19-10-2022

De PVDA claimt een COMMUNISTISCHE partij te zijn en DUS een partij van de werkende klasse. Maar is zij dat wel?

Het is waar, de PVDA neemt goede initiatieven!

De PVDA organiseert Geneeskunde Van het Volk.
De PVDA mobiliseert zijn leden (en stimuleert dat de leden zelf ook mobiliseren) om de mensen te helpen die getroffen zijn met de overstroming, vooral in Wallonië.

De PVDA ontmaskert (via haar verkozenen in het parlement) het verwoestende karakter van de “regionalisering”, waar de “bevoegdheden” van de regionale regeringen over sociale voorzieningen en delen van de gezondheidszorg leidt naar AFBRAAK van die sociale voorzieningen. Ze worden onbereikbaar – of te betalen – juist voor degenen die voor die behoeften juist niet KUNNEN betalen. De ontmanteling wordt vooral zichtbaar door de ONMOGELIJKHEID om te zorgen voor een goede, en goedbetaalde, bezetting.

Met name toont de PVDA dat aan inzake de kinderopvang en de verzorging van de ouden van dagen.

De parlementaire verkozenen van de PVDA weigeren het ondertekenen van resoluties ingediend in het parlement, als zij geen bijdragen kunnen leveren in de formulering zèlf van die resoluties.

De waarde van die inzet zou je kunnen meten in de mate van bagger en de woede die zij over haar heen krijgen vanuit commentatoren in de burgerlijke pers en vanuit de beleidspartijen, omdat zij bijvoorbeeld principiëel weigeren resoluties te ondertekenen en/of de honende, cynische of gewoon botte opmerkingen die zij krijgen van leden van regeringspartijen.


Mijn kritiek op de PVDA gaat over haar politieke en ideologische lijn. Ik doe die vanuit een ingenomen communistisch standpunt.

De PVDA claimt zelf een communistische partij en een marxistische partij en een partij van de werkende klasse te zijn.

Nu ben ik ooit lid geworden hiervoor… En omdat ik ( zo ongeveer vanaf 2000) intern rapporteerde dat de PVDA de communistische partijopvatting opgaf, en dat haar marxistische karakter ondermijnd werd door toenemend opportunisme, en omdat ik ijverde opdat de PVDA terug zou keren tot de communistische en revolutionaire partij (Lees Partijopvattting congresdocument van 1983), waar ik ooit voor koos …. werd ik buitengezet, in 2005.


In het congresdocument van het congres in 2019 wordt regelmatig verwezen naar de documenten van haar congres in 2008 en 2015. Hoewel dat in het congres-document niet (meer) expliciet staat dat zij (nog) een communistische partij is, is het zo dat zij dit in
het congres-document van het pvda-congres in 2015 nog stelt (waarbij ook nog verwezen wordt naar haar statuten, die op het congres in 2019 niet gewijzigd zijn):

3.2. Een eigentijdse communistische partij
De woelige geschiedenis van onze partij (zie punt 3.3) maakt één ding duidelijk: de PVDA is een partij als geen ander. Ze is ontstaan in de emancipatiestrijd van de jaren 1970, op een ogenblik dat de bevrijdingsbewegingen en het marxisme wereldwijd opgang maakten. In ons land heeft de partij altijd in volle onafhankelijkheid haar eigen weg gezocht, met prachtige realisaties, een volgehouden steun aan de werkende klasse en de bevolking, maar ook met stommiteiten en grote fouten, zoals elke partij die haar eigen weg zoekt. Op het Vernieuwingscongres van 2008 hebben we helder geformuleerd dat we de internationale modellen en het blauwdrukken- of receptensocialisme achter ons laten. En dat we een eigentijdse invulling moeten geven aan het emancipatieproject van het socialisme.

Dat doen we met ons project Socialisme 2.0.

Dat we een fundamentele kritiek op de bestaande orde uitdragen, en voor iedereen die zich verzet voeding geven aan de hoop op en de mogelijkheden voor een andere samenleving… dat maakt ons nog altijd tot een buitenbeentje in de Belgische politiek. De druk van het establishment is erg groot om de partij te normaliseren tot een klassieke partij als alle andere. En als dat niet lukt, worden lades vol clichés en karikaturen opengetrokken, omdat men niet begrijpt wat dat betekent: een eigentijdse en moderne communistische partij. Nochtans is dat eenvoudig. Het staat in het eerste artikel van onze statuten: “De PVDA is een eigentijdse communistische partij. Haar einddoel is een samenleving die de uitbuiting van de mens door de mens opheft en waarin de hele gemeenschap de samenleving bestuurt.”

 Dit is de reden waarom de PVDA dan zegt een partij van de werkende klasse te (willen) zijn (in haar congresdokument van 2019):


Van partij van de arbeid naar partij van de arbeiders

Als partij hebben wij een klassen-identiteit.
De partij wil de vertegenwoordiger van de werkende klasse1 zijn, en de motor van de brede emancipatiebeweging voor het Socialisme 2.0. De PVDA speelt vandaag een sleutelrol in het mobiliseren, organiseren en sensibiliseren van de werkende klasse van ons land. Daar kan niemand omheen.

Wij willen van de partij een partij maken waar de werkende klasse thuis is
. We willen dat arbeidsters en arbeiders centraal staan in de partij, van hoog tot laag. We spreken specifiek over de laag van arbeidsters en arbeiders2, omdat die laag meer dan 60 procent van de werkende klasse vertegenwoordigt, maar in de partijleiding erg is ondervertegenwoordigd. Arbeidsters en arbeiders zijn vooral sterk aanwezig in de grote productieketens en sleutelsectoren3, maar ook in sectoren zoals de handel4, de schoonmaak, de dienstencheques, de logistiek, enz. Zij zijn de eerste slachtoffers van werkloosheid en hebben een levensverwachting in goede gezondheid die ruim onder die van de rest van de klasse ligt. (…)

De uitdaging om de partij van de werkende klasse te worden is geen nieuwe uitdaging. De partij is ontstaan uit de studentenbeweging van mei '68. Ze is in essentie opgericht door jonge revolutionaire intellectuelen die al hun energie hebben besteed aan de opbouw van een nieuwe communistische partij in ons land. Waar vele andere organisaties uit die periode ten onder zijn gegaan, is de PVDA blijven bestaan, en dat is uniek in Europa. (…)

Uiteraard zijn de wereldvisie van de partij (het marxisme) en het doel van de partij (het socialisme) twee essentiele pilaren van het klassenkarakter van onze partij. Zonder de emanciperende ideologie van het marxisme en zonder de bevrijdende doelstelling van het socialisme kan je geen klassenkarakter hebben. Maar sommige kameraden menen dat het voldoende is om die twee elementen te hebben. Dat is fout, zo hebben we uit onze eigen geschiedenis geleerd. Ook de sociale samenstelling van de partij moet een arbeiderskarakter hebben, op alle niveaus. Er moet voorrang zijn aan de werking in de wereld van de arbeid, er moet prioriteit zijn aan de grote productieketens en sleutelsectoren, en de identiteit van de partij moet een arbeiderskarakter hebben. De zes elementen vormen een geheel, spelen op elkaar in en versterken elkaar.(…)

Wij hebben arbeiderskaders nodig om het geheel van de werkende klasse te kunnen leiden en inspireren. Wij hebben hun verbondenheid met de klasse nodig. Wij hebben hun klassenpositie en klassenstandpunt5 nodig, hun klassenfierheid, hun strijdbaarheid, hun opstandigheid, en hun zin voor politiek en tactiek op de werkvloer, in de vakbond en in de klassenstrijd. (…)
Deelnemen aan de leidinggevende organen van de partij betekent ook dat we aan arbeiderskaders de kans willen geven om vrijgestelde van de partij te worden, deeltijds of voltijds. Arbeidsters en arbeiders moeten zich thuis voelen in onze structuren. (…)
Er bestaat ook een zeker 'ouvriërisme' in het goed Nederlands 'arbeiderisme' genoemd. Dat is even schadelijk. Het ouvrierisme is het vleien of naar de mond praten van arbeidsters en arbeiders, het oppervlakkig werken met arbeidsters en arbeiders omdat men schrik heeft van discussie en strijd, het weigeren om arbeidsters en arbeiders te scholen tot communisten. (…)
De partij is een school voor al haar leden, op vele vlakken van het leven. De partij is tegelijkertijd ook een thuis voor de beste krachten van de wereld van de arbeid, die zich in de partij herkennen en de partij mee vorm geven naar hun klasse. (….)
Voor communistische intellectuelen is het cruciaal dat ze zich weten aan te passen aan het arbeiderskarakter van de partij, en de wereld leren zien vanuit het perspectief van de strijd, de moeilijkheden, de verzuchtingen en de emoties van de werkende klasse.

Wij willen dat alle kaderleden - arbeiders-kaderleden en intellectuele kaderleden - goede banden smeden met de voorhoede van de arbeidsters, arbeiders en syndicalisten in en rond de partij. Dat zij van hen leren, maar hen ook vooruit brengen. Elk lid van het Partijbureau, elk lid van de Nationale Raad, elk lid van de Provinciale Raden zou dat moeten doen. Men kan geen communistisch kaderlid zijn zonder persoonlijke banden met de werkende klasse. En het is eerst en vooral de verantwoordelijkheid van elk kaderlid om die uitdaging in handen te nemen. In dienst van de werkende klasse en het socialisme, dat is het devies van ons allemaal, (…)
"De eerste uitdaging blijft: hoe maken we van de grote productieketens in de maakindustrie en sleutelsectoren bastions van de sociale strijd?", zo stelden we op ons Solidariteitscongres (2015). Waarom zeiden we dat? Omdat het gaat over het economische hart van het kapitalistisch systeem, waar de rijkdom wordt geproduceerd. En omdat "de sociale geschiedenis ons leert dat de arbeidersbeweging in die grote productieketens vaak het verste staat in organisatie en strijd. Daar werken de meeste mensen samen. Daar is men het meest gevormd, georganiseerd en gedisciplineerd door de productie. Daar bestaat een grote kennis van de moderne productietechnieken en-planning. Daar zijn dikwijls ook strijdtradities aanwezig." (…)
Wij leven en werken in een klassenmaatschappij waarin over zowat alle tegenstellingen meningen in het rond worden gestuurd, behalve over de klassentegenstellingen zelf. De tegenstellingen tussen de verschillende sociaaleconomische klassen in onze samenleving zijn de minst besproken tegenstellingen. Zo probeert men elk idee en elk gevoel van klassenidentiteit en klassenfierheid te verhinderen. Het is cruciaal dat de werkende klasse haar eigen identiteit opnieuw opeist, en van een 'Klasse an sich' een bewuste 'Klasse für sich' wordt.6 (….)
In de sociale geschiedenis van de klassenmaatschappijen is het éénmaken van de overheerste klasse altijd een cruciaal punt geweest. Zo is het ook vandaag. Wij streven ernaar de klasse een te maken, in al haar diversiteit. Wij zijn niet allemaal hetzelfde. Er zijn verschillen onder mensen. Dat neemt niet weg dat onze kracht in het collectieve ligt, in de verbinding met alle anderen die hun arbeid of arbeidsvermogen verkopen, in de eenheid van de werkende klasse. Samen staan we sterker, en telkens er een strijd is die de hele klasse verenigt, is dat goed te zien. Denk maar aan de strijd voor rechtvaardige pensioenen, of aan de loonstrijd.

Eenheid komt niet uit de lucht vallen, daar moet je aan werken. Bolwerken van verzet zijn onmogelijk zonder bewust te werken aan die eenheid. We werken aan eenheid met positieve eisen die de hele klasse verenigen, en we timmeren dag in dag uit aan concrete eenheid op de werkvloer. Maar we moeten ook bewust opkomen tegen specifieke vormen van onderdrukking en discriminatie die bestaan tegen bepaalde delen van de werkende klasse: met name racisme, seksisme en andere discriminatie. We pakken die thema's aan op klassenbasis en maken dat ze deel worden van de bredere emancipatiestrijd van de werkende klasse. (….)
Wij willen de werkende klasse in het licht zetten. Niet als superhelden, maar als mensen van vlees en bloed. Werkende mensen die de samenleving doen draaien, die sterk zijn als ze verenigd zijn en zwak als ze verdeeld zijn. Bewust hebben we de term 'werkende klasse' opnieuw gelanceerd, als eenheid van ieder die zijn arbeid verkoopt. Wij willen de geschiedenis scholen van de welvaartsmakers in ons land, van die van de Borinage, van die van Verviers, van die van Gent, van die van Antwerpen, van die van Brussel: hoe ze samen de arbeidersbeweging hebben groot gemaakt. Op school krijg je een eindeloze reeks krijgsheren, ministers en koningen op je bord geschoteld als geschiedenis, terwijl van het werkvolk geen sprake is. Dat is ook vandaag zo. Wie zet de daglaners en boeren uit Indië in het licht wanneer zij de grootste staking in de geschiedenis op touw zetten? Wie laat de pakjesbezorgers en orderpickers van Amazon aan het woord wanneer ze een vakbond trachten op te richten? Wie laat de stem van de Duitse metallo's en de Franse spoorwerkers weerklinken?

Laten we de werkende mensen naar voor schuiven, ook in onze identiteit als partij.
We willen systematischer de arbeidsters- en arbeiders woordvoerders van de partij naar voor schuiven. Niemand beter om vanuit ervaring te spreken over hoe onmogelijk werken tot 67 jaar wel is. Niemand beter om de hele werkende klasse te inspireren en te enthousiasmeren.


Nu: het KLINKT wel goed, revolutionnair en marxistisch ….. voor iemand die het marxisme nog maar eerst moet leren KENNEN…..
De PVDA spreekt hier wel OVER de arbeidersklasse, maar spreekt niet of weinig over de KLASSENSTRIJD. Nu,…. ZELFS spreken over klassenstrijd maakt je nog niet tot communist….. zoals Marx zelf, en Lenin hier in “Staat en Revolutie” zeggen.:

3. Hoe Marx de kwestie stelt in 1852

In 1907 publiceerde Mehring in Die Neue Zeit (XXV, 2, 164) uittreksels uit een brief van Marx aan Weydemeyer van 5 maart 1852. In deze brief lezen we onder meer de volgende opmerkelijke beschouwing:

Wat mij betreft: niet ik heb de verdienste het bestaan van de klassen in de moderne maatschappij of hun onderlinge strijd te hebben ontdekt. Lang voor mij beschreven burgerlijke historici de historische ontwikkeling van deze klassenstrijd en hebben burgerlijke economisten de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht. Het nieuwe dat ik eraan heb toegevoegd is: 1) aantonen dat het bestaan van de klassen enkel verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de productie (historische Entwicklungsphasen der Produktion), 2) dat de klassenstrijd noodzakelijk leidt tot de dictatuur van het proletariaat, 3) dat deze dictatuur zelf slechts de overgang is naar de opheffing van alle klassen en naar een klassenloze maatschappij...

In deze tekst geeft Marx zeer treffend het essentiële onderscheid aan tussen zijn leer en die van verlichte en diepzinnige denkers van de burgerij, alsook de essentie van zijn leer over de staat.
De klassenstrijd is de hoeksteen van de leer van Marx, dat zegt en schrijft men vaak. Maar dat is onjuist. Deze misvatting ligt aan de basis van heel wat opportunistische vervalsingen, die het marxisme aanvaardbaar proberen te maken voor de burgerij. Immers, de leer van de klassenstrijd werd niet door Marx ontwikkeld, maar door de burgerij vóór Marx. En in het algemeen beschouwd is ze aanvaardbaar voor de burgerij. Wie enkel de klassenstrijd erkent, is daarom nog geen marxist. Het kan zijn dat men hiermee het burgerlijke denkkader en de burgerlijke politiek niet overstijgt. Het marxisme beperken tot de leer van de klassenstrijd betekent het vervalsen, het verminken, het herleiden tot wat aanvaardbaar is voor de burgerij. Enkel hij is een marxist, die de erkenning van de klassenstrijd uitbreidt tot de erkenning van de dictatuur van het proletariaat. Dat is het meest fundamentele verschil tussen de marxist en de vulgaire kleinburger (en ook grootburger). Dat is de toetssteen voor een reëel begrip en een reële erkenning van het marxisme. (….)
Het opportunisme breidt de erkenning van de klassenstrijd niet uit tot wat juist het wezenlijke is, namelijk tot aan de overgangsperiode van het kapitalisme naar het communisme, tot aan de periode van de omverwerping en de volledige vernietiging van de burgerij. In werkelijkheid wordt deze periode gekenmerkt door een klassenstrijd met een ongekende hardnekkigheid en met uiterst scherpe vormen. Tijdens deze periode zal de staat noodzakelijkerwijze op een nieuwe manier democratisch zijn (namelijk voor het proletariaat en de niet-bezitters in het algemeen) en op een nieuwe manier dictatoriaal (tegen de burgerij).
We gaan verder. Alleen diegenen hebben zich de essentie van de marxistische leer over de staat eigen gemaakt, die begrepen hebben dat de dictatuur van één klasse noodzakelijk is, niet enkel voor een klassenmaatschappij in het algemeen, niet enkel voor het proletariaat dat de burgerij zal hebben omvergeworpen, maar ook voor de hele historische periode die het kapitalisme scheidt van de ‘klassenloze maatschappij’, het communisme. De burgerlijke staten kunnen sterk verschillen qua vorm, maar in wezen zijn ze allemaal dezelfde: op de één of ander manier, maar uiteindelijk, zijn ze noodzakelijkerwijze een dictatuur van de burgerij. De overgang van het kapitalisme naar het communisme kan niet anders dan talrijke en uiteenlopende politieke vormen opleveren, maar het wezenlijke zal daarbij noodzakelijkerwijze hetzelfde zijn: de dictatuur van het proletariaat.


Normaal zouden de “oudere” leden dit moeten weten, want de studie van “Staat en Revolutie” werd vroeger van alle leden verwacht, kandidaat-leden kregen hier ook vorming over, in hun kandidaat-periode.
Het is wellicht aan te raden aan de huidige leden om “Staat en Revolutie” eigenlijk integraal te lezen.

Want voor iemand die nog maar moet ontdekken van wat marxisme, socialisme, communistische partij inhoudt, KLINKT dit wellicht goed… Maar is de leiding van de PVDA niet (bewust?) misleidend?


Wat schreef Marx en Engels zèlf over “communistische partij” en “partij zijn van de werkende klasse”?

Eén van de boeken van Marx (en Engels) die je (vroeger) als lid van AMADA en ook van de PVDA werd verondersteld te lezen en te bestuderen was “Het Communistisch Manifest” of ook genoemd “Het Manifest van de Communistische Partij”.

Uit “Het Manifest van de Communistische Partij:

De geschiedenis van alle maatschappijen tot op vandaag is een geschiedenis van klassenstrijd.7
Vrije en slaaf, patriciër en plebejer8, baron en lijfeigene, gildenmeester en gezel, kortom: onderdrukkers en onderdrukten, stonden in voortdurende tegenstelling tot elkaar. Ze voerden een onafgebroken strijd, nu eens bedekt dan weer openlijk, een strijd die telkens eindigde met een revolutionaire omvorming van de hele maatschappij of met de gemeenschappelijke ondergang van de strijdende klassen. In de vroegere periodes van de geschiedenis vinden we bijna overal een volkomen indeling van de maatschappij in verschillende standen, een veelsoortige rangschikking van de maatschappelijke posities. In het oude Rome waren er patriciërs, ridders, plebejers, slaven; in de Middeleeuwen feodale heren, leenmannen, gildenmeesters, gezellen, lijfeigenen. Bovendien waren bijna elk van die klassen nog specifiek onderverdeeld.
De moderne burgerlijke maatschappij, voortgekomen uit de ondergang van de feodale maatschappij, heeft de klassentegenstellingen niet opgeheven. Ze heeft slechts nieuwe klassen, nieuwe voorwaarden van onderdrukking, nieuwe vormen van strijd in de plaats van de oude gesteld.
Ons tijdvak, het tijdvak van de bourgeoisie, kenmerkt zich evenwel door het feit, dat het de klassentegenstellingen vereenvoudigd heeft. De hele maatschappij splitst zich meer en meer in twee grote vijandelijke kampen, in twee lijnrecht tegenover elkaar staande klassen: de burgerij en het proletariaat. (….)
De burgerlijke productie- en verkeersverhoudingen, de moderne burgerlijke eigendomsverhoudingen, de moderne burgerlijke maatschappij, die zulke ontzaglijke productie- en verkeersmiddelen te voorschijn getoverd heeft, gelijkt op de heksenmeester die de onderaardse machten, door hem zelf opgeroepen, niet meer kan beheersen. Sinds tientallen jaren is de geschiedenis van de industrie en de handel nog slechts de geschiedenis van de opstand van de moderne productiekrachten tegen de moderne productieverhoudingen, tegen de eigendomsverhoudingen, die de bestaansvoorwaarde zijn van de burgerij en van haar heerschappij. Het volstaat de handelscrisissen te vermelden, die in hun periodieke terugkeer steeds dreigender het bestaan van de hele burgerlijke maatschappij in gevaar brengen. In deze handelscrisisssen wordt geregeld een groot deel van de voortgebrachte producten, maar ook van de reeds tot stand gebrachte productiemiddelen vernietigd. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht. Een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar alle levensmiddelen te hebben afgesneden, de industrie en de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij teveel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit. De productiekrachten die tot haar beschikking staan, dienen niet meer tot bevordering van de burgerlijke beschaving9 en van de burgerlijke eigendomsverhoudingen. Integendeel, zij zijn voor deze verhoudingen te ontzaglijk geworden, zij worden daardoor tegengehouden; en zodra zij deze belemmering overwinnen, brengen zij de hele burgerlijke maatschappij in wanorde, bedreigen zij het bestaan van de burgerlijke eigendom. De burgerlijke verhoudingen zijn te eng geworden om de door haar geschapen rijkdom te omvatten. Waardoor overwint de burgerij de crisissen? Enerzijds door de gedwongen vernietiging van een massa productiekrachten, anderzijds door de verovering van nieuwe markten en de nog grondiger exploitatie van de oude markten. Waardoor dus? Door algemener en geweldiger crisissen voor te bereiden en de middelen om crisissen te voorkomen te verminderen.
De wapens waarmee de burgerij het feodalisme ten gronde heeft gericht, richten zich nu tegen de burgerij zelf.
Maar de burgerij heeft niet alleen de wapens gesmeed die haar de dood brengen, zij heeft ook de mensen geschapen die deze wapens zullen hanteren - de moderne arbeiders, de proletariërs. (...)

De arbeid van de proletariërs heeft door de uitbreiding van de machinerie en door de arbeidsdeling elk zelfstandig karakter en daardoor iedere bekoring voor de arbeider verloren. Hij wordt niets dan een aanhangsel van de machine, van wie slechts de eenvoudigste, eentonigste, gemakkelijkst te leren handgrepen verlangd worden. De kosten die de arbeider veroorzaakt, beperken zich daardoor bijna uitsluitend tot de levensmiddelen, die hij voor zijn onderhoud en voor de voortplanting van zijn ras nodig heeft. De prijs van een waar, dus ook van de arbeid10, is evenwel gelijk aan de productiekosten. Naarmate het weerzinwekkende van de arbeid toeneemt, vermindert dus het loon. Meer nog, in dezelfde mate waarin machinerie en arbeidsverdeling toenemen, neemt ook de massa arbeid toe, hetzij door vermeerdering van de arbeidsuren, hetzij door vermeerdering van de in een gegeven tijd voortgebrachte arbeid, door het sneller draaien van de machines, enz. (...)

Is de uitbuiting van de arbeider door de fabrikant zo ver doorgedreven dat hij zijn arbeidsloon in klinkende munt uitbetaald krijgt, dan storten de andere delen van de burgerij zich op hem: de huisbaas, de winkelier, de pandjeshuisman, enz.
De tot dusver bestaande kleine middenstand, de kleine industriëlen, kooplieden en renteniers, de handwerkers en boeren, al deze klassen dalen af tot het proletariaat. Dat is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat hun kapitaaltje ontoereikend is voor het bedrijf van de grootindustrie en in de concurrentie met de grotere kapitalisten het onderspit delft, gedeeltelijk doordat hun vaardigheid door nieuwe productiewijzen waardeloos wordt. Zo wordt het proletariaat uit alle lagen van de bevolking gerekruteerd.
Het proletariaat doorloopt verschillende trappen van ontwikkeling. Zijn strijd tegen de burgerij begint met zijn bestaan. Aanvankelijk strijden de arbeiders afzonderlijk, dan de arbeiders van een fabriek, dan de arbeiders van een bedrijfstak in één plaats, tegen de afzonderlijke kapitalist die hen rechtstreeks uitbuit. Zij richten hun aanvallen niet alleen tegen de burgerlijke productieverhoudingen, zij richten ze tegen de productie-instrumenten zelf. Zij vernielen de vreemde, concurrerende goederen, slaan de machines stuk, steken de fabrieken in brand, trachten de verloren positie van de middeleeuwse arbeider opnieuw te veroveren.
Op deze trap van ontwikkeling vormen de arbeiders een over heel het land verstrooide en door de concurrentie verbrokkelde massa. Massale aaneensluiting van de arbeiders is nog niet het gevolg van hun eigen vereniging, maar het gevolg van de vereniging van de burgerij die voor het bereiken van haar eigen politieke doeleinden het hele proletariaat in beweging moet brengen en daar voorlopig nog in slaagt. Op deze trap van ontwikkeling bestrijden dus de proletariërs niet hun vijanden, maar de vijanden van hun vijanden, de overblijfselen van de absolute monarchie, de grootgrondbezitters, de niet-industriële burgerij, de kleinburgers. De hele historische beweging is aldus geconcentreerd in de handen van de burgerij. Elke overwinning die zo wordt bevochten is een overwinning van de burgerij. (...)
Af en toe overwinnen de arbeiders, maar slechts voorbijgaand. Het eigenlijke resultaat van hun strijd is niet het onmiddellijk succes, maar de steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders. (...)
De botsingen in de oude maatschappij bevorderen in het algemeen op velerlei wijzen de ontwikkelingsgang van het proletariaat. De burgerij bevindt zich in voortdurende strijd: aanvankelijk tegen de aristocratie, later tegen die delen van de burgerij wiens belangen in tegenspraak komen met de vooruitgang van de industrie, en steeds tegen de burgerij van alle vreemde landen. In al deze gevallen van strijd ziet zij zich genoodzaakt een beroep te doen op het proletariaat, zijn hulp in te roepen en het zo in de politieke beweging te trekken. Zij zelf verschaft op die manier aan het proletariaat de elementen voor zijn ontwikkeling11, dit wil zeggen de wapens tegen zichzelf.
Voorts worden er, zoals wij zagen, door de vooruitgang van de industrie hele groepen van de heersende klasse in het proletariaat geworpen of tenminste in hun levensomstandigheden bedreigd. Ook zij verschaffen het proletariaat een massa ontwikkelingselementen.12
Tenslotte neemt in tijden waarin de klassenstrijd zijn beslissing nadert, het ontbindingsproces binnen de heersende klasse, binnen heel de oude maatschappij een zo heftig en zo fel karakter aan dat een klein deel van de heersende klasse zich van haar losmaakt en zich aansluit bij de revolutionaire klasse, die de toekomst in haar handen draagt. Zoals dus vroeger een deel van de adel naar de burgerij overging, zo gaat nu een deel van de burgerij naar het proletariaat over, in het bijzonder het deel van de burgerlijke ideologen, dat zich heeft opgewerkt tot een theoretisch inzicht in de hele historische beweging.
Van alle klassen die vandaag tegenover de burgerij staan is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse
. De andere klassen verkommeren en gaan ten onder met de opkomst van de grootindustrie; alleen het proletariaat is het eigen product van de grootindustrie.
De middenstand, de kleine industrieel, de kleine koopman, de ambachtsman, de boer, zij allen bestrijden de burgerij om hun bestaan als middenstand van de ondergang te vrijwaren. Zij zijn dus reactionair, zij trachten het rad van de geschiedenis terug te draaien. Zijn ze revolutionair, dan zijn ze dat met het oog op hun komende overgang naar het proletariaat. Dan verdedigen zij niet hun tegenwoordige, maar hun toekomstige belangen. Dan verlaten zij hun eigen standpunt om zich op dat van het proletariaat te plaatsen. (...)
Alle vroegere klassen, die de heerschappij voor zich veroverden, poogden hun reeds verworven levenspositie te verankeren door heel de maatschappij aan de voorwaarden van hun verworvenheden te onderwerpen. De proletariërs kunnen de maatschappelijke productiekrachten slechts voor zich veroveren door hun eigen tot nu toe bestaande wijze van toe-eigening, en daarmee de hele tot nu toe bestaande wijze van toe-eigening af te schaffen. De proletariërs behoeven niets van het hunne veilig te stellen, zij moeten alle tot nu toe bestaande waarborgen en beveiligingen van particuliere aard vernietigen.
Alle bewegingen waren tot dusver bewegingen van minderheden of in het belang van minderheden. De proletarische beweging is de zelfstandige beweging van de overweldigende meerderheid, in het belang van de overweldigende meerderheid. Het proletariaat, de onderste laag van de huidige maatschappij, kan zich niet verheffen, niet oprichten, zonder dat de hele bovenbouw van de lagen die de officiële maatschappij vormen, opgeblazen wordt. Voorlopig is de strijd van het proletariaat tegen de burgerij weliswaar niet naar inhoud maar wel naar vorm een nationale strijd. Het proletariaat van elk land moet natuurlijk eerst met zijn eigen burgerij afrekenen.
(….) De arbeider verpaupert en de armoede ontwikkelt zich nog sneller dan de bevolking en de rijkdom. Hiermee komt openlijk aan het licht dat de burgerij niet in staat is nog langer de heersende klasse van de maatschappij te blijven en de levensvoorwaarden van haar klasse aan de maatschappij als regel en wet op te dringen. Zij is niet in staat te heersen omdat zij niet in staat is haar slaaf, zelfs binnen het kader van zijn slavernij, een bestaan te waarborgen, omdat zij gedwongen is hem in een toestand te laten wegzinken waarin zij hem moet voeden in plaats van door hem gevoed te worden. De maatschappij kan niet meer leven onder de burgerij, haar leven en de maatschappij kunnen elkaar niet meer verdragen.
De wezenlijke voorwaarde voor het bestaan en voor de heerschappij van de burgerij is de opeenhoping van rijkdom in handen van particulieren, de vorming en vermeerdering van het kapitaal. De voorwaarde van het kapitaal is de loonarbeid. De loonarbeid berust uitsluitend op de concurrentie tussen de arbeiders onderling. De vooruitgang van de industrie, waarvan de burgerij de willoze en weerloze draagster is, vervangt het isolement van de arbeiders, veroorzaakt door de concurrentie, door hun revolutionaire vereniging door middel van de associatie. Met de ontwikkeling van de grote industrie wordt dus aan de burgerij de grondslag zelf waarop zij produceert en zich de producten toe-eigent, onder de voeten weggetrokken. Zij produceert voor alles haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn even onvermijdelijk. (...)
De communisten onderscheiden zich slechts als volgt van de overige proletarische partijen:
enerzijds brengen zij in de verschillende nationale klassengevechten van de proletariërs de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het hele proletariaat naar voor en laten ze die tot hun recht komen, anderzijds vertegenwoordigen zij in de verschillende ontwikkelingsfasen van de strijd tussen burgerij en proletariaat steeds het belang van de hele beweging.
Praktisch zijn de communisten dus het meest besliste, steeds voortstuwende deel van de arbeiderspartijen van alle landen. Zij hebben een stap voor op de overige massa van het proletariaat: het theoretisch inzicht in de voorwaarden, het verloop en de algemene resultaten van de proletarische beweging.
Het naaste doel van de communisten is hetzelfde als dat van alle andere proletarische partijen: de vorming van het proletariaat tot klasse, omverwerping van de heerschappij van de burgerij, verovering van de politieke macht door het proletariaat.
De theoretische stellingen van de communisten berusten geenszins op ideeën, op principes die door een of andere wereldverbeteraar zijn uitgevonden of ontdekt.
Zij zijn alleen maar de algemene uitdrukking van de feitelijke verhoudingen van een bestaande klassenstrijd, van een historische beweging die zich voor onze ogen afspeelt. De afschaffing van tot nu toe bestaande eigendomsverhoudingen is niet typisch voor het communisme. Alle eigendomsverhoudingen waren onderhevig aan een voortdurende historische wisseling, een voortdurende historische verandering.
De Franse Revolutie bijvoorbeeld schafte de feodale eigendom af ten voordele van de burgerlijke eigendom.
Kenmerkend voor het communisme is niet de afschaffing van de eigendom in het algemeen, maar de afschaffing van de burgerlijke eigendom.
Maar het moderne burgerlijk privé-bezit is de laatste en meest volmaakte uitdrukking van de voortbrenging en de toe-eigening van de producten gebaseerd op klassentegenstellingen, op uitbuiting van de een door de ander.13
In die zin kunnen de communisten hun theorie samenvatten in de ene uitdrukking: opheffing van het privé-bezit. (...)

Kapitalist zijn betekent niet alleen een zuiver persoonlijke maar een maatschappelijke plaats in de productie innemen. Kapitaal is een gemeenschappelijk product en kan maar ontstaan door de gemeenschappelijke werkzaamheid van vele leden, ja, in laatste instantie slechts door de gemeenschappelijke werkzaamheid van alle leden van de maatschappij.

Het kapitaal is dus geen persoonlijke maar een maatschappelijke macht.
Wanneer dus het kapitaal veranderd wordt in gemeenschappelijke eigendom, die alle leden van de maatschappij toebehoort, verandert daardoor persoonlijke eigendom niet in maatschappelijke. Alleen het maatschappelijk karakter van de eigendom verandert. Het verliest zijn klassenkarakter.
En nu de loonarbeid.
De gemiddelde prijs van de loonarbeid is het minimum van het arbeidsloon of de som van de levensmiddelen die nodig zijn om de arbeider als arbeider in leven te houden. Wat dus de loonarbeider zich door zijn werkzaamheid toe-eigent is juist voldoende om zijn naakte bestaan weer voort te brengen. Wij willen deze persoonlijke toe-eigening van de arbeidsproducten, die dient om opnieuw het leven zonder meer voort te brengen, geenszins afschaffen. Deze toe-eigening laat geen overschot over, dat macht zou kunnen geven over arbeid van anderen. Wij willen alleen het erbarmelijk karakter van deze toe-eigening opheffen, waarbij de arbeider slechts leeft om het kapitaal te vermeerderen, slechts in zoverre leeft als het belang van de heersende klasse vereist. (...)
De communisten wordt verder verweten dat zij het vaderland, de nationaliteit willen afschaffen.
De arbeiders hebben geen vaderland. Men kan hen niet afnemen wat zij niet hebben. Doordat het proletariaat moet beginnen met de politieke macht te veroveren, zich tot nationale14 klasse te verheffen, zichzelf als natie te vestigen, is het zelf nog nationaal, zij het dan ook geenszins in de zin van de burgerij. (….)
Hierboven zagen we reeds dat de eerste stap in de arbeidersrevolutie de verheffing van het proletariaat tot heersende klasse, de verovering van de democratie is.
Het proletariaat zal zijn politieke macht gebruiken om aan de burgerij stap voor stap alle kapitaal te ontrukken, alle productiemiddelen in handen van de staat, dat wil zeggen het als heersende klasse georganiseerde proletariaat15 te centraliseren en de massa van de productiekrachten zo snel mogelijk te vermeerderen.
Aanvankelijk kan dat natuurlijk maar gebeuren door middel van despotisch ingrijpen in het eigendomsrecht en in de burgerlijke productieverhoudingen. Het gaat hier om maatregelen die schijnbaar economisch ontoereikend en onhoudbaar zijn, maar in de loop van de beweging boven zichzelf uitstijgen en als middel ter omwenteling van de hele productiewijze onvermijdelijk zijn
. (...)
Wanneer in de loop van de ontwikkeling de klassentegenstellingen verdwenen zijn en de hele productie geconcentreerd is in handen van de geassocieerde individuen, dan verliest de openbare macht haar politiek karakter. De politieke macht in eigenlijke zin is de georganiseerde macht van een klasse ter onderdrukking van een andere. Wanneer het proletariaat zich in de strijd tegen de burgerij noodzakelijkerwijze tot klasse verenigt, zich door een revolutie tot heersende klasse maakt en als heersende klasse gewelddadig de oude productieverhoudingen opheft, dan heft het met deze productieverhoudingen de bestaansvoorwaarden voor de klassentegenstellingen, voor de klassen in het algemeen16 en daarmee zijn eigen heerschappij als klasse op.
In de plaats van de oude burgerlijke maatschappij, met haar klassen en klassentegenstellingen, komt een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen. (….)
De communisten steken hun opvattingen en bedoelingen niet onder stoelen of banken. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts kan worden bereikt door de gewelddadige omverwerping van elke tot dusver bestaande maatschappelijke orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen.

Eigenlijk zou men beter het Communistisch Manifest eens integraal lezen, vooral de editie van na de dood van Karl Marx waar Engels een voorwoord en enkele noten toevoegde.
Over de noodzaak van het integraal lezen en bestuderen van werken van Marx, Engels en Lenin, voor iemand die zich beschouwd als communist, en zich bewust wil zijn over het al dan niet communistisch karakter van de partij waar hij of zij lid van is, schreef ik: 26-12-2020 2 sept. 2021 PCB-CPB bestaat 100 jaar – Lenin (april 1917):”Naam van partij is Communistische Partij zoals in Manifest van Marx en Engels”


Over het partijconcept: Communistische Partij

Het was Lenin die het partijconcept ontwikkelde van een partij die in 1918 Communistische Partij kreeg. Ik schreef hierover in  19-1-20222 sept. 2021 PCB-CPB bestaat 100 jaar – Over het ontstaan enontwikkeling van het (leninistische) partijconcept, op 10/4/1917genoemd: “Communistische Partij”

Het boek “De geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (Bolsjewiki)” was een boek wat vroeger, ieder lid had en verondersteld werd te lezen. Ook werden hier vormingen uit gegeven aan kandidaat-leden. Zou zouden de “oudere”leden (nog) moeten weten dat de naam Communistische Partij door Lenin werd gegeven, waarbij hij refereerde aan ….. het Communistische Manifest:

In februari 2017 was de februari-revolutie, Lenin, tot dan in ballingschap in Zurich, kwam terug in Rusland en riep de Russische werkers op. nu van de burgerlijk democratische revolutie (die het tsarisme voorgoed verdreef) over te gaan naar de socialistische revolutie.
In April 1917 formuleerde hij de taken die wachten op het proletariaat en haar revolutionaire marxistische arbeiderspartij, de bolsjewieke partij, maar die nog altijd Sociaaldemocratische Partij heette, weliswaar met toevoeging (Bolsjewiki)

Aan het einde van zijn uiteenzetting zei hij: “We moeten ons vanaf nu Communistische Partij noemen, net zoals Marx en Engels zich noemden. We zijn marxisten en we nemen als onze basis het Communistisch Manifest,….”
Over dit boek , – IN AMADA en IN de PVDA sprak men altijd over dit boek als “De Bolsjeviek” – dat in feite gaat over wat het CONCEPT “Communistische Partij” inhoudt, schreef ik in 12-12-2021 Er is maar 1 Communistische Partij van België: de PCB-CPB die op haar 36e congres ((2018) de partijprincipes herbevestigd van bij haar oprichting in 1921, nu 100 jaar geleden

De PVDA ZEGT “een communistische partij” te zijn, maar VOELT zich “een sociaal-democratische” partij
 
Hoewel de PVDA op haar congres in 2008 en 2015 ( en niet herriep op haar congres in 2019) de nieuwe leden voorhield “een communistische partij” te zijn, voelde de PVDA zich vanaf haar congres in 2008 zich eigenlijke eerder verwant aan de Belgische Werklieden Partij:
De geschiedenis leert dat het opgeven van de principes in naam van tactiek en soepelheid, heel snel kan verlopen. In 1885 werd de Belgische Werklieden Partij opgericht. De BWP had een aantal socialistische principes, maar die werden – vooral vanaf de eerste verkiezingsoverwinning in 1894 – vrij snel opgegeven.
Uit “Een beginselvaste partij” p. 44 congresdocument van het 8e PVDA-congres in 2008.

Maw VOOR 1984 “had de BWP nog socialistische principes”. Voor de niet-kenner: de PVDA heeft het hier over “het Charter van Quaregnon” Indirect laat de PVDA zo weten dat zij zich eigenlijk verwant voelt aan de BWP …, van voor 1894 dan
In feite stelt het Communistisch Manifest reeds een gelijkaardig opvatting van Socialisme als dat de PVDA (de PVDA spreekt van “Socialisme 2.0”) heeft, aan de kaak:
2. Het conservatieve of bourgeoissocialisme 
(...)De socialistische bourgeois willen de levensvoorwaarden van de moderne maatschappij zonder de noodzakelijk daaruit voortkomende strijd en gevaren. Zij willen de bestaande maatschappij zonder de elementen die haar revolutioneren en tot ontbinding brengen. Zij willen de burgerij zonder het proletariaat. De burgerij stelt zich de wereld waarin zij heerst natuurlijk voor als de beste der werelden. Het bourgeoissocialisme werkt deze troostrijke voorstelling uit tot een half of een heel systeem. Wanneer het het proletariaat oproept zijn systemen te verwezenlijken en het nieuwe Jeruzalem binnen te gaan, verlangt het in de grond alleen dat het proletariaat in de huidige maatschappij blijft staan, maar zijn hatelijke gedachten erover laat varen.Een tweede, minder systematische, meer praktische vorm van socialisme trachtte het proletariaat van elke revolutionaire beweging afkerig te maken door aan te tonen dat het geen belang heeft bij een of andere politieke verandering, maar slechts bij een verandering van de materiële levensverhoudingen, van de economische verhoudingen. Onder verandering van de materiële levensverhoudingen verstaat dit socialisme echter helemaal niet de afschaffing van de burgerlijke productieverhoudingen, die alleen langs revolutionaire weg mogelijk is, doch administratieve verbeteringen, die verwezenlijkt worden op basis van die productieverhoudingen. Er wordt dus aan de verhouding tussen kapitaal en loonarbeid niets veranderd, maar in het beste geval worden voor de burgerij de kosten van haar heerschappij verminderd en haar begroting vereenvoudigd.
Zijn volledige uitdrukking bereikt het bourgeoissocialisme pas wanneer het een zuiver oratorische bedoening wordt.

Vrijhandel! In het belang van de arbeidersklasse. Tolbarrières! In het belang van de arbeidersklasse. Gevangenissen met aparte cellen in het belang van de arbeidersklasse! Dat is het laatste, het enige ernstig gemeende woord van het bourgeoissocialisme.
Het socialisme van de burgerij bestaat juist in de bewering dat de bourgeois bourgeois zijn, in het belang van de arbeidersklasse.

Meer uitgebreid over het ZOGENAAMDE “marxistische” en “revolutionair” karakter van het “project” Socialisme 2.0 schreef ik reeds in 26-08-2020 De PVDA spreekt (in “Socialisme 2.0”) van “PARADIGMA-WISSEL”, ik noem het eerder “REVISIONISME” …. 
Dus als sociaaldemocratische partij onderneemt de PVDA initiatieven die op zich niet slecht zijn, zoals vroeger de BWP ook deed met oprichten van coöperatieven en Volkshuizen. De Bond Moyson van de BWP verstrekte gratis geneesmiddelen en geneeskundige zorg …., een beetje zoals Geneeskunde Voor Het Volk.
Maar net zoals de BWP dat niet was van bij haar oprichting in 1885, is de PVDA géén revolutionaire partij en zeker géén communistische partij. Zeg dat ik het gezegd heb ....


1Onder werkende klasse verstaan we hier - grosso modo - het geheel van de bevolking dat voor een loon werkt. In de teksten van het Solidariteitscongres hebben we een meer nauwgezette sociale structuur van de Belgische Samenleving' gepubliceerd. (Solidariteitscongres 2015, p. 239-255.)

2Elke definiëring of bepaling is ergens arbitrair. Maar het gaat - in essentie over de laag loontrekkenden binnen de werkende klasse die niet over een diploma hoger onderwijs beschikt. Het gaat dus niet alleen over loontrekkenden met het 'statuut van arbeider. In deze definitie gaat het ook om loontrekkenden met het statuut van bediende, of ambtenaren, die geen diploma hoger onderwijs bezitten.

3Zie deel 3 van dit hoofdstuk: "Voorrang aan de opbouw van bolwerken van verzet

4Bijvoorbeeld bij Brico: op 1.505 voltijds equivalente werknemers bezitten er 1.237 een diploma van ten hoogste secondair onderwijs, ofwel B2 procent van het personeel

5Er is een verschil tussen klassenoorsprong, klassenpositie en klassenstandpunt

- Klassenoorsprong: van welke klasse men afkomt, in welk gezin en milieu men opgroeit.

- Klassenpositie (of materiële positie") objectief: beroep, wat men doet, objectieve plaats in de klassenmaatschappij

Klassenstandpunt: subjectief. welk standpunt men inneemt, welke positie men inneemt in de klassenstrijd.

6Karl Marx maakt een onderscheid tussen Klasse an sich' enerzijds, en Klasse für sich anderzijds Klasse an sich een klasse op zich, objectief economisch een klasse zijn, maar zich daar niet bewust van zijn Klasse für sich bewust zijn dat men een klasse is, het collectieve element van de klasse ontdekken en doorgronden, en daarin ook de mogelijke machtspositie begrijpen

7 Dit betekent nauwkeuriger gezegd: de schriftelijk overgeleverde geschiedenis. In 1847 was de voorgeschiedenis van de maatschappij, de maatschappelijke organisatie die aan alle geschreven geschiedenis voorafging, nog zo goed als onbekend. Sedertdien heeft Haxthausen het gemeenschappelijk grondbezit in Rusland ontdekt. Maurer heeft aangetoond dat dit de gemeenschappelijke grondslag was waarvan alle Duitse stammen historisch uitgingen, en stilaan ontdekte men dat de dorpsgemeenten met gemeenschappelijk grondbezit de oervorm waren van de maatschappij van Indië tot Ierland. Ten slotte werd de interne organisatie van deze oorspronkelijke communistische maatschappij blootgelegd door de ontdekking van Morgan, die de kroon op al het voorgaande zette, de ontdekking namelijk van de "gens" en haar plaats in de stam. Met de ontbinding van deze oorspronkelijke gemeenschappen begint de splitsing van de maatschappij in bijzondere en uiteindelijk tegenover elkaar staande klassen.
(Fr. Engels, Opmerking bij de Engelse uitgave van 1888 en de Duitse van 1890). Ik heb geprobeerd dit oplossingsproces na te gaan in De oorsprong van het gezin, het privé-bezit en de staat. (Fr. Engels, Opmerking bij de Engelse uitgave van 1888)
Haxthausen August (1772-1866) was een Pruisische hoge regeringsambtenaar en schrijver. Hij is de auteur van een werk waarin hij de resten van de gemeentegemeenschap in de dorpsgemeenschap in Rusland (Obsjtina) beschreef.
Maurer Ludwig (1790-1872) was een Duits historicus. Hij bestudeerde de Duitse maatschappelijke orde van voor en tijdens de Middeleeuwen.
Morgan Louis (1818-1881) was een Amerikaans etnograaf, archeoloog en historicus van de oermaatschappij, een elementair materialist.

8 Patriciërs en plebejers: klassen in het oude Rome. De patriciërs waren de heersende klasse van grootgrondbezitters, in wiens handen de grond en de staatsmacht waren geconcentreerd. De plebejers (van het woord plebs = volk) waren de klasse van de vrije maar niet gelijkgerechtigde burgers.

9 In de latere uitgaven, te beginnen met de Duitse uitgave van 1872, zijn de woorden "van de burgerlijke beschaving en" weggelaten.

10 Later, toen Marx zijn theorie van de meerwaarde uitwerkte, bracht hij een verbetering aan. In plaats van "de prijs van de arbeid" spreekt hij van "de prijs van de arbeidskracht". Een verklaring hierover vindt men in het voorwoord van Engels bij het werk van Marx Loonarbeid en kapitaal.

11 In de Engelse uitgaven van 1888 staat in plaats van "de elementen voor zijn ontwikkeling", "de elementen voor zijn politieke en algemene ontwikkeling".

12 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "ontwikkelingselementen", "verlichtings- en vooruitgangselementen".

13 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "uitbuiting van de een door de ander", "uitbuiting van de meerderheid door de minderheid".

14 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "zich tot nationale klasse te verheffen", "zich tot de leidende klasse van de natie te verheffen".

15 Over wat Marx in het Manifest onder de verovering van de macht door het proletariaat verstaat, zegt Lenin: "De staat, dat wil zeggen het als heersende klasse georganiseerde proletariaat, dat is de dictatuur van het proletariaat." Toen Marx over "het veroveren van de democratie" sprak, had hij de "proletarische democratie", de dictatuur van het proletariaat op het oog. Rekening houdend met de ervaring van de Revolutie van 1848 bracht Marx in plaats van de vroegere leuzen de meer precieze leuze van "de dictatuur van het proletariaat" naar voor. In de brochure De 18e Brumaire van Louis Bonaparte zegt Marx dat het proletariaat de machine van de burgerlijke staat niet eenvoudig in bezit kan nemen maar dat het de staat moet "stukslaan", "breken". Verder geeft Marx op grond van de ervaring van de Parijse Commune een karakteristiek van het staatsapparaat waardoor het proletariaat bij zijn dictatuur het door hem vernielde onderdrukkingsapparaat van de burgerlijke staat vervangt. (Zie Karl Marx, De burgeroorlog in Frankrijk).

16 In de latere Duitse uitgaven, te beginnen met die van 1872, staat in plaats van "van de klassen in het algemeen", "de klassen in het algemeen".

Geen opmerkingen:

Een reactie posten