze “nog sterk stonden” moesten die betogingen en stakingen hiertoe leiden – en Joris Van Gorp zou daar dan vrede mee nemen!
Zo houdt de ABVV-leiding haar leden het volgende voor:

Waar gaat het over? In theorie wil men een deel van de lasten op arbeid (iedereen is het erover eens dat die hoog zijn in ons land)' verschuiven” naar andere soorten belastingen: (...)De vakbonden zijn er namelijk van overtuigd dat sinds de start van de regering-Michel alleen werknemers en uitkeringsgerechtigden voor de vastgestelde budgettaire inspanning betalen en eisen dus een meer evenwichtiger sociaaleconomisch beleid. (...)
Werkgevers hebben gekregen waar ze al jarenlang om smeken: een flinke loonlastenverlaging. Hoewel voorgaande jaren door hen steevast een 'voor wat hoort wat' -logica (meer aanwervingen voor lagere lasten) werd gehanteerd, waren de werkgevers er deze keer snel bij om hun eigen logica staalhard te verwerpen. (....)
Eind juli was het eindelijk zo ver: de verschuiving van belasting op arbeid naar vermogen, waar reikhalzen naar uitgekeken werd, zag het licht. We moeten echter vaststellen dat het resultaat ontgoocheld.(....) Werkgevers krijgen opnieuw verlagingen van de sociale bijdragen. En weer zonder enig engagement dat deze nieuwe jobs moeten opleveren. Deze ettelijke miljarden moeten ergens worden gehaald. (...) Ook deze keer haalt de regering de gezochte miljarden in besparingen in de sociale zekerheid én de openbare diensten.9

Dus de Joris Van Gorp zegt dat de onderhandelingen pas zin hadden als de betogingen en stakingen dàt principe zouden hebben afgedwongen”..... dus in feiten AANVAARD de Joris Van Gorp (en de hele PVDA met hem!) de verlaging van de patronale lasten én zegt hij niets over de voorgaande verlagingen en de daarmee overeenkomende besparingen in de sociale zekerheid en om ze mee de inzet van de strijd te maken.

De strijdvorm wordt beperkt tot een betoging op 7 oktober (Joris Van Gorp roept niet op tot algemene stakingen of zo). Hoewel ook de strijdobjectieven door hem bepaald worden en beperkt en vaag worden gehouden is het maar de vraag of voor het halen van die objectieven de betoging op 7 oktober volstaat:

De werknemers, de sociaal verzekerden, de organisaties van het middenveld, de boeren en de zelfstandigen worden in groten getale verwacht op 7 oktober in Brussel. Om te protesteren tegen de antisociale, anti-ecologische en antidemocratische maatregelen van deze regering. Om de besparingspolitiek van de Europese Commissie te stoppen. Om eindelijk een miljonairstaks in te voeren. En voor meer investeringen in jobs in onderwijs, sociale woningbouw en openbaar vervoer.

In feite zegt Joris Van Gorp:” De betoging van 7 oktober volstaat als strijd als men maar de volgende spandoeken meedraagt:
Wij zijn tegen de antisociale, anti-ecologische en antidemocratische regeringsmaatregelen”
Stop de besparingspolitiek van de Europese Commissie”
Wij willen de invoering van de miljonairstaks”
Investeringen in jobs in onderwijs, sociale woningbouw en openbaar vervoer”

Voor de dokters van Geneeskunde Voor Het Volk en militanten van de PVDA, Carl Cauwenbergh en Frans Van Acoleyen zou Joris Van Gorp een “anti-communistische sociaal-democraat” en “reformist” kunnen worden bestempeld en houdt Joris Van Gorp zich niet aan de partijlijn.
Zo kunnen we lezen in de op het 8e congres nog bestempeld als vormingsinstrument voor PVDA-leden bij uitstek, Marxistische Studies:

Na de Tweede Wereldoorlog, met de Besluitwet van 28 december 1944, komt onze huidige SZ tot stand. Zij vervangt de verschillende sociale verzekeringen die tussen de twee wereldoorlogen waren gegroeid. Deze verplichte en veralgemeende verzekering bood de werkers solidair bescherming tegen ziekte, ouderdom, kinderlast en werkloosheid.(...)
De veralgemeende en verplichte SZ van 1944 was een kwalitatieve stap vooruit tegenover dit kluwen van syndicale, patronale en gemengde verzekeringen. De financiering van dit stelsel drukt op de meest duidelijke wijze het "solidariteitsconcept" uit. De loonbijdrage van de werkers staat voor het "gesolidariseerd loon" dat de werkers afstaan voor diegenen die het nodig hebben. De bijdrage is berekend op het loon en niet op het risico. De arbeider met een hoog risico op beroepsziekte betaalt evenveel als de arbeider die geen risico loopt. De "patronale bijdrage" is een bijkomend indirect loon dat van de patroons is afgedwongen waarbij ze voordelen betalen die niet alleen hun eigen arbeiders, maar alle werkers ten goede zullen komen.
Hier gaat het over gedwongen solidariteit, veroverd door een eeuw klassenstrijd. Deze bijdrage is de prijs die de kapitalisten moeten betalen om de sociale wantoestanden van hun systeem af te scherpen en voor het instandhouden van hun arbeidskrachten. Vandaag is de afbouw van die patronale bijdrage de belangrijkste inzet van de hervorming. De patroons willen niet meer betalen voor het onderhoud en de regeneratie van de overtollige arbeidskracht.
De staatsbijdrage moest de rest van de behoeften dekken met geld uit de belastingpot. In principe zou die tussenkomst een solidariteit moeten organiseren tussen de hoogste inkomens en de laagste, tenminste wanneer de belastingen die herverdeling in de hand werken. Dat is niet zo. De laatste 15 jaar begrotingspolitiek van de verschillende regeringen stond in het teken van "minder staat". Dit betekende steeds minder belastingen voor de rijken en minder sociale uitgaven voor de armen. De staatsbijdrage is de laatste 10 jaar naar een minimum geëvolueerd.
De SP-PS leiders stellen het graag voor alsof hun partij in 1944 de SZ voor de werkman heeft "afgedwongen". Wordt Achilles Van Acker, hun toenmalige minister van Arbeid, niet de vader van de SZ genoemd? (...) Zoals al zijn vooraanstaande partijgenoten was Achilles Van Acker gedreven door de vaste wil om de vooroorlogse orde te herstellen. Er bestond maar één grote bedreiging voor die orde: het communisme, dat tijdens de antifascistische weerstand een enorm prestige had verworven onder de werkers. Hoewel de CP-leiding al was aangevreten door het revisionisme en het idee van een revolutionaire volksopstand had laten varen, waren haar partizanen nog altijd gewapend. En er was vooral de kracht en het prestige van de internationale communistische beweging onder leiding van Stalin. De USSR had het grootste gewicht gedragen in de wereldoorlog, in 1943 de nazi-legers teruggeworpen en tenslotte de beslissende slagen toegebracht aan het Hitler-regime. De haast van Van Acker - het Von Rundstedt-offensief was nog volop aan de gang in de Ardennen - was vooral ingegeven om een communistisch geïnspireerde volksopstand de pas af te snijden.
Om het kapitalisme op dat kritieke moment overeind te houden had het patronaat de hulp nodig van de sociaal-democratie, die het best geplaatst was om een dam op te werpen tegen het communisme. De zaak was minutieus voorbereid in geheime onderhandelingen tijdens de oorlog. Het patronaat zou toegevingen doen op de sociale zekerheid en in ruil daarvoor zou de sociaal-democratie de massa’s terug binden aan het kapitalisme. Voor het patronaat, dat in grote mate had gewerkt voor de bezetter, stonden enorme belangen op het spel, die wel enkele toegevingen waard waren. (....)
De Besluitwet van 1944 (...) maakte in één klap de SZ voor al de werkers algemeen en verplicht. Om deze reusachtige uitbreiding te realiseren, moest het patronaat een gevoelige bijdrage doen onder de vorm van indirect loon. Deze veralgemeende collectivisering van een gedeelte van het loon bovenop het brutoloon betekende niet alleen de (patronale) financiering van een sociaal stelsel maar het betekende ook een stevig bindmiddel voor de werkende klasse.(...)
Het grote spookbeeld voor de patroons was een revolutionaire massabeweging, gesteund door gewapende partizanen en geïnspireerd door het oprukkend socialisme in Oost-Europa. Maar ook een mogelijke na-oorlogse golf van nationalisaties en onteigeningen hield het patronaat bezig. De politieke sfeer was dusdanig dat christen-democraten en socialisten minstens lippendienst moesten bewijzen aan sommige anti-kapitalistische eisen om hun controle over de bevolking te herstellen.
Maar in de geheime besprekingen voor de opstelling van het Sociaal Pact hadden de patroons zich al van de trouw van de socialistische onderhandelaars verzekerd. In het Sociaal Pact van 1944 lieten ze volgende cruciale zin inschrijven : "De werknemers eerbiedigen het wettig gezag van de hoofden der ondernemingen en stellen er een eer in hun werk plichtsgetrouw uit te voeren".10 De recente commentaar in de Financieel-Ekonomische Tijd, krant van de Vlaamse patroons, hierbij: "Deze passage illustreert perfect waar het de vaders van dit pact om te doen was: een structuur creëren die een dam kon opwerpen tegen de verstaatsing, gepromoot door het opkomende communisme."11
Professor Deleeck, gewezen CVP-senator en ideoloog van de hervorming van de SZ schrijft over die periode : "In België werd de institutionele uitbouw van de overlegeconomie en van de SZ tijdens de oorlog uitgewerkt in clandestiene gesprekken tussen werkgevers- en werknemersleiders van alle ideologische strekkingen, (...). De werknemers verbonden zich ertoe de eigen bevoegdheid van de werkgevers in de onderneming te aanvaarden (dit wil zeggen: af te zien van het beginsel der nationalisatie der ondernemingen) en loyaal mee te werken aan de opvoering van de nationale productie."12
Het Sociaal Pact betekent dus een onderwerping aan het kapitalisme. (...)
De burgerij heeft daarbij de SZ gegrondvest op een illusie. Bij al haar berekeningen ging ze ervan uit dat de werkloosheid nooit meer de 5% zou overstijgen. Hiermee schiep zij de illusie van een kapitalisme zonder diepgaande structurele crisissen. Sinds 1974 is die illusie verbrijzeld. En vanaf het ogenblik dat het diepe structureel karakter van de crisis doordrong, zijn de plannen voor "hervorming" van de SZ opgestart. Terwijl de behoefte aan SZ het grootst is, wordt het stelsel door de patroons en hun handlangers onder vuur genomen. Dit toont het relatief en voorlopige karakter van de sociale veroveringen onder het kapitalisme13

De patronale bijdrage en de werkersbijdrage vormen samen het uitgestelde of indirecte loon, ook gesolidariseerd loon genoemd. De eerste termen drukken uit dat men het loon niet in handen krijgt voor onmiddellijke consumptie; de tweede reeks drukt uit dat het gaat over een gezamenlijke spaarpot waarop men recht heeft wanneer men zijn arbeidskracht niet meer kan verkopen (ziek, oud, werkloos). (..)
De kapitalist bekijkt de werker als arbeidskracht. Hem interesseren werkers in zoverre dat ze met hun arbeid een nieuwe waarde scheppen tijdens het hele omvormingsproces van grondstof tot afgewerkt product. De arbeider ontvangt als loon slechts een deel van de waarde die hij voortbrengt. De patroon eigent zich de rest toe onder de vorm van meerwaarde of winst. Wat voor de arbeider het enige middel is om in zijn levensonderhoud te voorzien, betekent voor de patroon een "last", een "kost", vandaar loonlast, arbeidskost. De loonkost omvat niet enkel het loon dat direct beschikbaar is voor consumptie maar eveneens een deel dat bestemd is voor de regeneratie van de arbeidskracht. Hiervoor komt vooral het indirekte loon in aanmerking. Het indirecte loon schept dus de voorwaarden opdat steeds nieuwe generaties hun arbeidskracht ter beschikking kunnen stellen van het kapitalisme. (...)
De SZ steunt op twee grote principes : verzekering en solidariteit. Verzekering: als je werkloos, ziek of ouder bent zorgt de SZ ervoor dat je inkomen verzekerd blijft. Vandaar dat er een vaste relatie bestaat (of principieel zou moeten bestaan) tussen het arbeidsinkomen en de uitkering. De SZ dient niet om een bestaansminimum uit te keren maar om het gederfde loon te vervangen en een zeker levensniveau te garanderen. Verzekering betekent ook dat dat bijzondere kosten zoals het grootbrengen van kinderen of medische verzorging je inkomen niet mogen uithollen. Er dient aangestipt dat sinds begin jaren ‘80 deze relatie flink werd uitgehold, te beginnen in de werkloosheidsverzekering door het invoeren van de gezinsmodulering onder impuls van de toenmalige Minister van Arbeid Dewulf (SP). Naargelang je alleenstaande was, samenwonend met of zonder kinderen, kreeg je een "aangepaste" uitkering. Dezelfde regeling werd met het Sint-Annaplan ook doorgevoerd bij de invaliditeitsuitkeringen.
(...) Solidariteit betekent dat je verzekeringsbijdrage wordt berekend op basis van je loon ongeacht het sociale risico dat je loopt. Het was deze vorm van horizontale solidariteit binnen de werkende klasse die de grondslag vormde voor de eerste sociale verzekeringskassen halverwege de vorige eeuw. Die solidariteit heeft ook een ideologische betekenis. Ze smeedt de werkers aaneen, ze versterkt het klassegevoel omdat alle werkers samen een gemeenschappelijk belang hebben te verdedigen.
Door klassestrijd heeft de arbeidersklasse een tweede vorm van solidariteit afgedwongen van de patroons en de rijken: de verticale solidariteit. De patronale bijdragen werden afgedwongen als een bijkomend indirect loon, als een "verplichte solidariteit" die moest toelaten om een veralgemeend stelsel van sociale zekerheid op te zetten. In theorie zou ook de staatstussenkomst een vorm van verticale solidariteit moeten betekenen. In de staatskas komen alle belastingen en taksen terecht : de personenbelasting, de indirecte belastingen (BTW), de accijnzen, de belastingen op de bedrijfswinsten, de roerende voorheffing enz. In de mate dat de fiscaliteit herverdelend is zouden de kapitalisten, de renteniers en de rijkste bevolkingslagen op die manier moeten bijdragen om de armsten een sociale zekerheid te waarborgen. Maar, zoals Marx al zei, is de kapitalistische staatsbegroting integendeel een instrument om het nationaal inkomen te verdelen naar de rijken toe. Een groot deel van deze belastingen is afkomstig van de werkers en een klein deel komt van de kapitalisten en de renteniers. Met haar begrotingen heeft de regering vanaf 1980 ruimschoots het bewijs geleverd van deze Marxistische stelling. De inkomens van de werkers (na belastingen en taksen) bedroegen in '80 nog 40% van het BNP maar in '94 nog slechts 32% (één vijfde minder). De inkomens uit vermogens (aandelen, obligaties, huren - ook na belastingen) stegen daarentegen van 10% naar 19,5%, (een verdubbeling) en die van de ondernemingen van 7% naar 11%.
De fiscaliteit kan slechts een element zijn voor méér verticale solidariteit, dit wil zeggen een instrument om de rijken te laten betalen voor de SZ, indien de strijd wordt gewonnen voor een fiscaal programma dat zich effectief richt op de ondernemerswinsten, de kapitaalbezitters, de renteniers en de fraudeurs (...)
Strijden voor echte solidariteit vandaag betekent het gevecht aangaan voor een échte fiscale herverdeling maar ook voor het behoud en herstel van de patronale bijdragen. (...)
Sinds 1974 verkeert het kapitalisme in een uitzichtloze crisis. Twee belangrijke uitingen van deze crisis zijn: de grote werkloosheid en de hoge overheidschuld. Ondanks deze krisis wil het patronaat zijn winsten veilig stellen. Kapitalisme betekent ongenadige concurrentie maar de globalisering van de markten, de zoektocht naar nieuwe wingewesten na de val van de Muur en de steeds snellere ontwikkeling van de technologie doen deze concurrentiespiraal nog sneller rondwentelen. Om het schip van de concurrentie sneller te laten varen moet alle sociale ballast overboord. De kapitalisten willen zowel hun bijdrage aan de staatsfinancies verminderd zien als hun loonkost.
Vanaf 1980 waait in de hele kapitalistische wereld een neoliberale wind, aangeblazen door Reagan en Thatcher. Onder het motto "ontvetten van de staat" kwam in de hele kapitalistische wereld een beweging op gang om de staatsuitgaven te beknotten en de sociale uitgaven maximaal te weg te snijden. Dit neoliberale beleid wordt zowel door conservatieve als door sociaal-democratische regeringen doorgevoerd. (...)
"Minder staat" betekent zowel de werkers laten opdraaien voor de overheidsschuld uit het verleden, als de wurging van "welvaartstaat". Dit alles had tot hiertoe al dramatische gevolgen voor de Sociale Zekerheid. Tussen ‘83 en nu daalde de staatsbijdrage voor de SZ van 37% tot nauwelijks 15%. Op het moment dat de werkers de SZ het meest nodig hebben om de gevolgen van de krisis van het kapitalisme te verzachten, blokkeert de regering (met de socialisten) haar jaarlijkse toelage aan de SZ op 192 miljard, niet geïndexeerd. In feite betekent dit een jaarlijkse verminderde staatstussenkomst. (...)
In tegenstelling met de beweringen dat de uitgaven voor SZ ons overgroeien en het "economisch draagvlak in gevaar brengen" merken we dat de sociale uitgaven in percentage van het BBP (bruto binnenlands produkt = bijna hetzelfde als BNP) sinds ‘83 een stelselmatige daling vertonen. (....)
De PVDA verdedigt de oorspronkelijke beginselen waarop de sociale zekerheid werd gebouwd en wil de afbraak van de laatste 15 jaar tenietdoen. De regering wil de SZ "moderniseren", de afbraak van de laatste 15 jaar nog doortrekken en in nieuwe principes vastleggen. Dit zal leiden naar een toenemende amerikanisering van het stelsel, naar privatisering en herinvoering van de staat van behoefte. (...)
De PVDA verzet zich tegen de hervorming van de SZ omdat het gaat over een goed gecamoufleerde doch drastische afbraak die gedicteerd wordt door de patronale concurrentiedruk en door de patronale normen van Maastricht. De PVDA is van oordeel dat het meest nijpende probleem van de SZ niet de kost is maar de toenemende onderconsumptie.
Daarom komt de PVDA op voor behoud van de patronale bijdragen en voor een terugkeer naar de staatsverplichtingen van 1981, te betalen door een radicaal fiscaal programma tegen de rijken. Zodoende kan de sociale zekerheid verbeterd worden en nauwer antwoorden op de reële noden die in deze crisistijd groter zijn dan ooit. (...)
Het financieel draagvlak voor de sociale zekerheid kan verbreed worden door meer werk. (...) Als de staat bovendien zijn verplichtingen van 1981 nakomt is er geen enkel probleem. Dan kan de pensioensector vanaf vandaag bijkomende noden dekken, de pensioenen welvaartsvast maken en zelfs reserves in overvloed aanleggen. Daarom dienen de schotten tussen de verschillende afdelingen van de sociale zekerheid hersteld, zodat reserves in één stelsel niet meer door de staat kunnen misbruikt worden om elders zijn verplichtingen niet na te leven. De reserves van de pensioensector dienen daar te blijven om schokken zoals de vergrijzing vanaf 2010 op te vangen.
Het huidige gevecht rond de SZ onderstreept alleszins dat het kapitalisme als maatschappelijk systeem, zelfs in zijn meest ontwikkelde vorm, niet in staat is een duurzame bestaanszekerheid te garanderen voor de werkers. In krisis stuikt de façade van de "welvaartstaat" in mekaar.
Als de PVDA de toepassing van de "oude" principes (verzekering en solidariteit) verdedigt, dan is het om de verworven rechten te vrijwaren. Maar de strijd rond de SZ wijst ook op de noodzaak om verder te gaan, om doorheen de verdediging van de verworvenheden uit het verleden, de weg te openen naar het socialisme. Onder het socialisme behoort "sociale" "zekerheid" tot het wezen van het maatschappelijk systeem zelf.14

Zo propageerde In 1995 de PVDA nog voor een strijdprogramma voor bovenal de recuperatie van de voorgaande besparingen en inleveringen:

1. De patronale bijdrage vormt de ruggegraat van de financiering van de SZ.
Zij moet integraal behouden blijven en hersteld door afschaffing van de bijdrageverminderingen uit de Maribel-operaties en het Globaal Plan I.
2. De aan vullende verplichte staatstoelage moet hersteld worden tot het niveau vastgelegd in de wet Dhoore van 1981.
De middelen hiervoor moet de overheid vinden in het 6-puntenprogramma van "fiscaal fatsoen" van de PVDA. Dit programma haalt jaarlijks 500 miljard bij de rijken, de bedrijfswinsten, de kapitaalbezitters en de banken en alléén bij hen. De financiering van de SZ geschiedt volgens de behoeften en niet volgens arbitraire budgettaire besparingsnormen. Geen invoering van een uitgave-norm in SZ.
Herstel van het solidariteitsprincipe in de SZ betekent de uitvoering van deze eerste twee punten. Solidariteit in de SZ is enkel realiseerbaar op het vlak van de inkomsten. "Solidariteit" toepassen op de uitgaven betekent selectiviteit verdedigen. Dit leidt tot afbraak en privatisering. Daarom moet elke selectiviteit in de uitgaven verdwijnen en moet het verzekeringskarakter worden hersteld.
(....)
4. Herstel en versterking van het verzekeringsprincipe in de SZ.
Dit betekent :
vervangingsuitkeringen in verhouding tot het loon. SZ als inkomstenverzekering.
geïndividualiseerde uitkeringen zonder beperking in de tijd.
uitkeringen gelijk aan 60% van het brutoloon (= ongeveer 80% van nettoloon).
geen vermindering van de uitkeringen in functie van de gezinssituatie.
gewaarborgde minimumuitkeringen die elk gezin boven de armoededrempel brengen.
behoud van de afgeleide rechten.
(...)
7. Behoud van de volledige kinderbijslag.
Geen frank mag buiten de sector afgewend worden. Het kindergeld moet een vaste som voor elk kind bedragen die stijgt in functie van de leeftijd en niet volgens het aantal kinderen. Op die wijze is kindergeld een tussenkomst in de kosten voor het grootbrengen van kinderen en geen "premie" voor hoger kindertal.
8. Het wettelijk pensioen moet voor iedereen 75% van het brutoloon bedragen.
Het repartitiesysteem of omslagstelsel moet integraal behouden blijven: de huidige bijdragen moeten dienen om de pensioenen van vandaag te betalen. De fondsen van de tweede pijler (bedrijfsfondsen op basis van kapitalisatie op bedrijfsniveau) moeten ge‹ntegreerd worden binnen het legale pensioen. De welvaartsvastheid van alle pensioenen moet worden hersteld. De perequatie van de ambtenarenpensioenen dient onverminderd gehandhaafd te blijven.
9. Voor een sterke nationale SZ : niet raken aan de structuur.
Het globale beheer, ingevoerd met het eerste Globaal Plan, dient ongedaan gemaakt. Globaal beheer betekent dat de tussenschotten tussen de onderscheiden sektoren (werkloosheid, pensioen, gezondheidszorg...) verdwijnen. De bedoeling is ongemerkt en zonder wettelijke belemmering de reserves van de ene sector naar een andere noodlijdende sector over te brengen (vb van kindergeld naar pensioenen). Uiteindelijk is dit een "overloop"systeem dat toelaat dat patroons en staat hun verplichtingen in de noodlijdende sectoren niet meer moeten nakomen.
Geen splitsing in twee pijlers, die alleen dient om een deel van de SZ te elimineren ten voordele van de patroons en die de communautarisering en privatisering versnelt.
Geen communautaire splitsing. De SZ is gegrondvest op de solidariteit van alle werkers in dit land. Deze opsplitsing dient enkel om te besparen zoals de opdeling van het onderwijs bewijst. Ze maakt de verdediging zwakker naar de toekomst toe.15

Al die kosten moesten sowieso gerecupereerd worden op de kapitalisten. Er werd toen een vermogensbelasting voorgesteld alleen om de “vertikale” solidariteit te verbeteren. Voor het herstel van de staatsbijdrage werd een “realistisch en concreet” voorbeeld gegeven van een programma dat zeker toen al jaarlijks 11 miljard kon opbrengen.
Maar hoe dan ook stelde de PVDA TOEN dat het EIGENLIJKE STRIJD-objectief was, het socialisme:

Als de PVDA de toepassing van de "oude" principes (verzekering en solidariteit) verdedigt, dan is het om de verworven rechten te vrijwaren. Maar de strijd rond de SZ wijst ook op de noodzaak om verder te gaan, om doorheen de verdediging van de verworvenheden uit het verleden, de weg te openen naar het socialisme. Onder het socialisme behoort "sociale" "zekerheid" tot het wezen van het maatschappelijk systeem zelf.

1http://pvda.be/artikels/pvda-eist-dat-theo-francken-de-conventie-van-geneve-respecteert, “PVDA eist dat Theo Francken de Conventie van Genève respecteert”, 3 september 2015, Persdienst PVDA
2http://www.vluchtelingenwerk.be/index/conventie-van-gen%C3%A8ve, CONVENTIE VAN GENÈVE
3https://www.law.kuleuven.be/jura/art/39n3/desmet.htm. “Vijftig jaar Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen: een kritische balans”. Ellen Desmet. Onder wetenschappelijke begeleiding van Prof. Dr. J. Wouters en H. Panken
4http://www.blijvenplakkeningent.be/nl/historisch/themas/vluchtelingen
5http://www.senate.be/event/20061025-hungarian-revolution/speech/Frank_Caestecker.pdf
6 De Tijd, 24 juli 2015
7 “Welk sociaal gelaat”, deredactie.be, 23 juli 2015
8http://pvda.be/artikels/begroting-2016-en-tax-shift-hoe-de-regering-michel-voor-de-1-rijdt-0, Begroting 2016 en tax shift :: Hoe de regering Michel voor de 1% rijdt, 25 augustus 2015 - Joris Van Gorp
9ABVV in De Nieuwe Werker 4 september2015.
10 Ontwerp van overeenkomst van sociale solidariteit, 28 april 1944.
11 Financieel Ekonomische Tijd, 19 oktober 1993.
12 Herman Deleeck, De architectuur van de welvaartstaat, blz. 21.
13http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=23&doc_id=80, Nummer 27, publicatiedatum: 0000-00-00 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden., “De sociale zekerheid is géén verovering van de sociaal-democratie”. Carl Cauwenbergh, lid van de Groeps-praktijk Geneeskunde voor het Volk in Mechelen.
14http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=23&doc_id=81, Nummer 27, publicatiedatum: 1995-12-15 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden. “De sociale zekerheid redden met het geld van de rijken.” Frans Van Acoleyen is arts in Zelzate en nationaal verantwoordelijke voor de groeps-praktijken Geneeskunde voor het Volk. Hij is gemeenteraadslid voor de PVDA.

15http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=23&doc_id=81, Nummer 27, publicatiedatum: 1995-12-15 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden. “De sociale zekerheid redden met het geld van de rijken.” Frans Van Acoleyen is arts in Zelzate en nationaal verantwoordelijke voor de groeps-praktijken Geneeskunde voor het Volk. Hij is gemeenteraadslid voor de PVDA.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten