25-05-2019

Marxisme, de opvatting van “een marxistische partij” – zoals de PVDA - hierover … en de opvatting van Marx zèlf hierover

Aan de ene kant wordt marxisme soms uitgelegd als zijnde “een kennis te hebben van de meerwaardetheorie”.
Aan de andere kant wordt marxisme (via referenties naar werken van “de jonge Marx”) uitgelegd als zijnde “een progressieve stroming die opkomt voor de verdediging van een specifieke doelgroep/minderheid/ ...”, maar waarbij het draait over “verbeteringen” BINNEN het systeem. Dat wordt dan onduidelijk voorgesteld als “door handelen om de maatschappij te veranderen” ´... in het best dan nog opgevat als “klassenstrijd”.

Zoals dus op de “Marxistische Zomeruniversiteit”:

Wat is marxisme?

Marxisme is een theorie die ons helpt de onrechtvaardige samenleving waarin we leven te begrijpen. (...) Iedereen heeft ideeën in gedachten over hoe de maatschappij werkt en hoe deze te verbeteren. Deze ideeën, of we het nu leuk vinden of niet, worden beïnvloed door het mediadiscours, het internet, scholen, politieke partijen, enz. We kunnen echter niet effectief strijden om de maatschappij te veranderen zonder te weten wat er mis is met al deze vooroordelen. Met een marxistische bril kijken we anders naar de maatschappij en begrijpen we hoe we moeten handelen.
(...)
Marx en Engels als socioloog

In deze les beginnen we met het bij elkaar sprokkelen van een aantal aanzetten in het werk van Marx en Engels over armoede. Daarbij vertrekken we niet vanuit het klassebegrip, maar vanuit Marx’ definitie van de ‘sociale laag van het pauperisme’. Het is namelijk opmerkelijk hoezeer deze bevolkingsgroep overeenstemt met wie ook vandaag nog in armoede leeft. Daaraan koppelen we zijn vormen van ‘relatieve overbevolking’ en hoe het concept ‘sociale laag’ past in zijn klassetheorie. Ook nemen we de stelling kritisch onder de loep dat Marx aanhanger zou zijn van een (absolute) Verelendungstheorie. We besteden aandacht aan het empirische onderzoek van Engels — die, meer nog dan Marx een sociologische invalshoek hanteert — over de toestand van de arbeidersklasse in Engeland. (Dirk Van Duppen noemde het “een van de meest visionaire werken uit de marxistische literatuur”.) In welke mate hebben recentere auteurs — vooral Eric Ohlin Wright — nieuwe inzichten toegevoegd, die het theoretische raamwerk van Marx en Engels relevanter maken voor de studie van de (armoede in de) hedendaagse samenleving? We besluiten met de verklaring van de manier waarop we al deze inzichten in onze eigen studie van armoede hebben verwerkt.
(...)
Marx, over vrouwen en klassenstrijd

Was Karl Marx een pionier van het feminisme? Zijn vrouwen een sociale klasse? Deze cursus heeft tot doel te onderzoeken of vandaag de dag de concepten die Marx heeft ontwikkeld het mogelijk maken om na te denken over feminisme en, zo ja, in welke mate.
De strijd van de vrouwen van de uitgebuite klassen kan niet losgekoppeld worden van de klassenstrijd. Volgens Marx moeten de materiële levensomstandigheden worden veranderd en niet alleen de waarden. De strijd van vrouwen lijkt inderdaad een maatschappelijke kwestie die verband houdt met een noodzakelijke verandering in de moraal. Maar dit invalshoek is veel te beperkt om het geheel de feministische strijd te verklaren. Met Marx kunnen we overwegen dat de kwestie van vrouwen en hun emancipatie zowel hun leven thuis als hun leven als werker moet omvatten. In dit perspectief zal de feministische strijd niet langer gereduceerd worden tot louter maatschappelijke vraagstukken, maar zal deze strijd ook volledig sociaal zijn.
(...)
Inleiding in de economie

De huidige crisis, die in 2007 begon en wijdverbreid werd met de ineenstorting van de bank Lehman Brothers in september 2008, is de ernstigste en langste sinds de jaren dertig van de vorige eeuw.
Zij werd voorgesteld als een kwestie van wanbeheer en hebzucht van de leiders van de grote banken. Maar moeten we niet verder gaan en ons afvragen of het niet het kapitalistische systeem zelf is dat failliet is?
U wilt weten waarom er crises, werkloosheid, bedrijfsverplaatsingen, wat wij bedoelen met concurrentievermogen, waarom sommige mensen rijk worden terwijl u, die uw hele leven gewerkt hebben, slechts recht heeft op een klein pensioen? Twijfelt u aan het discours dat beweert dat werkers, net als bazen, er belang bij hebben om het concurrentievermogen van hun bedrijven te verbeteren? Vraagt u zich af of economische crises al dan niet het bewijs zijn dat het kapitalisme achterhaald is? Kortom, wilt u begrijpen hoe het kapitalisme werkt? Dan moet u deelnemen aan deze inleidende cursus over economische mechanismen.
De volgende thema’s zullen worden bestudeerd:
Koopwaar en waarde.
Meerwaarde en uitbuiting.
Prijzen en winst.
De crisis.
(...)
Marx, tegen racisme

In tegenstelling tot wat soms wijd verbreid wordt gedacht, heeft Marx de problematiek van racisme en kolonialisme in zijn intellectuele werk niet losgelaten. Het was zelfs met een scherpe pen dat hij zich ertegen verzette. Van slavernij tot nazisme en kolonialisme, de heersende klassen gebruikten racisme om de arbeidersklasse te verdelen en oorlogen te rechtvaardigen. Biedt het uitgangspunt van Marx’ stellingen een kader voor analyse om de oorsprong van racisme en de band met het kapitalisme beter te begrijpen en manieren te vinden om het te bestrijden? Zijn klassenstrijd en antiracisme, kortom, verenigbaar?
Vandaag de dag zou antiracisme voor sommigen ter linkerzijde een ondergeschikte kwestie zijn, de enige fundamentele tegenstrijdigheid zou sociaal zijn, tussen kapitaal en arbeid. Voor anderen heeft Marx zich nooit beziggehouden met de kwestie van racisme en biedt zij geen relevant analytisch kader om deze kwestie aan te pakken. Tweehonderd jaar na zijn geboorte, stelt de terugkeer naar Marx en de debatten en strijd die hij in de 19e en 20e eeuw heeft geïnspireerd, ons echter in staat om belangrijke actuele kwesties op te helderen.1

Wat betreft de "marxistische" opvatting hier, van de “klassenstrijd” als “handelen om de maatschappij te veranderen”
Daarover laat Lenin in “Staat en Revolutie” dan Marx de volgende verduidelijking geven:

In 1907 publiceerde Mehring in het tijdschrift ‘Die Neue Zeit’ (XXV, II, 164) uittreksels uit een brief van Marx aan Weydemeyer van 5 maart 1852. In deze brief is onder andere de volgende belangwekkende beschouwing te vinden:

Wat mij betreft — niet aan mij komt de eer toe het bestaan der klassen in de moderne maatschappij of hun onderlinge strijd te hebben ontdekt. Reeds lang voor mij hadden burgerlijke geschiedschrijvers de historische ontwikkeling van deze strijd der klassen en burgerlijke economen de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht. Het nieuwe dat ik er aan heb toegevoegd bestond in het leveren van het bewijs 1. dat het bestaan van de klassen alleen verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de productie; 2. dat de klassenstrijd noodzakelijkerwijze tot de dictatuur van het proletariaat leidt; 3. dat deze dictatuur zelf slechts de overgang vormt naar het opheffen van alle klassen en naar een klasseloze maatschappij.’

Het is Marx hier gelukt met verbazingwekkende kernachtigheid tot uitdrukking te brengen ten eerste het voornaamste en wezenlijke onderscheid tussen zijn leer en die van de vooraanstaande en diepzinnigste denkers van de bourgeoisie, en ten tweede het wezen van zijn leer over de staat.


Om te weten wat de essentie is van marxisme en van de uiteindelijke wereldopvatting van Marx en Engels is een studie van (...toch het eerste deel van ...) Het Kapitaal wel het MINSTE wat men moet doen, volgens mij.
Het Kapitaal was het sluitstuk van jaren zoeken, analyseren, polemiseren, deelnemen aan strijd … om wetmatigheden en het klassenkarakter van de kapitalistische maatschappij te doorgronden en door te geven om uiteindelijk de werkende klasse een ideologisch/politiek wapen te geven
In Het kapitaal leer je wat de methode is het dialectisch en historisch materialisme, en hoe de resultaten van bv het historisch materialistische analyse bijdragen tot uiteindelijk de analyse van het kapitalisme.

OPM.: Een indirecte aanduiding van het belang van Het Kapitaal en daarom van een correcte vertaling die zich houdt aan de oorspronkelijke tekst van Marx zelf …..de volgende interessante opmerking van de vertaler: 
Bekend werd vooral de door Karl Kautsky verzorgde volksuitgave, die in 1921 bij Dietz (Stuttgart) verscheen. Deze volksuitgave leek me niet geschikt als basis voor een nieuwe Nederlandse vertaling, aangezien Kautsky gemeend heeft hier en daar Marx te moeten corrigeren2.3

Ik ben trouwens in goed gezelschap om specifiek de studie van Het Kapitaal aan te bevelen ...!
Stalin: “ Onze kaders moeten de marxistische economische theorie goed kennen. De eerste, oudere generatie van Bolchewieken had zich daar ten gronde in verdiept. We studeerden Het Kapitaal, maakten samenvattingen, we discuteerden onderling om elkaars kennis te testen. Dit was onze kracht. Dit hielp ons zeer. De tweede generatie was minder goed voorbereid. Men was bezig met practisch werk en opbouw. Zij bestudeerden het marxisme doorheen brochures. De derde generatie was gewoonweg “opgegroeid” op basis van pamfletten en krantenartikels. Zij hebben geen echt begrip van het marxisme. Zij willen gewoon gevoed worden met hetgeen makkelijk verteerbaar is. De meesten van hen werd opgevoed op basis van citaten, niet op bais van studie van Marx en Lenin. Als dit zo verder gaat, gaan velen degenereren. Men zal beslissen dat Het Kapitaal niet nodig is aangezien we het socialisme opbouwen. Dit betekent ontaarding. Dit betekent de dood. (…) Neem Het Kapitaal van Marx en De Ontwikkeling van Kapitalisme van Lenin en gebruik ze als leidraad bij je werk.” (“Conversation with Stalin on Questions of Political Economy”, by Ethan Pollock in Working Paper no. 33, WOODROW WILSON INTERNATIONAL CENTER FOR SCHOLARS)

(of zoals het in het Engels in de oorspronkelijke tekst staat:
"Our cadres need to know Marxist economic theory well. The first, older generation of Bolsheviks was well grounded. We memorized Capital, summarized, argued and tested one another. This was our strength. This helped us a lot. The second generation was less prepared. People were busy with practical work and construction. They studied Marxism through brochures. The third generation has been raised on pamphlets and newspaper articles. They don’t have a deep understanding of Marxism. They must be given food that is easily digestible. The majority of them were raised on quotations, not the study of Marx and Lenin. If things continue this way, people might degenerate. People may decide they don’t need Capital when we are building socialism. This threatens degradation. This will mean death. (…) Take Marx’s Capital and Lenin’s the Development of Capitalism and have them guide you in your work.")
Wat Stalin imliciet hier dus zegt is dat je Het Kapitaal moet studeren om te weten wat socialisme (als eerste etappe van het communisme) is.


In het voorwoord van Het Kapitaal verwijst Marx naar een boek dat als voorbereiding kan worden beschouwd van Het Kapitaal
Het werk, waarvan ik hier het eerste deel aan het publiek voorleg, is het vervolg op mijn Zur Kritik der politischen Oekonomie, dat in 1859 verscheen. Het lange tijdsverloop tussen begin en vervolg is te wijten aan een langdurige ziekte, die telkens weer mijn werkzaamheden onderbrak. In het eerste hoofdstuk van dit deel wordt de inhoud van het hierboven genoemde werk samengevat. Dit heb ik niet alleen gedaan terwille van de samenhang en de volledigheid. De vormgeving werd verbeterd. Voor zover dit ook maar enigszins mogelijk was heb ik zaken, die in het vroegere geschrift slechts werden aangestipt, in dit werk verder ontwikkeld, terwijl — omgekeerd — vroeger uitvoerig beschreven punten slechts even worden vermeld. De gedeelten, handelende over de geschiedenis van de waarde- en geldtheorie, vervallen hier uiteraard in hun geheel. De lezer van het vroegere werk zal in de noten bij het eerste hoofdstuk echter nieuwe bronnen voor de geschiedenis van die theorie vinden.4

Zo blijkt dat dit boek – Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie – eigenlijk een “voorbereiding” was voor het schrijven van Het Kapitaal. In het Voorwoord van Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie schrijft Karl Marx in 1859:

Ik onderzoek het systeem van de burgerlijke economie in deze volgorde: kapitaal, grondeigendom, loonarbeid; staat, buitenlandse handel, wereldmarkt. Onder de eerste drie rubrieken onderzoek ik de economische levensvoorwaarden van de drie grote klassen, waarin de moderne burgerlijke maatschappij uiteenvalt; de samenhang tussen de drie andere rubrieken springt in het oog. Het eerste deel van het eerste boek, dat over het kapitaal handelt, bestaat uit de volgende hoofdstukken: 1. de waar; 2. het geld of de eenvoudige circulatie; 3. het kapitaal in het algemeen. De eerste twee hoofdstukken vormen de inhoud van het onderhavige deel. Het totale materiaal ligt voor mij in de vorm van monografieën, die ik met grote tussenpozen ter verheldering van eigen inzicht en niet met het oog op publicatie op papier gezet heb, en waarvan de systematische uitwerking volgens het aangegeven schema zal afhangen van uiterlijke omstandigheden.
Een algemene inleiding, die ik op papier gezet had, laat ik echter achterwege omdat mij bij nadere overweging elk vooruitlopen op resultaten die nog bewezen moeten worden storend lijkt, en de lezer die mij wil volgen de bereidheid moet hebben van het afzonderlijke naar het algemene op te stijgen. Enkele aanduidingen daarentegen over het verloop van mijn eigen politiek-economische studies lijken mij hier op hun plaats.

Vervolgens maakt hij duidelijk hoe de ontwikkeling van zijn wereldopvatting (zoals ook die van Engels) zich heeft ontwikkeld:

De studie waarin ik mij specialiseerde, was de rechtswetenschap, die ik echter slechts als ondergeschikte discipline beoefende naast filosofie en geschiedenis. In 1842-1843 kwam ik als redacteur van de ‘Rheinische Zeitung’ voor het eerst in de lastige positie het mijne te moeten zeggen over wat men materiële belangen noemt. De beraadslagingen in de Landdag van het Rijnland over houtdiefstal en verkaveling van de grondeigendom, de officiële polemiek die de heer Von Schaper, destijds eerste president van de provincie Rijnland, opende met de ‘Rheinische Zeitung’ over de situatie van de boeren langs de Moezel, tenslotte de debatten over vrijhandel en protectionisme vormden voor mij de eerste aanleidingen mij bezig te houden met economische vraagstukken. Anderzijds had in deze tijd, waarin de goede wil om ‘voortgang te maken’ vaak kennis van zaken verving, in de ‘Rheinische Zeitung’ een zwak filosofisch getinte echo doorgeklonken van het Franse socialisme en communisme. Ik sprak mij tegen dit gestuntel uit, maar kwam er in een controverse met de ‘Allgemeine Augsburger Zeitung’ tegelijk rond voor uit dat de studies die ik tot dan toe had verricht het mij niet toestonden mij aan enig oordeel te wagen over de inhoud van de Franse stromingen zelf. Liever maakte ik van de illusie van de beheerders van de ‘Rheinische Zeitung’, die meenden door een gematigder opstelling van de krant het over de krant gevelde doodvonnis ongedaan te kunnen maken, dankbaar gebruik om het openbare toneel te verlaten en mij terug te trekken in de studeerkamer.
Het eerste werk dat ik ondernam, om klaarheid te scheppen in de twijfels die mij bestormden, was een kritische toetsing van de Rechtsfilosofie van Hegel, een werk waarvan de Inleiding verscheen in de ‘Duits-Franse Jaarboeken’, gepubliceerd in 1844 in Parijs. Mijn onderzoek leidde tot de conclusie, dat rechtsverhoudingen evenals staatsvormen noch uit zichzelf begrepen kunnen worden noch uit de zogenaamde universele ontwikkeling van de menselijke geest, maar dat zij veeleer wortelen in de materiële levensverhoudingen, die Hegel in navolging van de Engelsen en Fransen uit de achttiende eeuw, in hun geheel samenvat onder de term ‘burgerlijke maatschappij’; dat de anatomie van de burgerlijke maatschappij echter gezocht dient te worden in de politieke economie. De studie van deze wetenschap, die ik in Parijs begon, zette ik voort te Brussel, waarheen ik uitgeweken was tengevolge van een uitwijzingsbevel van de heer Guizot.

En zo vond iedereen -uit de ontwikkeling die Marx en Engels doormaakten - wel ZIJN “Marx”(en “Engels”) ....:
Zoals op "Marxistische" Universiteit":
Marx en Engels als socioloog
Marx, over vrouwen en klassenstrijd
Inleiding in de economie
Marx, tegen racisme

waarbij men, om welke reden dan ook, niet verder in gaat (en dan ook geen “vorming” geeft) op de UITEINDELIJKE inzichten waartoe Marx en Engels waren gekomen die Marx hier dan even “samenvat” in het zelfde “voorwoord van Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie”(vet-cursief, door mij):

Het algemene resultaat waartoe ik kwam en dat mij, nadat het eenmaal was verkregen, tot leidraad diende bij mijn studies, kan kort worden geformuleerd als volgt: In de maatschappelijke productie van hun leven treden de mensen in bepaalde, noodzakelijke van hun wil onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen;
deze productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaald ontwikkelingsniveau van hun materiële productiekrachten. Het geheel van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de materiële basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en waaraan specifieke maatschappelijke vormen van bewustzijn beantwoorden. De wijze waarop het materiële leven wordt geproduceerd, is voorwaarde voor het sociale, politieke en geestelijke levensproces in het algemeen. Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun zijn, maar omgekeerd hun maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt. Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen, of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan deze verhoudingen om in ketenen daarvan. Dan breekt een tijdperk van sociale revolutie aan. Met de verandering van de economische grondslag wentelt zich — langzaam of snel — de gehele reusachtige bovenbouw om. Wanneer men dergelijke omwentelingen onderzoekt, moet men altijd onderscheid maken tussen de materiële omwenteling in de economische voorwaarden van de productie, die natuurwetenschappelijk exact kan worden vastgesteld, en de juridische, politieke, godsdienstige, artistieke of filosofische, kortom ideologische vormen, waarin de mensen zich van dit conflict bewust worden en het uitvechten. Zomin als men een individu beoordeelt naar wat het van zichzelf vindt, zomin kan men een dergelijk tijdperk van omwenteling beoordelen vanuit zijn eigen bewustzijn; men moet veeleer dit bewustzijn verklaren uit de tegenspraken van het materiële leven, uit het bestaande conflict tussen maatschappelijke productiekrachten en productieverhoudingen. Een maatschappijformatie gaat nooit onder, voordat alle productiekrachten tot ontwikkeling gebracht zijn die zij kan omvatten, en nieuwe, hogere productieverhoudingen treden nooit in de plaats, voordat de materiële bestaansvoorwaarden ervoor in de schoot van de oude maatschappij zelf zijn uitgebroed. Daarom stelt de mensheid zich altijd slechts taken, die zij kan volbrengen. Want bij nader toezien zal steeds blijken, dat de taak zelf eerst opkomt, waar de materiële voorwaarden voor haar volbrenging reeds aanwezig zijn of althans in staat van wording verkeren. In grote trekken kunnen Aziatische, antieke, feodale en modern burgerlijke productiewijzen aangeduid worden als voortschrijdende tijdperken van de economische maatschappijformatie. De burgerlijke productieverhoudingen zijn de laatste antagonistische vorm van het maatschappelijke productieproces; antagonistisch niet in de zin van individueel antagonisme, maar van een antagonisme dat voortkomt uit de maatschappelijke levensvoorwaarden van de individuen. Maar de productiekrachten die in de schoot van de burgerlijke maatschappij tot ontwikkeling komen, scheppen tegelijk de materiële voorwaarden om dit antagonisme op te lossen. Met deze maatschappijformatie eindigt daarom de voorgeschiedenis van de menselijke maatschappij.

Vervolgens geeft hij aan hoe Engels, langs een andere ontwikkeling, uiteindelijk tot dezelfde inzichten komt. Vanaf hun ontmoeting zullen ze verder samenwerken (in soms een soort “takenverdeling”) in een verspreiding van het historisch materialistisch “inzicht” van de noodzaak en onafwendbaarheid – op voorwaarde dat de werkende klasse zich van haar revolutionaire rol bewust wordt – van de socialistische revolutie die de kapitalistische productieverhoudingen zal breken en de dictatuur van het proletariaat zal vestigen die de eerste etappe van het communisme – het socialisme – zal installeren, en die bij het bereiken van het communisme zal “afsterven”.

Friedrich Engels, met wie ik sedert de publicatie (in de ‘Duits-Franse Jaarboeken’) van zijn geniale schets van een kritiek van de economische categorieën schriftelijk een voortdurende uitwisseling van ideeën onderhield, was langs andere weg (vergelijk zijn Toestand van de arbeidende klasse in Engeland) tot hetzelfde resultaat gekomen als ik, en toen hij zich, voorjaar 1845, eveneens in Brussel vestigde besloten wij de tegenstelling die er tussen onze zienswijze en de ideologische denkwijze van de Duitse filosofie bestond, gemeenschappelijk uit te werken, in feite met ons vroegere filosofisch geweten af te rekenen. Dit voornemen werd in de vorm van een kritiek van de nahegeliaanse filosofie verwezenlijkt. Het manuscript, twee kloeke delen in octavo, bevond zich reeds lang in Westfalen waar het zou worden uitgegeven, toen wij bericht kregen, dat veranderde omstandigheden de publicatie verhinderden. Wij lieten het manuscript des te gewilliger aan de knagende kritiek van de muizen over, omdat wij ons hoofddoel, verheldering van eigen inzicht, hadden bereikt.
Van de verspreide werken, waarin wij in die tijd onze opvattingen over verschillende kwesties aan het publiek voorlegden, noem ik slechts het door Engels en mij gezamenlijk geschreven Communistisch Manifest en een door mij gepubliceerd Discours sur le libre échange. De beslissende punten van onze denkwijze werden voor het eerst wetenschappelijk, zij het ook slechts in polemische vorm, aangegeven in mijn in 1847 gepubliceerde en tegen Proudhon gerichte geschrift, Armoede van de filosofie. De publicatie van een in het Duits geschreven verhandeling over de loonarbeid, waarin ik mijn lezingen die ik over dit onderwerp hield voor de Vereniging van Duitse arbeiders in Brussel, bundelde, werd onderbroken door de Februari-revolutie en mijn uitwijzing uit België, die daarvan het gevolg was.
De uitgave van de ‘Neue Rheinische Zeitung’ in 1848 en 1849 en de gebeurtenissen nadien onderbraken mijn economische studies, die ik pas in 1850 in Londen kon hervatten. De ontzaglijke hoeveelheid materiaal met betrekking tot de geschiedenis van de politieke economie die in het British Museum ligt opgeslagen, het gunstige standpunt dat Londen biedt voor de observatie van de burgerlijke maatschappij, en, tenslotte, het nieuwe ontwikkelingsstadium, waarin deze laatste met de ontdekking van het Californische en Australische goud leek in te treden, deden mij besluiten weer geheel van voren af aan te beginnen en het nieuwe materiaal kritisch door te werken. Deze studies leidden mij deels vanzelf tot ogenschijnlijk ver afliggende disciplines waarmee ik mij voor kortere of langere tijd moest ophouden. Maar wat vooral een aanslag deed op de tijd die mij ter beschikking stond, was de dwingende noodzaak door een beroep uit te oefenen in mijn levensonderhoud te voorzien. Mijn nu acht jaar durende medewerking aan de eerste Engels-Amerikaanse krant, ‘The New York Tribune’, bracht, omdat ik mij slechts bij wijze van uitzondering met de journalistiek in strikte zin bezighoud, een buitengewoon grote versnippering van mijn studies met zich mee. Intussen vormden artikelen over markante economische gebeurtenissen in Engeland en op het continent een zo belangrijk deel van mijn bijdragen, dat ik gedwongen was mijzelf vertrouwd te maken met praktische details, die buiten het gebied van de wetenschap in strikte zin van de politieke economie liggen.
Deze schets van het verloop van mijn studies op het gebied van de politieke economie wil slechts aantonen, dat mijn opvattingen, hoe men daarover ook oordelen mag en hoe weinig zij ook stroken met de hen door belangen ingegeven vooroordelen van de heersende klassen, het resultaat zijn van gewetensvol en langdurig onderzoek. Bij de poort van de wetenschap moet echter evenals bij de poort van de hel de eis worden gesteld:
Qui si convien lasciare ogni sospetto
Ogni viltà convien che qui sia morta
[Hier behoort ge alle vrees te laten varen; Alle lafheid behoort hier dood te zijn. (Dante, De Goddelijke Komedie. De Hel, derde zang; naar de vertaling van Frederica Bremer, Haarlem 1955)] 5

Voor alle duidelijkheid,… verderop in dit zèlfde boek (vet, door mij):

Terwijl de burgerij, schoolmeesters en bureaucraten in Duitsland nog steeds druk doende waren de eerste elementen van de Engelse en Franse economie als onaantastbare dogma’s uit het hoofd te leren en enigermate te begrijpen, betrad de Duitse proletarische partij het toneel. Haar hele theoretische bestaan kwam voort uit de studie van de politieke economie, en met haar optreden begint ook de wetenschappelijke, zelfstandige Duitse economie.
Deze Duitse economie berust fundamenteel op de materialistische opvatting van de geschiedenis; de grondslagen daarvan zijn kort uiteengezet in het voorwoord van het genoemde boek. In grote lijnen is dit voorwoord al verschenen in ‘Das Volk’, reden waarom wij naar deze publicatie verwijzen.
Niet alleen voor de economie, maar voor alle historische wetenschappen ( en alle wetenschappen, behalve de natuurwetenschappen, zijn historisch) was het een revolutionerende ontdekking, deze stelling: dat ‘de productiewijze van het materiële leven het hele sociale, politieke en geestelijke levensproces bepaalt’ ; dat alle maatschappelijke en staatkundige verhoudingen, alle religieuze en juridische systemen, alle theoretische opvattingen, die in de geschiedenis opduiken, slechts dan te begrijpen zijn, wanneer de materiële levensvoorwaarden van het desbetreffende tijdperk begrepen zijn en als deze systemen, opvattingen en verhoudingen worden afgeleid uit deze materiële voorwaarden. ‘Niet het bewustzijn van de mensen bepaalt hun zijn, maar hun maatschappelijke zijn bepaalt hun bewustzijn.’
Deze stelling is zo eenvoudig, dat iedereen, die niet gevangen zit in een web van idealistische zwendel, haar vanzelf zou moeten begrijpen. Maar niet alleen voor de theorie, ook voor de praktijk heeft deze zaak hoogst revolutionaire consequenties: ‘Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling komen de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de voorhanden productieverhoudingen of, wat niets anders dan een juridische uitdrukking ervoor is, met de eigendomsverhoudingen, waarbinnen zij zich tot dusverre hadden bewogen. Van vormen van ontwikkeling der productiekrachten veranderen deze verhoudingen in kluisters ervan. Er begint dan een tijdperk van sociale revoluties. Met de verandering van de economische grondslag ondergaat de gehele reusachtige bovenbouw een in mindere of meerdere mate snelle ingrijpende verandering …
De burgerlijke productieverhoudingen zijn de laatste antagonistische vorm van het maatschappelijk productieproces, antagonistisch niet in de zin van een individueel antagonisme, maar van een antagonisme dat voort komt uit de maatschappelijke levensvoorwaarden van de individuen; de productiekrachten, die zich in de schoot van de burgerlijke maatschappij ontwikkelen, scheppen tegelijkertijd de materiële voorwaarden om dit antagonisme op te lossen.’
Bij een verdere uitwerking van onze materialistische stelling en haar toepassing op de werkelijkheid opent zich dus direct het uitzicht op een geweldige, de geweldigste revolutie aller tijden.

Daarom de essentie van “Bijdrage tot kritiek op de politieke economie” en later dan van Het Kapitaal (vet door mij...)
De politieke economie begint met de waar, met het moment, waarop producten – hetzij door enkelingen, hetzij door natuurlijk ontstane gemeenschappen – tegen elkaar worden geruilt. Het product dat geruild wordt, is een waar. Maar het is slechts daarom een waar, omdat aan het ding, het product, een verhouding wordt gekoppeld, de verhouding tussen producent en consument, die niet meer in één persoon zijn verenigd. Hier hebben we al meteen een voorbeeld van een eigenaardig feit, dat men overal in de economie terugvindt en dat in de hoofden van de burgelijke economen de ergste verwarring heef gesticht: de economie gaat niet over dingen, maar over de verhoudingen tussen personen en in laatste instantie tussen klassen; deze verhoudingen zijn echter altijd aan dingen gebonden en verschijnen als dingen. Af en toe hebben sommige economen deze samenhang weliswaar vermoed, maar Marx heeft als eerste de geldigheid ervan voor de hele economie blootgelegd en daardoor de moeilijkste problemen zo helder en duidelijk gemaakt, dat nu zelfs de burgelijke economen ze zullen kunnen begrijpen.”


Voor alle duidelijkheid geef ik hier dan nog een volgend inzicht die Karl Marx aan de lezer wil meegeven in Het Kapitaal (vet cursief, door mij):

Karl Marx in Het Kapitaal – Een kritische beschouwing van de economische politiek. Deel I. Het productieproces van het kapitaal, in hoofdstuk 24. De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie, In punt 7. Historische strekking van de kapitalistische accumulatie:

Haar vernietiging, de omzetting van individuele en versnipperde productiemiddelen in maatschappelijk geconcentreerde productiemiddelen, dus van het dwergachtige bezit van velen in het reusachtige bezit van weinigen, dus de onteigening van de grote volksmassa van hun grond, van hun bestaansmiddelen en hun arbeidsinstrumenten, deze vreselijke en moeilijke onteigening van de volksmassa vormt de voorgeschiedenis van het kapitaal. Deze onteigening omvat een reeks gewelddadige methoden, waarvan wij slechts de meest belangrijke als methoden der oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal de revue lieten passeren.(...)
Deze onteigening voltrekt zich door het spel van de immanente wetten van de kapitalistische productie zelf, door de centralisatie van de kapitalen. Een enkele kapitalist vernietigt vele andere kapitalisten. Tegelijk met deze centralisatie of onteigening van vele kapitalisten door enkele kapitalisten komt de coöperatieve vorm van het arbeidsproces op steeds grotere schaal tot ontwikkeling, de bewust technische toepassing van de wetenschap, de systematische bebouwing van de grond, de verandering van de arbeidsmiddelen in arbeidsmiddelen die alleen gemeenschappelijk kunnen worden gebruikt, de besparing op alle productiemiddelen door hun gebruik als productiemiddelen van gecombineerde, maatschappelijke arbeid, het verstrikt raken van alle volkeren in het net van de wereldmarkt en daarmee het internationale karakter van het kapitalistische regime. Met het gestadig afnemend aantal kapitaalmagnaten, dat zich alle voordelen van dit omwentelingsproces toeeigent en deze monopoliseert, neemt de omvang van de ellende, de druk, de knechting, de ontaarding, de uitbuiting, maar ook de woede van de steeds groeiende en door het mechanisme van het kapitalistische proces zelf geschoolde, verenigde en georganiseerde arbeidersklasse toe. Het kapitaalmonopolie wordt een kluister van de productiewijze, die door en mét haar tot bloei is gekomen. De centralisatie van de productiemiddelen en de vermaatschappelijking van de arbeid bereiken een punt, waarop zij onverenigbaar worden met hun kapitalistisch omhulsel. Dit omhulsel wordt verbrijzeld. Het laatste uur van het kapitalistische privaatbezit heeft geslagen. De onteigenaars worden onteigend. (...)
De verandering van het op eigen arbeid der individuen berustende, versnipperde persoonlijke eigendom in kapitalistische eigendom is natuurlijk een proces, dat veel langduriger, harder en moeilijker is dan de verandering van het in feite reeds op maatschappelijke productie gebaseerde kapitalistische eigendom in maatschappelijke eigendom. In het eerste geval ging het om de onteigening van de volksmassa door enkele usurpatoren, in het tweede geval gaat het om de onteigening van enkele usurpatoren door de volksmassa.6

Welnu, over een “vorming in marxisme”( ook al heet het Marxistische zomer/winter-Universiteit), die DEZE conclusies/inzichten NIET omvat, meen ik Lenin te kunnen aanhalen waar hij zo’n “marxisme” kenschetst als volgt:

Met behulp van klaarblijkelijke sofismen snijdt men uit het marxisme zijn levende, revolutionaire geest, men aanvaardt alles in het marxisme, behalve zijn revolutionaire strijdmiddelen, de propaganda en voorbereiding daarvan, de opvoeding van de massa’s juist in deze richting.(...)
De arbeidersklasse kan zijn revolutionair verelddoel niet verwezenlijken, zonder meedogenloos strijd te voeren tegen dit renegatendom, tegen deze karakterloosheid, tegen deze kruiperige houding tegenover het opportunisme, tegen deze weergaloze vervlakking van het marxisme.7

Over het verband tussen “de opvatting over marxisme” en de opvatting van wat als “het programma van een marxistische partij” beschouwd wordt, schreef ik ooit 12-02-2019 Lid van een “marxistische partij die ook voor het socialisme is” (al dan niet “2.0”) en “tegen het communisme” zijn, kan dat?

Marxisme, ... Engels had het over Wetenschappelijk Socialisme ... met als uiteindelijk doel de werkende klasse, het proletariaat bewust te maken van haar historische taak...
In de laatst passsage van “Socialisme, van utopie tot wetenschap” vat Engels het nog eens samen(vet-cursief, door mij):
Laten wij tot slot onze uiteenzettingen kort samenvatten:
I. Middeleeuwse maatschappij: Kleine individuele productie. Productiemiddelen op het individuele gebruik ingesteld, derhalve elementair onbeholpen, peuterig, van een zeer beperkte uitwerking. Productie voor het onmiddellijke gebruik, hetzij van de producent zelf, hetzij van zijn feodale heer. Slechts daar, waar een overschot van deze productie boven het gebruik bestaat, wordt dit overschot te koop aangeboden en geruild: warenproductie dus pas in haar ontstaan; maar reeds nu behelst zij in kiemvorm de anarchie in de maatschappelijke productie.
II. Kapitalistische revolutie: Omvorming van de industrie, eerst door middel van de eenvoudige coöperatie en de manufactuur. Concentratie van de tevoren verstrooide productiemiddelen in grote werkplaatsen en daarmee hun verandering van productiemiddelen van de individuele producent in maatschappelijke — een verandering die de vorm van de ruil over het geheel niet aantast. De oude toeëigeningsvormen blijven van kracht. De kapitalist treedt op, in zijn hoedanigheid van eigenaar van de productiemiddelen eigent hij zich ook de producten toe en maakt ze tot waren. De productie is een maatschappelijke handeling geworden; de ruil en daarmede de toe-eigening blijven individuele handelingen, handelingen van de enkeling: Het maatschappelijke product wordt toegeëigend door de individuele kapitalist. Fundamentele tegenstrijdigheid, waaruit alle tegenstrijdigheden voortvloeien, waarbinnen de tegenwoordige maatschappij zich beweegt en die de grote industrie openlijk aan het daglicht brengt.
A. Scheiding van de producent van de productiemiddelen. Veroordeling van de arbeider tot levenslange loonarbeid. Tegenstelling van proletariaat en bourgeoisie.
B. De wetten, die de warenproductie beheersen, treden meer en meer op de voorgrond en doen zich steeds meer gelden. Teugelloze concurrentiestrijd. Tegenstrijdigheid tussen de maatschappelijke organisatie in de afzonderlijke fabriek en de maatschappelijke anarchie in de productie in haar geheel.
C. Aan de ene kant vervolmaking van de machinerie, door de concurrentie voor elke individuele fabrikant een dwingend gebod geworden, gelijkstaand met het in steeds sterkere mate buiten dienst stellen van arbeiders: industrieel reserveleger. Anderzijds grenzeloze uitbreiding van de productie, eveneens een dwingende wet van de concurrentie voor elke fabrikant. Van beide zijden een ongekende ontwikkeling van de productiekrachten, het aanbod overtreft de vraag, overproductie, overvoerdheid van de markten, eens in de tien jaren crisis, vicieuze cirkel: overvloed hier, van productiemiddelen en producten — overvloed daar, van arbeiders zonder werk en zonder bestaansmiddelen; maar deze beide hefbomen van de productie en de maatschappelijke welstand kunnen niet bijeenkomen, omdat de kapitalistische vorm van de productie het de productiekrachten verbiedt te werken en de producten te circuleren, tenzij zij zich van tevoren in kapitaal veranderd hebben: en dat verhindert juist hun eigen overvloed. De tegenstrijdigheid is tot ongerijmdheid opgevoerd: De productiewijze komt in opstand tegen de ruilvorm. Tegen de bourgeoisie is het bewijs geleverd dat zij niet bij machte is haar eigen maatschappelijke productiekrachten verder te leiden.
D. Gedeeltelijke erkenning van het maatschappelijke karakter van de productiekrachten, waartoe de kapitalisten zelf genoodzaakt worden. Toeëigening van de grote productie- en verkeersorganismen, eerst door maatschappijen op aandelen, later door trusts, vervolgens door de staat. De bourgeoisie blijkt een overbodige klasse te zijn; al haar maatschappelijke functies worden nu door bezoldigde beambten vervuld.
III. Proletarische revolutie: oplossing van de tegenstrijdigheden: Het proletariaat maakt zich meester van de openbare macht en verandert met behulp van die macht de maatschappelijke productiemiddelen, die aan de handen van de bourgeoisie ontglippen, in openbare eigendom. Door deze daad bevrijdt het de productiemiddelen van de eigenschap als kapitaal, die zij tot dusverre hadden, en geeft het aan hun maatschappelijke karakter de volle vrijheid om zich te ontplooien. Een maatschappelijke productie naar een vooraf vastgesteld plan wordt nu mogelijk. De ontwikkeling van de productie maakt het voortbestaan van verschillende maatschappelijke klassen tot een anachronisme. Naarmate de anarchie van de maatschappelijke productie verdwijnt, slaapt ook de politieke autoriteit van de staat in. De mensen, eindelijk meesters van hun eigen wijze van vermaatschappelijking, worden daarmee tegelijk meesters van de natuur, meesters van zichzelf — vrij.

Deze wereldbevrijdende daad te volbrengen is de historische roeping van het moderne proletariaat. Haar historische voorwaarden en daarmee haar natuur zelf te doorgronden en zo aan de tot actie geroepen, thans onderdrukte klasse de voorwaarden en de aard van haar eigen actie tot bewustzijn te brengen, dat is de taak van de theoretische uitdrukking van de proletarische beweging, van het wetenschappelijke socialisme.

1 Op marx be: – https://marx.be/nl/formation/marxistische-universiteit-2019/marx-voor-beginners/
2 Kautsky schrijft in zijn voorwoord op p. xx: ‘Gelegentlich habe ich mir erlaubt Marx selbst zu korrigieren.’
3 https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/0.htm – Karl Marx – Het Kapitaal, Voorwoorden; Verantwoording van de vertaler , Haifa, februari 1967 – I. Lipschits
4 https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/0.htm – Karl Marx – Het Kapitaal; Voorwoorden – Voorwoord bij de eerste druk
5 https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1859/1859voorwoordbijdrage.htm – Karl Marx (1859): Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie – Karl Marx – Geschreven: augustus 1858 - januari 1859 Eerste publicatie: 1859, Franz Duncker, Berlijn Bron: Te Elfder Ure nr. 17, marxisme 3, het marxistisch wetenschapsbegrip, 1974, 21ste jaargang. Vertaling: Hugues C. Boekraad Deze versie: De Griekse woorden zijn omgezet in ons alfabet. Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, december 2004 Laatste bewerking: 3 augustus 2011
6 ‘De vooruitgang van de industrie, waarvan de bourgeoisie de willoze en weerloze draagster is, brengt in plaats van de isolering van de arbeiders door de concurrentie hun revolutionaire vereniging door de associatie. Met de ontwikkeling van de grootindustrie wordt dus de basis, waarop de bourgeoisie produceert en zich de producten toeeigent, onder haar voeten weggetrokken. Vóór alles produceert zij dus haar eigen doodgravers. Haar ondergang en de overwinning van het proletariaat zijn dus even onvermijdelijk. . . Van alle klassen, die vandaag tegenover de bourgeoisie staan, is alleen het proletariaat een werkelijk revolutionaire klasse. De overige klassen teren weg en gaan met de grootindustrie ten onder, het proletariaat is haar meest kenmerkende product. . .
De middenstanden, de kleine industrieel, de kleine koopman, de handwerksman, de boer — zij allen bestrijden de bourgeoisie om hun bestaan als middenstand te vrijwaren voor ondergang. . . zij zijn reactionair, zij trachten het rad van de geschiedenis terug te draaien.’ Karl Marx en F. Engels, Manifest der kommunistischen Partei, London, 1847, pp. 9, 11.

7https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1918/1918renegaat.htm#iii, “De proletarische revolutie en de renegaat Kautsky”, doorV.I. Lenin. Geschreven: 1918. Bron: Pegasus, Amsterdam 1935 (Als boek verschenen bij uitgeverij Communist, Moskou) - Beschikbaar gesteld door Koen Dille.Vertaling: Marx-Engels-Lenin Instituut. Deze versie: Spelling, zinsbouw en punctuatie. Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2007

14-05-2019

De door het “officieel landbouwbeleid” aanbevolen “productiviteitsstijging en schaalvergroting in de landbouw” is NIET de oplossing voor het wereldvoedselprobleem. Wel het breken van de kapitalistische productieverhoudingen … OOK in de landbouw/voedsel-sector!

De productiviteit/ha, de schaalgrootte, en de specialisatie continu vergroten, daar het beleid, de steun, de ontwikkeling van de techniek op afstemmen, was in 1979 (en is nu ook nog) de “ideologie” die hoorde bij de opleiding van Ingenieur Landbouw. Het propageren van biologische landbouw, van kleinschaligheid, van diversiteit en voor het gemengd bedrijf, ten koste van de productiviteit/ha werd gezien en veroordeeld als “een misdaad tegen de (hongerende) mensheid”.
De toekomstige landbouwingenieurs zouden werken voor het ministerie van landbouw, de Boerenbond of in grote bedrijven die machinerie, meststoffen, spuitstoffen, zaden aan de landbouw(er) leveren, of zouden in de consulting of het onderzoek werken om de landbouw(er) te “helpen” om de juist investeringen te doen (en daarvoor de nodige financiering vinden) om zijn productiviteit te verhogen en de vergroting van zijn productieschaal door te kunnen voeren.(Scargill, Atlas Copco, New Holland,….)
Dit was 40 jaar geleden al zo, toen ik mijn studies volgen aan de landbouwfaculteit van de KULeuven…..
Het is ook al weer 40 jaar geleden dat ik ook al meende dit te ontmaskeren. Dat de oplossing van het wereldvoedselprobleem en de honger in de wereld niet een probleem was van “productiviteit” maar van productiewijze.
Het is niet zo dat daarom de biologische landbouw als zodanig de oplossing was, zelfs niet gecombineerd aan ontwikkeling van coöperatieven, boerenmarkten, anders consumeren…. Wèl dat het aanschouwelijk werd gemaakt dat het wel ander KON… Ook was het een goede zaak dat het mensen deed samenwerken en het de mensen organiseerde en mobiliseerde.
Maar het basisprobleem waren de kapitalistische productieverhoudingen… en als er al gesproken kon worden van ‘misdaad tegen de (hongerende) mensheid” dan was het wel het beschermen, versterken juist VAN die kapitalistische productieverhoudingen.

Tijdens mijn universitaire studie, een ideologische en politieke "rijping", een vb.:
Hoe ik in mijn thesis voor diploma Landbouwkundig Ingenieur in 1978 pleitte voor revolutie en communistische productieverhoudingen ...

40 jaar later … en nog altijd 1 miljard “hongerenden” en nog altijd hebben de landbouwers dezelfde problemen … en wordt hen nog altiijd voorgehouden dat de dwang op hen om toch maar steeds verder de schaal te vergroten en de productiviteit/ha of / bedrijf te vergroten de enige en juiste weg is.
. en nog steeds is biologische landbouw of “agro-ecologie” géén oplossing….

Op “het interdisciplinaire denktank-debat” van Metaforum KU Leuven, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’:

De verwachte en noodzakelijke stijging van de voedselproductie stelt ons voor een specifiek probleem: ze moet gebeuren op het huidige areaal. De productiecapaciteit mag dus zeker niet dalen, wat door sommigen impliciet wordt nagestreefd wanneer ze stellen dat de landbouw moet extensiveren. Bovendien zullen we de productiviteit van het bestaande areaal moeten opdrijven: er bestaat vandaag een productiekloof – de kloof tussen gerealiseerde en potentiële productie – die moet worden gedicht. Als we in de volgende decennia een belangrijke stijging van de voedselproductie willen realiseren, dan hebben we daarvoor dus voldoende productiecapaciteit nodig, die we bovendien vooral moeten richten op menselijke consumptie. (...)1

De landbouwbedrijven (onder het kapitalisme) zitten vast in een duivelse kringloop. Om bij een bepaalde prijs en onder onderlinge concurrentie om zoveel mogelijk te verkopen onstaat regelmatig een overaanbod, dat de prijs – voor allen – doet dalen. De ene boer investeert en doet kosten om de productiviteit te verhogen om bij die lagere prijs toch een zekere marge te bekomen. Hij kan wellicht het marktaandeel “overnemen” van de boer die niet uit de kosten komt en de sector verlaat. Er komen (in iedere sector, melk, akkergewassen, vlees, ….) MINDER bedrijven die ieder MEER produceren (door MEER investeringen waarvan de KOSTEN door de opbrengst van die hogere productie moet worden afbetaald) …. Na verloop der tijd zal door die uiteindelijke GROTERE aanbod de prijs weer onder drukt komen te staan, waardoor weer een aantal boeren niet genoeg verdienen om hun voorgaande investeringen af te betalen, de sector verlaten, om het marktaandeel over te laten aan die boer die er net wel aan uit kon komen…. Die constante dwang tot vergroten, intensifiëren …. wordt door de “landbouwwetenschap”juist gezien “als noodzaak om het wereldvoedselprobleem op te lossen” De nadelige bijverschijnselen – grote hoeveelheid aan spuit- en meststoffen die een impact hebben op het milieu – maken voor de “landbouwwetenschap” het nodig landbouw te scheiden van natuurbeheer…. En hier wordt dan wèl een mogelijkheid gezien voor een zekere ontwikkeling van biologische of agro-ecologische landbouw.

Duurzaam intensifiëren impliceert het ruimtelijk scheiden van landbouwproductie en natuurbehoud (het land sparing scenario). Dit scenario is ook gunstig voor biodiversiteitsbehoud. Het alternatieve scenario, natuur en landbouw verweven (land sharing), impliceert in vele gevallen in de realiteit een verlies aan landbouwareaal en leidt slechts tot een beperkte winst aan biodiversiteit op de landbouwpercelen, vooral van generalistische en algemeen voorkomende planten- en diersoorten. Bovendien leidt deze natuurvriendelijke landbouw in de regel tot productieverliezen, die dan moeten worden gecompenseerd door de te vermijden extra inname van areaal. (...) Competitieve landbouw en biodiversiteitsbehoud kunnen dus best ruimtelijk gescheiden worden, zeker in regio's met een hoge productiecapaciteit zoals Vlaanderen. (...)Aan een succesvol land sparing-scenario zijn weliswaar twee belangrijke randvoorwaarden verbonden.
In de eerste plaats dienen de milieu-externaliteiten van de intensieve landbouw drastisch te worden gereduceerd. Zolang bestrijdingsmiddelen en vooral nutriënten door uit- en afspoeling en door atmosferische depositie in natuurlijke habitats terechtkomen, is ook biodiversiteitsbehoud in ruimtelijk gescheiden natuurlijke habitats een bij voorbaat verloren zaak.(...) Zo zou organische of biolandbouw, die een lage impact heeft op de milieukwaliteit, bij voorkeur kunnen worden ontwikkeld rond de huidige natuurgebieden, die daardoor gebufferd worden tegen de milieueffecten van de conventionele landbouw. Het lijkt immers onwaarschijnlijk dat technologische vernieuwingen het milieuprobleem van de Vlaamse landbouw volledig kunnen oplossen.(...)
De tweede randvoorwaarde is dat er voldoende oppervlakte aan natuurlijke habitats voorzien wordt voor soortenbehoud. (….)
Het spreekt vanzelf dat een dergelijke oppervlakte in Vlaanderen moeilijk te verwezenlijken is omwille van de diverse historisch gegroeide aanspraken op de open ruimte. (….)2

De noodzaak wordt een deugd: die constante productiviteitsverhoging, de intensifiëring, de specialisatie moet aangehouden worden omdat hoe dan ook de voedselproductie steeds verder moet stijgen, als enige mogelijkheid om voor iedereen genoeg voedsel te verzekeren.

Theoretisch gezien is een stijging van de voedselproductie goed mogelijk. Volgens een uitgebreide wetenschappelijke studie merken we immers voor de 16 belangrijkste akkerbouwgewassen een groot verschil tussen wat vandaag reëel geproduceerd wordt en wat theoretisch mogelijk is op basis van de gangbare landbouwpraktijken en van de natuurlijke omstandigheden (…) Het hogergenoemde productieverschil vinden we vooral terug in Noord-India, China, Centraal- en Oost-Europa, in sommige van de Verenigde Staten en in vele Afrikaanse landen. Als de huidige productie zou kunnen worden verbeterd tot 75% van de potentiële productie, zou met de in deze studie beschouwde gewassen jaarlijks 1,1 miljard ton meer kunnen worden geproduceerd.
Deze 1,1 miljard ton correspondeert met een voedingswaarde van 5x1015 kcal per jaar. Hiermee kunnen, op basis van een dagelijkse behoefte van 2500 kcal, 5,5 miljard mensen gevoed worden met plantaardig voedsel (eigen berekeningen op basis van Foley et al. 2011).De productiekloof verminderen is een van de grootste uitdagingen in de voedselproductie. De kloof kan verkleind worden door verbeterde teelttechnieken, zoals bemesting en gewasbescherming, verbeterde irrigatie en nieuwe rassen, bekomen via de veredeling.(…)3

De alternatieve vormen voor landbouw die “verhoging van productiviteit/ha of /bedrijf” niet als allereerste doel hebben zijn niet geschikt om het wereldvoedselprobleem op te lossen.

Vandaag is er veel belangstelling, zeker in de westerse wereld, voor alternatieve productiesystemen, zoals bio-landbouw (organic farming), agroforestry, Community Supported Agriculture (CSA), agro-ecologische landbouw, permacultuur en dergelijke. Sommige van deze alternatieven zijn gegroeid vanuit een bezorgdheid voor het milieu, de voedselgezondheid of de biodiversiteit, sommige vanuit meer ethische overwegingen, zoals het zich afzetten tegen de vrije markteconomie of tegen multinationals, die ook in de landbouw actief zijn. Behalve voor de bio-landbouw is er in Vlaanderen vandaag relatief weinig ervaring met deze systemen.
De biologische landbouw is het bekendste alternatieve teeltsysteem. Een recente, in hoofdstuk 2 al aangehaalde meta-analyse van Seufert en collega’s (2012) toont aan dat de oogst bij biologische landbouw gemiddeld 25% lager ligt dan bij conventionele landbouw. Wanneer best organic management practices worden gebruikt, neemt het oogstverschil tussen beide teeltsystemen af tot 13%. Er zijn evenwel grote verschillen tussen gewassen en bodemtypes. Zo kan voor stikstoffixerende vlinderbloemigen, en voor sommige overblijvende gewassen op bodems met een pH-waarde tussen 5,5 en 8,0, met biologische landbouw een oogst gerealiseerd worden die van conventionele landbouw evenaart. (….) Omdat in de biologische teelt de bemesting vooral onder organische vorm gebeurt, zal moeten worden nagegaan of deze organische mest wel in voldoende mate beschikbaar is wanneer de teelt sterk zou uitbreiden.(...)

Community Supported Agriculture (CSA) is een landbouwvorm waarbij de consumenten jaarlijks een bedrag betalen aan de boer in ruil voor een bepaalde hoeveelheid voedsel. Zij worden als het ware lid of aandeelhouder van een bepaald CSA-bedrijf. Dikwijls wordt met de leden van een bedrijf afgesproken welke gewassen zullen worden geproduceerd. Soms wordt van de leden verwacht dat zij meewerken op het bedrijf of mee komen oogsten.
Er waren in 2014 in Vlaanderen 21 CSA-bedrijven en zij hadden een oppervlakte van 60 tot 80 m 2 per lid, voornamelijk voor groeten en fruit. Volgens de eerste studies zou hierdoor in ongeveer de helft van de jaarlijkse behoefte aan groenten en fruit van één individu kunnen worden voorzien. De meeste CSA-bedrijven in Vlaanderen werken volgens de principes van de biologische landbouw.
Stadslandbouw (landbouw binnen de stad) staat in Vlaanderen in zijn kinderschoenen en heeft niet bepaald een professioneel karakter. Gezien de beperkte oppervlakte die hiervoor in aanmerking komt, zal de bijdrage tot de voedselvoorziening zeer beperkt blijven. In specifieke lokale situaties kan standslandbouw de voedselproblematiek terug dichter bij de consument brengen. (…)

Agro-ecologie en agro-ecologische landbouw zijn begrippen die recent op vele fora veel aandacht krijgen. (...) Het onderscheid met duurzame landbouw is dan ook niet altijd duidelijk: alhoewel het bij agro-ecologie duidelijk gaat om voedselproductie, krijgt de economische component in de meeste benaderingen minder aandacht. De ecologische component gaat uit van minder externe input en het principe dat er maximaal gebruik moet worden gemaakt van de diverse diensten die een ecosysteem kan leveren. (...)
Het is duidelijk dat agro-ecologie en ecologische intensificatie principes zijn die nog veel onderzoek vragen vooraleer ze kunnen worden vertaald en gebruikt in teeltechnieken die in staat zijn voldoende voedsel te produceren voor de volledige wereldbevolking. Over agro-ecologie en ecologische intensificatie zijn momenteel weinig (goede) kwantitatieve data beschikbaar. Wat de maatschappelijke component van de duurzame landbouw in de agro-ecologie-benadering inhoudt, is ook niet altijd duidelijk. In vele eerder wetenschappelijke artikelen worden hierover weinig gezegd, maar volgens diverse organisaties houdt agro-ecologie ook in dat de voedselproductie berust op rechtvaardigheidsprincipes. (...)
Men moet zich dan ook de vraag stellen of het vandaag aangewezen is agro-ecologie als het alternatieve productiesysteem voor de gangbare landbouw naar voren te schuiven.(…)4

De "Groene Revolutie" was het ideaal...

De groene revolutie heeft vorige eeuw onze landbouw drastisch veranderd omdat dit noodzakelijk was voor de voedselzekerheid van een groeiende bevolking. Vandaag wordt de westerse kapitaalsintensieve landbouw met veel externe input op de korrel genomen omdat die volgens sommigen niet duurzaam zou zijn op termijn. Maar de vraag die we moeten stellen is of agro-ecologie en ecologische intensificatie wereldwijd in staat zullen zijn om binnen 50 jaar een beduidend hogere landbouwproductie te realiseren om 10 miljard mensen te voeden. Voorstanders argumenteren dat dit zeker mogelijk moet zijn, maar geven hiervoor (nog) geen overtuigende, kwantitatief goed ondersteunde bewijzen.
We zullen ons ook de vraag moeten stellen of we een performant landbouwsysteem dienen bij te sturen of het moeten vervangen door een systeem met nog onduidelijke teelttechnieken en doelstellingen. Zijn beide systemen onverzoenbaar of kunnen bepaalde principes uit de agro-ecologie gebruikt worden in de gangbare landbouw als stap naar een meer duurzaam voedselproductiesysteem?5

Ik citeerde ooit in een rapport uit een tekst6 (opgesteld door landbouwingenieurs, niet van de KULeuven maar van Wageningen…)...”OVER DE GROENE REVOLUTIE IN INDIA … EN CHINA IN DEZELFDE PERIODE”:

In 1943 werd door de Rockenfeller Foundation een team landbouwdeskundigen naar Mexico gezonden om daar een onderzoeksprogramma naar granen op te zetten. Dat team groeide na enige jaren uit tot het eerste internationale researchcentrum, het CIMMYT. Dit centrum en ook de andere centra, die daarna ontstonden, zoals het IRRI enz., was er niet alleen op gericht onderzoek te verrichten naar betere varieteiten van granen grassen enz... maar had ook de bedoeling lokale landbouwdeskudigen op te leiden.
De hoogwaardige graanvarieteiten, de 'high yielding varieties', die ontwikkled werden op het CIMMYT, het IRRI enz. hadden een grote behoefte aan kunstmest, bestrijdingsmiddelen, irrigatie, machinaal oogsten enz. Het hele pakket, dat voor een groot deel geleverd moet worden door het westerse bedrijfsleven, kost vrij veel geld en is dus slecht bereikbaar voor een deel van de boeren. (…)
Lester Brown schreef in "The seeds of change" dat de VS en de wereldbank zeer veel druk uitoefenden,speciaal op de Indiase regering om de multinationale ondernemingen aan te moedigen te investeren in de lokale produktiecapaciteit.7
...een van de belangrijkste overwinningen van de VS was de openstelling van de Indiase kunstmestindustrie voor de buitenlandse private investeringen. Dat was o.a. in het voordeel van Standard Oil of New Jersey en de Bank of America, die beide, kunstmestfabrieken begonnen of uitbreiden.
...In ieder geval is de laatste jaren de strategie steeds meer gericht op de realisering van de zogenaamde groene revolutie voor de kleine boer, waarvan het de bedoeling is, dat die gaat werken met zaaizaden, die zijn aangepast aan de omstandigheden van de kleine boer, met een voor zijn bedrijf geëigende technologie enz. Dat is onder andere te verklaren uit de veel te grote produktiecapaciteit van de industrien in de derde Wreld. die de landbouwinputs leveren. In India werd bijv. in 1970-1971 30% van de produktiecapaciteit van de kunstmestindustrien niet gebruikt. (...)
Wolf Ladejinski, een Amerikaans expert op het gebied van landbouwhervorming en de groene revolutie stelde in 1951 tijdens een symposium met de afgevaardigden uit de verschillende landen uit de Derde Wereld:
"De kommunisten zijn meesters in de kunst de ontevredenheid op het platteland uit te buiten ten eigen bate. Op die manier hebben zij in Rusland de macht veroverd en op die manier versloegen de Chinese kommunisten de nationalistische regering...De afgevaardigden van de verschillende landen zouden daarom in hun resp. landen de volgende boodschap moeten verspreiden: als de landbouwhervormingen, die bedoeld zijn om voor het te laat is het welzijn van de boeren te verbeteren, niet uitgevoerd worden, dan zullen de kommunisten het voor de boeren doen? In dat geval is er meer verloren dan alleen maar het land van de landeigenaar."8
Een presidentiele advieskommissie in de VS stelde in 1951 het volgende:
"De agrarische hervorming in de onderontwikkelde landen moet ondersteund worden teneinde het grondbezit veilig te stellen. In bepaalde landen kan men slechts tegen de honger en het socialisme strijden dmv de landbouw-hervorming."9 (…)
.Het lijkt erop dat de strategie van de groene revolutie in India is afgedwongen door de Amerikanen. We hebben reeds laten zien dat in India een dynamische klasse boeren opkwam die de groene revolutie strategie maar wat graag wilde toepassen, maar op regeringsnivo was men terughoudend. De Amerikanen konden hun politiek doorzetten in de periode '65-'67 toen de Indiase regering door droogte en hongersnoden wel zeer afhankelijk geworden was van de Amerikaanse voedselleveranties. Gesteld voor de ontreddering in eigen land en Johsons onverzettelijkheid opende de Indiase regering de deuren waardoor het Amerikaanse kapitaal en het grootste deel van de groene revolutie naar binnen stroomde.10
Aantrekkelijke afzetmogelijkheden werden nu verwezenlijkt. De stikstofkonsumptie nam van 538.000 metrische tonnen in '64-'65 toe tot 1,2 miljoen metrische tonnen. In '69-'70. 70.000 tubewells werden alleen al in '69-'70 geinstalleerd. In 1968 hadden twee traktorfabrieken nog een overschot aan trekkers. In 1970 moest men al twee jaar wachten voor een trekker. Vijf fabrieken produceren nu 18.000 traktoren per jaar. 35.000 traktoren moesten in '69-'70 geimporteerd worden. Het verbruik van pesticiden nam van 10.304 ton in '61-'62 toe tot 28.000 ton in '68-'69.11
Maar als India in '78 er dan in slaagt rekord-oogsten te realiseren van graan weet het niet waarheen
met zijn graan. Het gebrek aan een geplande ekonomie (gericht op het volk dus een socialistische) doet zich voelen. Der Spiegel no 15, 1978 titelt: "Das Hungerland Indien weisst nicht wohin mit seinen Getreideernten."

CHINA IN DE JAREN '40
"In de jaren tussen de twee wereldoorlogen werd China niet alleen doorkruist door Amerikaanse zakenlieden en missionarissen, maar ook door experten in landbouw, geneeskunde en gezondheidszorg, die Tjang Kai Tsjek moesten helpen " een alternatief voor de kommunistische revolutie" uit te bouwen... De meeste van die zogenoemde "menslievende" ondernemingen werden weer eens gefinancierd door Rockefeller"12
Nog groter wordt de prestatie van de Chinese Volksrepubliek als men de tegenwerking en boycot van de imperialisten erbij rekent éénmaal China gekozen heeft voor het socialisme.
Na de uitroeping van de Chinese Volksrepubliek in 1949, was het John D. Rockefeller III, die staatssekretaris Dean Acheson de richtlijn gaf de handel met China te stoppen, "teneinde de ekonomische situatie... zo te doen verslechteren, dat de bevolking zich van het kommunistisch regime zou afkeren."13

De principes van agro-ecologie of/en biologische landbouw worden onmogelijk geacht om aan een verzekerde voedselvoorziening te doen ….natuurlijk zonder andere productieverhoudingen te kunnen voorstellen, de kapitalistische productieverhoudingen en individuele “zelfstandige” bedrijven worden stilzwijgend als enig mogelijk verondersteld:

De na te streven gesloten nutriëntenkringloop van het natuurlijke systeem zal logischerwijze leiden tot uitputting van de bodem. Voedsel wordt immers afgevoerd buiten het landbouwsysteem om geconsumeerd te worden. Dit impliceert ook de export van nutriënten die moeten worden aangevuld. De vruchtbaarheid van een 'natuurlijke bodem' is trouwens zeer laag, wat onder meer in de Sub-Sahara-landen pijnlijk duidelijk is (zie hierboven bij bodem en nutriënten). Externe input is hier noodzakelijk (naast andere productievoorwaarden zoals water) om de bodemvruchtbaarheid op peil te brengen.
Om de bodemvruchtbaarheid volgens agro-ecologische principes op peil te brengen/te behouden zijn grote hoeveelheden organische meststoffen noodzakelijk, waarvan het vandaag niet duidelijk is of die voor toepassingen op mondiale schaal voorhanden zijn.
Meer genetische diversiteit binnen een teelt, zoals agro-ecologie wil stimuleren, leidt in hoogproductieve landbouwsystemen tot productieverlies en is teelttechnisch in vele gevallen wellicht niet realistisch (bijvoorbeeld wegens verschillende oogsttijdstippen). Ook mengculturen stellen dezelfde problemen. In specifieke gevallen, zoals bij gebrek aan afdoende bestrijdingsmiddelen of bij teelten die elkaar aanvullen, kunnen mengculturen wel een oplossing zijn.
We zullen in de traditionele landbouw op termijn minder gebruik kunnen maken van externe hulpmiddelen. Dit impliceert dat we meer moeten terugvallen op de genetisch potentie die gewassen, landrassen of telersrassen en wilde varianten in zich dragen. We zullen meer inzicht moeten krijgen in waarom sommige gewassen efficiënter met water of nutriënten kunnen omgaan, waarom sommige planten resistent zijn tegen ziekten en plagen en waarom andere zich dan weer meer succesvol kunnen verdedigen tegen belagers. We zullen deze natuurlijke mogelijkheden (ook een dienst die een ecosysteem kan leveren) in onze cultuurrassen moeten inkruisen via veredeling en onze teelttechnieken op basis van deze inzichten aanpassen.
Het is niet duidelijk wat de arbeidsbehoefte is in geval van agro-ecologie. Indien de arbeidsbehoefte groter is dan vandaag, is die wel voorhanden op lokaal vlak en op wereldschaal?
Vanuit agro-ecologische principes worden kleinschalige landbouw en 'kleine boeren' door sommigen als na te streven naar voren geschoven wat betreft ontwikkelingslanden. Dit argument is ook beschreven in het rapport van de speciale VN-rapporteur voor het recht op voedsel (De Schutter 2010).
Maar zijn er voorbeelden waarbij 'kleine boeren' klein blijven wanneer ze goed boeren? Zijn 'kleine boeren' geen utopisch ideaal? (…)
Wereldwijd vraagt de voedselzekerheid de grootste aandacht en daarom moet de productiviteit opgedreven worden. De klassieke landbouw lijkt vandaag daarvoor het meest aangewezen. In specifieke situaties kunnen alternatieve systemen een betekenisvolle rol spelen, zeker wanneer daar een niche voor bestaat, zoals voor de bio-landbouw en Community Supported Agriculture. Dit laatste systeem steunt immers op een grotere betrokkenheid van de consument en er bestaat inderdaad een (nog klein) aantal consumenten dat hiervoor gevoelig is.
Soms leeft de perceptie dat de westerse intensieve grootschalige monoculturen tegennatuurlijk zouden zijn, terwijl alternatieve systemen wel natuurlijk zouden zijn. Alle vormen van landbouw zijn echter ‘tegennatuurlijk’.
Vanaf het prille begin van de landbouw bijvoorbeeld hebben de eerste boeren onkruid gewied op hun akkers.
De vraag is niet of landbouw al dan niet ‘natuurlijk’ is, maar wel in welke mate landbouw duurzaam kan worden bedreven zonder het ecosysteem als productiesysteem te hypothekeren. Anderzijds heeft landbouw ook altijd een impact op natuurlijke ecosystemen, het milieu en het klimaat. Het is nog niet duidelijk of de alternatieve systemen op mondiale schaal in dit opzicht beter scoren en dit aspect moet zeker de nodige aandacht krijgen.14


Het zijn de BESTAANDE productiewijze en productieverhoudingen (“zelfstandig individueel/gezins-bedrijf, van dewelke de “aanvoer-zijde” als ook de “afvoer-zijde” vaak beheerst worden door globale monopolies) die de productiviteitsverhoging en de schaalgrootte dicteren, door de ontwikkeling op langere termijn van de verkoopsprijs van het geteelde product – die dus DAALT voor de boer. Hoewel dit door de “experts” wordt voorgesteld als “oplossing voor het wereldvoedselprobleem” betekent het voor de boer eerder een last, een probleem voor de uitbouw van een leefbaar boerenbedrijf … en uiteindelijk de oorzaak van ziektes, “mestoverschotten”, van erosie, nutriënt-uitspoeling en degradatie van de bodem…. En zeker de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van gezonde voeding op een rechtvaardige manier wordt voor iedereen eerder verminderd dan dat er een oplossing wordt geboden… En natuurlijk dreigt een biologisch kwekende “kleine” boer, maar gevat in de kapitalistische productieverhoudingen OOK gevangen te worden in de concurrentiespiraal van productiviteitsstijging om in de onderlinge concurrentie het “hoofd boven water te kunnen houden” ten koste van die “kleine” boer die hier niet in slaagt.

Zowel wereldwijd als in Vlaanderen daalt echter het aantal landbouwbedrijven. Bovendien is de gemiddelde ouderdom van de bedrijfsleider in Vlaanderen meer dan 55 jaar en verwonderlijk genoeg is dit ook het geval in ontwikkelingslanden: veel kinderen van landbouwers trekken daar naar steden omdat ze daar een hoger inkomen en meer voedselzekerheid verwachten dan op het platteland. Dit wijst op een onzekere bedrijfsopvolging.
Tabel 115 toont de evolutie van het aantal bedrijven, de tewerkstelling, de landbouwoppervlakte en de bedrijfsgrootte in België. Ook in Vlaanderen wordt de onzekere bedrijfsopvolging wellicht veroorzaakt door het lage gemiddelde arbeidsinkomen in de landbouw, dat in 2010 slechts 49% bedroeg van dit van loon- en weddetrekkenden. Toch vermindert de totale landbouwoppervlakte nauwelijks in Vlaanderen: de bedrijven worden steeds groter en deze tendens doet zich ook voor in ontwikkelingslanden. Boeren willen hun inkomen verbeteren via schaalvergroting.
Het lage arbeidsinkomen moet gesitueerd worden in een mondiale context: de Vlaamse landbouw is de afgelopen jaren een sector geworden die meer dan ooit tevoren een geglobaliseerd karakter heeft gekregen. De wereldwijde handel in landbouwproducten neemt jaar na jaar toe. Voor nagenoeg alle landbouwproducten die in Vlaanderen worden geproduceerd, kan er altijd wel een plaats in de wereld worden gevonden waar goedkoper geteeld of verbouwd kan worden. Concurreren op kostprijs is dan, zeker in een aanbodmarkt, uitermate moeilijk of geen optie. In Vlaanderen slagen niche-producten bestemd voor een welbepaald, eerder beperkt publiek er meestal wel in om hun unieke karakter te verzilveren in een hogere prijs. Ze realiseren op die manier een hogere toegevoegde waarde. Dit is onder meer het geval voor streekproducten, bio- of speciaal gelabelde producten. Maar wat voor deze niche-producten lukt, kunnen we dat niet toepassen op de hele Vlaamse landbouw? De Vlaamse landbouw in zijn geheel positioneren als niche op de wereldmarkt? Op die manier kunnen we uit de neerwaartse spiraal komen van steeds maar weer in te zetten op kostenreductie en geconfronteerd te worden met slinkende marges. Er zou een strategie moeten worden ontwikkeld om de niche-kenmerken van de verschillende landbouwsectoren en bij uitbreiding de agro-voedingssectoren te definiëren. Daar zouden dan de onderzoek- en innovatie-inspanningen op kunnen worden afgestemd.(Tabel 1)(...)

De schaalvergroting in Vlaanderen is ook een gevolg van een aantal nieuwe milieu-, dierenwelzijns- en voedselveiligheidseisen die de afgelopen decennia opgelegd werden door de overheid en/of privésector (distributiesector). Deze nieuwe normen brengen investeringen met zich mee en vormen voor bedrijven meestal een gelegenheid of noodzaak om uit te breiden. Voorbeelden zijn het afschaffen van legbatterijen in de pluimveesector, de verplichte groepshuisvesting van zeugen en de verplichting om ammoniakemissie-reducerende stallen te bouwen in de varkenssector. Deze opgelegde verplichtingen hebben telkens een piek veroorzaakt in het stopzetten van bedrijven en in de schaalvergroting.16

De wereld op zijn kop! Het is de (door de kapitalistische concurrentie) DWANG tot continue schaalvergroting, het opgeven van het bedrijf omwille van de concurrentie waardoor productie wordt toegevoegd aan het “winnend”bedrijf, tot productiviteitsverhoging/ha/bedrijf, continue omdat dit allemaal leidt tot een poging om de kleine marge te verdelen over zo groot mogelijke productie,…. Maar waar die marge dan weer onderdruk komt te staan omdat die schaalvergroting en productiviteitsverhoging (investeringen) kosten zijn die OOK weer betaald moeten worden…. Die continue schaalvergroting en productiviteitsverhoging (en de daarmee samenhangende specialisatie of neiging tot monocultuur ligt aan de BASIS van al die negatieve verschijnselen: ziekten, verarming en dichtslibben van de bodem, erosie, uitspoeling van nutriënten en spuitstoffen, mestoverschotten,…..
(...)
Zelfvoorziening op lokaal niveau en op regionaal niveau komt in verschillende studies aan bod. Volgens een Duitse studie zou per inwoner in 2030 2.272 m 2 nodig zijn om op basis van het huidige consumptiepatroon voldoende voedsel te kunnen produceren, tenminste in een gangbaar landbouwsysteem. Wanneer alle voedsel biologisch zou worden geproduceerd zou volgens deze studie 13% meer oppervlakte nodig zijn (Wiegmann et al. 2005). Metastudies komen tot 25-30% meer oppervlaktebehoefte voor de biolandbouw dan de gangbare landbouw voor eenzelfde productie. Andere cijfers voor oppervlaktebehoefte variëren tussen 1.450 en 2.500 m 2 met een gemiddelde van 1.800 m 2 en dit op basis van 10 studies uit ons omringende landen (Danckaert et al.
2013). Omgerekend zou dit voor 6 miljoen Vlamingen over een oppervlakte gaan van 1.080.000 ha. Het beschikbare areaal is echter slechts 625.000 ha. Voor Europa zou de oppervlaktebehoefte aan het huidige Europese consumptiepatroon 1.300 m 2 per persoon zijn, wat betekent dat voor de ongeveer 500 miljoen Europeanen een landbouwareaal van 650 miljoen ha zou nodig zijn. Momenteel zijn er in Europa ongeveer 325 miljoen ha landbouwgronden en legt Europa dus beslag op 325 miljoen landbouwgrond elders.
De Administratie Monitoring en Studie van het departement Landbouw en Visserij (Danckaert et al. 2013) maakte een interessante denkoefening: zij berekenden de oppervlakte die in Vlaanderen nodig is in het geval Vlaanderen zelfvoorzienend zou willen zijn voor voedsel. Zij baseerden zich hiervoor op de huidige gemiddelde consumptie van de doorsnee Vlaming (zie Tabel 2).17


Op basis van de gegevens in de bovenstaande tabel werd berekend hoeveel landbouwoppervlakte per productgroep nodig is. Hierbij werd rekening gehouden met de Vlaamse productie per hectare en de verliezen in de keten tot bij de consument: (….) Er werden ook enkele veronderstellingen gemaakt: indien voedsel of voeder vandaag geïmporteerd wordt, wordt dit vervangen door hetzelfde of een gelijkaardig product dat hier geteeld kan worden. Dit impliceert wel dat geïmporteerde producten die hier niet kunnen worden geteeld en waarvoor geen ander alternatief is, toch moeten worden ingevoerd, zodat er nog altijd een oppervlakteclaim voor landbouwproductie buiten Vlaanderen blijft bestaan. In plaats van sinaasappelen kan men inlands fruit consumeren, zoals appelen of aardbeien. Vooral met betrekking tot de vleesproductie heeft dit belangrijke gevolgen: geïmporteerde soja wordt vervangen door plaatselijk geteelde eiwitrijke gewassen zoals peulvruchten. Deze denkoefening leverde enkele interessante resultaten op: de varkensstapel zou gereduceerd worden van 6 miljoen naar minder dan 2 miljoen stuks en ook de rundveestapel zou gevoelig verminderen. Toch zou voor de veeteelt nog bijna 600.000 ha nodig zijn, vooral voor ruwvoeder (170.000 ha), granen (160.000 ha) en peulvruchten (200.000 ha). Voor plantaardige productie voor menselijke voeding zou ongeveer 250.000 ha nodig zijn. In ieder geval is de totale oppervlaktebehoefte voor zelfvoorziening (850.000 ha) veel groter dan de huidige 625.000 ha. (...)
De gegevens tonen in ieder geval aan dat het areaal in Europa en Vlaanderen onvoldoende is voor zelfvoorziening en dat de productiviteit per oppervlakte een zeer belangrijke factor blijft voor een voldoende voedselvoorziening. Dit niet alleen op Vlaams of Europees niveau, maar zeer zeker op wereldniveau, waar de productiviteit veel lager ligt, maar waar ook het voedselconsumptiepatroon uiteraard niet te vergelijken is met dit in Vlaanderen.
De vraag kan worden gesteld of zelfvoorziening ook wenselijk is. Bepaalde gewassen die we nodig hebben voor de eiwitvoorziening van het vee, zoals erwten, leggen een groot beslag op de beschikbare ruimte, en de eiwitopbrengst die per eenheid van oppervlakte behaald wordt ligt lager in vergelijking met traditionele eiwitgewassen die elders geteeld worden, zoals soja. De sojarassen die vandaag geteeld worden zijn immers minder geschikt voor het Vlaamse klimaat. Men kan zich daarom afvragen of zelfvoorziening moet primeren boven de meest efficiënte productieplaats en -methode. Specialisatie en productieoptimalisatie en de daaraan gerelateerde kostprijsreductie zullen in de toekomst immers op wereldniveau steeds belangrijker worden.
Kunnen we het ons veroorloven om gewassen te telen die in Vlaanderen lagere opbrengsten halen dan in andere gebieden in de wereld? Moeten we ons niet toeleggen op die teelten en gewassen waar we grote rendementen uit kunnen halen, zoals voor nicheproducten? In een wereld waarin landbouwgrond schaars is en nog schaarser zal worden, is zelfvoorziening die gepaard gaat met productiedaling misschien niet de beste optie. Bovendien heeft de huidige Vlaamse landbouw- en voedingssector een positief saldo van ongeveer 5 miljard euro op de handelsbalans, terwijl in een zelfvoorzieningsscenario de oppervlakte van de Vlaamse cultuurgrond te klein is en er dus ook een negatief effect op onze handelsbalans zou ontstaan. Een belangrijk element bij die keuze is dat we ook de milieu-impact van transport en de landbehoefte in rekening moeten brengen en de meest efficiënte productieplaats zal misschien niet de meest milieuvriendelijke plaats zijn.18

In feite wordt de idee – “om de toekomstige wereldbevolking te voeden...” of “om een oplossing te bieden aan het wereldvoedselprobleem/honger in de wereld….” IS GELIJK AAN “de productiviteit/ha / bedrijf vergroten, de specialisatie en de schaalgrootte maximaliseren” – VERTAALD naar “om de bevolking in België … euh nee “in VLAANDEREN” te voeden moet “in VLAANDEREN de landbouw de productiviteit/ha / bedrijf, de specialisatie en de schaalgrootte CONSTANT vergroten”. Als dit dan leidt tot een overchot/een overcapaciteit, dan is dit goed, want dat kan geëxporteerd worden,(en zo bijdragen tot de “economische groei”)


OPM. Men stelt met “wetenschappelijke” en “objectieve” argumenten het uitgangsstandpunt: “er is maar één mogelijke productie-systeem, het kapitalisme”. Hierdoor is “maar één oplossing om de groeiende wereldbevolking te voeden voor de productie van de grondstoffen van de voeding”: toegeven aan de, door inwerking van de kapitalistische concurrentie, DWANG om de landbouwbedrijven steeds verder te specialiseren, de productiviteit/ha of /bedrijf steeds verder te vergroten, de productiecapaciteit/ha of / bedrijf te vergroten, waarbij alle (vaak door grote monopolies) te koop aangeboden technologie en materialen dit moeten ondersteunen en een oplossing moeten bieden aan de neveneffecten die dit met zich mee brengt.
Hierdoor worden alle metodes voor principiële gezonde en rechtvaardige productie, die evenwel niet meteen een hogere opbrengst/ha of / bedrijf nastreven of realiseren bijna beschouwd als “misdaden tegen de (hongerende) mensheid”.
Dit doet mij denken aan de anticommunistische hetze die zich ontketende tegen de revolutionaire experimenten met een anders dan kapitalistische productiewijze. De socialistische revolutie en de uitbouw van het socialisme werden ook bestempeld als “misdaden tegen de mensheid”. De argumenten tegen biologische, of agro-ecologische landbouw lijken wel wat op de argumenten die men ontwikkelde tegen de “collectivisatie in de landbouw”, de “uitbouw van communes” en bv met name tegen de “Grote Sprong Voorwaarts” in China. Tegenover deze laatste werd dat “de Groene revolutie” in India gesteld…..
Al (de linken naar mijn bijeenverzamelende TEGEN-argumentatie zette ik bijeen op DEZE pagina….. Argumenten tegen burgerlijk en pseudo-marxistisch ANTI-communisme

De realiteit bestrijdt de “wetenschappelijke uitwerking door experts”…. Voorbeeld 1: melk en zuivel
Alle landbouwproducten en ook dus melk moeten gezien worden als GRONDSTOFFEN voor de kapitalistische (in het huidig imperialistisch stadium) door monopolies beheerste productie-lijnen die die “grondstoffen” bewerken en verwerken in en naar eindproducten (vooral dus voedsel) die door de consument(-werker) GEKOCHT moet worden.
De landbouwproducten vertonen dezelfde kenmerken als andere grondstoffen (olie, steenkool, metalen, ….) Ze worden “gedolven” aan uiterst lage kost – eigenlijk eerder “toegeëigend” – Hun prijs op de wereldmarkt – in feite de “doorverkoopprijs” komt niet overeen de “aanschafprijs” die zelf geen maat (meer) is voor de geleverde arbeid om die “grondstof” te delven (of in de landbouw “te telen/ te kweken”). Die “prijs op de werelmarkt” komt tot stand door speculatie.
Voor de melk is dit bijvoorbeeld de “zuivel prijs-index”
De TREND van de zuivelprijsindex stijgt van in 2000 op zo’n 120 naar 200 in 2016. De trend van de melkprijs voor de boeren stijgt van 30,5 euro/100 l.in 2000 tot 32,5 euro/100 l. in 2016. 

In het eerste geval net geen 70% stijging, in het tweede geval maar zo’n 6,5% stijging.


De experts op Metaforum KU Leuven, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’:

De verwachte en noodzakelijke stijging van de voedselproductie stelt ons voor een specifiek probleem: ze moet gebeuren op het huidige areaal. De productiecapaciteit mag dus zeker niet dalen, wat door sommigen impliciet wordt nagestreefd wanneer ze stellen dat de landbouw moet extensiveren. Bovendien zullen we de productiviteit van het bestaande areaal moeten opdrijven: er bestaat vandaag een productiekloof – de kloof tussen gerealiseerde en potentiële productie – die moet worden gedicht. Als we in de volgende decennia een belangrijke stijging van de voedselproductie willen realiseren, dan hebben we daarvoor dus voldoende productiecapaciteit nodig, die we bovendien vooral moeten richten op menselijke consumptie.19

Wat dat betreft is de evolutie in de melk-sector al lang in die richting gegaan.
Er was een continue DALING van het aantal melk-leverende bedrijven.

De productieschaalgrootte is continue gestegen.

De productiviteit (productie per bedrijf) is continu gestegen.

En de totale leverings-volume is ook continu gestegen.


De hoeveelheid melk volgde blijkbaar de gestegen bevolking, want “de zelfvoorziening voor volle melk” was steeds boven de 100%

Toch vonden de afnemers het blijkbaar nodig om melk te importeren (vanaf 2014, het loslaten van de melkquota in Europa zit hiermee tussen)
Daar waar de AFGEWERKT producten dan weer ge-exporteerd zijn(moesten) geworden, kijk wat een hoge “zelfvoorzienings-graad” bv voor melkdranken (hierboven)….

Het is dan ook niet de bezorgdheid om de beschikbaarheid voor voedsel (zie hierover verder….) of de drang om tegemoet te komen aan het “voedselprobleem bij de 1 miljard hongerenden, vandaag de dag” … maar economische noodzaak die de boeren hiertoe dreven.
Het is omwille van de kapitalistische productieverhoudingen waarin de zelfstandige individuele boeren gevat zitten, waarbij de aanvoer-zijde als de afvoer-zijde, alsook de financierings-zijde beheerst wordt door monopolies.
De individuele boeren/bedrijven leveren een WAAR (melk) – waarvan de VERKOOP de productiekosten èn de kosten van levensonderhoud moeten betalen – . Bij een bepaalde prijs betekent dit voor de boeren/bedriijven een onderlinge concurrentie voor een zo groot mogelijk “markt-aandeel” – maar wel van een “markt” en “markt-vraag” komt van monopolies. De ene boer kan door investeringen – en door wellicht de mogelijkheid om die investeringen te doen (krediet bij de leveranciers en/of leningen bij de bank) de productiviteit zo ver opdrijven dat hij de kosten kan recupereren door een genoeg grote productie. Hierbij slaagt hij erin de “marktaandelen” over te nemen van boeren/bedrijven die die investeringen niet kunnen doen of/ en niet uit de kosten komen e/of failliet gaan of/en de productie staken.
In de inkomsten voor de melk zitten dan voor de ene boer, de kosten van de investeringen èn de kosten voor levensonderhoud maw de kosten van zijn arbeid… Maar in die inkomsten voor de melk zitten ook de “verliezen” van die boeren die de sector verlaten.
De prijs van de melk staat dus niet in verhouding met de betaling voor de “eigen arbeid”.
Komt daarbij nog dat het gezinsverbruik voor zuivel afneemt.
 

Dus de productie van melk door de boerenbedrijven staat in geen verhouding tot de “voedselnoden van de (Belgische) bevolking… Dus de claim van de “experten” van Metaforum klopt van geen kanten!
En zo lezen we in de pers:

De melkprijs lag vorig jaar nog altijd te laag om de productiekosten van de Belgische melkboeren te dekken.
Dat heeft de Europese sectorfederatie European Milk Board (EMB) berekend. De resultaten van de studie werden
vandaag voorgesteld op de landbouwbeurs in het Luikse Battice, bij Herve. Belgische melkboeren kregen vorig jaar gemiddeld 26,7 eurocent per liter melk, terwijl de productiekost voor diezelfde hoeveelheid opliep tot iets meer dan 41 eurocent. De Waalse boeren kwamen er het slechtst van af. Daar bedroeg de productiekost 43,36 cent, tegenover 40,13 cent in Vlaanderen. Als het werk van de boeren zelf niet wordt meegerekend, dan bedraagt de prijs volgens Erwin Schöpges van EMB nog minstens 30 eurocent. "Dat betekent dat we vorig jaar zeker 3 cent per liter melk verloren hebben, zonder enige vorm van compensatie", klinkt het. De laatste maanden gaat de melkprijs wel weer de hoogte in. Momenteel krijgen boeren gemiddeld 33 à 35 eurocent per liter, maar dat maakt de situatie er niet veel gemakkelijker op, zegt Schöpges. "De hogere prijs dient eerst en vooral om facturen van de laatste jaren die zijn blijven liggen te betalen", meent hij. De productieprijs van melkboeren werd berekend door het Duitse studiebureau voor de landbouw BAL, en houdt onder meer rekening met de kosten voor de bevruchting van de koeien, het voer, meststoffen en kosten voor de veearts. De waarde van het rundvlees dat uiteindelijk kan worden verkocht en het geld dat boeren krijgen via verschillende binnenlandse en Europese steunprogramma's, werd afgetrokken van de totale kost. (Belga)20



De Rabobank verwacht dat de melkprijs in het eerste halfjaar van 2018 zal dalen, als gevolg van lagere mondiale prijzen voor basiszuivelproducten en termijncontracten. In Nederland daalt de melkproductie al als gevolg van de actuele regelgeving, in het vierde
kwartaal 2018 komt er ook een omslag in de nu nog stijgende Europese melkproductie. De daling zal een reactie zijn op de dalende melkprijzen en lagere marges in 2018 en hogere referentiemaanden in 2017, aldus de Rabobank in het vandaag gepubliceerde Kwartaalbericht Zuivel.21



In augustus 17 was er nog veel goesting om meer melk te kopen in de markt. 2017 was een jaar met een relatief hoge melkprijs.
De melkfabrieken hadden in augustus nog melkdorst en betaalden zelf boven de markt om meer melkveehouders aan zich te binden.
Ondernemen is vooruit kijken. Voor 2018 moet iedereen er rekening mee houden dat de melkprijs gaat zakken: Er is wereldwijd te veel melk en te weinig vraag, terwijl er zowel in Europa als in Amerika nog grote voorraden melkpoeder en kaas boven de markt hangen. Die zullen weg moeten voordat er een nieuw evenwicht komt. 22

Ivm de zogenaamde “zelfvoorziening
De tabel 2 geeft THEORETISCHE, niet op de realiteit gebaseerde cijfers. Daar waar het reëele verbruik voor de melkproducten (dus MIN de kaas en de smeerproducten) groter is dan de theoretische, is de ZELFVOORZIENING méér dan voldoende (daar waar voor de theoretische cijfers de bestaande oppervlakte en productiviteit "eerder zou mogen stijgen en zeker niet dalen"). In de REALITEIT komt door OVERCAPACITEIT, de prijs onder druk en wordt het INKOMEN van de gemiddelde “melkboer” zelfs NEGATIEF (zie verder) …. en dan nog “neemt voor zuivel het gezinsverbruik af”….
En dus leidt het “aangeraden productiviteitsstijging en schaalvergroting in functie van toekomstige voedsel voor een gestegen wereldbevolking”(KULeuven-Metaforum) ….  naar een inkomens-verlies voor de melkboeren...

9 op 10 melkboeren maken verlies | De Tijd
De melkprijs zit op zijn diepste punt in zeven jaar. Steeds meer boeren belanden daardoor in slechte papieren.
Volgens berekeningen van het gespecialiseerde adviesbureau LIBA raken negen op de tien Vlaamse melkveehouders niet uit de kosten. ‘Om break-even te draaien heeft de gemiddelde Belgische boer een prijs nodig van 31 euro per 100 liter melk, maar nu krijgt hij minder dan 25 euro’, zegt LIBA-consultant Niels Achten.
Sinds Europa een jaar geleden een einde maakte aan de melkquota is de productie zienderogen toegenomen. Door het overaanbod ging de prijs in vrije val. Milcobel, het grootste Belgische zuivelbedrijf, verlaagde gisteren zijn standaardprijs tot 21 cent per liter. Met kwaliteitspremies inbegrepen krijgt de boer nu ruwweg 24 cent per liter tegenover 40 cent in 2013.
De lage melkprijs veroorzaakt spanningen. De kans op faillissementen is reëel.
Als de inkomsten de kosten niet meer dekken, is het familiaal inkomen het eerste slachtoffer’, zegt Achten. ‘Velen belanden zo in armoede, moeten hun reserves aanspreken of bij de bank aankloppen op peil te houden.’
Jan Leyten, landbouweconoom bij KBC, berekende dat de gemiddelde melkboer in het eerste kwartaal een operationele cashflow van slechts 6,2 euro per 100 liter overhield. ‘Dat is de jongste decennia nooit gezien’, zegt hij. ‘De gemiddelde cashflow lag de jongste vijf jaar iets boven 13 euro.’ Daarvan moeten boeren hun rentelasten, pacht en mestafzetkosten betalen, waardoor de meesten in de rode cijfers eindigen.
De lage prijs veroorzaakt op veel melkveebedrijven spanningen’, zegt Roel Vaes van de Boerenbond. ‘De kans op faillissementen is reëel.’
Ons land telt zo’n 8.000 melkboeren, van wie iets meer dan de helft in Vlaanderen.

Intussen op dezelfde site over de landbouwsector .....
Rabobank: ‘China moet 200 miljoen varkens afslachten'
De epidemie van de Afrikaanse varkenspest die huishoudt in China heeft volgens analisten van Rabobank een nooit geziene omvang aangenomen. Van de 360 miljoen Chinese varkens zouden tot 200 miljoen ten dode opgeschreven
Massaslachting Chinese varkens goed nieuws voor Belgische boeren 200 miljoen Chinese varkens moeten worden afgemaakt door de uitbraak van varkenspest. Goed nieuws voor de Belgische varkenskwekers, al zien die nog steeds af door de varkenspest in Wallonië.

Banken geven noodlijdend Greenyard 15 maanden respijt
De banken geven groentebedrijf Greenyard 15 maanden de tijd om maatregelen te nemen om zijn schuldgraad te verlagen. Nu is de schuldgraad 5 tot 6 keer de brutobedrijfswinst. Dat moet binnen de drie jaar verlagen naar 3 keer.23


En zo moet in tegenstelling van wat de “experts” zeggen (“De productiecapaciteit mag dus zeker niet dalen, (...) Bovendien zullen we de productiviteit van het bestaande areaal moeten opdrijven”) … de productie AFGEBOUWD worden:

Crisismaatregel Vermindering Melkproductie
Ter compensatie van de aanhoudende crisis in de zuivelsector is een Europese enveloppe van 150 miljoen euro ter beschikking gesteld voor een tijdelijke en vrijwillige productiebeperking.
Om in aanmerking te komen moet de landbouwer de melkproductie tijdens de ‘verminderingsperiode’ verlagen ten opzichte van de ‘referentieperiode’ een jaar eerder. Het gaat enkel om een vermindering van melkleveringen aan zuivelfabrieken. Rechtstreekse verkopen komen niet in aanmerking. De voorziene compensatie bedraagt 14 eurocent per kg melk die minder geproduceerd wordt.
Europa voorzag vier mogelijke periodes waarin de productiebeperking kan plaatsvinden. Na elke inschrijfronde werd gekeken of er nog budget overbleef om de volgende ronde open te stellen. Uiteindelijk konden enkel de eerste en tweede periode opengesteld worden. Na de tweede periode was het voorziene budget volledig toegekend.24


De (“gesteld als noodzakelijk voor de voedselvoorziening”) productiviteitsstijging en schaalvergroting èn de totale verhoging van de levering …. leidt naar faillissementen en een “negatief”inkomen. In feite is er dus een overcapaciteit die leidt tot “crisismaatregelen en melkreductie”.
Maar intussen leidt de concentratie van steeds méér koeien per bedrijf èn de “specialisatie” tot meer ziektes en mestoverschotproblemen … die dan weer extrakosten voor de indivividuele bedrijfshoogd/gezin leidt.
De landbouw-sector ingebed in de kapitalistische productieverhoudingen van het kapitalisme in zijn imperialistisch stadium KAN geen “oplossing”bieden voor welke “voedselproblemen” dan ook … en zadelt de maatschappij met nog bijkomende problemen en kosten op die dan weer afgewenteld worden op de consument-werker.

De melkleveringen in 2017 stegen met 3,6%. Dit is een sterkere groei dan vorig jaar, maar blijft lager dan het historisch record van 5% in 2014. De groei ten opzichte van 2016 situeerde zich vooral in de tweede helft van 2017. Vanaf april lagen de maandelijkse schommelingen terug meer in trend met deze in 2015. De daling in de tweede helft van 2016 was te wijten aan de slechte marktsituatie wereldwijd, en mogelijks ook aan het Europese vrijwillige steunprogramma dat een reductie in de melkproductie beoogde. De afgelopen tien jaar zijn de melkleveringen in ons land met 27 % gestegen.25

De “experts” doen aan peptalk en double-speak, de “industriëlen” zijn ten minste duidelijk ….
In feite diende de “noodzakelijke productiviteitsstijging” niet om de “beschikbaarheid voor voedsel” te vergroten … maar om meer te kunnen VERKOPEN op de plaatsen in de wereld waar door een INKOMENSSTIJGING geneigd was meer AAN TE KOPEN, zo bekennen de zuivel-industriëlen van de AANKOOP-monopolies:

Met een behoorlijk ontwikkelende wereldeconomie, een toenemend inkomen in de groeilanden en een verwestersing van het eetpatroon blijft de wereldvraag naar zuivel gunstig evolueren. Ook de gestegen aardolieprijzen creëren meer koopkracht in een aantal landen. Toename van de vraag blijft zich evenwel situeren tussen 2 à 3 % op jaarbasis en grotere sprongen voorwaarts in het aanbod kunnen tot onevenwicht leiden. Net zoals in de voorgaande jaren zal de ontwikkeling van het aanbod bepalend zijn voor de prijsontwikkeling van de internationale zuivelmarkt. (...)Na een sterke groei van de wereldhandel in zuivelproducten in 2014 (+8%), volgde in 2015 een terugval (-1,7%). Deze was onder meer te wijten aan het Russisch embargo en aan de terugval in China. In 2016 stabiliseerde de toestand. Voor 2017 raamt FAO een lichte toename van de wereldhandel in melkequivalenten, nl. + 1,3%. De wereldhandel nam toe voor alle zuivelproducten, behalve voor boter en volle melkpoeder. Het marktaandeel van de EU ging er voor de meeste producten op vooruit,(...)De wereldhandel, uitgedrukt in melkequivalenten, kent een stijgende trend. Zo steeg de wereldhandel van 55,1 mia liter melkequivalent in 2010 naar 70,8 mia liter in 2016. Dit is een jaarlijkse gemiddelde toename van 4,3%. Voor 2017 is er een kleine toename naar 71,7 mia liter. Dit is bijna 9% van de wereldmelkproductie.(…) China was in 2017 de belangrijkste afnemer van zuivelproducten op wereldvlak. De Chinese vraag naar zuivel blijft groeien en kan momenteel onvoldoende ingevuld worden door de ontwikkeling van de eigen melkproductie.(...)
Alle basiszuivelproducten kennen een toename inzake invoer in China in 2017. De totale invoer bereikt bijna de recordvolumes die in 2014 gerealiseerd werden. (...)
China stelt heel veel in het werk om de eigen melkproductie op een hoger niveau te brengen qua kwaliteit en qua milieu-effecten. Daarnaast wordt fors ingezet op een uitbreiding van de productie.(...)
Hierdoor zal de invoer allicht trager groeien.(...)
De melkverwerking door de zuivelindustrie in België is de laatste jaren fors gestegen en in 2017 ging het om 4.778 miljoen liter melk. De stijging van bijna 300 miljoen verwerkte liters is toe te wijzen aan de daling in uitvoer in bulk, de stijging van de melkleveringen en de stijging in invoer in bulk.
Sedert 2006 is de melkaanvoer met 27% of 886 miljoen liter gestegen. In dezelfde periode bedroeg de stijging van het volume ingevoerde melk 675 miljoen liter. De volumes verwerkte melk in ons land zijn in die periode dus gestegen met ruim 1,7 miljard liter. Dit is een stijging van 55%. De forse toename van de melkverwerking laat de zuivelindustrie toe om een performant verwerkingsapparaat van voldoende schaalgrootte operationeel te stellen en te houden.(…)
Uitgedrukt in volume, doorvoer inclusief, is de invoer in 2017 met 8,5% toegenomen en bereikt ruim 2,5 miljoen ton. Deze stijging is grotendeels te wijten aan de import van grondstoffen met het oog op een latere verwerking in de zuivelindustrie of andere sectoren (bakkers, chocolade, enz.). De invoer stijgt inderdaad voor melkpoeder en voor melk en room. Opvallend is opnieuw de daling in
invoer van wei, met maar liefst 14,3%.(…) Er wordt meer ingevoerd voor verdere verwerking in ons land. Dit komt de tewerkstelling en de economie in zijn geheel ten goede.

De productie heeft NIETS te maken met grotere beschikbaarheid voor voeding bij een groeiende wereldbevolking … wellicht eerder met een toename van de “koopkrachtige vraag”:

In 2017 is het aandeel van de uitvoer naar landen buiten de EU terug in opmars. De opgetekende daling tussen 2016 en 2015 was te wijten aan de moeilijke internationale marktsituatie. Voorbeelden van factoren die de wereldmarkt beïnvloeden zijn de soms onvoorspelbare wijzigingen in de Chinese import, het Russische embargo, de economische moeilijkheden waarmee de olieproducerende landen worstelen en een sfeer van toegenomen internationale competitie.

(Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie - JAARVERSLAG 2018 — WERKINGSJAAR 2017)

Maar globaal genomen kunnen de (Belgische) boeren er niet aan uit.(negatief resultaat...)


Melk is een grondstof, zo goedkoop mogelijk gewonnen door monopolistische productieketens, om te verwerken tot een te verkopen product, of te verwerken IN een te verkopen product … en AAN te kopen door “consumenten” om de winst te genereren, voor diezelfde monopolistische productieketens: het voorbeeld Danone

Danone investeert in Afrika … om melkproducten te verkopen, niet om “het voedselprobleem aan te pakken"
Brookside, le numéro un kényan des produits laitiers, a réalisé 130 millions d’euros de chiffre d'affaires en 2013.
Danone maintient son cap africain. Et frappe fort en s'offrant 40 % de Brookside Dairy, le premier groupe laitier du Kenya et l'un des plus avancés au sud du Sahara. "Brookside est un leader sur de nombreux plans, notamment en matière de solidité des marques et de distribution avec 200 000 points de vente et de collecte. La société travaille avec 140 000 éleveurs", explique Emmanuel Marchant, directeur du développement de Danone pour les pays du Sud. Une cible rare que Danone convoitait depuis plusieurs mois, comme l'avait révélé Jeune Afrique en janvier.
Un an après avoir repris 49 % du capital de Fan Milk, un groupe de produits laitiers et de jus de fruits présent en Afrique de l'Ouest et très solide au Ghana, le français complète son dispositif subsaharien.
Mais alors que Fan Milk importe la totalité du lait dont il a besoin (sous forme de poudre), Brookside, lui, se fournit localement auprès de producteurs kényans. "Danone a fait de l'Afrique une nouvelle frontière et il était important de mettre un pied en Afrique de l'Est, la plus importante zone de production laitière d'Afrique subsaharienne", ajoute Emmanuel Marchant, qui ne cache pas que le groupe français a l'intention de poursuivre l'offensive. (…) Mais le français ne cache pas ses ambitions pour la société kényane, qui devrait poursuivre son développement géographique en Afrique de l'Est et la diversification de ses produits. Le lait représente encore 80 % des ventes (130 millions d'euros de chiffre d'affaires total) de Brookside, de quoi offrir de belles perspectives à Danone, grand producteur de yaourts.26


Le groupe agroalimentaire français Danone mène une politique d'acquisition intense en Afrique. © Hassan Ouazzani pour J.A.Après l'acquisition de Fan Milk en Afrique de l'Ouest, le groupe français Danone projette de reprendre le leader kényan des produits laitiers, Brookside Dairy.
Danone se sera battu jusqu'au bout. Juin 2013 : comme d'autres concurrents, tel Nestlé, le géant mondial des produits laitiers est devancé par le financier Abraaj dans la reprise du capital de Fan Milk. Mais quelques mois plus tard, le français revient par la fenêtre, s'offre 49 % de ce leader des produits laitiers glacés et des jus de fruits en Afrique de l'Ouest, et s'assure par ailleurs sa prise de contrôle progressive.(...)
Totalement absent de la zone jusque-là, Danone s'invite ainsi dans six pays, dont de gros marchés comme le Nigeria, le Ghana et la Côte d'Ivoire, et acquiert un réseau de distribution d'environ 30 000 revendeurs.

Alors que cette opération est à peine finalisée, Emmanuel Marchant, l'homme de Danone dans la région, projette déjà une autre acquisition : la reprise des parts du même Abraaj dans le kényan Brookside Dairy. Un objectif encore secret au moment où nous écrivons ces lignes. Selon des sources fiables, le groupe n'est pas le seul en lice. Fondé au début des années 1990 et contrôlé majoritairement par la famille du président Uhuru Kenyatta, Brookside Dairy est un leader incontesté en Afrique de l'Est, achetant en moyenne 500 000 litres de lait par jour auprès de 125 000 petits producteurs kényans. Présent en Tanzanie et en Ouganda et exportant ses produits au Rwanda, au Burundi et en Égypte, il veut devenir le premier groupe de produits laitiers du Marché commun de l'Afrique orientale et de l'Afrique australe (Comesa).
L'élévation du niveau de vie entraîne la hausse de la consommation de protéines animales, notamment de viande et de lait
Déjà premier en Tunisie, en Algérie, et aussi au Maroc depuis la prise de contrôle majoritaire de Centrale laitière en 2012, Danone semble décidé à employer les grands moyens pour doper ses ventes de produits laitiers sur le continent. "C'est tout à fait logique, souligne le financier Lionel Zinsou, un proche du groupe qui a fait partie de son comité exécutif dans les années 1990. L'élévation du niveau de vie entraîne la hausse de la consommation de protéines animales, notamment de viande et de lait."
Danone n'est pas le seul géant mondial des produits laitiers à s'intéresser à l'Afrique. Nestlé y est implanté depuis longtemps avec un portefeuille alimentaire bien plus diversifié. Si le néerlandais FrieslandCampina est déjà un poids lourd du Nigeria, Arla Foods, autre géant d'Europe du Nord, a mis en place une stratégie africaine en s'implantant modestement en Côte d'Ivoire. Quant à Sodiaal (Candia, Yoplait), il y est présent via des franchisés locaux. Et il ne faut pas non plus oublier l'offensive de Lactalis et du fromager Bel (La vache qui rit, Babybel, etc.).
(..) ces géants devraient se battre à coups d'innovations (en misant notamment sur des produits moins chers que les yaourts) et de marketing, mais pas seulement. Dans une zone où la production laitière locale reste faible, l'enjeu réside aussi en amont de la filière. Et dans les relations avec les éleveurs. En Afrique de l'Ouest, les importations de poudre de lait ont triplé ces quinze dernières années.
Fan Milk, le nouveau partenaire de Danone dans la zone, n'utilise d'ailleurs que de la poudre importée pour fabriquer ses laits aromatisés et ses yaourts. Les transformateurs locaux apparus durant la dernière décennie n'ont guère cherché à développer l'amont. Alors qu'entre janvier et avril 2013, les prix mondiaux du lait en poudre ont doublé.
"Dans l'UEMOA [Union économique et monétaire ouest-africaine], la production de lait a augmenté, mais beaucoup moins qu'en Asie ou en Amérique du Sud. Et elle est dominée par l'élevage pastoral", insiste Guillaume Duteurtre, chercheur au Centre de coopération internationale en recherche agronomique pour le développement (Cirad). (...)
En Égypte, Danone a créé une mégaferme de plusieurs milliers de vaches (comme Centrale laitière au Maroc), mais il aide aussi les petits producteurs via son Fonds pour l'écosystème. Au sud du Sahara, Danone devrait dans un premier temps soutenir la production indépendante locale en améliorant la collecte comme a su le faire Brookside Dairy au Kenya. Ce dernier emploie ainsi des centaines de bicycle boys pour ramasser le lait autour de Nairobi.
À condition d'encourager l'investissement local, voire de décourager les importations, la production laitière peut se développer partout en Afrique, y compris en zone tropicale humide. "Il n'y a pas de raison qu'il en soit autrement. Au Vietnam, une ferme de 36 000 têtes vient d'être inaugurée", raconte Duteurtre. Pour les pays africains, l'enjeu est aussi important : réduire la facture des importations et renforcer la sécurité alimentaire.27


Danone, wordt melkproducten-monopolie in Marokko … en verhoogt de verkoopsprijzen
Danone a pris le contrôle de Centrale Laitière en juin 2012. Appuyée par le chef du gouvernement, la campagne de boycott des produits de Danone au Maroc a créé un énorme buzz. A l'origine de ce ras-le-bol, la récente augmentation des prix des yaourts, décidée par Centrale Laitière. De son côté, l'entreprise maintient que cette hausse est légitime et répond à l'envolée des coûts des intrants.
Il a suffi que le holding royal SNI lâche le contrôle de Centrale Laitière au profit du groupe français Danone pour que les langues se délient. Accusée par la Fédération marocaine des droits du consommateur d'être "l'instigatrice des augmentations de prix du lait et de ses dérivés dans le secteur", la filiale marocaine du groupe Danone est la cible d'une large campagne de boycott menée par les associations de consommateurs et soutenue par le chef du gouvernement, Abdelilah Benkirane.
Les prix des produits laitiers n'ont pas bougé depuis dix ans, tandis que ceux des intrants grimpaient", explique-t-on du côté de Centrale Laitière
Ce dernier a annoncé le samedi 25 mai dernier, à l'occasion d'un meeting politique, son intention de boycotter les produits de l'entreprise pendant une durée de 10 jours, appelant les Marocains à faire de même et à se mettre au "Raïb", du lait caillé traditionnel (fait maison généralement).
Cette campagne fait suite à l'augmentation récente des prix des yaourts de 20 centimes de dirhams (environ 2 centimes d'euros), qui intervient quelques mois après la hausse très contestée du prix du lait.
"Cette décision intervient surtout à quelques semaines du mois de ramadan, période où on enregistre un pic de consommation des produits laitiers", tonne la Fédération marocaine des droits du consommateur.
(...)Centrale Laitière maintient toutefois que ces hausses restent légitimes. "Les prix des produits laitiers n'ont pas bougé depuis au moins dix ans, alors que tous les intrants ont vu leur prix augmenter. On ne fait que rattraper le retard", signale une source au sein de la filiale de Danone.

Au premier rang de ces intrants dont les prix ont flambé : l'énergie. "Les prix des hydrocarbures ont augmenté de 15 à 20 % depuis 2012. Sans parler du fioul industriel, dont le prix a augmenté de 73 % en 2013 suite à la décompensation décidée par le gouvernement. (...) Leader du marché avec près de 70 % de parts de marché, Centrale Laitière a beaucoup souffert du gap entre ses coûts de revient et ses prix de vente. En 2013, son excédent brut d'exploitation a baissé de 11 % et ses bénéfices ont même chuté de 53 %. Tendance à contre-courant de la croissance du chiffre d'affaires qui signe, lui, une croissance supérieure à 4 %.28

Le géant français des produits laitiers a acquis 21,75 % supplémentaires du capital de Centrale laitière auprès de SNI. le holding royl marocain. Ce dernier souhaite se désengager de ses participations
matures dans l'agroalimentaire.
En février 2013 Danone était devenu l’actionnaire majoritaire (67%) de Centrale laitière, leader marocain du secteur en rachetant des participations de la Société Nationale d’Investissement (SNI) marocaine. Le holding royal a franch une nouvelle étape ce lund 03 novembre en cédant un bloc supplémentaire de 21,75 % d’actions au groupe français qui monte désormais à 90 % du capital.29


De verkoop van Danone-producten krijgt een klop … door een BOYCOT van de werkers-consumenten
L’année 2015 peut être qualifiée de paradoxale pour la filiale marocaine du géant français de l’agroalimentaire Danone. De fait Centrale Danone a enregistré un recul de -4 2% de son chiffre d’ affaires consolidé, à 6,7 milliards de dirhams (environ 604 millions d euros), alors que son résultat net part du roupe a bondi de +28,7% pour atteindre 53 millions de dirhams.
La baisse des revenus de Centrale Danone s’ explique « essentiellement par la baisse des ventes des filiales liées à l’ activité de commercialisation des génisses ainsi qu’ à la continuité du déclin de l’ ensemble de la cagorie du lait affectée par une baisse de la consommation » précise le communiqué de presse tout en ajoutant que « les produits laitiers frais sont en croissance sur l’année 2015 » (…)
Cette performance repose essentiellement sur la baisse des coûts des matières premières qui a permis «de compenser l’inflation surc certaines catégories d’ emballage, sur la masse salèriale et l’augmentation des investissements réalisés en 2015 pour la mise e n niveau des outils industriels et de distribution » indique la communication financière de Centrale Danone.30


Le lait de Centrale Danone, l’eau minérale Sidi Ali et le carburant des stations Afriquia... Depuis quelques jours, ces trois marques sont victimes d'un boycott lancé sur les réseaux sociaux. Ce mouvement qui surfe sur des thématiques de défense des consommateurs fait réagir les cercles politiques et économiques.
Depuis quelques jours, les réseaux sociaux au Maroc s’agitent suite à un appel au boycott, assez mystérieux, lancé en premier lieu sur quelques pages Facebook avant de se propager sur Twitter. Les initiateurs du « mouvement » demandent aux Marocains de cesser d’acheter du lait de chez Centrale Danone, filiale du géant français Danone, l’eau minérale Sidi Ali, marque historique de l’entreprise Eaux minérales d’Oulmès dirigée par Miriem Bensalah (présidente sortante de la CGEM), et enfin le carburant vendu par le distributeur d’hydrocarbures Afriquia du groupe Akwa, dont l’actionnaire majoritaire est Aziz Akhannouch, le ministre de l’Agriculture. Même si l’origine de l’initiative reste inconnue, le Hashtag #nous_boycottons (traduit aussi de l’arabe #Mou9ati3oun) prend de plus en plus d’ampleur.
Entre défense du pouvoir d’achat des citoyens et attaque à l’encontre de la gourmandise et de l’avidité des entreprises, le mouvement a trouvé un certain succès populaire, au point de faire réagir les politiques. Répondant à une question orale, le 24 avril au Parlement, l’argentier du royaume Mohamed Boussaid a eu des mots assez durs à l’encontre des initiateurs de l’appel, les qualifiant d’« étourdis ».31

Les chiffres sont tombés ce matin: les ventes de produits Danone au Maroc ont chuté de 178 millions d’euros en 2018, par rapport 2017 entrâinant une diminuation de son résultat opérationnel de 43 millions d’euros sur la même période. Ainsi le boycott marocain enlevé 1,7 points à la croissance annuelle de ventes au niveau mondiale chiffrée 2,9 % pour l’ année écoulée.32


Door strijd werd zo een grotere “beschikbaarheid” van melk verkregen dan door productiviteitsstijging en schaalvergroting van melkboeren in België zoals de "experts" dit aanraden

Quatre mois après le lancement de la campagne de boycott qui a visé trois marques au Maroc, Centrale Danone s’apprête à vendre son lait pasteurisé sans faire le moindre gain, dès septembre prochain.
Après avoir été victime d’un mouvement de boycott avec deux autres entreprises (Sidi Ali et Afriquia), Centrale Danone a connu une baisse de 50 % de ses ventes au Maroc. Une situation alarmante pour le leader incontesté et historique du secteur. Elle lui a imposé de se rapprocher de ses consommateurs et même de faire quelques concessions. Ainsi, il est prévu que la filiale marocaine de Danone chamboule tout le marché à partir du mois de septembre en vendant son lait pasteurisé à un nouveau prix.
« Nous nous apprêtons à faire baisser le prix du litre de lait. L’annonce sera faite à la rentrée, après avoir trouvé le nouveau modèle économique qu’on adoptera dorénavant », explique à Jeune Afrique et sous couvert d’anonymat un responsable du groupe, dont le service communication semble avoir interdit tout contact avec la presse durant cette période.

Une baisse d’environ 60 centimes ?
D’autres sources chez des concurrents parlent d’une probable baisse d’environ 60 centimes sur le litre de lait vendu par la filiale du géant mondial. « L’ensemble des acteurs du secteur vont devoir s’adapter et ça risque de laisser des traces. Nous n’avons pas tous les capacités capitalistiques de Centrale Danone », estime un haut cadre dans l’un des industriels producteurs de lait au Maroc.
Le nouveau prix fait suite à la visite d’urgence d’Emmanuel Faber, le PDG de Danone Monde, au Maroc le 26 juin dernier. Ce jour-là, il avait pris trois engagements en espérant que cela calmerait un temps les esprits et que les boycotteurs se réconcilieraient avec la marque.
Quatre mois après le lancement de la campagne de boycott qui a visé trois marques au Maroc, Centrale Danone s’apprête à vendre son lait pasteurisé sans faire le moindre gain, dès septembre prochain.
Après avoir été victime d’un mouvement de boycott avec deux autres entreprises (Sidi Ali et Afriquia), Centrale Danone a connu une baisse de 50 % de ses ventes au Maroc. Une situation alarmante pour le leader incontesté et historique du secteur. Elle lui a imposé de se rapprocher de ses consommateurs et même de faire quelques concessions. Ainsi, il est prévu que la filiale marocaine de Danone chamboule tout le marché à partir du mois de septembre en vendant son lait pasteurisé à un nouveau prix.33

Ook voor de boeren als “zelfstandige werkers” of als “werkers voor stukloon” is revolutie en socialisme noodzaak
De kapitalistische productieverhoudingen in het huidig imperialistisch stadium van het kapitalisme, binden de individuele boeren en/of hun bedrijven totaal aan de aanleverende en afnemende monopolies … Hierover en zelfs specifiek over de melk-sector en de noodzaak voor revolutionaire onteigening van de kapitalisten en het breken van de burgerlijke macht ….. ook als enige oplossing voor een gezonde en rechtvaardige voedselproductie en de rol dat de landbouw hierin kan spelen in een socialistische plan-economie schreef ik dit:

18-07-2018 Strategie/programma van de Communistische Partij van België uitwerking van: “De revolutie in één land (België) is mogelijk en noodzakelijk”

Wat ik hier aantoon voor een deelsector van de landbouw (de melkvee-sector) kan (en zal) ik nog aantonen voor andere sectoren in de landbouw (de groente/akkerbouw, de vleessector, de pluimvee-sector, ....)
De noodzaak tot prioritair de kapitalistische productieverhoudingen te breken toonde ik ook aan wat betreft mobiliteit en de auto-productie, en wat betreft de klimaatopwarming.

1 Metaforum KU Leuven, interdisciplinaire denktank voor maatschappelijk debat, Hollands College, Damiaanplein 9 bus 5009, 3000 Leuven. metaforum@kuleuven.be, www.kuleuven.be/metaforum, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’.
2Idem.
3Idem.
4Idem.
5Idem.
6 Uit 'De Landbouwhogeschool en de Derde Wereld', Wageningen 1975. De voetnoten in de teksten komen heb ik overgenomen uit dit werk.
7 L.Brown:Seeds of change, New York, 1970, p.58.
8 Geciteerd in P. Spitz: Les aides alimentaires, technique et culturelle dan la politique agricole des Etats-Unis en Inde depuis la defaite de Kuomingtang.
9 Geciteerd in TAS-bulletin nr 5, p.53.
10 Nesbic Bulletin, groene revolutie, katalysator van de onderontwikkeling. Artikel Cleaver in dit bulletin, tegenstellingen van de groene revolutie, sept-okt '72.
11 idem,16 (Sharma),p.78.
12 De Standaard, 3 december 1971.
13 De Standaard, 3 december 1971.
14 Metaforum KU Leuven, interdisciplinaire denktank voor maatschappelijk debat, Hollands College, Damiaanplein 9 bus 5009, 3000 Leuven. metaforum@kuleuven.be, www.kuleuven.be/metaforum, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’.
15 http://statbel.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/economie/landbouw/
16 Metaforum KU Leuven, interdisciplinaire denktank voor maatschappelijk debat, Hollands College, Damiaanplein 9 bus 5009, 3000 Leuven. metaforum@kuleuven.be, www.kuleuven.be/metaforum, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’.
17 Metaforum KU Leuven, interdisciplinaire denktank voor maatschappelijk debat, Hollands College, Damiaanplein 9 bus 5009, 3000 Leuven. metaforum@kuleuven.be, www.kuleuven.be/metaforum, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’.
18 KULeuven – Metaforum visietekst 14, “Voedselproductie en voedselzekerheid: de onvolmaakte waarheid”, voorgesteld op het symposium van 1 oktober 2015. www.kuleuven.be/metaforum
19 Metaforum KU Leuven, interdisciplinaire denktank voor maatschappelijk debat, Hollands College, Damiaanplein 9 bus 5009, 3000 Leuven. metaforum@kuleuven.be, www.kuleuven.be/metaforum, ‘Voedselzekerheid en voedselproductie’.
20https://www.knack.be/nieuws/belgie/melkprijs-nog-steeds-te-laag-in-2016/article-belga-895417.html
Melkprijs nog steeds te laag in 2016 - België – Knack – Bron : Belga
21www.rabobank.nl/bedrijven/cijfers-en-trends/veehouderij/kwartaalbericht-zuivel-dec-2017 – Rabobank verwacht daling melkprijs en stagnerende melkproductie in 2018 – 21 december 2017
22Volatiliteit in de melkprijs is om zot van te worden – webmaster (https://www.boerenopeenkruispunt.be/Tips/tabid/105/Author/1/Default.aspx) geplaatst op 4-1-2018 17:45:00
23https://www.tijd.be/ondernemen/voeding-drank/9-op-10-melkboeren-maken-verlies/9767777.html 9 op 10 melkboeren maken verlies | De Tijd - 19 mei 2016 01:00
24https://lv.vlaanderen.be/nl/landbouwbeleid/landbouwbeleid-eu/crisismaatregelen/crisismaatregel-vermindering-melkproductie– 14-4-2019– Crisismaatregel Vermindering Melkproductie | Departement Landbouw & Visserij
25 Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie – Confédération Belge de l’industrie laitière, jaarverslag 2018 werkingsjaar 2017
26http://economie.jeuneafrique.com/index.php?option=com_content&view=article&id=22701 – Agroalimentaire : Danone double la mise– lundi 04 août 2014 10:30 PAR FRÉDÉRIC MAURY
27 http://economie.jeuneafrique.com/regions/afrique-subsaharienne/21109-danone-boit-du-petit-lait-au-sud-du-sahara.html – Danone boit du petit-lait au sud du Sahara – mardi 21 janvier 2014 PAR FRÉDÉRIC MAURY
28 http://economie.jeuneafrique.com/entreprises/entreprises/agro-industrie/22214-les-marocains-en-colere-contre-danone.html – Les Marocains en colère contre Danone – mercredi 28 mai 2014 PAR MEHDI MICHBAL
29https://www.jeuneafrique.com/5432/economie/maroc-danone-monte-90-du-capital-de-centrale-laiti-re/ – Maroc Danone monte 90 % du capitale de Centr le laitière – 03 novembre 2014 18h34 Par Marion Douet
30https://www.jeuneafrique.com/315727/economie/maroc-le-francais-centrale-danone-enregistre-une-croissance-de-son-resultat-... Maroc résultat en croissance pour Centrale Danone malgré une baisse de ses ventes 05 avril 2016

31https://www.jeuneafrique.com/555554/economie/consommation-au-maroc-trois-marques-boycottees-suite-a-un-appel-sur-les-reseaux-sociaux/ – Consommation : au Maroc, trois marques boycottées suite à un appel sur les réseaux sociaux – 26 avril 2018 à 19h52 | Par El Mehdi Berrada - à Casablanca

32https://www.jeuneafrique.com/737259/economie/danone-des-resultats-annuels-en-berne-au-maroc-en-raison-du-boycott-de-2018/
Maroc : le boycott aura coûté 178 millions d’euros à Danone – JeuneAfrique.com – 19 février 2019 15h09

33https://www.jeuneafrique.com/617001/economie/boycott-au-maroc-centrale-danone-sapprete-a-baisser-son-prix-du-lait/ – Boycott au Maroc : Centrale Danone s’apprête à baisser son prix du lait – 17 août 2018 à 16h58 | Par El Mehdi Berrad