Het is waar, de PVDA neemt goede initiatieven!
De PVDA organiseert Geneeskunde Van het Volk.De PVDA mobiliseert zijn leden (en stimuleert dat de leden zelf ook mobiliseren) om de mensen te helpen die getroffen zijn met de overstroming, vooral in Wallonië.
De PVDA ontmaskert (via haar verkozenen in het parlement) het verwoestende karakter van de “regionalisering”, waar de “bevoegdheden” van de regionale regeringen over sociale voorzieningen en delen van de gezondheidszorg leidt naar AFBRAAK van die sociale voorzieningen. Ze worden onbereikbaar – of te betalen – juist voor degenen die voor die behoeften juist niet KUNNEN betalen. De ontmanteling wordt vooral zichtbaar door de ONMOGELIJKHEID om te zorgen voor een goede, en goedbetaalde, bezetting.
Met name toont de PVDA dat aan inzake de kinderopvang en de verzorging van de ouden van dagen.
De parlementaire verkozenen van de PVDA weigeren het ondertekenen van resoluties ingediend in het parlement, als zij geen bijdragen kunnen leveren in de formulering zèlf van die resoluties.
De waarde van die inzet zou je kunnen meten in de mate van bagger en de woede die zij over haar heen krijgen vanuit commentatoren in de burgerlijke pers en vanuit de beleidspartijen, omdat zij bijvoorbeeld principiëel weigeren resoluties te ondertekenen en/of de honende, cynische of gewoon botte opmerkingen die zij krijgen van leden van regeringspartijen.
Mijn kritiek op de PVDA gaat over haar politieke en ideologische lijn. Ik doe die vanuit een ingenomen communistisch standpunt.
De PVDA claimt zelf een communistische partij en een marxistische partij en een partij van de werkende klasse te zijn.
Nu ben ik ooit lid geworden hiervoor… En omdat ik ( zo ongeveer vanaf 2000) intern rapporteerde dat de PVDA de communistische partijopvatting opgaf, en dat haar marxistische karakter ondermijnd werd door toenemend opportunisme, en omdat ik ijverde opdat de PVDA terug zou keren tot de communistische en revolutionaire partij (Lees Partijopvattting congresdocument van 1983), waar ik ooit voor koos …. werd ik buitengezet, in 2005.
In het congresdocument van het congres in 2019 wordt regelmatig verwezen naar de documenten van haar congres in 2008 en 2015. Hoewel dat in het congres-document niet (meer) expliciet staat dat zij (nog) een communistische partij is, is het zo dat zij dit in het congres-document van het pvda-congres in 2015 nog stelt (waarbij ook nog verwezen wordt naar haar statuten, die op het congres in 2019 niet gewijzigd zijn):
3.2. Een eigentijdse communistische partij
De woelige geschiedenis van onze partij (zie punt 3.3) maakt één ding duidelijk: de PVDA is een partij als geen ander. Ze is ontstaan in de emancipatiestrijd van de jaren 1970, op een ogenblik dat de bevrijdingsbewegingen en het marxisme wereldwijd opgang maakten. In ons land heeft de partij altijd in volle onafhankelijkheid haar eigen weg gezocht, met prachtige realisaties, een volgehouden steun aan de werkende klasse en de bevolking, maar ook met stommiteiten en grote fouten, zoals elke partij die haar eigen weg zoekt. Op het Vernieuwingscongres van 2008 hebben we helder geformuleerd dat we de internationale modellen en het blauwdrukken- of receptensocialisme achter ons laten. En dat we een eigentijdse invulling moeten geven aan het emancipatieproject van het socialisme.
Dat doen we met ons project Socialisme 2.0.
Dat we een fundamentele kritiek op de bestaande orde uitdragen, en voor iedereen die zich verzet voeding geven aan de hoop op en de mogelijkheden voor een andere samenleving… dat maakt ons nog altijd tot een buitenbeentje in de Belgische politiek. De druk van het establishment is erg groot om de partij te normaliseren tot een klassieke partij als alle andere. En als dat niet lukt, worden lades vol clichés en karikaturen opengetrokken, omdat men niet begrijpt wat dat betekent: een eigentijdse en moderne communistische partij. Nochtans is dat eenvoudig. Het staat in het eerste artikel van onze statuten: “De PVDA is een eigentijdse communistische partij. Haar einddoel is een samenleving die de uitbuiting van de mens door de mens opheft en waarin de hele gemeenschap de samenleving bestuurt.”
Dit is de reden waarom de PVDA dan zegt een partij van de werkende klasse te (willen) zijn (in haar congresdokument van 2019):
Als partij hebben wij een klassen-identiteit. De partij wil de vertegenwoordiger van de werkende klasse1 zijn, en de motor van de brede emancipatiebeweging voor het Socialisme 2.0. De PVDA speelt vandaag een sleutelrol in het mobiliseren, organiseren en sensibiliseren van de werkende klasse van ons land. Daar kan niemand omheen.
Wij willen van de partij een partij maken waar de werkende klasse thuis is. We willen dat arbeidsters en arbeiders centraal staan in de partij, van hoog tot laag. We spreken specifiek over de laag van arbeidsters en arbeiders2, omdat die laag meer dan 60 procent van de werkende klasse vertegenwoordigt, maar in de partijleiding erg is ondervertegenwoordigd. Arbeidsters en arbeiders zijn vooral sterk aanwezig in de grote productieketens en sleutelsectoren3, maar ook in sectoren zoals de handel4, de schoonmaak, de dienstencheques, de logistiek, enz. Zij zijn de eerste slachtoffers van werkloosheid en hebben een levensverwachting in goede gezondheid die ruim onder die van de rest van de klasse ligt. (…)
De uitdaging om de partij van de werkende klasse te worden is geen nieuwe uitdaging. De partij is ontstaan uit de studentenbeweging van mei '68. Ze is in essentie opgericht door jonge revolutionaire intellectuelen die al hun energie hebben besteed aan de opbouw van een nieuwe communistische partij in ons land. Waar vele andere organisaties uit die periode ten onder zijn gegaan, is de PVDA blijven bestaan, en dat is uniek in Europa. (…)
Uiteraard zijn de wereldvisie van de partij (het marxisme) en het doel van de partij (het socialisme) twee essentiele pilaren van het klassenkarakter van onze partij. Zonder de emanciperende ideologie van het marxisme en zonder de bevrijdende doelstelling van het socialisme kan je geen klassenkarakter hebben. Maar sommige kameraden menen dat het voldoende is om die twee elementen te hebben. Dat is fout, zo hebben we uit onze eigen geschiedenis geleerd. Ook de sociale samenstelling van de partij moet een arbeiderskarakter hebben, op alle niveaus. Er moet voorrang zijn aan de werking in de wereld van de arbeid, er moet prioriteit zijn aan de grote productieketens en sleutelsectoren, en de identiteit van de partij moet een arbeiderskarakter hebben. De zes elementen vormen een geheel, spelen op elkaar in en versterken elkaar.(…)
Wij hebben arbeiderskaders nodig om het geheel van
de werkende klasse te kunnen leiden en inspireren. Wij hebben hun
verbondenheid met de klasse nodig. Wij hebben hun klassenpositie en
klassenstandpunt5
nodig, hun klassenfierheid, hun strijdbaarheid, hun opstandigheid, en
hun zin voor politiek en tactiek op de werkvloer, in de vakbond en in
de klassenstrijd. (…)
Deelnemen aan de leidinggevende organen
van de partij betekent ook dat we aan arbeiderskaders de kans willen
geven om vrijgestelde van de partij te worden, deeltijds of voltijds.
Arbeidsters en arbeiders moeten zich thuis voelen in onze structuren.
(…)
Er bestaat ook een zeker 'ouvriërisme' in het goed
Nederlands 'arbeiderisme' genoemd. Dat is even schadelijk. Het
ouvrierisme is het vleien of naar de mond praten van arbeidsters en
arbeiders, het oppervlakkig werken met arbeidsters en arbeiders omdat
men schrik heeft van discussie en strijd, het weigeren om arbeidsters
en arbeiders te scholen tot communisten. (…)
De
partij is een school voor al haar leden, op vele vlakken van het
leven. De partij is tegelijkertijd ook een thuis voor de beste
krachten van de wereld van de arbeid, die zich in de partij herkennen
en de partij mee vorm geven naar hun klasse. (….)
Voor
communistische intellectuelen is het cruciaal dat ze zich weten aan
te passen aan het arbeiderskarakter van de partij, en de wereld leren
zien vanuit het perspectief van de strijd, de moeilijkheden, de
verzuchtingen en de emoties van de werkende klasse.
Wij
willen dat alle kaderleden - arbeiders-kaderleden en intellectuele
kaderleden - goede banden smeden met de voorhoede van de arbeidsters,
arbeiders en syndicalisten in en rond de partij. Dat zij van hen
leren, maar hen ook vooruit brengen. Elk lid van het Partijbureau,
elk lid van de Nationale Raad, elk lid van de Provinciale Raden zou
dat moeten doen. Men kan geen communistisch kaderlid zijn
zonder persoonlijke banden met de werkende klasse. En het is eerst en
vooral de verantwoordelijkheid van elk kaderlid om die uitdaging in
handen te nemen. In dienst van de werkende klasse en het socialisme,
dat is het devies van ons allemaal, (…)
"De
eerste uitdaging blijft: hoe maken we van de grote productieketens in
de maakindustrie en sleutelsectoren bastions van de sociale strijd?",
zo stelden we op ons Solidariteitscongres (2015). Waarom zeiden we
dat? Omdat het gaat over het economische hart van het kapitalistisch
systeem, waar de rijkdom wordt geproduceerd. En omdat "de
sociale geschiedenis ons leert dat de arbeidersbeweging in die grote
productieketens vaak het verste staat in organisatie en strijd. Daar
werken de meeste mensen samen. Daar is men het meest gevormd,
georganiseerd en gedisciplineerd door de productie. Daar bestaat een
grote kennis van de moderne productietechnieken en-planning. Daar
zijn dikwijls ook strijdtradities aanwezig." (…)
Wij
leven en werken in een klassenmaatschappij waarin over zowat alle
tegenstellingen meningen in het rond worden gestuurd, behalve over de
klassentegenstellingen zelf. De tegenstellingen tussen de
verschillende sociaaleconomische klassen in onze samenleving zijn de
minst besproken tegenstellingen. Zo probeert men elk idee en elk
gevoel van klassenidentiteit en klassenfierheid te verhinderen. Het
is cruciaal dat de werkende klasse haar eigen identiteit opnieuw
opeist, en van een 'Klasse an sich' een bewuste 'Klasse für sich'
wordt.6
(….)
In de sociale geschiedenis van de klassenmaatschappijen
is het éénmaken van de overheerste klasse altijd een cruciaal punt
geweest. Zo is het ook vandaag. Wij streven ernaar de klasse een te
maken, in al haar diversiteit. Wij zijn niet allemaal hetzelfde. Er
zijn verschillen onder mensen. Dat neemt niet weg dat onze kracht in
het collectieve ligt, in de verbinding met alle anderen die hun
arbeid of arbeidsvermogen verkopen, in de eenheid van de werkende
klasse. Samen staan we sterker, en telkens er een strijd is die de
hele klasse verenigt, is dat goed te zien. Denk maar aan de strijd
voor rechtvaardige pensioenen, of aan de loonstrijd.
Eenheid
komt niet uit de lucht vallen, daar moet je aan werken. Bolwerken van
verzet zijn onmogelijk zonder bewust te werken aan die eenheid. We
werken aan eenheid met positieve eisen die de hele klasse verenigen,
en we timmeren dag in dag uit aan concrete eenheid op de werkvloer.
Maar we moeten ook bewust opkomen tegen specifieke vormen van
onderdrukking en discriminatie die bestaan tegen bepaalde delen van
de werkende klasse: met name racisme, seksisme en andere
discriminatie. We pakken die thema's aan op klassenbasis en maken dat
ze deel worden van de bredere emancipatiestrijd van de werkende
klasse. (….)
Wij willen de werkende klasse in het licht
zetten. Niet als superhelden, maar als mensen van vlees en bloed.
Werkende mensen die de samenleving doen draaien, die sterk zijn als
ze verenigd zijn en zwak als ze verdeeld zijn. Bewust hebben we de
term 'werkende klasse' opnieuw gelanceerd, als eenheid van ieder die
zijn arbeid verkoopt. Wij willen de geschiedenis scholen van de
welvaartsmakers in ons land, van die van de Borinage, van die van
Verviers, van die van Gent, van die van Antwerpen, van die van
Brussel: hoe ze samen de arbeidersbeweging hebben groot gemaakt. Op
school krijg je een eindeloze reeks krijgsheren, ministers en
koningen op je bord geschoteld als geschiedenis, terwijl van het
werkvolk geen sprake is. Dat is ook vandaag zo. Wie zet de daglaners
en boeren uit Indië in het licht wanneer zij de grootste staking in
de geschiedenis op touw zetten? Wie laat de pakjesbezorgers en
orderpickers van Amazon aan het woord wanneer ze een vakbond trachten
op te richten? Wie laat de stem van de Duitse metallo's en de Franse
spoorwerkers weerklinken?
Laten
we de werkende mensen naar voor schuiven, ook in onze identiteit als
partij.
We
willen systematischer de arbeidsters- en arbeiders woordvoerders van
de partij naar voor schuiven. Niemand beter om vanuit ervaring te
spreken over hoe onmogelijk werken tot 67 jaar wel is. Niemand beter
om de hele werkende klasse te inspireren en te enthousiasmeren.
De PVDA spreekt hier wel OVER de arbeidersklasse, maar spreekt niet of weinig over de KLASSENSTRIJD. Nu,…. ZELFS spreken over klassenstrijd maakt je nog niet tot communist….. zoals Marx zelf, en Lenin hier in “Staat en Revolutie” zeggen.:
3. Hoe Marx de kwestie stelt in 1852
In 1907 publiceerde Mehring in Die Neue Zeit (XXV, 2, 164) uittreksels uit een brief van Marx aan Weydemeyer van 5 maart 1852. In deze brief lezen we onder meer de volgende opmerkelijke beschouwing:
“Wat mij betreft: niet ik heb de verdienste het bestaan van de klassen in de moderne maatschappij of hun onderlinge strijd te hebben ontdekt. Lang voor mij beschreven burgerlijke historici de historische ontwikkeling van deze klassenstrijd en hebben burgerlijke economisten de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht. Het nieuwe dat ik eraan heb toegevoegd is: 1) aantonen dat het bestaan van de klassen enkel verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de productie (historische Entwicklungsphasen der Produktion), 2) dat de klassenstrijd noodzakelijk leidt tot de dictatuur van het proletariaat, 3) dat deze dictatuur zelf slechts de overgang is naar de opheffing van alle klassen en naar een klassenloze maatschappij...”
In
deze tekst geeft Marx zeer treffend het essentiële onderscheid aan
tussen zijn leer en die van verlichte en diepzinnige denkers van de
burgerij, alsook de essentie van zijn leer over de staat.
De
klassenstrijd is de hoeksteen van de leer van Marx, dat zegt en
schrijft men vaak. Maar dat is onjuist. Deze misvatting ligt aan de
basis van heel wat opportunistische vervalsingen, die het marxisme
aanvaardbaar proberen te maken
voor de burgerij. Immers, de leer van de klassenstrijd werd niet door
Marx ontwikkeld, maar door de burgerij vóór Marx. En in het
algemeen beschouwd is ze aanvaardbaar voor de burgerij. Wie enkel de
klassenstrijd erkent, is daarom nog geen marxist. Het kan zijn dat
men hiermee het burgerlijke denkkader en de burgerlijke politiek niet
overstijgt. Het marxisme beperken tot de leer van de klassenstrijd
betekent het vervalsen, het verminken, het herleiden tot wat
aanvaardbaar is voor de burgerij. Enkel hij is een marxist, die de
erkenning van de klassenstrijd uitbreidt tot de erkenning van de
dictatuur van het proletariaat. Dat is het meest fundamentele
verschil tussen de marxist en de vulgaire kleinburger (en ook
grootburger). Dat is de toetssteen voor een reëel begrip en een
reële erkenning van het marxisme. (….)
Het opportunisme
breidt de erkenning van de klassenstrijd niet uit tot wat juist het
wezenlijke is, namelijk tot aan de overgangsperiode van het
kapitalisme naar het communisme, tot aan de periode van de
omverwerping en de volledige vernietiging van de burgerij. In
werkelijkheid wordt deze periode gekenmerkt door een klassenstrijd
met een ongekende hardnekkigheid en met uiterst scherpe vormen.
Tijdens deze periode zal de staat noodzakelijkerwijze op een nieuwe
manier democratisch zijn (namelijk voor het proletariaat en de
niet-bezitters in het algemeen) en op een nieuwe manier dictatoriaal
(tegen de burgerij).
We gaan verder. Alleen diegenen hebben zich
de essentie van de marxistische leer over de staat eigen gemaakt, die
begrepen hebben dat de dictatuur van één klasse noodzakelijk is,
niet enkel voor een klassenmaatschappij in het algemeen, niet enkel
voor het proletariaat dat de burgerij zal hebben omvergeworpen, maar
ook voor de hele historische periode die het kapitalisme scheidt van
de ‘klassenloze maatschappij’, het communisme. De burgerlijke
staten kunnen sterk verschillen qua vorm, maar in wezen zijn ze
allemaal dezelfde: op de één of ander manier, maar uiteindelijk,
zijn ze noodzakelijkerwijze een dictatuur van de burgerij. De
overgang van het kapitalisme naar het communisme kan niet anders dan
talrijke en uiteenlopende politieke vormen opleveren, maar het
wezenlijke zal daarbij noodzakelijkerwijze hetzelfde zijn: de
dictatuur van het proletariaat.
Het is wellicht aan te raden aan de huidige leden om “Staat en Revolutie” eigenlijk integraal te lezen.
Want voor iemand die nog maar moet ontdekken van wat marxisme, socialisme, communistische partij inhoudt, KLINKT dit wellicht goed… Maar is de leiding van de PVDA niet (bewust?) misleidend?
Wat schreef Marx en Engels zèlf over “communistische partij” en “partij zijn van de werkende klasse”?
Eén van de boeken van Marx (en Engels) die je (vroeger) als lid van AMADA en ook van de PVDA werd verondersteld te lezen en te bestuderen was “Het Communistisch Manifest” of ook genoemd “Het Manifest van de Communistische Partij”.
Uit “Het Manifest van de Communistische Partij:
De moderne burgerlijke maatschappij, voortgekomen uit de ondergang van de feodale maatschappij, heeft de klassentegenstellingen niet opgeheven. Ze heeft slechts nieuwe klassen, nieuwe voorwaarden van onderdrukking, nieuwe vormen van strijd in de plaats van de oude gesteld.
De burgerlijke productie- en verkeersverhoudingen, de moderne burgerlijke eigendomsverhoudingen, de moderne burgerlijke maatschappij, die zulke ontzaglijke productie- en verkeersmiddelen te voorschijn getoverd heeft, gelijkt op de heksenmeester die de onderaardse machten, door hem zelf opgeroepen, niet meer kan beheersen. Sinds tientallen jaren is de geschiedenis van de industrie en de handel nog slechts de geschiedenis van de opstand van de moderne productiekrachten tegen de moderne productieverhoudingen, tegen de eigendomsverhoudingen, die de bestaansvoorwaarde zijn van de burgerij en van haar heerschappij. Het volstaat de handelscrisissen te vermelden, die in hun periodieke terugkeer steeds dreigender het bestaan van de hele burgerlijke maatschappij in gevaar brengen. In deze handelscrisisssen wordt geregeld een groot deel van de voortgebrachte producten, maar ook van de reeds tot stand gebrachte productiemiddelen vernietigd. In de crisissen breekt een maatschappelijke epidemie uit, die voor alle vroegere periodes iets onzinnigs zou hebben geleken - de epidemie van de overproductie. De maatschappij ziet zich plotseling in een toestand van tijdelijke barbaarsheid teruggebracht. Een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog schijnen haar alle levensmiddelen te hebben afgesneden, de industrie en de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij teveel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit. De productiekrachten die tot haar beschikking staan, dienen niet meer tot bevordering van de burgerlijke beschaving9 en van de burgerlijke eigendomsverhoudingen. Integendeel, zij zijn voor deze verhoudingen te ontzaglijk geworden, zij worden daardoor tegengehouden; en zodra zij deze belemmering overwinnen, brengen zij de hele burgerlijke maatschappij in wanorde, bedreigen zij het bestaan van de burgerlijke eigendom. De burgerlijke verhoudingen zijn te eng geworden om de door haar geschapen rijkdom te omvatten. Waardoor overwint de burgerij de crisissen? Enerzijds door de gedwongen vernietiging van een massa productiekrachten, anderzijds door de verovering van nieuwe markten en de nog grondiger exploitatie van de oude markten. Waardoor dus? Door algemener en geweldiger crisissen voor te bereiden en de middelen om crisissen te voorkomen te verminderen.
Maar de burgerij heeft niet alleen de wapens gesmeed die haar de dood brengen, zij heeft ook de mensen geschapen die deze wapens zullen hanteren - de moderne arbeiders, de proletariërs. (...)
De arbeid van de proletariërs heeft door de uitbreiding van de machinerie en door de arbeidsdeling elk zelfstandig karakter en daardoor iedere bekoring voor de arbeider verloren. Hij wordt niets dan een aanhangsel van de machine, van wie slechts de eenvoudigste, eentonigste, gemakkelijkst te leren handgrepen verlangd worden. De kosten die de arbeider veroorzaakt, beperken zich daardoor bijna uitsluitend tot de levensmiddelen, die hij voor zijn onderhoud en voor de voortplanting van zijn ras nodig heeft. De prijs van een waar, dus ook van de arbeid10, is evenwel gelijk aan de productiekosten. Naarmate het weerzinwekkende van de arbeid toeneemt, vermindert dus het loon. Meer nog, in dezelfde mate waarin machinerie en arbeidsverdeling toenemen, neemt ook de massa arbeid toe, hetzij door vermeerdering van de arbeidsuren, hetzij door vermeerdering van de in een gegeven tijd voortgebrachte arbeid, door het sneller draaien van de machines, enz. (...)
Is de uitbuiting van de arbeider door de fabrikant zo ver doorgedreven dat hij zijn arbeidsloon in klinkende munt uitbetaald krijgt, dan storten de andere delen van de burgerij zich op hem: de huisbaas, de winkelier, de pandjeshuisman, enz.
Het proletariaat doorloopt verschillende trappen van ontwikkeling. Zijn strijd tegen de burgerij begint met zijn bestaan. Aanvankelijk strijden de arbeiders afzonderlijk, dan de arbeiders van een fabriek, dan de arbeiders van een bedrijfstak in één plaats, tegen de afzonderlijke kapitalist die hen rechtstreeks uitbuit. Zij richten hun aanvallen niet alleen tegen de burgerlijke productieverhoudingen, zij richten ze tegen de productie-instrumenten zelf. Zij vernielen de vreemde, concurrerende goederen, slaan de machines stuk, steken de fabrieken in brand, trachten de verloren positie van de middeleeuwse arbeider opnieuw te veroveren.
Af en toe overwinnen de arbeiders, maar slechts voorbijgaand. Het eigenlijke resultaat van hun strijd is niet het onmiddellijk succes, maar de steeds verder om zich heen grijpende vereniging van de arbeiders. (...)
Voorts worden er, zoals wij zagen, door de vooruitgang van de industrie hele groepen van de heersende klasse in het proletariaat geworpen of tenminste in hun levensomstandigheden bedreigd. Ook zij verschaffen het proletariaat een massa ontwikkelingselementen.12
Van alle klassen die vandaag tegenover de burgerij staan is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De andere klassen verkommeren en gaan ten onder met de opkomst van de grootindustrie; alleen het proletariaat is het eigen product van de grootindustrie.
Alle vroegere klassen, die de heerschappij voor zich veroverden, poogden hun reeds verworven levenspositie te verankeren door heel de maatschappij aan de voorwaarden van hun verworvenheden te onderwerpen. De proletariërs kunnen de maatschappelijke productiekrachten slechts voor zich veroveren door hun eigen tot nu toe bestaande wijze van toe-eigening, en daarmee de hele tot nu toe bestaande wijze van toe-eigening af te schaffen. De proletariërs behoeven niets van het hunne veilig te stellen, zij moeten alle tot nu toe bestaande waarborgen en beveiligingen van particuliere aard vernietigen.
(….) De arbeider verpaupert en de armoede ontwikkelt zich nog sneller dan de bevolking en de rijkdom. Hiermee komt openlijk aan het licht dat de burgerij niet in staat is nog langer de heersende klasse van de maatschappij te blijven en de levensvoorwaarden van haar klasse aan de maatschappij als regel en wet op te dringen. Zij is niet in staat te heersen omdat zij niet in staat is haar slaaf, zelfs binnen het kader van zijn slavernij, een bestaan te waarborgen, omdat zij gedwongen is hem in een toestand te laten wegzinken waarin zij hem moet voeden in plaats van door hem gevoed te worden. De maatschappij kan niet meer leven onder de burgerij, haar leven en de maatschappij kunnen elkaar niet meer verdragen.
De communisten onderscheiden zich slechts als volgt van de overige proletarische partijen: enerzijds brengen zij in de verschillende nationale klassengevechten van de proletariërs de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het hele proletariaat naar voor en laten ze die tot hun recht komen, anderzijds vertegenwoordigen zij in de verschillende ontwikkelingsfasen van de strijd tussen burgerij en proletariaat steeds het belang van de hele beweging.
Het naaste doel van de communisten is hetzelfde als dat van alle andere proletarische partijen: de vorming van het proletariaat tot klasse, omverwerping van de heerschappij van de burgerij, verovering van de politieke macht door het proletariaat.
Zij zijn alleen maar de algemene uitdrukking van de feitelijke verhoudingen van een bestaande klassenstrijd, van een historische beweging die zich voor onze ogen afspeelt. De afschaffing van tot nu toe bestaande eigendomsverhoudingen is niet typisch voor het communisme. Alle eigendomsverhoudingen waren onderhevig aan een voortdurende historische wisseling, een voortdurende historische verandering.
Kenmerkend voor het communisme is niet de afschaffing van de eigendom in het algemeen, maar de afschaffing van de burgerlijke eigendom.
In die zin kunnen de communisten hun theorie samenvatten in de ene uitdrukking: opheffing van het privé-bezit. (...)
Kapitalist zijn betekent niet alleen een zuiver persoonlijke maar een maatschappelijke plaats in de productie innemen. Kapitaal is een gemeenschappelijk product en kan maar ontstaan door de gemeenschappelijke werkzaamheid van vele leden, ja, in laatste instantie slechts door de gemeenschappelijke werkzaamheid van alle leden van de maatschappij.
Het kapitaal is dus geen persoonlijke maar een maatschappelijke macht.
En nu de loonarbeid.
De communisten wordt verder verweten dat zij het vaderland, de nationaliteit willen afschaffen.
Hierboven zagen we reeds dat de eerste stap in de arbeidersrevolutie de verheffing van het proletariaat tot heersende klasse, de verovering van de democratie is.
Aanvankelijk kan dat natuurlijk maar gebeuren door middel van despotisch ingrijpen in het eigendomsrecht en in de burgerlijke productieverhoudingen. Het gaat hier om maatregelen die schijnbaar economisch ontoereikend en onhoudbaar zijn, maar in de loop van de beweging boven zichzelf uitstijgen en als middel ter omwenteling van de hele productiewijze onvermijdelijk zijn. (...)
In de plaats van de oude burgerlijke maatschappij, met haar klassen en klassentegenstellingen, komt een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen. (….)
Over de noodzaak van het integraal lezen en bestuderen van werken van Marx, Engels en Lenin, voor iemand die zich beschouwd als communist, en zich bewust wil zijn over het al dan niet communistisch karakter van de partij waar hij of zij lid van is, schreef ik: 26-12-2020 2 sept. 2021 PCB-CPB bestaat 100 jaar – Lenin (april 1917):”Naam van partij is Communistische Partij zoals in Manifest van Marx en Engels”
Over het partijconcept: Communistische Partij
Het was Lenin die het partijconcept ontwikkelde van een partij die in 1918 Communistische Partij kreeg. Ik schreef hierover in 19-1-20222 sept. 2021 PCB-CPB bestaat 100 jaar – Over het ontstaan enontwikkeling van het (leninistische) partijconcept, op 10/4/1917genoemd: “Communistische Partij”
Het boek “De geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (Bolsjewiki)” was een boek wat vroeger, ieder lid had en verondersteld werd te lezen. Ook werden hier vormingen uit gegeven aan kandidaat-leden. Zou zouden de “oudere”leden (nog) moeten weten dat de naam Communistische Partij door Lenin werd gegeven, waarbij hij refereerde aan ….. het Communistische Manifest:
In februari 2017 was de februari-revolutie, Lenin, tot dan in ballingschap in Zurich, kwam terug in Rusland en riep de Russische werkers op. nu van de burgerlijk democratische revolutie (die het tsarisme voorgoed verdreef) over te gaan naar de socialistische revolutie.
In April 1917 formuleerde hij de taken die wachten op het proletariaat en haar revolutionaire marxistische arbeiderspartij, de bolsjewieke partij, maar die nog altijd Sociaaldemocratische Partij heette, weliswaar met toevoeging (Bolsjewiki)
Aan het einde van zijn uiteenzetting zei hij: “We moeten ons vanaf nu Communistische Partij noemen, net zoals Marx en Engels zich noemden. We zijn marxisten en we nemen als onze basis het Communistisch Manifest,….”
De geschiedenis leert dat het opgeven van de principes in naam van tactiek en soepelheid, heel snel kan verlopen. In 1885 werd de Belgische Werklieden Partij opgericht. De BWP had een aantal socialistische principes, maar die werden – vooral vanaf de eerste verkiezingsoverwinning in 1894 – vrij snel opgegeven.
Uit “Een beginselvaste partij” p. 44 congresdocument van het 8e PVDA-congres in 2008.
Maw VOOR 1984 “had de BWP nog socialistische principes”. Voor de niet-kenner: de PVDA heeft het hier over “het Charter van Quaregnon” Indirect laat de PVDA zo weten dat zij zich eigenlijk verwant voelt aan de BWP …, van voor 1894 dan
In feite stelt het Communistisch Manifest reeds een gelijkaardig opvatting van Socialisme als dat de PVDA (de PVDA spreekt van “Socialisme 2.0”) heeft, aan de kaak:
2. Het conservatieve of bourgeoissocialisme
(...)De socialistische bourgeois willen de levensvoorwaarden van de moderne maatschappij zonder de noodzakelijk daaruit voortkomende strijd en gevaren. Zij willen de bestaande maatschappij zonder de elementen die haar revolutioneren en tot ontbinding brengen. Zij willen de burgerij zonder het proletariaat. De burgerij stelt zich de wereld waarin zij heerst natuurlijk voor als de beste der werelden. Het bourgeoissocialisme werkt deze troostrijke voorstelling uit tot een half of een heel systeem. Wanneer het het proletariaat oproept zijn systemen te verwezenlijken en het nieuwe Jeruzalem binnen te gaan, verlangt het in de grond alleen dat het proletariaat in de huidige maatschappij blijft staan, maar zijn hatelijke gedachten erover laat varen.Een tweede, minder systematische, meer praktische vorm van socialisme trachtte het proletariaat van elke revolutionaire beweging afkerig te maken door aan te tonen dat het geen belang heeft bij een of andere politieke verandering, maar slechts bij een verandering van de materiële levensverhoudingen, van de economische verhoudingen. Onder verandering van de materiële levensverhoudingen verstaat dit socialisme echter helemaal niet de afschaffing van de burgerlijke productieverhoudingen, die alleen langs revolutionaire weg mogelijk is, doch administratieve verbeteringen, die verwezenlijkt worden op basis van die productieverhoudingen. Er wordt dus aan de verhouding tussen kapitaal en loonarbeid niets veranderd, maar in het beste geval worden voor de burgerij de kosten van haar heerschappij verminderd en haar begroting vereenvoudigd.
Zijn volledige uitdrukking bereikt het bourgeoissocialisme pas wanneer het een zuiver oratorische bedoening wordt.
Vrijhandel! In het belang van de arbeidersklasse. Tolbarrières! In het belang van de arbeidersklasse. Gevangenissen met aparte cellen in het belang van de arbeidersklasse! Dat is het laatste, het enige ernstig gemeende woord van het bourgeoissocialisme.
Het socialisme van de burgerij bestaat juist in de bewering dat de bourgeois bourgeois zijn, in het belang van de arbeidersklasse.
Maar net zoals de BWP dat niet was van bij haar oprichting in 1885, is de PVDA géén revolutionaire partij en zeker géén communistische partij. Zeg dat ik het gezegd heb ....
1Onder werkende klasse verstaan we hier - grosso modo - het geheel van de bevolking dat voor een loon werkt. In de teksten van het Solidariteitscongres hebben we een meer nauwgezette sociale structuur van de Belgische Samenleving' gepubliceerd. (Solidariteitscongres 2015, p. 239-255.)
2Elke definiëring of bepaling is ergens arbitrair. Maar het gaat - in essentie over de laag loontrekkenden binnen de werkende klasse die niet over een diploma hoger onderwijs beschikt. Het gaat dus niet alleen over loontrekkenden met het 'statuut van arbeider. In deze definitie gaat het ook om loontrekkenden met het statuut van bediende, of ambtenaren, die geen diploma hoger onderwijs bezitten.
3Zie deel 3 van dit hoofdstuk: "Voorrang aan de opbouw van bolwerken van verzet
4Bijvoorbeeld bij Brico: op 1.505 voltijds equivalente werknemers bezitten er 1.237 een diploma van ten hoogste secondair onderwijs, ofwel B2 procent van het personeel
5Er is een verschil tussen klassenoorsprong, klassenpositie en klassenstandpunt
- Klassenoorsprong: van welke klasse men afkomt, in welk gezin en milieu men opgroeit.
- Klassenpositie (of materiële positie") objectief: beroep, wat men doet, objectieve plaats in de klassenmaatschappij
– Klassenstandpunt: subjectief. welk standpunt men inneemt, welke positie men inneemt in de klassenstrijd.
6Karl Marx maakt een onderscheid tussen Klasse an sich' enerzijds, en Klasse für sich anderzijds Klasse an sich een klasse op zich, objectief economisch een klasse zijn, maar zich daar niet bewust van zijn Klasse für sich bewust zijn dat men een klasse is, het collectieve element van de klasse ontdekken en doorgronden, en daarin ook de mogelijke machtspositie begrijpen
7
Dit betekent nauwkeuriger
gezegd: de schriftelijk overgeleverde geschiedenis. In 1847 was de
voorgeschiedenis van de maatschappij, de maatschappelijke
organisatie die aan alle geschreven geschiedenis voorafging, nog zo
goed als onbekend. Sedertdien heeft Haxthausen het gemeenschappelijk
grondbezit in Rusland ontdekt. Maurer heeft aangetoond dat dit de
gemeenschappelijke grondslag was waarvan alle Duitse stammen
historisch uitgingen, en stilaan ontdekte men dat de dorpsgemeenten
met gemeenschappelijk grondbezit de oervorm waren van de
maatschappij van Indië tot Ierland. Ten slotte werd de interne
organisatie van deze oorspronkelijke communistische maatschappij
blootgelegd door de ontdekking van Morgan, die de kroon op al het
voorgaande zette, de ontdekking namelijk van de "gens" en
haar plaats in de stam. Met de ontbinding van deze oorspronkelijke
gemeenschappen begint de splitsing van de maatschappij in bijzondere
en uiteindelijk tegenover elkaar staande klassen.
(Fr. Engels,
Opmerking bij de Engelse uitgave van 1888 en de Duitse van 1890). Ik
heb geprobeerd dit oplossingsproces na te gaan in De oorsprong van
het gezin, het privé-bezit en de staat. (Fr. Engels, Opmerking bij
de Engelse uitgave van 1888)
Haxthausen August (1772-1866) was
een Pruisische hoge regeringsambtenaar en schrijver. Hij is de
auteur van een werk waarin hij de resten van de gemeentegemeenschap
in de dorpsgemeenschap in Rusland (Obsjtina) beschreef.
Maurer
Ludwig (1790-1872) was een Duits historicus. Hij bestudeerde de
Duitse maatschappelijke orde van voor en tijdens de
Middeleeuwen.
Morgan Louis (1818-1881) was een Amerikaans
etnograaf, archeoloog en historicus van de oermaatschappij, een
elementair materialist.
8 Patriciërs en plebejers: klassen in het oude Rome. De patriciërs waren de heersende klasse van grootgrondbezitters, in wiens handen de grond en de staatsmacht waren geconcentreerd. De plebejers (van het woord plebs = volk) waren de klasse van de vrije maar niet gelijkgerechtigde burgers.
9 In de latere uitgaven, te beginnen met de Duitse uitgave van 1872, zijn de woorden "van de burgerlijke beschaving en" weggelaten.
10 Later, toen Marx zijn theorie van de meerwaarde uitwerkte, bracht hij een verbetering aan. In plaats van "de prijs van de arbeid" spreekt hij van "de prijs van de arbeidskracht". Een verklaring hierover vindt men in het voorwoord van Engels bij het werk van Marx Loonarbeid en kapitaal.
11 In de Engelse uitgaven van 1888 staat in plaats van "de elementen voor zijn ontwikkeling", "de elementen voor zijn politieke en algemene ontwikkeling".
12 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "ontwikkelingselementen", "verlichtings- en vooruitgangselementen".
13 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "uitbuiting van de een door de ander", "uitbuiting van de meerderheid door de minderheid".
14 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "zich tot nationale klasse te verheffen", "zich tot de leidende klasse van de natie te verheffen".
15 Over wat Marx in het Manifest onder de verovering van de macht door het proletariaat verstaat, zegt Lenin: "De staat, dat wil zeggen het als heersende klasse georganiseerde proletariaat, dat is de dictatuur van het proletariaat." Toen Marx over "het veroveren van de democratie" sprak, had hij de "proletarische democratie", de dictatuur van het proletariaat op het oog. Rekening houdend met de ervaring van de Revolutie van 1848 bracht Marx in plaats van de vroegere leuzen de meer precieze leuze van "de dictatuur van het proletariaat" naar voor. In de brochure De 18e Brumaire van Louis Bonaparte zegt Marx dat het proletariaat de machine van de burgerlijke staat niet eenvoudig in bezit kan nemen maar dat het de staat moet "stukslaan", "breken". Verder geeft Marx op grond van de ervaring van de Parijse Commune een karakteristiek van het staatsapparaat waardoor het proletariaat bij zijn dictatuur het door hem vernielde onderdrukkingsapparaat van de burgerlijke staat vervangt. (Zie Karl Marx, De burgeroorlog in Frankrijk).
16 In de latere Duitse uitgaven, te beginnen met die van 1872, staat in plaats van "van de klassen in het algemeen", "de klassen in het algemeen".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten