02-04-2013

De marxistisch-klinkende frases over “socialisme” van PVDA-kaders zijn gelijkaardig aan die van “de renegaat” Kautsky

Heeft het socialisme eigenlijk ooit ergens bestaan, Kunnen we ergens nog iets van leren, kan een PVDA-lid nog wel “iets” verdedigen?

Wat ooit “het reële bestaande socialisme” WAS (de Sovjet-Unie onder Stalin en China onder Mao) kan en mag als zodanig NIET verdedigd worden, door iemand van de PVDA. Het “reëel bestaande socialisme” zoals het nu bestaat (in Noord-Korea en Cuba) verdedigen is een “dogmatische reflex”, die door de huidige PVDA bestreden wordt. “Cuba verdedigen tegen al te simplistische aanvallen” kan nog wel, maar Noord-Korea verdedigen “tegen al te simplistische aanvallen” kan NIET (“je zet jezelf daarmee buiten de PVDA”) Stalin en Mao zijn misdadigers of/en beulen (“de niet te verdedigen executies onder het Sovjetregime”)

Peter Mertens “heeft respect” voor rol die de communistische partij gespeeld heeft in de antifascistische strijd ZONDER dat ze verder het kapitalisme in vraag hebben gesteld, En verder gaf het BESTAAN van “het communisme” (de Sovjet-Unie)aan de “socialisten” een belangrijke rol in strijd TEGEN het communisme, waarmee ze een leidende rol hadden in het tot stand komen van HERVORMINGEN, “de verworvenheden” zoals “sociale zekerheid, het algemeen stemrecht,,,,,,” (waarvoor “socialisten” of sociaaldemocratische partijen gesteund werden door ....de CIA na de 2e WO)

Uw partij heeft haar verleden nog altijd niet afgezworen. Wordt het niet stilaan tijd voor een finale veroordeling van Stalin en Mao?
Peter Mertens. “Wij zijn geen stalinisten of maoïsten. Ik heb wel respect voor mensen die aan het begin van de twintigste eeuw iets anders geprobeerd hebben. Ik blijf ook respect hebben voor die miljoenen die hun leven hebben gegeven in de strijd tegen het fascisme, voor de mensen die in de Tweede Wereldoorlog het verzet hebben georganiseerd. Wat nog niet betekent dat ik achter het beleid van Stalin of Mao sta, of achter de misdaden die ze hebben gepleegd.
1
Vorig jaar zong een partijgenoot van u nog de lof van Noord-Korea in ‘Terzake'.
Peter Mertens. ‘Die man was toen nog een partijgenoot van mij. Nu niet meer.'(...) ‘Hij heeft zichzelf uit de partij gezet. (...) Hij wist heel goed dat zijn standpunt niet dat van de partij is, en dat wie dat standpunt publiek verkondigt, zichzelf buiten de organisatie zet. Met dictaturen en dynastieën heb ik niets te maken.
'2
Alleen heb ik met de Sovjet-Unie of China niets meer te maken. ..Zo heeft de PVDA niets te maken met het stalinisme of het maoïsme. … Ook het Cuba van Fidel Castro is voor ons geen rolmodel.
3
In 1993, toen u lid werd, was de PVDA nog zeer dogmatisch.
Peter Mertens. ‘De partij had toen al twee kanten. De groepspraktijken van Geneeskunde voor het Volk bestonden al. En bij de campagne Objectief 479.917, waarmee we evenveel handtekeningen wilden verzamelen als het Vlaams Blok stemmen had gekregen, waren ook veel mensen van de Partij van de Arbeid betrokken. Ook de acties om vluchtelingen opvang te bieden in de winter maakten indruk op mij.'(...)

Maar die dogmatische reflex was er ook.

Absoluut. Toen ik lid werd, was de Muur pas gevallen en vroeg iedereen zich af wat er allemaal precies was misgelopen in al die zogenaamde socialistische landen.(.....)(B)ij de PVDA heb ik de verdediging gevonden van het reëel bestaande socialisme. Zo heb ik Cuba altijd verdedigd tegen al te simplistische aanvallen.'(...)(I)k verwerp niet alles wat onder het communisme is gebeurd. Zouden we, als we opnieuw moesten beginnen, opnieuw die regimes moeten installeren? Nee. Zijn er essentiële dingen misgelopen, qua machtshonger, qua machtsconcentratie, qua gebrek aan democratie en inspraak? Ja.'

(...)Ik verdedig de misdaden en executies onder het Sovjetregime toch niet. Dat zou absurd zijn(....)

U bent niet te vermurwen tot een totale veroordeling van het communisme?

Peter Mertens. ‘Nee, ik gooi de verworvenheden niet weg. (...) Onze sociale zekerheid, het algemeen stemrecht, de rechten van de mens – die zouden wij allemaal niet gekend hebben zonder de invloed van het socialisme. Maar nu wil ik een nieuw socialisme.'
4

Het enige “rolmodel” voor de PVDA dat als zodanig door een PVDA-lid mag worden verdedigd: “het China van Deng Xiaoping

Het China van NA de dood van Mao, NA de installering van de politiek van Deng Xiaoping (dus het China van Deng Xiaoping is voor Peter Mertens blijkbaar wél “een rolmodel”) blijkt het enige regime in de wereld te zijn, dat door PVDA-leden en/of -kaders verdedigd mag worden als reëel bestaand socialisme, zoals bijvoorbeeld door Boudewijn Deckers

Het is duidelijk dat China het socialisme opbouwt in heel andere omstandigheden dan wat ons in de oude kapitalistische landen of de pas geïndustrialiseerde landen te wachten staat. (...)
Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen. (...)

Maar we moeten objectief blijven en de politiek van de CPC en van de Chinese
regering goed leren kennen. We moeten zowel de problemen erkennen waarmee het land te kampen heeft als de onweerlegbare successen waar de hervorming toe geleid heeft. (....)De CPC lijkt ons echt wel verenigd rond de huidige hervormingspolitiek.
5

De noodzaak van klassestrijd, organisatie van de werkers tot een strijdorganisatie die de revolutie kan doorvoeren en het socialisme uitbouwen, nodig voor de “overgang” van kapitalisme naar socialisme ....Peter Mertens zwijgt er zedig over, Peter Franssen geeft aan dit “zedig zwijgen” een marxistisch klinkend toontje:

Marx en Engels meenden dat het socialisme eerst het kapitalisme zou verslaan in de verst gevorderde industriële landen zoals Engeland, Frankrijk, Duitsland. Een erg logische gedachte want de maatschappij evolueert van een lager naar een steeds hoger stadium in een proces waarbij iedere maatschappelijke ordening geboren wordt uit de voorgaande, en waarbij iedere ordening op zich een historische rol te vervullen heeft. Als die historische rol vervuld is, vervalt de bestaansreden van die maatschappelijke ordening en wordt ze uit economische noodzaak vernietigd door een hogere vorm. De historische rol van het kapitalisme bestaat erin de organisatie van de arbeid te vermaatschappelijken en zo de geïsoleerde individuen te herscheppen tot sociale individuen; de productiekrachten tot een nog nooit geziene groei te brengen en de agrarische economie om te bouwen tot een industriële economie; wetenschap en techniek dermate te ontwikkelen dat de natuur niet langer ondoorgrondelijk is en voorwerp van verafgoding, maar een instrument van maatschappelijke vooruitgang en ideologische emancipatie; de arbeidstijd nodig voor de productie van overlevingsmiddelen zodanig te verminderen en de arbeidsproductiviteit zodanig te verhogen dat de vrijheid ontstaat om in overvloed andere goederen te produceren en de algemene cultuur te ontwikkelen. In één woord: het kapitalisme moet de voorwaarden scheppen die het socialisme mogelijk maken.”6
Met andere woorden het kapitalisme wordt bijna automatisch en vanzélf opgevolgd door “het socialisme” (wat dat ook moge inhouden voor Peter Franssen -want Karl Marx en Friedrich Engels spraken over het COMMUNISME als de productiewijze/maatschappijvorm NA het kapitalisme). De gewelddadige revolutie, de dictatuur van het proletariaat... voor Peter Franssen is het “de geschiedenis forceren”.


In 1917 hebben de Russische communisten onder leiding van Lenin de geschiedenis geforceerd. In 1949 hebben de Chinese communisten onder leiding van Mao Zedong hetzelfde gedaan. In beide gevallen had het kapitalisme zijn historische rol nog lang niet vervuld. (..) het maakte hun taak na de overwinning van de revolutie wel aartsmoeilijk.
Karl Marx schrijft: “Wanneer het proletariaat de politieke heerschappij van de burgerij omvergooit, dan zal die zege slechts van voorbijgaande aard zijn, slechts een moment in dienst van de burgerlijke revolutie zelf, zolang in de loop van de geschiedenis de materiële voorwaarden nog niet geschapen zijn die de afschaffing van de burgerlijke productiewijze en daarom ook de definitieve val van de politieke bourgeoisoverheersing noodzakelijk maken. Evenzo zal de val van de absolute monarchie slechts een momentopname zijn, als de economische voorwaarden voor de overheersing van de bourgeoisklasse nog niet tot rijpheid gekomen zijn. De mensen moeten in de loop van hun ontwikkeling de materiële voorwaarden voor de nieuwe maatschappij eerst zelf produceren en geen inspanning van de overtuiging of van de wil kan hen van dat noodlot bevrijden.”
7
De marxistische visie op de geschiedenis is een terechtwijzing van de utopisten die menen dat het socialisme en het communisme uit het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden. Friedrich - Engels schrijft: “Elke omvorming van de sociale orde, elke wijziging in de eigendomsverhoudingen, is het noodzakelijke gevolg van het verschijnen van nieuwe productiekrachten die niet meer beantwoorden aan de oude eigendomsverhoudingen. Het privé- bezit zelf is op die manier verschenen. Want het privé-bezit heeft niet altijd bestaan. Toen op het einde van de middeleeuwen met de manufactuur een nieuwe productiewijze ontstond, in tegenstelling met de productiewijze onder de feodale en corporatieve eigendom van die tijd, deed de manufacturiële productie; die niet meer overeenstemde met de oude eigendomsverhoudingen een nieuwe vorm van eigendom ontstaan: het privé-bezit. Voor de manufactuur en voor de eerste ontwikkelingsperiode van de grote industrie was er inderdaad geen andere bezitsvorm mogelijk dan het privé-bezit, er was geen andere maatschappij mogelijk dan deze gebaseerd op privé-eigendom. De maatschappij van de middeleeuwen, die steunde op de bewerking van de grond, gaf ons de feodale heer en de lijfeigene; de steden van het einde van de middeleeuwen gaven ons de artisanale meester, de gezel en de dagloner; de zeventiende eeuw gaf ons de eigenaar van de manufactuur en de arbeider; de negentiende eeuw geeft ons de grootindustrieel en de proletariër. Het is duidelijk dat tot vandaag de productiekrachten niet ver genoeg geëvolueerd zijn om voldoende te produceren voor iedereen en dat het privé-bezit een obstakel, een rem op hun ontwikkeling zou geworden zijn.”
8
Op basis van de marxistische analyse van de evolutie van de maatschappij, die op de eerste plaats de evolutie is van de productiewijze, de productiekrachten en de productieverhoudingen, ontwikkelen de Chinese marxisten in het begin van de jaren 1980 de theorie van “de eerste fase van het socialisme”.
9 Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling, die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Deng Xiaoping: “De socialistische maatschappij vormt de eerste fase van het communisme; de historische periode die zij vertegenwoordigt kan zeer lang duren. Haar belangrijkste taak is de ontwikkeling van de productiekrachten om het materiele en culturele niveau van het volk stapsgewijze te verhogen. De ervaring tussen 1958 en 1978 heeft ons geleerd dat armoede, geen socialisme is – het socialisme wil integendeel de armoede uitschakelen. De productiekrachten niet ontwikkelen en de levensvoorwaarden van het volk niet verbeteren, beantwoordt geenszins aan de vereisten van het socialisme.”10
Eerst een randopmerking: Peter Franssen past niet het marxisme toe maar het eclecticisme (het “plukken” van citaten” om van te voren ingenomen standpunten “te bewijzen”).... en dat doet hij dan nog verkeerd! Hij “bewijst” het bestaan van de theorie van “de eerste fase van het socialisme” ....met een citaat van Deng Xiaoping waar die spreekt van “het socialisme als eerste fase van het communisme”.
Voor de rest betekent “de productiekrachten volledig laten ontwikkelen” VOORDAT zij “de productieverhoudingen kunnen veranderen” NA de revolutie en als opdracht ONDER het socialisme: het kapitalisme en de macht van de kapitalisten HERSTELLEN (voorzover die waren aangepakt door de revolutionairen)....omdat “de productiekrachten” (en hier wordt de arbeidersklasse bedoeld en de boeren die samen met de arbeidersklasse de bezetter verjaagden EN met “het veranderen van de productieverhoudingenal begonnen waren) hiervoor nog niet rijp geacht werden. Dit is géén door marxistische analyse ingegeven opvatting, maar een opvatting van een slavenhouder die argumenteert dat zijn slaven nog niet rijp zijn om hun eigen lot in handen te nemen en zolang nog slaven zullen zijn of de kolonisator die zijn kolonisatie verdedigt met de argumenten dat de plaatselijke bevolking nog niet rijp genoeg zijn om hun eigen maatschappij en productie in handen te nemen en tot zo lang nog best gekoloniseerd worden.
En uiteindelijk dat wat Engels schrijft: “Elke omvorming van de sociale orde, elke wijziging in de eigendomsverhoudingen, is het noodzakelijke gevolg van het verschijnen van nieuwe productiekrachten die niet meer beantwoorden aan de oude eigendomsverhoudingen.”....betekent in feite dat de nieuwe productiekrachten in het leven geroepen door het kapitalisme, het bestaan van de “eigendomsverhoudingen” onder het kapitalisme als een rem beschouwen voor HUN (zijnde de NIEUWE productiekrachten – de arbeidersklasse) ontplooiing en daarom de kapitalistische productieverhoudingen opheffen – hetgeen betekent: revolutie doorvoeren, de kapitalisten onteigenen – en nieuwe (communistische) productieverhoudingen opbouwen (doorheen de eerste fase van het communisme: het socialisme. Praten over het NIET aanpakken van (kapitalistische) productieverhoudingen betekent GEEN revolutie doorvoeren. Als de “nieuwe productiekrachten” - de arbeidersklasse als nieuwe productiekrachten in het leven geroepen door het kapitalisme zélf - zich organiseren voor het doorvoeren van de revolutie betekent dit dat ze “voldoende ontwikkeld” zijn. De werkers zullen al degenen die dan nog durven zeggen “héla jullie zijn nog niet voldoende ontwikkeld om het socialisme uit te bouwen jullie kunnen maar tot die ontwikkeling komen door jullie nog jarenlang te laten uitbuiten door de kapitalisten” van antwoord dienen!

Peter Franssen herhaalt Kautsky

De bestaande onderontwikkeling van de productiekrachten impliceert dat de historische rol van het privé-bezit zoals Engels en Marx die hierboven beschrijven, nog niet vervuld is. Met andere woorden: op het ogenblik dat China de hervormingen inzet, is de superioriteit van de socialistische economische verhoudingen in de gehele economie een fictie; veel productiekrachten groeien sneller onder andere vormen van eigendom dan onder de zuiver socialistische, waar de productiemiddelen in handen zijn van de staat of van de gemeenschap(...).
Marx schrijft in dezelfde zin: “Een maatschappelijke vorm gaat nooit ten onder vooraleer de productiekrachten binnen die vorm ontwikkeld zijn, en nieuwe hogere productieverhoudingen vervangen de oude nooit vooraleer de materiële voorwaarden voor hun bestaan tot volwassenheid gegroeid zijn binnen het raamwerk van de oude maatschappij.”
11
Onder de omstandigheden van het socialisme in een onderontwikkeld land betekent dit dat de privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet komen, of met andere woorden dat het kapitalisme moet werken in dienst van de socialistische opbouw.
12
Peter Franssen is voorgegaan door Kautsky die gelijkaardige dingen zei en “bewees” met citaten van Marx en Engels (Peter Franssen nog met citaten van Mao, maar alléén vanuit de tijd dat Mao volgens hem nog geen “gauchist” of “utopist”was).....Aangezien Peter Franssen ook Lenin herhaaldelijk citeert is het wellicht interessant wat Lenin zegt over zo'n figuur als Kautsky:

De Russische revolutie is een burgerlijke revolutie, zeiden alle Russische marxisten vóór 1905. De mensjewieken, die het marxisme met het liberalisme verwisselden, trokken daaruit de conclusie: dat het proletariaat derhalve niet verder mag gaan, dan voor de bourgeoisie aannemelijk is. Men moet een compromispolitiek met de bourgeoisie voeren. De bolsjewieken zeiden dat dit een liberaal-burgerlijke theorie was. De bourgeoisie streeft er naar de staat langs burgerlijke, reformistische en niet langs revolutionaire weg om te vormen en zoveel mogelijk zowel de monarchie als het landheerlijke grondbezit te handhaven enz. Het proletariaat moet de burgerlijk-democratische revolutie ten einde toe doorzetten, zonder zich te laten ‘binden’ door het reformisme van de bourgeoisie. De verhouding van de klasse-krachten tijdens de burgerlijke revolutie hebben de bolsjewieken aldus geformuleerd: het proletariaat maakt de massa van de boeren tot zijn bondgenoten, neutraliseert de liberale bourgeoisie en maakt volledig een eind aan de monarchie, de feodaliteit en het grootgrondbezit.
Juist in dit bondgenootschap van het proletariaat met de massa van de boeren komt het burgerlijke karakter van de revolutie aan het licht, want de boeren, als geheel genomen, zijn kleine producenten, die op de bodem van de warenproductie staan. Vervolgens, zo voegden de bolsjewieken er nog aan toe, brengt het proletariaat het ganse half-proletariaat (alle uitgebuiten, alle werkers) aan zijn zijde, neutraliseert de middelste laag van de boeren en brengt de bourgeoisie ten val; daarin bestaat juist het onderscheid tussen de socialistische en de burgerlijke democratische revolutie. (Zie mijn brochure uit het jaar 1905 Tweeërlei tactiek, overgedrukt in het verzamelwerk Gedurende 12 jaar, Sint-Petersburg 1907.)(...)

... Kautsky heeft zich in achterwaartse richting ontwikkeld en verdedigt, onder de dekmantel van een ‘economische analyse’, met ronkende frasen over het ‘historisch-materialisme’, de ondergeschiktheid van de arbeiders aan de bourgeoisie en herkauwt de oude liberale opvattingen van de mensjewieken, met behulp van citaten uit het boek van de mensjewiek Maslov. Daarbij wordt met citaten het nieuwe denkbeeld van de achterlijkheid van Rusland bewezen; uit dit nieuwe denkbeeld wordt de oude conclusie getrokken dat men in een burgerlijke revolutie niet verder mag gaan dan de bourgeoisie! En dit niettegenstaande al wat Marx en Engels hebben gezegd, toen zij de burgerlijke revolutie van 1789-1793 in Frankrijk en de burgerlijke revolutie van 1848 in Duitsland met elkaar vergeleken.(...)
Bij Kautsky wordt het een verwarring zonder weerga. Bedenkt dat Kautsky in 1913 vasthoudt aan het burgerlijke karakter van de Russische revolutie. Kautsky eist in 1918 dat men zich binnen het kader van die revolutie moet houden. En dezelfde Kautsky ontwaart nog ‘een stukje socialisme’ (voor de burgerlijke revolutie) in de kleinburgerlijke hervorming, die bestaat in het verpachten van kleine hofsteden aan de arme boeren (d.w.z. het benaderen van de gelijkberechtiging op het grondgebruik)!!
Begrijpe het, wie het kan!

Bovendien openbaart Kautsky nog de filisterachtige onmacht, rekening te houden met de daadwerkelijke politiek van een bepaalde partij. Hij citeert frases van de mensjewiek Maslov zonder zich te willen bezig houden met de praktische politiek van de partij van de mensjewieken, die in 1917, tijdens de ‘coalitie’ met de landheren en de kadetten, feitelijk een liberale agrarische hervorming en een compromis met de landheren voorstond. (Het bewijs vindt men in arrestaties van de leden van de grondcommissies en het wetsontwerp van S. Maslov).

Kautsky heeft niet bemerkt dat de frases van P. Maslov over het reactionaire en utopische karakter van de kleinburgerlijke gelijkheid, in de grond van de zaak alleen dienen om de mensjewistische politiek van het compromis tussen boeren en landheren, in plaats van het revolutionaire onteigenen van de landheren door de boeren, verborgen te houden.
13

Zolang Mao Zedong het voortbestaan van de kapitalistische productieverhoudingen verdedigt is hij revolutionair volgens Peter Franssen. Daar waar hij de kapitalistische productieverhoudingen wil breken een “gauchist”

Mao Zedong zegt in 1949: “China moet alle elementen van het landelijke en stedelijke kapitalisme gebruiken in zoverre die heilzaam en niet schadelijk zijn voor de nationale economie. Onze huidige politiek is niet het kapitalisme uit te schakelen maar het te controleren.”14 Hoe lang moeten de communisten die politiek aanhouden? In ieder geval een lange periode. Mao Zedong in 1949: “De landbouweconomie is kleinschalig en de socialisatie van de landbouw zal, afgaande op de ervaring in de Sovjet-Unie, lang duren en nauwgezette arbeid vergen. Zonder socialisatie van de landbouw kan er geen integraal en stevig socialisme bestaan. De socialisatie van de landbouw moet samengaan met de ontwikkeling van een sterke industrie waarvan de voornaamste sector de staatsondernemingen zijn.”15 Het economische socialisme zou dus maar mogelijk zijn als er een sterke industrie uitgebouwd is en als met deze basis de landbouw gesocialiseerd zou zijn. (...)
De theoretische ommezwaai van Mao in de herfst van 1957 betekent het einde van het eenheidsfront met de bourgeoisie die nu de vijand genoemd wordt. Het is het einde van de politiek die sinds 1949 toegepast werd. Het Centraal Comité schrijft later: “Deze herziene beoordeling vormt de theoretische basis waarop de partij vanaf dan telkens en telkens opnieuw fouten zal maken.”
16
Een maand na deze theoretische ommezwaai naar extreem links (
zoals Peter Franssen de Grote Sprong Voorwaarts noemt, Nico) schrijft het partijdagblad in een hoofdartikel: “Sommige mensen kunnen niet verstaan dat na de vorming van landbouwcoöperaties de voorwaarden en de nood voorhanden zijn om op het productiefront een grote sprong voorwaarts te realiseren.” De vergevorderde socialisering zou een veel hogere productie mogelijk maken. Nu de productieverhoudingen grotendeels gesocialiseerd zijn, zouden de productiekrachten veel sneller kunnen groeien. (...)
Die irrationele doelstellingen zijn kenmerkend voor de Grote Sprong Voorwaarts.(...)

De Grote Sprong Voorwaarts is het resultaat van de opvatting dat hoe hoger de graad van socialisering van de productieverhoudingen is, hoe sneller de productiekrachten groeien, welke ook de stand van de productiewijze moge zijn. De economische catastrofe die de Grote Sprong is, bewijst de onjuistheid van die visie. Na de dood van Mao Zedong zal de Communistische Partij er de les uit trekken dat de productiekrachten groeien in de mate dat de productieverhoudingen aangepast zijn aan de geëvolueerde productiewijze. Precies zoals Marx had aangetoond. (...)

Mao is ervan overtuigd dat China regelmatig een massabeweging nodig heeft om de partij te zuiveren, om de oude feodale en de nieuwe burgerlijke ideeën in de samenleving te bestrijden en om te verhinderen dat China de weg van het kapitalisme zou opgaan. Alleen op die manier kan vermeden worden dat er een Chinese Chroesjtsjov opstaat.

In de ogen van Mao is die eigenlijk al opgestaan. Niet in één persoon maar in een hele groep personen. Hij schrijft in mei 1966: “De vertegenwoordigers van de bourgeoisie die geïnfiltreerd zijn in de Communistische Partij, ontkennen de noodzaak van de strijd van het proletariaat tegen de bourgeoisie, van de revolutie van het proletariaat tegen de bourgeoisie, van de dictatuur van het proletariaat over de bourgeoisie. Zij zijn loyale dienaars van de bourgeoisie en het imperialisme. Ze spannen ermee samen om de burgerlijke ideologie van onderdrukking en uitbuiting van het proletariaat in stand te houden. Het is een bende contrarevolutionairen die gekant zijn tegen de Communistische Partij en tegen het volk. Hun strijd tegen ons is een strijd tot de dood. Onze strijd tegen hen moet daarom ook een strijd tot de dood zijn. De vertegenwoordigers van de burgerij die geïnfiltreerd zijn in de partij, de regering, het leger en de culturele sectoren zijn een bende contrarevolutionaire revisionisten. Als ze de kans hebben, zullen ze de dictatuur van het proletariaat omzetten in de dictatuur van de burgerij.”
17
Deze voorstelling van zaken, zo zal het Centraal Comité later zeggen, klopt niet met de realiteit. Er zijn inderdaad rechts opportunisten in de partij, net zoals er links opportunisten zijn. Maar de tegenstellingen tussen hen en de partij zijn niet antagonistisch. Het zijn tegenstellingen die berusten op verschillende visies over de opbouw van het socialisme. Deze tekst van Mao staat ook lijnrecht tegenover de ideologie in zijn fundamentele essays
Over de Nieuwe Democratie (1940), Over de coalitieregering (1945) en Over de juiste oplossing van de tegenstellingen onder het volk (1957), waarin naar een eenheidsfront gezocht wordt met de kapitalistenklasse om het land uit zijn onderontwikkeling te trekken, en waarin de opbouw van het socialisme stapsgewijs en gespreid over een zeer lange historische periode verdedigd wordt.
(...)Lenin (...) meende dat de communisten al het juiste uit het verleden moesten gebruiken. Het socialisme, zo zei hij, kan niet opgebouwd worden zonder te steunen op wat goed en correct was in het verleden. (...) Lenin was ook van mening dat de ontwikkeling van de cultuur van een volk in eerste instantie afhangt van de materiële ontwikkeling, want zonder materiële basis is geen hogere beschaving mogelijk. Daarom ook zei Lenin dat hoe achterlijker het land, hoe moeilijker het is om het socialisme op te bouwen. In 1961-1962 maakt Mao een kritiek op het boek
Politieke Economie van de Russische communisten. Mao schrijft: “Lenin zegt ' Hoe achterlijker een land is, hoe moeilijker het is over te gaan van het kapitalisme naar het socialisme. ' Dat lijkt vandaag niet juist. Vandaag is de overgang minder moeilijk naarmate de economie achterlijker is want hoe armer, hoe meer de mensen de revolutie willen.”18 Achterlijkheid is derhalve een troef.(...) Daarmee zijn we ver verwijderd van de mening van Lenin, die zei dat het socialisme niet het resultaat kan zijn van enkel en alleen de wil van de massa 's, maar dat de ver gevorderde productiewijze de basisvoorwaarde is. Lenin zei ook, helemaal anders dan Mao na 1957, dat de massa 's niet uit zichzelf tot het wetenschappelijke socialisme komen, maar dat het wetenschappelijke socialisme binnengebracht moet worden, want het gaat om een wetenschap en om gecumuleerde en getheoretiseerde - ervaring.19

Met andere woorden in datgene wat Peter Franssen (en Deng Xiaoping) “socialisme” noemen, moeten de kapitalistische productieverhoudingen blijven bestaan ..... dus de macht bij de burgerij. De arbeidersklasse mag NIET deze kapitalistische productieverhoudingen NIET door “nieuwe hogere productieverhoudingen” vervangen, maw NIET de macht over de burgerij en de kapitalisten nemen. Dit door middel van marxistisch-klinkende frasen bewijzen is wat Kautsky ook deed. Welnu laten we gelijkaardige “marxistische” analyse van wat socialisme is en tot waar de revolutie maar gevoerd mag worden als die van de Marx, Engels, Mao én Lenin citerende Peter Franssen dan even laten beantwoorden ....door Lenin zélf (De ON-marxistische analyse door Peter Franssen over "De Grote Sprong Voorwaarts" weerlegde ik zelf al HIER)
Wie ernstig de marxistische opvatting deelt, dat de staat niets anders is dan een machine tot onderwerping van de ene klasse door de andere en wie zich ook maar enigszins in deze waarheid heeft ingedacht, zal nooit tot deze dwaze conclusie kunnen komen, dat de proletarische organisaties, die in staat zijn om het financierskapitaal te overwinnen, zich niet in een staatsorganisatie mogen omzetten. Juist op dit punt ontpopt zich de kleinburger, voor wie de staat ‘toch altijd maar’ iets is, dat buiten of boven de klasse staat. Waarom zou het inderdaad aan het proletariaat, aan ‘een klasse’ veroorloofd zijn, een beslissende strijd te voeren tegen het kapitaal, dat niet alleen over het proletariaat, maar over het hele volk, de gehele kleinburgerij en alle boeren heerst, maar zou het niet geoorloofd zijn aan het proletariaat, aan ‘één klasse’, zijn organisatie in een staatsorganisatie om te zetten?
Omdat de kleinburger de klassenstrijd vreest en hem niet voert tot het einde toe, d.w.z. de hoofdzaak ongedaan laat.

Kautsky heeft zich helemaal vastgepraat. Hij heeft zijn ware gezicht laten zien. Men lette er op, dat hij zelf erkent dat Europa beslissende slagen tussen kapitaal en arbeid tegemoet gaat en dat de oude methoden van de economische en politieke strijd van het proletariaat niet meer toereikend zijn. Maar deze methoden bestaan juist in het zich bedienen van de burgerlijke democratie. Bij gevolg... Kautsky is bang tot het einde te denken, wat daaruit volgt.

... Bij gevolg kan alleen een reactionair, een vijand van de arbeidersklasse, een huurling van de bourgeoisie, thans de heerlijkheden van de burgerlijke democratie schilderen en zich naar het verleden wendend, over zuivere democratie kletsen. De burgerlijke democratie was vooruitstrevend in vergelijking met de middeleeuwen en men moest er zich van bedienen. Maar thans is zij ontoereikend geworden voor de arbeidersklasse. Thans moet men niet achteruit kijken, maar vooruit en streven naar de vervanging van de burgerlijke door de proletarische democratie. En waren ter voorbereiding van de proletarische revolutie de scholing en vorming van het proletarische leger, binnen het kader van de burgerlijk-democratische staat mogelijk en noodzakelijk, het begrenzen van het proletariaat binnen dat kader zou verraad zijn aan de proletarische zaak, zou een handelen als renegaat betekenen, zodra het tot de ‘beslissende strijd’ is gekomen.

Kautsky zit op een bijzonder belachelijke wijze in de klem, hij herhaalt een argument van Martov, zonder te bemerken dat dit argument van Martov steunt op een ander argument, dat bij Kautsky niet is te vinden! Martov (in wiens voetstappen Kautsky treedt) beweert dat Rusland nog niet rijp is voor het socialisme; waaruit natuurlijk volgt: het is nog te vroeg, de sovjets van strijdorganisaties om te zetten in staatsorganisaties (lees: het is juist de tijd om de sovjet met behulp van de mensjewistische leiders te vervormen in organen ter onderwerping van de arbeiders aan de imperialistische bourgeoisie). Maar nu kan Kautsky niet ronduit zeggen dat Europa niet rijp is voor het socialisme. Kautsky heeft immers in 1909 (toen hij nog geen renegaat was) geschreven dat men thans niet bang behoeft te zijn, dat een revolutie te vroeg zou komen en dat degene, die uit angst voor een nederlaag, afstand zou doen van de revolutie, een verrader was. Kautsky durft zijn woorden niet ronduit herroepen. En dan komt er zulk een onzin voor de dag, die de gehele domheid van de kleinburger aan het licht brengt: aan de ene kant is Europa rijp voor het socialisme en marcheert het naar beslissende slagen tussen arbeid en kapitaal; aan de andere kant is het verboden de strijdorganisatie, d.w.z. de in de strijd zich vormende, groeiende en sterk wordende organisatie van het proletariaat, van de voorhoede, van de organisator, van de leider der onderdrukten, om te zetten in een staatsorganisatie!”20

De karakterisering van Kautsky door Lenin (die zo door Peter Franssen héél selectief geciteerd wordt) is héél toepasselijk voor Peter Mertens, Peter Franssen, alsook voor Boudewijn Deckers....én Deng Xiaoping (wiens China wél een “rolmodel” kan zijn voor de PVDA volgens Peter Mertens waar het Cuba van Fidel Castro dat niet is):

Kautsky ontleent aan het marxisme, wat aannemelijk is voor de liberalen, voor de bourgeoisie (kritiek op de middeleeuwen; de vooruitstrevende historische rol van het kapitalisme in het algemeen, en van de kapitalistische democratie in het bijzonder) en hij werpt overboord, gaat stilzwijgend voorbij of verdoezelt al wat in het marxisme voor de bourgeoisie onaannemelijk is (het revolutionaire geweld van het proletariaat tegen de bourgeoisie om haar te vernietigen). En daarom blijkt Kautsky krachtens zijn objectief standpunt, wat ook zijn subjectieve overtuiging moge zijn, onvermijdelijk een lakei van de bourgeoisie te zijn.21

De metafysicus Deng Xiaoping: “de” waarheid, “de” feiten, “de” werkelijkheid zonder klasseinhoud of boven de klassen
In december 1978 zegt vice- partijvoorzitter Deng Xiaoping: “De waarheid zoeken in de feiten vormt de grondslag van de proletarische wereldopvatting en de ideologische grondslag van het marxisme. Wij hebben al onze overwinningen in de revolutie aan dat principe te danken. Als men een probleem onderzoekt of een taak moet aanvatten, moet men altijd dat principe volgen, zijn geest bevrijden en zijn hersens doen werken. Dat is niet alleen noodzakelijk voor de leden van het Centraal Comité en de provinciale partijcomités, van de districten en de communes, maar ook voor iedere fabriek, iedere instelling, iedere school en iedere productieploeg op het platteland. Om de revolutie te maken en om het land op te bouwen hebben wij een groot aantal pioniers nodig die durven nadenken, ontdekken, creëren.”22 Trouw blijven aan de gedachte Mao Zedong betekent niet, zegt Deng, vasthouden aan citaten of paragrafen maar proberen de methode en het analysesysteem van Mao te begrijpen en toe te passen.
Wat geldt voor de gedachte Mao Zedong, geldt in dezelfde mate voor het marxisme.(...)

De Chinezen zijn verplicht het marxisme te verdiepen en te innoveren om de complexe problemen aan te kunnen. Ze zijn verplicht theoretische vraagstukken op te lossen zoals: wat is socialisme in een onderontwikkeld land, hoe en in welke mate de klassenstrijd organiseren onder het socialisme, wat is de rol van de communistische partij in de socialistische economie die zekere kapitalistische verhoudingen kent...?
23
Het marxisme hoog houden zonder het te ontwikkelen leidt tot dogmatisme en het marxisme ontwikkelen zonder het hoog te houden leidt tot verraad. De ontwikkeling van het marxisme gebeurt in de praktijk: in het proces van hervorming en modernisering sinds 1978 verwerft de Communistische Partij van China een dieper inzicht in wat het socialisme is en wat het betekent het socialisme te ontwikkelen. De huidige premier Wen Jiabao zegt: “Om te kunnen realiseren wat wij hebben gerealiseerd, hebben wij vastgehouden aan het principe dat de praktijk het enige criterium is voor de waarheid.”
24 Om dat mogelijk te maken, moest eerst komaf gemaakt worden met de twee “welke ook” van Hua Guofeng. In een gesprek met Ali Hassan Mwinyi, de vice-president van Tanzania, zegt Deng Xiaoping: “Hoe het socialisme opbouwen? U zegt dat u de Chinese ervaring wilt bestuderen om eruit te leren. China heeft een erg kronkelige weg gevolgd. De les van de geschiedenis toont ons een heel belangrijk principe in de opbouw van het socialisme: men moet handelen volgens het marxistisch historisch en dialectisch materialisme, of, volgens de samenballende formule van kameraad Mao Zedong: men moet de waarheid zoeken in de feiten, met andere woorden, men moet in alles vertrekken van de werkelijkheid.”25

De” praktijk,... in alles vertrekken van”de” werkelijkheid......”de” waarheid” zoeken in “de” feiten. Om een enorme groei van productie van waren te realiseren (en dat is “de werkelijkheid” die men wil bereiken, “de feiten” die men wil realiseren) is inderdaad een tomeloze ontwikkeling van KAPITALISTISCHE productieverhoudingen (het nastreven van maximale winst op basis van door uitbuiting van de arbeidskracht verkregen meerwaarde) “de praktijk die tot die waarheid zal leiden”. De werkelijkheid bereiken van “het ontwikkelen van producten ter leniging van reële behoeftes in de productie waarvan men bijdraagt al naar zijn mogelijkheden en waarvan de producten ter beschikking staan om de behoefte te leningen ONAFHANKELIJK van bestaande KOOPKRACHT op basis van een verkregen inkomen (weze het een arbeidsloon, speculatie of door toeeigening van gerealiseerde meerwaarde)”....DIE waarheid zal worden bewezen door de praktijk het aanpakken van de kapitalistische productieverhoudingen en het beginnen aan de uitbouw van communistische productieverhoudingen.



Antirevolutionaire reformisten die met marxistisch klinkende frasen hun “analyse” geven van wat “socialisme” is (om over revolutie maar te zwijgen) door Lenin in de figuur van Kautsky reeds bestreden

Over het niet te buiten gaan van de burgerlijke democratische revolutie, over het “bewijzen” met marxistisch klinkende frasen, over het negeren van de ECHTE praktijk: het doorvoeren van de revolutie zover het kàn met de burgerij, omdat over te gaan tot de socialistische revolutie, over de rol van de klassestrijd, de noodzaak van de kapitalisten te onteigenen, de macht van de burgerij te breken om de dictatuur van het proletariaat te vestigen (met de steun van het grootste deel van de boeren). tegen ALLES wat Peter Franssen, Boudewijn Deckers en Peter Mertens beweren over socialisme, reëel bestaand socialisme, het “rolmodel” van de Sovjet-Unie....

over “de” feiten die “de” werkelijkheid aantonen over welke “praktijk” welke “waarheid” bewijst....

Het is interessant Lenin (die Peter Franssen zo selectief citeert,maar ook Peter Mertens citeert Lenin naargelang het hem uitkomt....) te lezen hoe hij brandhout maakt van een gelijkaardige “renegaat” namelijk Kautsky:

Toch wel een fraaie marxist, die Kautsky!Juist de bolsjewieken maakten een scherp onderscheid tussen de burgerlijk-democratische en de socialistische revolutie; terwijl zij de eerste tot het eind toe doorzetten, openden zij de weg voor de overgang naar de andere. Dat was de revolutionaire, de enig marxistische politiek.
Tevergeefs herhaalt Kautsky de aftandse liberale geestigheid:

Nergens en nooit zijn kleine boeren onder de invloed van theoretische overtuiging tot de collectieve productie overgegaan” (blz. 50).

Dat is bijzonder geestig!

Nergens en nooit stonden de kleine boeren van een groot land onder de invloed van een proletarische staat.

Nergens en nooit zijn de kleine boeren zover gekomen dat de openlijke klassenstrijd van de arme boeren tegen de rijke geleid heeft tot de burgeroorlog tussen beiden bij een gelijktijdige propagandistische, politieke, economische en militaire ondersteuning van de kant van de proletarische staatsmacht.

Nergens en nooit is er zulk een verrijking van de speculanten en oorlogswinstjagers, bij zulk een gelijktijdige verarming van de boerenmassa’s geweest.

Kautsky herhaalt en herkauwt tot vervelens toe de oude wijsheden van de liberalen en mist de moed ook maar te denken over de nieuwe taak van de proletarische dictatuur. (...)


Kautsky drijft de spot met het marxisme, wanneer hij beweert dat door het overgeven van de grootte landgoederen aan de staat en het verpachten van ‘kleine hofsteden’ aan de landarme boeren ‘een stukje socialisme’ tot werkelijkheid zou zijn gemaakt. Zoals we reeds hebben gezegd, kan hier van socialisme geen sprake zijn. We moeten hier nog aan toevoegen: hier kan ook geen sprake zijn van het volledig, tot het einde toe doorzetten van de burgerlijk-democratische revolutie.
Kautsky viel het grote ongeluk ten deel dat hij zich op de mensjewieken verliet. En zo gebeurde het vreemde feit dat Kautsky die het burgerlijke karakter van onze revolutie verdedigt en de bolsjewieken beschuldigt, dat zij het in hun hoofd hebben gehaald het socialisme te verwezenlijken, zelf een liberale hervorming voor socialisme uitgeeft, zonder deze hervorming door te zetten tot de volledige opruiming van al wat er uit de middeleeuwen in de eigendomsverhoudingen in de landbouw is overgebleven. Kautsky heeft zich, evenals zijn mensjewistische raadgevers, als een verdediger van de liberale bourgeoisie getoond, die de revolutie vreest, en niet als een verdediger van de consequent burgerlijk-democratische revolutie. (...)


In werkelijkheid trad al in de revolutie van 1905 aan het licht dat de overweldigende meerderheid van de Russische boeren, zowel zij die aandeel hadden in de dorpsgrond, als zij die eigen grond bewerkten, de nationalisatie van de ganse grond begeerden. De revolutie van 1917 heeft deze eis bevestigd en na de verovering van de macht door het proletariaat ook verwezenlijkt. De bolsjewieken zijn het marxisme trouw gebleven. Zij poogden niet de burgerlijk-democratische revolutie ‘over te slaan’ (trots Kautsky, die ons zonder schaduw van een bewijs daarvan beschuldigt). De bolsjewieken hebben voor alles de meest radicale, meest revolutionaire, het dichtst bij het proletariaat staande burgerlijk-democratische ideologen van de boeren, met name de linkse sociaal-revolutionairen geholpen om datgene door te voeren wat feitelijk de nationalisatie van de grond was. De privaateigendom van de grond is in Rusland sinds de eerste dag van de proletarische, socialistische revolutie afgeschaft.
Hierdoor werd voor de ontwikkeling van het kapitalisme de meest volmaakte grondslag gelegd (wat Kautsky niet kan betwisten, zonder met Marx te breken), en terzelfdertijd het meest soepele agrarische stelsel voor de overgang naar het socialisme geschapen. Van burgerlijk-democratisch standpunt gezien, konden de revolutionaire boeren in Rusland niet verder gaan: van dit standpunt bezien is er werkelijk niets ‘idealer’, niets ‘radicalers’ te denken dan de nationalisatie van de grond en de gelijkberechtiging van allen op het gebruik daarvan. Juist de bolsjewieken en zij alléén hebben, dank zij de overwinning van de proletarische revolutie, de boeren geholpen om de burgerlijk-democratische revolutie daadwerkelijk tot het einde toe door te zetten. En daardoor alléén deden zij het uiterste van wat mogelijk was, om de overgang tot de socialistische revolutie te vergemakkelijken en te verhaasten.

Men kan hieruit beoordelen welk een ongelooflijke warwinkel Kautsky de lezer aanbiedt met de beschuldiging aan het adres van de bolsjewieken, dat zij het burgerlijk karakter van de revolutie niet zouden hebben begrepen, terwijl hij zelf zo zeer van het marxisme afwijkt, dat hij zelfs zwijgt over de nationalisatie van de grond en een (van het standpunt der bourgeoisie) allerminst revolutionaire agrarische hervorming voorstelt als ‘een stukje socialisme’. (...)


Hardnekkig als ‘de man in het foudraal’, herhaalt hij uit den treure: geef mij vreedzame democratie, zonder burgeroorlog, zonder dictatuur, met een goede statistiek. (De Sovjetrepubliek heeft een Bureau van Statistiek gesticht met de meest deskundige statistische krachten van Rusland als medewerkers, maar het spreekt vanzelf dat we niet zo spoedig een ideale statistiek zullen bereiken.) In één woord: wat Kautsky wenst is: een revolutie zonder revolutie, zonder verwoede strijd, zonder geweld. Men kan even goed een staking eisen zonder stormachtige uitbarstingen van arbeiders en ondernemers. Is er nog een zweem van onderscheid tussen zulk een ‘socialist’ en de een of andere liberale ambtenaar?
Op grond van zulk ‘feitenmateriaal’, d.w.z. met opzettelijke, volstrekte verwaarlozing van talrijke feiten, komt Kautsky tot de gevolgtrekking:

Het is te betwijfelen of het Russische proletariaat aan werkelijk praktische veroveringen en niet aan decreten, in de Sovjetrepubliek meer heeft verkregen dan het zou gekregen hebben van de Constituante, waarin juist als in de Sovjets, het overwicht berustte bij socialisten, al waren zij dan ook van een andere kleur”. (blz. 58).

Een juweeltje niet waar? Wij raden de vereerders van Kautsky aan deze uitspraak zo ruim mogelijk onder de Russische arbeiders te verspreiden, want beter materiaal ter karakterisering van zijn politieke val had Kautsky niet kunnen geven. Ook Kerenski was ‘socialist’, — arbeiders! — kameraden! al was ‘t dan ook ‘van een andere kleur’! De historicus Kautsky nam genoegen met de benaming, de omschrijving, die de rechtsche sociaal-revolutionairen en de mensjewieken zich hebben ‘aangeschaft’. Wat de feiten betreft, die bewijzen dat de mensjewieken en de rechtse sociaal-revolutionairen onder Kerenski de imperialistische roverspolitiek van de bourgeoisie ondersteunden, daarover wenst de theoreticus Kautsky niets te horen. En over het feit dat de Constituante juist aan deze helden van de imperialistische oorlog en van de burgerlijke dictatuur de meerderheid zou hebben bezorgd, daarover zwijgt hij bescheiden. En dat heet ‘economische analyse’! ...

Tenslotte nog een staaltje van deze ‘economische analyse’:

... De Sovjetrepubliek heeft, zoals wij in werkelijkheid zien, na negen maanden te hebben bestaan, noodgedwongen moeten uiteenzetten van waar de algemene ellende komt, in plaats van algemene welvaart te brengen”. (blz. 41).

De kadetten hebben ons aan dergelijke beschouwingen gewend gemaakt. Zo oordelen alle knechten van de bourgeoisie in Rusland: geeft ons, zeggen zij, algemene welvaart in negen maanden tijd, na vier jaar van verwoestende oorlog, terwijl het buitenlandse kapitaal op alle mogelijke wijze de sabotage en de opstanden van de bourgeoisie in Rusland heeft gesteund. Er is in het wezen van de zaak niet het minste verschil meer tussen Kautsky en een contrarevolutionaire bourgeois. Zijn honingzoete, op ‘socialisme’ toegespitste praatjes herhalen hetzelfde, wat de Kornilov’s, de Doetov’s, de Krasnov’s in Rusland, ruw, rechtstreeks, onomwonden, zeggen.
26




1http://www.pvda.be/nieuws/artikel/de-standaard-interviewt-peter-mertens-over-hoe-durven-ze.html, “De Standaard interviewt Peter Mertens over ‘Hoe durven ze?’”
2http://www.pvda.be/nieuws/artikel/interview-peter-mertens-tegen-brutale-ik-cultuur-van-het-neoliberalisme.html?utm_source=pvda2013-02-03&utm_medium=email&utm_content=html&utm_campaign=portalnewsletter
, 31 januari 2013, Interview Peter Mertens: tegen brutale ik-cultuur van het neoliberalisme, Overgenomen uit De Standaard (31/01/2013)
3http://antwerpen.pvda.be/nieuws/article/de-morgen-pvda-beschouwt-zich-niet-langer-als-extreem-linkse-partij-1.html, 25 februari 2008
4http://www.pvda.be/nieuws/artikel/interview-peter-mertens-tegen-brutale-ik-cultuur-van-het-neoliberalisme.html?utm_source=pvda2013-02-03&utm_medium=email&utm_content=html&utm_campaign=portalnewsletter
, 31 januari 2013, Interview Peter Mertens: tegen brutale ik-cultuur van het neoliberalisme, Overgenomen uit De Standaard (31/01/2013)
5http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=60&doc_id=278, Nummer 64, publicatiedatum: 2003-11-01 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden, “Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek “, Boudewijn Deckers.

6http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=72&doc_id=377, Nummer 78, publicatiedatum: 2007-11-22 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden., “ De ontwikkeling van het socialisme in China”, Peter Franssen, “Hoofdstuk 3 De hervormingen”

7Karl Marx, “Die moralisierende Kritik und die kritisierende Moral”, Karl Marx/Friedrich Engels, Werke, Dietz Verlag, Berlijn 1980, Deel 4, p. 338-339.
8Friedrich Engels, “Grundsätze des Kommunismus”, Karl Marx/Friedrich Engels, Werke, Dietz Verlag, Berlijn 1980, Deel 4, p. 375.
9Robert C. Hsu, Economic theories in China 1979-1988, Cambridge University Press, New York 1991, p. 13.
10Deng Xiaoping, “Promouvoir la démocratie sur le plan politique et la réforme en matière d”économie”, (15 april 1985), Textes Choisis, Éditions en Langues étrangères, Beijing 1994, Deel 3, p. 121.
11Karl Marx, “Zur Kritik der Politischen Ökonomie”, Karl Marx/Friedrich Engels, Werke, Dietz Verlag, Berlijn 1971, Deel 13, p. 9.

12http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=72&doc_id=377, Nummer 78, publicatiedatum: 2007-11-22 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden., “ De ontwikkeling van het socialisme in China”, Peter Franssen, “Hoofdstuk 3 De hervormingen”

13https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1918/1918renegaat.htm. Uit “De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky”, “hoofstuk VIII. In het gevlei komen bij de bourgeoisie onder de schijn van ‘Economische analyse’ ” van V.I. Lenin. Geschreven: 1918. Bron: Pegasus, Amsterdam 1935 (Als boek verschenen bij uitgeverij Communist, Moskou) - Beschikbaar gesteld door Koen Dille. Vertaling: Marx-Engels-Lenin Instituut. Deze versie: Spelling, zinsbouw en punctuatie. Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2007
14Mao Zedong, “De la dictature démocratique populaire”, (juni 1949), Oeuvres choisies, Deel 4, Éditions en Langues étrangères, Pekin 1969, p. 440-441.
15Idem, p. 438-439.
16Hu Sheng (hoofdredacteur) – Onderzoekscentrum naar de geschiedenis van de Communistische Partij van China, Centraal Comité, A concise history of the Communist Party of China, Foreign Languages Press, Beijing 1994, p. 531.
17The Great Proletarian Cultural Revolution, Foreign Languages Press, Beijing 1970, p. 128-130 en 141.
18Mao Zedong, “Reading notes on the Soviet text political economy”, (1961-1962), in Long Live Mao Zedong Thought, a Red Guard Publication, punt 14.

19http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=72&doc_id=376, Nummer 78, publicatiedatum: 2007-11-22 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden., “De ontwikkeling van het socialisme in China”, Peter Franssen, “Hoofdstuk 2 1949-1976: de eerste periode van de socialistische opbouw”

20https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1918/1918renegaat.htm. Uit “De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky”, “hoofstuk VIII. In het gevlei komen bij de bourgeoisie onder de schijn van ‘Economische analyse’ ” van V.I. Lenin. Geschreven: 1918. Bron: Pegasus, Amsterdam 1935 (Als boek verschenen bij uitgeverij Communist, Moskou) - Beschikbaar gesteld door Koen Dille. Vertaling: Marx-Engels-Lenin Instituut. Deze versie: Spelling, zinsbouw en punctuatie. Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2007
21https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1918/1918renegaat.htm. Uit “De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky”, van V.I. Lenin. Geschreven: 1918. Bron: Pegasus, Amsterdam 1935 (Als boek verschenen bij uitgeverij Communist, Moskou) - Beschikbaar gesteld door Koen Dille. Vertaling: Marx-Engels-Lenin Instituut. Deze versie: Spelling, zinsbouw en punctuatie. Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2007
22Deng Xiaoping, “Libérer notre esprit, rechercher la vérité dans les faits et nous unir en portant nos regards vers l”avenir”, (13 december 1978), Textes Choisis, Éditions en Langues étrangères, Beijing 1985, Deel 2, p. 157-158.
23Theory Division of Propaganda Department of CPC Central Committee, “Strengthening ideological, theoretical building is most important task to forever maintain advanced nature of our party”, Renmin Ribao, 26 maart 2006.
24Wen Jiabao, “Our historical tasks at the primary stage of socialism”, Renmin Ribao, 8 maart 2007.
25Deng Xiaoping, “Promouvoir la démocratie sur le plan politique et la réforme en matière d”économie”, (15 april 1985), Textes Choisis, Éditions en Langues étrangères, Beijing 1994, Deel 3, p. 123.
26https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1918/1918renegaat.htm. Uit “De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky”, “hoofstuk VIII. In het gevlei komen bij de bourgeoisie onder de schijn van ‘Economische analyse’ ” van V.I. Lenin. Geschreven: 1918. Bron: Pegasus, Amsterdam 1935 (Als boek verschenen bij uitgeverij Communist, Moskou) - Beschikbaar gesteld door Koen Dille. Vertaling: Marx-Engels-Lenin Instituut. Deze versie: Spelling, zinsbouw en punctuatie. Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2007

Geen opmerkingen:

Een reactie posten