Sinds
1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, de
financiering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun en
subsidie aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn die Sociale
Zekerheid. Dit zal na de verkiezingen in ‘24 niet ander zijn.
De
verkiezingscampagnes in ‘24 zullen uiteindelijk gaan over de
begroting (“de inkomsten”, “de uitgaven”, en welk “tekort”
er zal zijn), en waar bij iedere partij in haar
“verkiezings-campagne” hiervan haar “analyse” zal maken, met
haar “voorstellen” om dit tekort weg te werken. Het opstellen van
zo’n begroting is gewoon een boekhouding …. Het is niet de
bedoeling om duidelijk te maken, hoe er een overdracht is van de
geproduceerde maatschappelijke rijkdom (BBP) van dat deel dat
“behoorde” aan de werkers (het indirect loon, de zogenaamde
“patronale bijdragen” in de Sociale Zekerheid), naar de
bedrijven (die dan die “vermindering van patronale bijdragen”
terugkrijgen in allerlei vormen van “subsidies” en
“steun”. (hierover verder meer)
De
“inkomsten”, maar ook de “uitgaven”, waar men van uitgaat
zijn het resultaat van vorige besparingen en maatregelen van vorige
regeringen (vanaf zeg maar 1980….) Zo leidden de maatregelen van de
regeringen vanaf 1980 tot nu tot een gecumuleerde VERMINDERING van
patronale bijdragen, die 22,092 miljard euro was dit
jaar, in 2024 zal dat zijn bij ongewijzigd beleid zeker 22,732
miljard euro zijn.
25-6-2023
Sinds 1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, de
financiering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun en
subsidie’s aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn die
Sociale Zekerheid. Dit zal na de verkiezingen in ‘24 niet ander
zijn (deel 1)
28-7-2023 Sinds
1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, de
financiering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun en
subsidies aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn die
Sociale Zekerheid. Dit zal na de verkiezingen in ‘24 niet ander
zijn (Deel 2)
Wat
was de
economische ontwikkeling van
vóór
1980, waaruit
dus de alarmerende tot bezuiniging aanzettende “regeringsbeleid”
vloeide, vanaf 1980 tot vandaag de dag?
Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog is er in heel de kapitalistische wereld een sterke economische groei. Overal kon men makkelijk geld lenen voor investeringen, want de afbetalingen waren goed te doen op basis van de stijgende verkoop van de productie (door export) Daarom was er een dalende percentage van de buitenlandse schuld van landen op het Bruto Binnenlands Product. Dit veranderde vanaf 1974. Vanaf 1974 was er een steeds verdere stijging van de verhouding buitenlands schuld tov BBP van alle kapitaliistische landen. En het ergst waren getroffen waren de “ontwikkelingslanden” (of wat men noemde de Derde Wereld-landen). Dat leidde tot de situatie hierboven geanalyseerd…..
De jaren na de WOII tot in de jaren ‘60 worden door de burgerlijke economen “de Gouden Jaren” genoemd.
Het waren de jaren van sterke groei van de (kapitalistische) (waren-)economie (in zijn imperialistisch stadium.
Het was de verovering van markten, voor dat je concurrent dat kon doen, of te zorgen dat door je productiviteit je zo groot mogelijk deel van de markt kon veroveren tov je concurrent.
Voor België speelde dan ook nog mee dat die “gouden jaren” gedragen werden (nog) door het hebben van Congo als kolonie.
Aan het einde van die “Gouden Jaren” was de groei reeds aan het verkleinen.
De besparingen en afbraak van sociale zekerheid en alles wat daarmee gepaard ging die overal op gang kwam vanaf 1980, was in feite al begonnen met de Eenheidswet van 1961.
Hierover meer op het moment dat er een analyse wordt gemaakt over de staking 60-’61, de houding van de vakbonden, de sociaal-democraten en de CPB op dat moment, en de lessen die wij als communisten hieruit kunnen trekken.
Met de olieschokken als “trigger” kwam de kapitalistische (waren-) economie in een overcapaciteit, die overal in de wereld maakte dat sinds 1980, het burgerlijk beleid veranderde ….
Eén van de veranderingen die de “burgerlijke” maatschappij moest ondergaan was het einde van de kolonisatie (waarbij een bepaalde burgerlijke staat een ander land als “bijhuis” beheerde. Bij België was betekende “het verlies” van de kolonie Congo, dat reeds in de jaren 60 de situatie definitief veranderde.
AMSAB: 60 jaar geleden: ondertekening van de Eenheidswet – Staking 60-61
Op 14 februari 1961 werd de zogenaamde Eenheidswet definitief ondertekend, ondanks de legendarische staking in de winter van 1960-61 die meer dan vier weken duurde en niet alleen het het land lam legde, maar ook de regering deed vallen.
Met de Eenheidswet zocht de rooms-blauwe regering-Eyskens (1958-1961) een oplossing voor de stijgende werkloosheid, de sluiting van de Waalse mijnen, de oplopende staatsschuld en het verlies van Congo. Men sprak van de 'Eenheidswet' omdat die stond voor een reeks maatregelen die betrekking hadden op de meest uiteenlopende bevoegdheden van de overheid, te vergelijken met de Programmawet vandaag.
De wet nam de sociale uitkeringen in het vizier met een scherpere controle van de werkloosheidsverzekering en besparingen in de ziekte- en invaliditeitsverzekering. De wet trof dus vooral de man in de straat. Die liet dan ook luid van zich horen met een staking die uitbrak in december 1960 en vier weken duurde, tot begin 1961. De regering overleefde de staking niet. Nadat het parlement op 13 januari 1961 de wet goedkeurde, riep ze zes dagen later vervroegde verkiezingen uit. De ondertekening van de wet op 14 februari 1961 was dan ook een pyrrusoverwinning. Die resulteerde in een verkiezingsnederlaag voor de regeringspartijen én een overwinning van de socialistische en communistische partij, waarna de Belgische Socialistische Partij (BSP) toetrad tot de regering.
Toch kwam ook de socialistische beweging niet ongeschonden uit de strijd. Ontevreden Waalse vakbondsmilitanten richtten de Mouvement Populaire Wallon op die nog jaren een luis in de pels was van het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) en de BSP. Om een herhaling van de staking tegen de Eenheidswet te voorkomen, stemde de nieuwe travaillistische regering-Lefèvre-Spaak (christendemocraten en sociaaldemocraten) in 1963 wetten op de ordehandhaving. Die gaven de overheid meer armslag bij stakingen. 1
In 1985-86 een analyse van de PVDA van het kapitalisme en de burgerlijke maatschappij, en het stellen als revolutie en het socialisme als enig alternatief
In 1985-86 maakte een deel van de toenmalige kader-ploeg van de PVDA een analyse van de politek-economische situatie in de wereld (en in België) die maakte dat het (burgerlijke) regeringsbeleid definitief veranderde…….
Het stelde toen als enige uitweg de revolutie, het breken van de burgerlijke staat, de onteigening van de kapitalisten en de uitbouw van de socialistische planeconomie …
Verschillende kaders van TOEN zijn nog altijd kader of op zijn minst lid van de PVDA…. Ik ben benieuwd in hoeverre zij nog achter hun opvattingen van toen staan …...
Uit “Stop deze regering van sociale terreur – handboek tegen Martens-Gol” (EPO, 1985):
Het
België van Martens Gol in een stormachtige wereld
België
voerde in 1985 voor ongeveer 3.120 miljard F goederen en diensten
uit. De economische en politieke situatie in België hangt in sterke
mate af van wat op internationaal vlak gebeurt. De internationale
situatie wordt voornamelijk bepaald door vier factoren: de
ondraaglijk geworden uitbuiting van de volksmassa's in de Derde
Wereld en het groeiende verzet daartegen; de versterkte
bewapeningswedloop tussen de twee supermachten en de oorlogsdreiging
die uitgaat van hun wedijver om de wereldheerschappij, de
militarisering in de Verenigde Staten en de agressieve politiek van
deze supermacht die er voornamelijk op gericht is zijn invloedssfeer
te bewaren en de voortschrijdende afbraak van het levensniveau van de
werkende massa's in de imperialistische
wereld.
Over
deze vier fundamentele vraagstukken blijft de regeringsverklaring
volslagen stom. Achter dit stilzwijgen, gaat een bewuste
internationale politiek schuil: de regering Martens-Gol stelt zich op
achter de Amerikaanse politiek om de internationale imperialistische
orde in stand te houden tegen de massa's van de Derde Wereld en tegen
de werkende klassen in de Westerse Wereld.
De
internationale politiek van Martens-Gol wordt beheerst door twee
sleutelwoorden:
"Competitiviteit".
De werkende bevolking moet betalen om de Belgische patroons in staat
te stellen competitief te zijn op de wereldmarkten waarop zich een
niets ontziende strijd tussen de verschillende kapitalisten afspeelt.
Om "competitief" te zijn met de Japanse kapitalisten, moet
men met hen wedijveren om minder te betalen voor de arbeidskracht, om
de arbeidsduur te verlengen, om de uitbuiting op te drijven. Om de
vereiste technologische vernieuwingen te kunnen doorvoeren, wil
Martens-Gol een versterking van de Europese monopolie-groepen en een
versnelling van de Europese eenmaking.
"Atlantisme".
De regering Martens-Gol stelt zich onvoorwaardelijk op achter het
Atlantische Bondgenootschap en achter de Amerikaanse suprematie
binnen de imperialistische wereld; in naam van "de strijd tegen
het internationale terrorisme" steunt zij de Amerikaanse
politiek van provocaties en agressies tegen de Derdewereldlanden die
opkomen voor bevrijding en nationale ontwikkeling.
Voor
de crisis die thans de werkende massa's van België zwaar treft,
bestaat geen uitweg binnen het kapitalisme. Het einde van de tunnel
is niet in zicht, deze tunnel heeft immers geen einde. Martens
beweert dat drie vierde van de weg is afgelegd, Leysen meent dat nog
95% voor de boeg ligt - maar de weg die zij beiden volgen loopt dood.
Wanneer we de gebeurtenissen en de krachten die de wereld verscheuren
bekijken, dan begrijpen we dat de regering Martens Gol géén
oplossing kan brengen door matiging en bezuiniging. door nieuwe
technologie en export-steun, door versnelde bewapening. Deze weg, die
door alle imperialistische landen wordt bewandeld, brengt armoede en
miserie, repressie en fascisme en tenslotte ook oorlog. Alleen de
socialistische revolutie zal de oplossing brengen. In deze richting
hebben de werkende massa's nog méér dan 95% van de weg af te
leggen, maar deze weg zal leiden naar vrede, onafhankelijkheid,
volksdemocratie, welvaart en welzijn.
I.
Waarom sterven ze?
1.1.
900 miljard dollar schulden annuleren: een kwestie van overleven
De
schulden op middellange en lange termijn van de ontwikkelingslanden
bedroegen in 1984 686,5 miljard dollar. In dat jaar betaalden deze
landen 99,8 miljard dollar (als intrest 57,9 miljard dollar en als
afbetaling 41.9 miljard dollar) aan de bankinstellingen. Dat is
gelijk aan 18,7% van de totale uitvoer van die Derde Wereldlanden.2
Meer volledige cijfers, die alle Derde Wereldlanden betreffen en ook
de schulden op korte termijn bevatten, geven een totale buitenlandse
schuld aan van 610 miljard dollar in 1980 en van 895 miljard dollar
in 1984.3
De
schuld op middel- en lange termijn stoop van 68 miljard dollar in
1970 tot 686 miljard dollar in 1984. Deze schuld bedroeg 14,1% van
het Bruto Nationaal Product (BNP) in 1970 en liep op tot 33,8% in
1984. De schuld is groter dan de totale opbrengst van de jaarlijkse
export. De schuld bedroeg 108,9% van de exportopbrengsten in 1970 en
135.4% in 1984. In 1970 was 50.9% van de schuldvorderingen In handen
van privé banken. In 1984 was dat al 65%4
Zaïre
kent een buitenlandse schuld van 4,02 miljard dollar waarvan slechts
0,706 miljard bij de banken. De grootste schuld heeft Zaïre bij
openbare instellingen uitstaan.5
De buitenlandse openbare schuld van Zaïre bedraagt 91,5% van het
BNP, één van de hoogste percentages ter wereld.6
In 1985 trekt het Zaïrees budget 15,78 miljard zaïre uit voor
interesten en schuldafbetalingen. In datzelfde jaar is 0.333 miljard
voorzien voor gezondheid en 2,244 miljard voor onderwijs.7
Deze cijfers geven aan wie de verantwoordelijken zijn voor de
kindersterfte en het analfabetisme in Zaïre.
IMF
vervult politiefunctie
Het
Internationaal Monetair Fonds (IMF) verzamelt kapitalen van de 147
lidstaten. Bij de besluitvorming hebben de staten stemrecht naar
verhouding van het ingebrachte kapitaal. De belangrijkste inbreng
komt van de Verenigde Staten met 19,32%. De tien belangrijkste
Westerse imperialistische landen bezitten 55.33% van de stemmen.
De
privé-banken hebben onvoldoende autoriteit om hun wil op te leggen
aan de regeringen van de Derde Wereld. Het IMF vervult deze rol voor
de bankwereld. "Het
komt inderdaad hen (IMF, Wereldbank) toe om de politiefunctie waar te
nemen in de landen met schulden. Zij hebben als op dracht programma's
voor stabilisering en voor gezondmaking uit te werken, op te leggen
en de toepassing ervan tel controleren door de schuldenaarslanden".8
De
privé-banken zijn maar bereid nieuwe kapitalen aan een bepaald land
te verlenen, als dit de voorwaarden, die door het IMF werden
opgelegd, vervult. "Het Instituut voor Internationale Financiën
dat optreedt als consultant voor meer dan 200 banken, is van mening
dat het niet-respecteren van de richtlijnen van het IMF, het
toekennen van leningen blokkeert voor een aantal landen".9
De
voorbije jaren weigerden de privé-banken geld te lenen aan de landen
met de hoogste schulden. Het bedrag dat jaarlijks wordt geleend aan
de vijftien landen met de hoogste schuld daalde van 48,5 miljard
dollar in 81 naar 32.4 miljard in '82. 11.1 miljard in '83 en tot 9
miljard dollar in '84. In 1985 zullen de privé-banken zelfs netto
meer geld terugtrekken (2.3 miljard dollar namelijk) dan zij
uitlenen.10
Zaïre kreeg in 1983 voor 171.8miljoen dollar verse kapitalen maar
betaalde 208.8 miljoen dollar aan intresten en afbetalingen. In 84
kreeg het 136.5 miljoen dollar en keerde het 269,1 miljoen uit. In
plaats van ontwikkelingshulp te ontvangen moest Zaïre in twee jaar
258,6 miljoen dollar uitkeren aan de buitenlandse financiële
instellingen.11
Gigantische
projecten ten, voordele van Westers grootkapitaal
De
huidige wereldcrisis is begonnen in 1971. Gedurende 10 jaar konden de
imperialistische landen hun crisis in grote mate afschuiven op de
Derde Wereldlanden. Ze konden er de plaatselijke kompradoreburgerij
toe bewegen gigantische projecten op touw te zetten die vooral... het
Westers grootkapitaal profijt brachten. Op 31 december 1980
vertegenwoordigden drie projecten – even gigantisch als onbruikbaar
- dertig procent van de Zaïrese buitenlandse schuld: het
hydro-elektrisch complex van Inga (11.7%), de hoogspanningslijn
Inga-Shaba (13,4%) en het metallurgisch kompleks van Maluku (4,9%).12
Pro-westerse
burgerij profiteert
De
meer dan 600 miljard dollar geleend geld droeg geenszins bij tot de
ontwikkeling van de landbouw en van de nationale economie in de Derde
Wereld. Wel integendeel De Westerse multinationals hielden hun
bedrijven aan het draaien en maakten hoge winsten op de uitvoer naar
de Derde Wereld. De Westerse banken maakten hoge winsten via hoog
oplopende intresten. De pro Westerse bureaucratische bourgeoisie van
de Derde Wereld eigende zich een flink deel van de toegestane
kredieten toe. "De
kapitaal- vlucht (...) heeft massale afmetingen aangenomen in
Argentinië, Mexico en Venezuela. In de praktijk is een groot deel
van de fondsen, die in het buitenland werden geleend, direct weer
naar het buitenland vertrokken".
Het gaat hier om bedragen van 26,5 miljard dollar voor Mexico, 22
miljard dollar voor Venezuela, 19.2 miljard dollar voor Argentinië.
3,5 miljard dollar voor Brazilië voor de periode 1979-198213
“Bijna
een derde van de Latijns-Amerikaanse schuld behoort aan
Latijns-Amerikaanse burgers, die hun kapitalen hebben geplaatst in de
koffers van de Zwitserse en Noord-Amerikaanse banken".14
Imperialisme
vreest bankkrach en volksopstand
Dit
geld werd verzameld via een iets ontziende uitbuiting van de massa's,
die reeds op een onmenselijke manier geconfronteerd worden met
honger, ondervoeding, miserie en ziekte. De bijsturing van het IMF
bestaat meestal uit volgende maatregelen: loonstop en
prijsverhogingen, devaluatie om de export aan te zwengelen, beperking
van de staatsuitgaven, hogere belastingen op de consumptie-artikelen,
liberalisering van de invoer, bevordering van de buitenlandse
investeringen... Op die manier wordt de export gestimuleerd om de
schulden tegenover de banken af te lossen. De export gebeurt ten
koste van dramatische verarming en uitbuiting van de werkende
klassen. Op die manier wordt de greep van de buitenlandse
industriëlen en handelsondernemingen op het land versterkt en wordt
de ontwikkeling van de nationale economie gebroken.
Bankiers
in moeilijkheden
Het
imperialisme voelt zich bedreigd door twee gevaren: een bankkrach en
een revolutionaire volksopstand. Na de betaalmoeilijkheden van
Mexico, gaat de bank Penn Square in Californië bankroet. Continental
Illinois National Bank. de nummer negen in de Verenigde Staten,
verliest 63 miljoen dollar, midden '82. Begin '84 noteert deze bank
2.3 miljard dollar problematische leningen. Dit is 7% van de totale
leningen van de bank. Er ontstaat paniek en men haalt het geld van de
bank. De New York Times schrijft: "De paniek in een wereld die
bang is voor de schuld van de Derde Wereld is sneller, koppiger en
massaler geweest dan men had kunnen geloven".15
Herschikking
kost geld
Vele
landen kunnen hun schulden niet aflossen zoals was voorzien. De
Wereldbank spreekt over "de
vrees dat een totale breuk tussen de banken en hun schuldenaars een
ernstige crisis zou veroorzaken op de financiële markten".
(14) Daarom wordt onderhandeld over de herschikking van de schulden:
latere afbetalingen en over langere tijd gespreid. In 1984 hebben 20
landen de terugbetaling van meer dan 110 miljard dollar schulden
herschikt".16
Maar...
herschikking betekent extra-kosten voor de Derde Wereld en extra
profijt voor de bankwereld. "Hoewel
de laatste herschikking van de Club van Parijs (voor Zaïre)
uitzonderlijk was, zoals we al zegden, waren de kosten hoog: zij
voegde ongeveer 1.2 miljard dollar toe aan de schuldendienst die
alleen al tijdens de volgende zes jaar moet worden neergeteld".17
Revolutionaire
opstanden
In
de hele Derde Wereld groeit een revolutionair bewustzijn dat een
belangrijke internationale dimensie heeft en het IMF en de bankwereld
aanwijst als belangrijke schuldigen voor de verarming en de
onmenselijke uitbuiting. Massale volksbetogingen en hongeropstanden
richten zich tegen het IMF: van de Filipijnen over Soedan, Marokko en
Tunesië tot Brazilië, Peru, Guatemala en de Dominicaanse Republiek.
De
reformistische partijen in Zuid-Amerika zien zich verplicht, onder
druk van de zich radicaliserende massa's, harde taal te spreken tegen
het IMF om hun controle over het volk te behouden
Louis
Alba Castro, premier van Peru (14 miljard dollar schuld einde '84,
250 miljoen dollar achterstallige betalingen) klaagde tijdens de
40ste algemene vergadering van het IMF deze instelling aan als "een
politieke instelling die het oude kolonialisme reproduceert".18
De
Braziliaanse president José Sarney heeft gewaarschuwd dat zijn land
zijn buitenlandse schuld niet zou betalen "met
recessie, werkloosheid of honger",19
Hij zei voor de UNO: "De
onaangepaste herschikkingspolitiek verzwakt de politieke leiders,
maakt de sociale crisis explosief, ondermijnt de instellingen en de
orde en is daarom een bedreiging voor de democratische structuren".
(18) De Yankees zijn voor deze taal niet doof. "Staatssecretaris
Schultz zou, zo zegt men, ernstig bezorgd zijn over de evolutie van
de politieke toestand in Afrika en Latijns-Amerika. De
matigings-politiek, voorgesteld door het IMF, wordt minder en minder
aanvaard door de landen van de Derde Wereld"20.
Daarbij komt dat de Derde Wereldlanden, bij gebrek aan fondsen,
steeds minder Amerikaanse producten afnemen. "Zo
is de invoer van Latijns-Amerika de afgelopen vier jaar verminderd
met 40%",
aldus Jacques de Larosière, IMF-voorzitter.21
Op
3 augustus 1985 verklaarde Fidel Castro op de ontmoeting rond de
schuldenlast van Latijns-Amerika en de Caraïben: "Aanvankelijk
geloofden we dat het voor landen als Venezuela en Mexico volstond om
hun schulden te verlichten. Maar daarna hebben we moeten vaststellen
dat olielanden als Nigeria, Venezuela en Mexico in zodanige toestand
verkeerde dat we hen niet mochten uitsluiten, zodat uiteindelijk het
ordewoord van het annuleren der schulden toepasselijk is op alle
landen van de Derde Wereld."22
De
schulden van de Derde Wereld zijn het gevolg van weerzinwekkende
verspillingen van de multinationals en de plaatselijke grote
burgerij. Het imperialisme kan zich maar 'redden door de werkende
massa's van de Derde Wereld steeds dieper in de armoede te duwen en
door elke nationale economische ontwikkeling te smoren, door
honderden miljoenen mensen in de Derde Wereld gewetenloos naar de
dood te drijven.
Daarom
is het annuleren van de 900 miljard dollar aan schulden een kwestie
van leven of dood voor de Derde Wereld.
1.2.
Grondstoffen tegen spotprijzen
De
imperialistische overheersing over de Derde Wereld uit zich in een
tendens tot daling van de prijzen die de internationale markt betaalt
voor de grondstoffen.
De
index van de basisproducten, buiten petroleum. bedroeg in 1977 114;
ze is in 1982 gedaald tot 80 punten. De prijzen in dollars zijn in
1982 tot hun laagste punt gezakt sinds de Tweede Wereldoorlog. (zie
figuur)23
Deze grafiek geeft de prijzen aan van de basisproducten, behalve petroleum, gemeten naar verhouding met de prijzen van de afgewerkte producten, ingevoerd door de ontwikkelingslanden.24
Men schat het verlies aan exportinkomsten van de grondstofproducerende landen op 21 miljard dollar in 1981 en 1982,25 "In 1984 zijn de prijzen in dollars van de uitvoer van basisproducten (zonder petroleum) van de ontwikkelingslanden ongeveer 2% gedaald". "De prijzen in dollars van de landbouwgrondstoffen zijn 6,2% gedaald (...) de prijzen van metalen en mineralen zijn verminderd met 4%, of een daling van meer dan 20% sinds 1980."26
"Deze achteruitgang (van de wereldexpansie) zou in 1985 samengaan met een verzwakking van de dollarprijs van grondstoffen (min 11.25% buiten petroleum)."27
De ruiltermen (relatief niveau van de exportprijzen in verhouding met de importprijzen) verlagen elk jaar sinds 1973. De landen met een zwak inkomen verloren aldus 12,2% sinds 73 en 82; de landen met een tussenliggend inkomen, importeurs van petroleum. verloren 23,3% in deze periode.28
Enkele cijfers tonen de karakteristieke evolutie van de belangrijkste exportproducten van Zaïre (huidige prijzen in dollars/ton).29
De vrije wereldmarkt van suiker zal in 1986 ongeveer 16,8 miljoen ton absorberen, tegenover 18 ton dit jaar. In de Derde Wereld zijn Cuba, Brazilië, de Filipijnen, de Dominicaanse Republiek en Argentinië belangrijke uitvoerders.
De landen van Latijns-Amerika en de Filipijnen vertegenwoordigden in 1975 nog 55% van de wereldexport in 1984 bleef daar 46% van over. In 1976 bedroegen hun inkomsten 6 miljard dollar: in 1984 daalden ze tot 0,9 miljard.30
In 1984 daalden de prijzen tot 3.5 cent (december); de kostprijs van de efficiëntste producenten ligt tussen 10 en 13 cent/pond! In de loop van het jaar 1983-1984 voerde de EEG-3.400.000 Jon suiker uit. Voor elke ton gaf de EEG een subsidie van 350 dollar. of 2.5 keer de verkoopsprijs, die 140 dollar bedroeg (30) Op die manier had de politiek van de EEG tot gevolg dat tienduizenden boeren en landbouwers in de Derde Wereld geruïneerd werden en dat de inkomsten van die landen daalden
De petroleum producerende landen van de Derde Wereld, die in 1973 in meerderheid verenigd werden in de OPEC, konden belangrijke toegevingen van het imperialisme bekomen. Hun ruiltermen verbeterden met 59,9% tussen '73 en 76 en met 31,8% van 79 tot 82.31
Maar sinds 1977, bereidden de imperialistische landen, die door Kissinger gegroepeerd werden in het Internationaal Agentschap voor Energie, de tegenaanval voor. Maatregelen voor het beperken van het verbruik van petroleum, ontwikkeling van de nukleaire energie, invoer van kolen o.a. vanuit Zuid-Afrika: de petroleumproductie op wereldschaal zakt van 24.011.000 miljoen vaten In '79 tot 20.609.000 in 83.32
De multinationals hebben de petroleumproductie in nieuwe landen ontwikkeld: Mexico (1.075.255 miljoen vaten in 83). Engeland (860.728 miljoen vaten) en Noorwegen (236.556).
De OPEC vertegenwoordigde in '73 55% van de wereldproductie met 11.3 miljard vaten; in '83 valt ze terug tot 31% en tot 5.38 miljard vaten.
In februari 1983 was de basisprijs van een vat, door de OPEC geproduceerd, nog 34 dollar; in februari 1985 was dat nog maar 28 dollar.33
In december daalde de prijs tot 25 dollar en een EEG-studie voorziet 20 dollar per vat voor einde april 1986,34
Om een einde te stellen aan de imperialistische plundering van hun grondstoffen, hebben de volkeren van de Derde Wereld twee ordewoorden:
Onteigening zonder schadeloosstelling van de multinationals die de bodemrijkdommen ontginnen;
Samenwerking tussen de Derde Wereld-landen inzake productie en prijzenpolitiek van de grondstoffen.
1.3. Protectionisme doodt ontwikkeling van Derde Wereld
Dankzij de investeringen in de industriesector met geleend kapitaal, realiseert de Derde Wereld een productie die zij op de internationale markt van de hand kan doen. Om de schulden af te betalen heeft zij een belangrijk export-overschot nodig. De Derde Wereld stoot echter op het protectionisme van de imperialistische landen, wat het haar onmogelijk maakt de schuld af te lossen en voor een overschot te zorgen, dat noodzakelijk is om de ontwikkeling van de nationale economie te financieren. In 1980 en 81 is de uitvoer van de ontwikkelingslanden gedaald met resp. 2,8 en 2,7%. "Een groot aantal van die landen, vooral in Zuid-Amerika, hebben hun toevlucht gezocht in sterke devaluatie en in het terugdringen van de binnenlandse vraag om hun uitvoer te kunnen vergroten. De daaropvolgende jaren is de uitvoer van de Derde Wereld gestegen met 4.4%, 5,6% en 8,6% in 1984.35 In '85 is die uitvoer gestagneerd (+0,25% ).36 De beperkingen, door Japan, de Verenigde Staten en de EEG opgelegd aan de staalinvoer, schaden de belangen van Mexico, Brazilië en Korea.
De invoerbeperkingen van suiker in de imperialistische wereld doet de Derde Wereld 7.39 miljard dollar verliezen in 1983, een som die 30% vertegenwoordigt van het totale bedrag aan ontwikkelingshulp aan die landen.
De invoerbeperkingen van rundvlees in Japan en de EEG veroorzaken een nadeel van 5.09 miljard dollar, grotendeels voor Argentinië (gemiddelde 1979-1981).37
In Japan, de Verenigde Staten en de EEG worden verschillende beperkingen toegepast op de invoer van textiel en kleding, wat enorme schade toebrengt aan landen als Zuid-Korea, China, Pakistan. India, Indonesië, Thailand, de Filipijnen...
De verhoging van de invoerrechten bij elk verwerkingsstadium van de grondstoffen ontmoedigt de vestiging van verwerkende nijverheid in de ontwikkelingslanden."38 De Golfstaten zijn er in geslaagd hun petrochemische industrie van de grond te krijgen. De EEG heeft echter een douanetarief van 13,5% ingesteld op producten als methanol en polyethyleen.39
In haar jaarrapport 1984 wijst Petrofina erop dat de Arabische landen nieuwe raffinage-eenheden bouwen en dat hun verwerkingspotentieel zal toenemen van 200 miljoen ton in 1984 tot 300 miljoen ton in 1990. Petrofina vermeldt tevens dat sommige OPEC-landen petrochemische producten en kunststoffen beginnen uit te voeren. Petrofina dringt aan op protectionistische maatregelen.40
Het aantal niet-tariefgebonden barrières neemt toe. 21,8% van de invoer uit de Derde Wereld in de EEG is onderworpen aan dergelijke beperkingen, tegenover slechts 10,2% van de invoer afkomstig uit de andere geïndustrialiseerde landen.41
De omvang van die barrières is in de EEG toegenomen met 38% tussen '80 en '83. De imperialistische landen hebben in het verleden dikwijls een protectionistische politiek gevoerd om bepaalde takken van hun industrieën te ontwikkelen. Zodra hun ondernemingen het sterkst waren geworden, predikten zij de vrijhandel. Protectionistische politieke maatregelen kunnen voor de Derde Wereld een middel zijn om zich te onttrekken aan de verwoestende overspoeling met producten uit de imperialistische wereld, en om hun economie op nationale basis en op een evenwichtige manier op te bouwen.
Om de ontwikkeling van de nationale economie in de Derde Wereld te helpen, verwerpen wij elke vorm van protectionisme in de imperialistische landen tegen producten uit de Derde Wereld.
Wij steunen de strijd van de Derde Wereldlanden om zich los te maken van de kapitalistische wereldmacht en om hun nationale economie te beschermen en op een planmatige manier uit te bouwen.
1.4. De multinationals, de nieuwe kolonisators
In 1983 hebben de multinationals een netto-investering van 7,8 miljard dollar gerealiseerd in de ontwikkelingslanden.
Het percentage van kapitaal voor investeringen in de globale inbreng van kapitaal verminderde van 19,5% in 1960-65 tot 12.9% in 1980-83. De bankleningen waarop nog gemakkelijker winst werd gemaakt, stegen daarentegen van 3 miljard dollar in 1970 naar 36 miljard dollar in 1983,42
De investeringen van de multinationals blijven toenemen. o.a. door de herinvestering van de meerwaarde, verkregen ten koste van de arbeiders in de ontwikkelingslanden. "De herinvestering van de winsten der bestaande filialen vertegenwoordigt op dit moment meer dan de helft van het officieel bedrag der directe investeringen".43 Op een totaal bedrag aan buitenlandse investeringen van gemiddeld 13,4 miljard dollar in 1980-83, slorpte Latijns-Amerika hiervan. 6.7 op, Afrika slechts 1,4 en Azië 5,2 (tegenover slechts 0,8 in 70-74). Singapore, Hong Kong en Maleisië trekken een groot deel van de investeringen aan, dankzij hun politiek van uitvoergerichte ontwikkeling.44 De zogenaamde ontwikkeling voltrekt zich alleen in functie van de belangen van de multinationals op de internationale markten. Dit verhindert elke evenwichtige nationale ontwikkeling en brengt een over-uitbuiting van goedkope arbeid mee. Tussen 76 en '83 bedroeg het gemiddelde jaarlijkse rendement van de investeringen in de Derde Wereld 22.5% tegenover 12,1% voor de hele wereld.45
De multinationals willen profiteren van het offensief dat de Reagan-administratie voert tegen de Derde Wereld en zij bereiden zich voor om nieuwe posities te veroveren.
Onder het mom van 'liberalisme' hebben de VS Argentinië gedwongen het staatsmonopolie over de petroleumsector te ontmantelen, ten voordele van de olie-multinationals. In Zaïre bereiden het IMF. de VS en België een herprivatisering voor van de Gecamine (zakencijfer 34,057 miljard Zaïre in 1984).
Reeds verscheidene jaren eist Reagan de 'liberalisering' van de dienstverleningssector: in de bank-, verzekerings- en telecommunicatiesectoren hebben de Amerikaanse monopolies een groot overwicht, wat hen in staat stelt de nationale dienstensector te verpletteren. Brazilië, India en Egypte verzetten zich daartegen met klem.
De moderne technologie, ten dienste gesteld van de volkeren in de Derde Wereld, zou hen kunnen toelaten hun voornaamste problemen op te lossen in enkele jaren tijd. In handen van de multinationals is de technologie echter een bijkomend middel ter overheersing, onderdrukking en uitbuiting.
De Derde Wereldlanden betalen enorme sommen voor technologieën die vaak onaangepast zijn en die hun afhankelijkheid van imperialistische centra versterkt. "Het Westen heeft 85% van alle patenten in handen, maar gebruikt er slechts 5% van voor productie in de Derde Wereld", klaagt een Braziliaanse patroon.46
De Verenigde Staten willen hun sancties verstevigen tegen Derde Wereldlanden die de Amerikaanse technologie kopiëren.47
De overheersing door de multinationals in de Derde Wereld veroorzaakt een voortdurende vernietiging van mens en natuur.
De ramp in Bophal in Indië toont op een spectaculaire manier het proces aan dat zich dagelijks onopvallend voltrekt overal in de Derde Wereld. In de nacht van 2 op 3 december 1984 doodde een methylisocyanaat bevattende gifwolk 2500 mensen; 200.000 mensen werden door de ramp getroffen: voor velen onder hen is het leven een nachtmerrie geworden; 10 tot 15.000 hebben blijvende letsels overgehouden. Union Carbide had in de pesticidefabriek van Bophal nagelaten het controlesysteem te installeren dat in de Verenigde Staten verplicht is. De Indische bureaucratische burgerij roert zich niet al te zeer: de staat is voor 49% 'eigenaar van de onderneming. De eerste minister van Madhya Pradesh vroeg een schadeloosstelling van 23.000 frank per dodelijk slachtoffer. Het verkoopcijfer van Union Carbide bedroeg. in '839 miljard dollar.48
Vandaag beheersen 100 multinationals de helft van de wereldvoedselproductie. In 1983 hadden zij een totaal zakencijfer van 145 miljard dollar. Van die 100 zijn er 48 Amerikaans, 23 Brits en 8 Frans.48 Ook de voedselproductie in de Derde Wereld berust voor een groot deel bij die ondernemingen. Zij concentreren meer en meer het grondbezit en de markt van inputs in de landbouw: machines, meststoffen, pesticiden, zaaigoed. En ze controleren zo goed als de gehele wereldvoedselhandel. Het gevolg voor de Derde Wereld is dat de voedingsgewassen die de kleine boeren voor zichzelf en de lokale markt telen worden verdrongen door exportgewassen. Kredieten. ontwikkelingsfondsen voor infrastructuurwerken zoals bevloeiingen worden besteed aan de ontplooiing van de exportteelt. Miljoenen boeren en herders worden aldus gemarginaliseerd en worden zelf het eerste slachtoffer van honger. Jaarlijks sterven er nu 15 miljoen mensen, vooral kinderen, van de honger.
De multinationals ontwrichten de nationale economie en vernietigen mens en natuur in de Derde Wereld.
Een harmonische ontwikkeling van de nationale economie in de Derde Wereldlanden eist de onteigening van de multinationals.
Vrije overdracht aan gunstige voorwaarden van technologie aan de Derde Wereld.
(…)
De 'conservatieve revolutie' in de Verenigde Staten
Een reactie tegen de strategische achteruitgang van de Verenigde Staten in de jaren zeventig, heeft de agressieve rechtervleugel van de Amerikaanse bourgeoisie aan de macht gebracht.
Twee krachtlijnen lopen door het hele beleid van de Reagan-administratie: de versterking van de Amerikaanse monopolies en het streven van Amerika's hegemonie.
Voor het Amerikaanse grootkapitaal is het herstel van de VS-hegemonie van wezenlijk belang om een dominante positie tegenover de West-Europese en Japanse monopolies tel behouden. Tegelijk zijn de enorme militaire bestellingen een krachtige motor om de Amerikaanse economie terug op dreef te krijgen en de monopolies te herstructureren rond de spitstechnologieën van de 21ste eeuw.
1. De versterking van de Amerikaanse monopolies
1.1. Het Amerikaanse paradijs werd een ware hel
Om de winstvoet van de Amerikaanse monopolies op te trekken, was het van essentieel belang de arbeidersbeweging te breken.
De Reagan-administratie ging dan ook te keer tegen de "overdreven syndicale macht" van een Amerikaanse vakbeweging die nochtans reeds decennia lang wordt gedomineerd door rechtse en anti-communistische leiders. Reagan gaf het voorbeeld door in 1982 de vakbond van de luchtcontroleurs te ontbinden, nadat deze weigerde een staking stop te zetten.
Volgens het Bureau voor Arbeidsstatistieken (Bureau of Labor Statistics) bevatten 15% van de in 1983 afgesloten CAO's een loondaling. Tijdens de eerste zes maanden van 1984 was dit 26%, terwijl 29% geen enkele loonstijging voorzagen. In de industrie bedroeg de gemiddelde loondaling in die overeenkomsten van de eerste helft van '841,9%. zonder rekening te houden met de inflatie.49
De deregularisering is een belangrijk wapen tegen de arbeidersbeweging. In de transportsector werden gesyndikeerde vrachtwagenchauffeurs massaal ontslagen, terwijl nieuwe firma's ontstonden die chauffeurs aanwierven tegen lagere lonen en met een afgeslankt arbeidsreglement.
In het rapport van december 1983 noteerde de OESO dat "de winsten van de ondernemingen gedurende de gehele naoorlogse periode zijn gedaald. Zij bedroegen 5.4% van het BNP in 1982. het laagste naoorlogse cijfer.”50
In 1985 kon de Morgan Guaranty echter triomferen dat de winsten van de ondernemingen het hoogste niveau bereikt hebben sinds 25 jaar.51
Het aantal armen is tussen 1978 en 1985 opgeklommen van 24 miljoen tot 33,7 miljoen.52 Daarenboven zagen tussen 1978 en 1982 24 miljoen Amerikanen die tot de middeninkomens werden gerekend (17.000 dollar jaarinkomen in constante dollars van 1982 als onderste grens) hun inkomen onder die grens vallen.53
Ondanks twee jaar heropleving van de economie, bleven de werkloosheidscijfers uitzonderlijk hoog: officieel 7.1% van de beroepsbevolking Maar 2,5 miljoen werklozen zouden zich niet langer als werkzoekend hebben opgegeven, wat het werkloosheidspercentage op 10% brengt. Minister van Arbeid William Brock gaat er prat op dat in de voorbije jaren. 8.5 miljoen nieuwe banen werden geschapen.54 Hij verzwijgt dat dit nauwelijks uitstijgt boven de groei van de beroepsbevolking en vooral dat het merendeel van die nieuwe banen in de dienstensector vaak uit onderbetaalde parttime jobs bestaat. Tegelijk gingen in de industrie sinds 1980 2.3 miljoen arbeidsplaatsen verloren.55
Wie het ongeluk heeft tot de langdurig werklozen te behoren, ontvangt geen werkloosheidsuitkering. Op 8,1 miljoen officieel ingeschreven werklozen ontvingen er in 1985 slechts 2,4 miljoen een uitkering.56 Twee werklozen op drie moeten leven van voedselbons en liefdadigheid! Tegelijk werden heel wat minimale voorzieningen zoals voedselbons of financiële tussenkomst voor onderwijs of huisvesting afgebouwd. Door bezuinigingen in de medische sector gingen onder Reagan 70 openbare ziekenhuizen dicht en werden minstens 180 andere opgekocht en omgevormd tot 'for-profit hospitals’.57
Ziekte of ongeval betekenen voor veel huishoudens een ware ramp met jarenlange afbetalingen voor ziekenhuiskosten en voor wie onvoldoende geld had om een privé-ziekteverzekering te nemen, regelrechte armoede.
1.2. De Amerikaanse monopolies: nooit geziene verrijking en concentratie
40 van Amerika's grootste monopolies betaalden op volkomen wettige wijze in 1984 geen frank belasting.58 Tijdens de eerste ambtsperiode van Reagan zijn van de 275 grootste Amerikaanse monopolies er 129 in geslaagd om minstens gedurende een jaar geen belasting te betalen. Koplopers waren o.m. ATT, Dow Chemical, ITT, Tenneco, Pepsico en General Dynamics, die ondanks reuzewinsten terugbetalingen van de belastingen wisten binnen te rijven, voor minstens 5 miljard elk.
Boeing, met een winst van meer dan 100 miljard F. kreeg ongeveer 15 miljard F belastinggeld toegeschoven.59 De belastinghervorming van 1981 was een miljardencadeau voor de monopolies. Op die manier kwamen aanzienlijke kapitalen vrij voor nieuwe investeringen en herstructureringen.
Het bedrijfsleven kent een ongeëvenaarde concentratie. De waarde van de gefusioneerde ondernemingen vertiendubbelde tussen 1975 en 1984.60 Maar 1985 slaat alle records. Dit is de grootste concentratiebeweging in de geschiedenis. "In 1985 worden maatschappijen gedeeltelijk of geheel op gekocht aan het waanzinnig ritme van elf per dag."61 In 1985 werd het record voor de grootste overname in de niet-petroleumsector tweemaal doorbroken. Op 5 juni nam GM Hughes Aircraft over voor 5 miljard dollar.62 In december was het de beurt aan General Electric om RCA op te kopen voor de som van 6,28 miljard dollar.63
In het spel van de overnames worden enorme kapitalen verzameld. De aandelen van maatschappijen die bij dergelijke overnames betrokken zijn, schieten soms op korte tijd stijl de hoogte in. Enkele uren voor de officiële aankondiging van de overname van RCA stegen RCA-aandelen van 53 naar 63,50 dollar en een General Food-aandeel steeg van 70 naar 120 dollar in de dagen voor de overname door Philip Morris.64
Een van de gevolgen van deze overnamekoorts is de immense opstapeling aan schulden door de Amerikaanse bedrijven; in het derde kwartaal van 1985 bereikten deze reeds 1400 miljard dollar.65
In dit titanengevecht willen de monopolies in de eerste plaats een strategie voor de toekomst uitstippelen. De overname door GM van de computerfirma Electronic Data Systems in 1984 en van de wapenfabriek Hughes Aircraft kaderen in een strategie voor het jaar 2000.
Dankzij het aanzuigen van kapitalen uit de gehele wereld voert het Amerikaanse grootkapitaal nu een enorme rationalisering door van haar economie. Bij een aanzienlijke daling van de dollar zou de wereld wel eens kunnen worden geconfronteerd met een verjongde, verregaande gerobotiseerde en zeer competitieve Amerikaanse industrie die de internationale markten overspoelt. De concurrentiestrijd tussen de imperialistische mogendheden zou meteen in een veel heftiger fase terecht komen.
1.3. De militaire productie zwengelt de economie aan
Tussen 1980 en 1985 verdubbelde het defensiebudget van 143 miljard dollar naar 284 miljard dollar. Vooral de aankoop van nieuw materiaal nam een enorme sprong. Van 24% van het defensiebudget in 1980 steeg deze post tot 34%. De aankoop van nieuw materiaal steeg in vijf jaar tijd met 177%.66 Business Week schrijft dat ook in de komende jaren de uitgaven van het Pentagon de belangrijkste stimulans voor de industrie zullen blijven en dit ondanks het feit dat het Congres de stijging van het defensiebudget nu afremt.67
Het belang van de militaire bestedingen voor de Amerikaanse economie wordt goed geïllustreerd in de luchtvaart-sector. De crisis deed er in 1984 de verkoop van civiele vliegtuigen met 23% dalen tot minder dan 10 miljard dollar.68 Boeing, de maatschappij die 55% van de wereldproductie van grote lijnvliegtuigen voor haar rekening neemt, kende in 1984 haar laagste productie aan burger-vliegtuigen in 7 jaar. Tegelijk was het bedrijf echter de snelst groeiende defensiecontractant van het Pentagon tussen 1979 en 1984. Terwijl de inkomsten uit de commerciële verkoop tussen 1980 en 1984 van 8 naar 6 miljard dollar daalden, verdubbelden de overheidsaankopen van 2 tot over de 4 miljard dollar.69
Voor Business Week waren aandelen in de lucht- en ruimte- vaartindustrie in de voorbije jaren dan ook de "beste vrienden van de investeerders".70
Deze miljardenstroom vanuit het Pentagon, gekoppeld aan de belastinghervorming van 1981 heeft geleid tot een ongeëvenaard begrotingstekort van 212 miljard dollar in 1985. De geaccumuleerde schuld van de Amerikaanse overheid overschrijdt nu 100.000 miljard F. méér dan het dubbele van de schuldenlast van de Derde Wereld. Het is deze voortdurende vraag naar dollars die een hoge intrestvoet en een sterke dollar hebben geschapen waardoor de kapitalen uit de gehele wereld naar de States worden gezogen. De hoge dollarkoers heeft er tegelijk voor gezorgd dat de schulden- last van de Derde Wereld enorm is aangezwollen. Op die manier financiert de wereld de bewapeningsuitgaven van Amerika..
Het imperialisme is in een stadium terechtgekomen van toenemende militarisering van zijn economie. Anno 1985 geeft Amerika meer uit aan bewapening dan op het hoogtepunt van de Tweede Wereldoorlog. Terwijl tussen WO I en II niet 1% van het BNP aan bewapening werd besteed, gaat nu 7% van het BNP naar militaire uitgaven.71
(...)
Onverzoenlijke
tegenstellingen ondermijnen de kapitalistische wereld
De
Europese monopolieburgerij is het met de Amerikaanse burgerij eens om
de uitbuiting van de arbeidersklasse en de repressie te versterken,
om de revolutionaire volksbewegingen in de Derde Wereld te bestrijden
en om zich op te stellen tegen de Sovjet-Russische supermacht.
Maar
in het nastreven van de maximale winst bestaan er onverzoenlijke
tegenstellingen tussen de Europese en Amerikaanse kapitalisten, zoals
trouwens ook tussen de verschillende patronale fracties in Amerika en
in Europa.
De
technologische revolutie ontwikkelt zich stevig in de Verenigde
Staten en in Japan. Voor de Europese monopolies, die hun
technologische achterstand willen inhalen, zijn het Verenigd Europa
en de gemeenschappelijke Europese markt levensnoodzakelijke
voorwaarden voor hun toekomstige ontwikkeling geworden.
De
investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn zo aanzienlijk
geworden, dat zij een concentratie van de inspanningen op Europees
niveau vereisen. De monopolies willen de hoogtechnologische producten
maar op een rendabele manier kunnen voortbrengen, op voorwaarde dat
zij over een gemeenschappelijke markt van 320 miljoen Europeanen
beschikken.
De
eenmaking van Europa beantwoordt aan de ontwikkeling van de
productiekrachten. Maar in handen van de monopolies dient Europa om
de uitbuiting en de sociale achter uitgang te versterken. Europa
dient om de reactionaire en repressieve tendensen te stimuleren.
Europa dient om de weg in te slaan van de militarisering van de
economie. Tegen deze reactionaire politiek van de monopolies, moeten
wij de coördinatie en de eenheid van de arbeiders- en democratische
strijdbewegingen versterken.
1.
Eureka
1.
Door bepaalde Europese monopolies een deelname in Star Wars aan te
bieden – 26 miljard dollar op vijf jaar tijd - trachten de
Verenigde Staten een beslissende voorsprong op hun Europese
concurenten te bekomen: de Amerikanen zijn alleen meester van het
project, de samenwerking tussen de verschillende Europese monopolies
op technologisch vlak zal moeilijker worden. de Europese monopolies
worden onderaannemers, de uitwijking van wetenschappers wordt
gestimuleerd.
Zelfs
de onvoorwaardelijke voorstanders van het atlantisme voelen zich
bedreigd door de Amerikaanse concurentie. Zo schrijft de 'Echo de la
Bourse72
In de kwestie van SDI beschouwen de Verenigde Staten hun partners en
bondgenoten als gewone onderaannemers".
Het
project Eureka, gelanceerd door de Franse sociaal-democratie, wil
voorwaarden scheppen om de Europese multinationals toe te laten hun
onafhankelijkheid te behouden. en zich op het technologisch niveau te
hijsen van de Amerikaanse en Japanse concurrentie.
Eureka
wil de onderzoeksinspanningen coördineren en éénmaken en de
samenwerking tussen de Europese monopolies in zes domeinen
vergemakkelijken: de optronica, nieuwe materialen, grote computers,
lasers, kunstmatige intelligentie en de zeer snelle
micro-elektronika.
2.
Eureka is een kader dat de machtigste Europese monopolies zal
toelaten om hun expansieplannen te verwezenlijken en hun overheersing
te versterken. Hubert Curien, de Franse minister van Onderzoek en
Technologie, verklaarde: "Wat
we momenteel beogen is het organiseren van ontmoetingen, toenadering
en akkoorden tussen Europese industriëlen.”
Hij voegde eraan toe dat rekening moet worden gehouden met "reële
industriële appetijt van de enen en de anderen.”73
Etienne Davignon, oud-EEG-commissaris die naar de Generale
Maatschappij is overgestapt: "Het
is de werking van de markt die de prioriteiten en de behoeften. van
de toekomst moeten bepalen".74
Eureka
laat zich onder andere inspireren door ESPRIT, het Europees
strategisch programma voor onderzoek en ontwikkeling van de
informatietechnologieën. "Esprit
wil Europese bedrijven en onderzoeksinstellingen die actief zijn in
de informatietechnologieën helpen samenwerken om meer competitief te
worden op de wereldmarkt".75
Het doel is op 10 jaar tijd de achterstand van de VS en Japan in te
lopen. Het budget van 34 miljard frank (voor 5 jaar) valt voor 50%
ten laste van de EEG. Esprit werd in 1984 gelanceerd en in september
1985 hadden 263 ondernemingen aan de projecten deelgenomen. Eind '85
werkten 1.300 vorsers in het kader van ESPRIT.76
3.
Het slagen van het Eureka-project zal in grote mate afhangen van de
kapitalen die de staten en de EEG ten dienste zullen stellen van de
monopolies. Om goed van start te kunnen gaan, heeft Eureka 25 miljard
frank nodig. "Het
is ook een illusie te denken dat de industriëlen voor Eureka zullen
betalen",
aldus minister Maystadt. "Zowel
in de VS en Japan als in de grote Europese staten wordt een dergelijk
onderzoek door de overheid gefinancierd. Eureka zal dus nieuwe
bijdragen van de lidstaten vergen".77
4.
Eureka opent de weg naar een toenemende militarisering van de
Europese economie, die uitsluitend de monopolies dient.
Teneinde
de volkssteun te winnen op een ogenblik dat de vredesbeweging grote
invloed uitoefent, stelde Mitterrand zijn plan voor als een
'burgerlijk’
project, in tegenstelling tot het militaire Star Wars-project. De
Franse Minister voor Onderzoek en Technologie verklaarde: "Eureka
is een Europees initiatief met een civiele inhoud (...) maar wie de
meest gevorderde technologieën in de informatica, de robotica en de
elektronica beheerst, is ook in staat zeer gesofistikeerde wapens te
maken (...). Een technologisch sterk Europa zal ook zijn
defensieproblemen kunnen oplossen"78
Op 5 november 1985 hebben veertien Europese sociaal-democratische
partijen hun steun toegezegd aan Eureka, daarbij stellende dat "het
gepast zou zijn de samenwerkings- mogelijkheden tussen West-Europese
staten en regeringen te onderzoeken op gebied van veiligheidspolitiek
(...) en van defensie, een samenwerking die een van de pijlers zou
zijn van een vernieuwde alliantie".79
We
maken een meer en meer uitgesproken militaire samenwerking mee tussen
het Frankrijk van Mitterrand en het Duitsland van Kohl (versterking
van de interoperabiliteit van de Franse en Duitse strijdkrachten,
gemeenschappelijke opleiding van jonge Franse en Duitse officieren).
De West-Duitse Minister van Landsverdediging Manfred Woerner heeft de
idee van een Europese Star Wars gelanceerd. een Europees
lichtafweersysteem tegen raketten. "Ondernemingen
als Messerschmitt-Boelkow-Blohm, Siemens en Telefunken zouden reeds
met de realisatie van dit systeem bezig zijn".80
De
vijf belangrijkste Europese lucht- en ruimtevaartmaatschappijen
hebben een samenwerkingsovereenkomst ondertekend ten aanzien van het
Eureka-programma. Het gaat hier om Aérospatiale (Frankrijk),
Aeritalia, Britisch Aerospace, Messerschmitt-B-B (Bondsrepubliek) en
CASA (Spanje). Sommige van deze firma's hebben reeds samengewerkt
voor reuzenprojecten als het supersonisch vliegtuig Concorde, de
Airbus, het gevechtsvliegtuig Tornado, de Ariane, het Spacelab.
De
lucht- en ruimtevaartindustrie voorziet een markt van 1.000 miljard
dollar voor de komende 10 tot 15 jaar. Zij rekent erop voor 300
miljard dollar aan militaire vliegtuigen te verkopen tegen 1995.
British
Aerospace en de Duitse groep werken aan een gevechtsvliegtuig
(European Fighter Aircraft) waarvan 1.000 exemplaren zouden kunnen
verkocht zijn omstreeks 1995, ter vervanging van de Jaguars, de
Phantoms en de F-104's. Een ander groot project van dezelfde groepen
en Aerospatiale behelst een groot militair transportvliegtuig, de
Future International Military Airlifter.81
De
realisatie van een nieuwe generatie lanceersystemen, Arianne V 1100
miljard frank kosten. Het ruimtetuig Hermes, dat 1997 zal
verwezenlijkt zijn onder impuls van de Franse maatschappijen
Aérospatiale en Dassault, zal 90 miljard frank kosten.
Geïnspireerd
door het Amerikaanse' model, zijn een groot aantal Europese
monopolies van mening dat de militarisering van Europa de kortste weg
is naar de Europese eenmaking, Paul Washer, voorzitter van Solvay en
commissaris van de Generale Maatschappij: "Europa
zou een programma voor militaire uitgaven moeten opstellen dat zijn
autonomie zou waarborgen. Zoals in de Verenigde Staten zou een
dergelijk programma aanzienlijke investeringen met zich meebrengen in
de Europese spitsindustrie".82
De
regering Martens-Gol is voorstander van deze Europese militarisering.
Haar programma belooft "de
Europese pijler binnen de Atlantische alliantie en bijgevolg de
Alliantie zelf te verstevigen. De regering moedigt in het bijzonder
de heropleving van de West-Europese Unie aan".
Deze laatste werd nieuw leven ingeblazen op basis van een rapport van
Tindemans.83
Alfred
Cohen, oud politiek directeur-generaal op het ministerie van
buitenlandse betrekkingen onder Simonet. Nothomb en Tindemans,
oud-medewerker van de socialistische ministers Fayat en Simonet, oud
minister-adviseur op de Belgische ambassade in Washington, is op 23
april 1985 secretaris-generaal van de West-Europese Unie geworden.
5.
Voor de Europese monopolies is al het gepraat over Europa en Europese
autonomie vaak maar een lokmiddel om de subsidies en de
staatsbestellingen te verhogen. Sommigen zijn uit op de voordelen die
Eureka hen biedt, en tegelijkertijd profiteren ze van een deelname
aan Star Wars. Een minister van Mitterrand: "Ikzelf
zie geen onverenigbaarheid met SDI".84
Jean-Luc
Lagardère, president directeur-generaal van de genationaliseerde
Franse groep MATRA, een van de eerste geïnteresseerden in Eureka,
heeft voorgesteld om een club op te richten van Europese
industriëlen, die geïnteresseerd zijn in een deelname aan het
SDI-project.85
Dit voorstel werd goed onthaald door Messerschmitt-Bolkow-Blohm en
door British Aerospace. Thomson-CSF, een andere Eureka-kampioen, is
ook geïnteresseerd in het Star Wars-programma. Onderzoeksdirecteur
Pierre Aigrain stelde: "Een
onderneming reageert altijd in functie van haar eigen profijt".
"Het groot probleem is dat Europa tot nog toe (...) weinig
uitgegeven heeft voor gemeenschappelijke technologische programma's.
Zelfs
Esprit kost maar een vijftiende van het SDI-budget. Mitterrands
Eureka is dus een manier om te stellen dat we geen andere keuze
hebben dan veel meer uit te geven voor gevorderde technologie".86
6.
Eureka brengt ook de strijd aan het licht tussen de verschillende
kapitalistische fracties in Europa. De Benelux wou dat Eureka onder
de controle van de Europese instellingen gebracht zou worden, opdat
ook de kleine landen hun deel van de koek zouden krijgen. Frankrijk.
Engeland en West-Duitsland richten zich naar rechtstreekse
overeenkomsten tussen hun monopolies. "Op
dit ogenblik kan men zich niet van de hypothese ontdoen dat de grote
landen Eureka gebruiken om hun eigen ondernemingen te spijzen en de
kruimels voor de kleintjes te laten"87
2.
Het gevecht om de markten van anderen
“Tussen
1959 tot 1982 vestigden zich 2.253 Amerikaanse ondernemingen in
België. De investeringen bereikten 108.7 miljard BF voor 509
fabrieken en 1.744 servicebedrijven met een werkgelegenheid van
47.096 personen. Tussen 1959 tot 1982 bedroegen de Amerikaanse
investeringen 43.9% van de buitenlandse investeringen".88
Een
groot aantal Europese ondernemingen planten zich in in de Verenigde
Staten. In geval van grote internationale crisis of oorlog zullen de
Verenigde Staten het best beschermde imperialistische land zijn. Het
politieke systeem van het Amerikaanse kapitalisme is het meest
stabiele ter wereld. De Verenigde Staten bezitten de grootste markt.
Bepaalde Europese monopolies hebben deze markt nodig om een
zakencijfer te verwezenlijken dat noodzakelijk is voor het overleven
in de hoogtechnologische sector. "Europa
is erg gefragmenteerd, verdeeld op alle mogelijke manier. Om deze
reden is de expansie naar de Verenigde Staten zeer belangrijk voor
ons. We hebben een strategie in functie van de Verenigde Staten voor
alles wat we produce ren en ondernemen",
verklaarde Nigel Horne, directeur van Standard Telephone and Cables
(Engeland),89
Op
1 juni 1984 hadden de VS 833.1 miljard dollar buitenlandse
investeringen aangetrokken, waarvan bijna de helft van Europese
oorsprong90.
3.
De handelsoorlogen
De
internationale markten kennen een zwakke groei, die te wijten is aan
de versoberingspolitiek, die het imperialisme aan alle volkeren
oplegt. Tegelijkertijd schept de technologische revolutie
productiekrachten met fabuleuze capaciteiten.
De
uitvoer in de door het imperialisme gedomineerde wereld heeft een
groei gekend van 9.1% tussen 1965 en 1973, en van 4,7% tussen 1973 en
1980. De drie daaropvolgende jaren was de groei uiterst zwak (+ 2.0%
in 81.2.5 in 82 en +1.9% in '83) Na een toename van 8.7% in '84 zal
de groei opnieuw dalen onder de 3% in '85.91
Japan,
de Verenigde Staten en de EEG voeren een bittere commerciële strijd
voor de verovering van internationale markten. Elke imperialistische
mogendheid probeert haar binnenlandse markt te beschermen en voert
een agressieve politiek ("een
dynamische, exportgerichte politiek”,
zegt de regeringsverklaring) op de buitenlandse markten.
Om
haar kapitalisten te beschermen is er het ganse protectionistische
arsenaal: douanerechten, contingentering of opgelegde
invoerbeperkingen, reglementeringen op de technische normen of
gezondheidsnormen, waarborgen voor minimumprijzen aan de nationale
producenten. Om de buitenlandse markten te veroveren zijn er
subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, grote staatsbestellingen en
exportsubsidies.
Volgens
een recente schatting van de OESO is het aantal niet-tariefgebonden
maatregelen tussen 1968 en 1983 verviervoudigd, voor het geheel van
de staalnijverheid, de automobielnijverheid, de motorfietsen, de
elektronica en de schoenen, Waar in 1973 nog minder dan 1% van de
automobielhandel getroffen werd door discriminatoire maatregelen van
de OESO-zone. is dit tien jaar later tot bijna 50% opgelopen. Andere
schattingen geven aan dat het percentage van de handel dat
onderworpen is aan allerlei beperkingen de laatste jaren gestegen is
van 31 tot 73% voor de staal- nijverheid en van 51 tot 63% voor
textiel en kleding".92
Terwijl 800.000 mensen ondervoed zijn, voeren de EEG en de Verenigde
Staten een landbouwoorlog. De 650,000 voltijdse Amerikaanse
landbouwers hebben een gezamenlijke schuld gemaakt van 200 miljard
dollar (meer dan Brazilië en Mexico samen). Men voorziet het
failliet van 100.000 tot 200,000 boeren in de komende jaren.93
Besluit:
oorlog aan de protectionistische maatregelen van de EEG. John Block,
minister van landbouw verklaarde: "We
willen
vrije concurrentie op de wereldmarkt, zonder basisprijs. en we zullen
proberen om nieuwe markten te veroveren".94
De
EEG heeft zich iets meer dan 17% van de wereldgraanmarkt toegeëigend
in 1984, de graanuitvoersubsidies bedragen, 108 miljard frank voor
84-85 en zullen 1.35 miljard bedragen in 85-86. De markten krimpen in
van 106 miljoen ton in 84-85 tot 100 miljoen in 85-86: China en India
zijn zelfvoorzienend geworden en... Afrika heeft niets om te
betalen.95
De
staaloorlog tussen de Verenigde Staten en de EEG wordt als sinds 1982
gevoerd, vanaf het ogenblik dat invoerbeperkingen op 10 Europese
producten op de Amerikaanse markt werden geheven. Een nieuw akkoord
trad op 1 januari 1986 in werking: het zal gedurende 4 jaar het
grootste deel van de staalinvoer beperken tot 6 miljoen ton – 2.5
miljard dollar - per jaar.96
In
november 1985 heeft de Amerikaanse administratie beslist om 2 miljard
dollar te reserveren om de uitvoer van de landbouwproducten te
ondersteunen, en 300 miljoen dollar om in de uitvoer van grote
investeringsprojecten in de Derde Wereld te subsidiëren.
Als
een eerste maatregel zal de Amerikaanse bank voor Import-Export zes
betoelaagde kredieten aanbieden om de markten ter waarde van 250
miljoen dollar, waarvoor Franse firma's in onderhandeling zijn, weg
te kapen. Die
projecten betreffen: de metro van Algiers. luchtvaartuitrustingen in
Brazilië, elektrische turbines en computers in India.
diesellocomotieven in Maleisië. luchthavenuitrusting in Tunesië.
De
firma's Alsthom en Thomson-CSF worden daarbij het meest geviseerd.97
Frankrijk heeft vaak zijn toevlucht gezocht in gemengde kredieten
(openbare handelskredieten of door de staat gewaarborgde kredieten
die tezelfdertijd 20 tot 25% handelshulp omvatten) om zijn uitvoer te
stimuleren. Die kredieten bedroegen slechts 0,25 miljard dollar in
75, maar in '84 liepen ze op tot 6 miljard dollar. Frankrijk
vertegenwoordigde 45% en Engeland 23% van het totaal.98
De
handelsoorlog bestrijkt het geheel van hoogtechnologische sectoren.
Ninian Eladie. algemeen manager bij de ICL verklaarde: "De
Amerikaanse regering heeft het altijd maar over de vrije markt, maar
tegelijkertijd gaat ze verder met de enorme hulp aan haar
elektronische industrie door middel van civiele en militaire
bestellingen".99
Wall Street Journal publiceerde dat Reagan tegenmaatregelen
voorbereidt tegen de subsidies aan Europese luchtvaartconstructeurs
die deelnemen aan het Konsortium Airbus Industrie.100
Airbus voorziet dat men tussen 1985 en 2004 in de wereld 9.125
vliegtuigen met een totale waarde van 500 miljard dollar zal
verkopen. Airbus hoopt een derde van die markt in de wacht te slepen
en 2.500 vliegtuigen te bouwen.101
1https://www.amsab.be/over-ons/nieuws/883-60-jaar-geleden-ondertekening-van-de-eenheidswet
2 Wereldbank, Rapport Annuel 1985, p. 44-45.
3 Wereldbank. Rapport sur le développement dans le monde, 1985, p. 24.
4 Idem, p. 27.
5 Wereldbank, Rapport Annuel 1985, p. 194-195.
6 Wereldbank. Rapport sur le développement dans le monde 1985, p. 222.
7 Conjoncture économique, octobre 1985. Rép. du Zaïre, Département de l'Economie, p. 84.
8 Echo de la Bourse. 7 september 1983.
9 Echo de la Bourse, 31 oktober 1985.
10 Echo de la Bourse, 31 oktober 1985.
11 Wereldbank. Zaïre Economic Memorandum. Report nr. 5417-AR. p. 238.
12 Endettement, technologies et industrialisation au Zaïre. (1970-1981). Verhaegen, CEDAF, 1981.
13 Wereldbank, Rapport sur le développement dans le monde 1985. p. 71-72.
14 Le Soir, 18 oktober 1985.
15 La Libre Belgique, 26 mei 1984.
16 Wereldbank. Rapport Annuel 1985, p. 45,
17 Wereldbank, Zaire Economic Memorandum. p. 29.
18 Le Soir, 12 oktober 1985.
19 Echo de la Bourse, 3 oktober 1985. 18. Trends, 18 oktober 1985, p. 272.
20 Echo de la Bourse, 3 oktober 1985.
21 Financieel Ekonomische Tijd, 25 november 1985.
22 GRANMA, Havanna 18 augustus 1985, p. 2.
23 Rapport sur le développement - BM, 1983, p. 11.
24 Rapport sur le développement - BM, 1983, p. 11.
25 Bulletin du CEDETIM, hiver 1984, Paris, p. 11.
26 Rapport sur le développement - BM, 1985, p. 42-43.
27 Echo de la Bourse, 7 oktober 1985, p. 16.
28 Rapport sur le développement - BM, 1985. p. 170.
29 Zaire Economic Memorandum, World Bank. Report nr. 5417-ZR. p. 289.
30 Chalmin et Gombeaud, p. 103-104.
31 Rapport sur le développement - BM, 1983, p. 13.
32 La Cité, 23 oktober 1985, p. 3.
33 Chalmin et Gombeaud. p. 193,200.
34 Echo de la Bourse, 18 december 1985/Financieel Ekonomische Tijd, 28 december 1985.
35 Wereldbank, Rapport Annuel 1985, p. 39-41.
36 Echo de la Bourse, 7 oktober 1985, p. 16.
37 Rapport sur le développement 1985, p. 44-45.
38 Rapport sur le développement 1985, p. 44-45.
39 De Standaard, 15 november 1985, p. 17.
40 Verslag 1984, p. 6-7.
41 Rapport sur le développement 1985, p. 44-45.
42 Rapport sur le développement, p. 23.
43 ibidem, p. 141.
44 ibidem, p. 146.
45 ibidem, p. 151.
46 Wiegerick van de Gebre Serviços Empresarias. De Standaard, 8 november 1985. p. 17.
47 Echo de la Bourse, 25 september 1985, p. 2.
48 De Morgen, 13 april 1985, Weekend Plus p. 5.
49 Marc Chernoff, Concessions collectives, in 'Les syndi cats français et américains face au mutations technoligi que', Paris, 1984, p. 226.
50 OCDE, Etudes économiques 1983-1984. Etats-Unis. december 1983.
51 International Herald Tribune, 28 december 1985.
52 Census Bureau Washington.
53 Michael Harrington. Choix politiques et contraintes économiques, in op. cit., p. 362.
54 International Herald Tribune, 5 oktober 1985.
55 International Herald Tribune. 10 juni 1985.
56 International Herald Tribune. 7 september 1985.
57 International Herald Tribune, I juli 1985.
58 International Herald Tribune, 23 november 1985.
59 International Herald Tribune, 30 augustus 1985.
60 Le Monde Diplomatique, december 1985.
61 Time, 23 december 1985.
62 International Herald Tribune, 6 juni 1985.
63 International Herald Tribune, 13 december 1985.
64 Time, 13 december 1985.
65 Time, 13 december 1985.
66 Report to the congress of the US, by the Comptroller General, 1 maart 1985.
67 Business Week, 29 juli 1985.
68 La Libre Belgique, 13 juli 1985.
69 Business Week. 23 september 1985.
70 Business Week, 29 juli 1985.
71 cfr. SIPRI-jaarboeken.
72 Echo de la Bourse, 19 december 1985, p. 14.
73 Le Soir, 28 juni 1985. p. 4.
74 Echo de la Bourse. 7 november 1985, p. 14.
75 Financieel Economische Tijd, 15 november 1985, p. 7.
76 Echo de la Bourse, 26 september 1985, p. 6.
77 De Standaard. 18 juli 1985. p. 13.
78 Le Soir. 28 juni 1985. p. 4.
79 Drapeau Rouge, 6 november 1985
80 Le Soir, 3 december 1982. p. 3.
81 Financial Times. Aerospace, 28 mei 1985, I, IV.
82 VBO-mededelingen, 15-31 juli. p. 1316.
83 Le Soir. 7 december 1984
84 Le Soir. 4 april 1985.
85 Le Soir. 7 juni 1985. p. 3.
86 Nature vol. 315. 16 mei 1985. p. 171.
87 La Libre Belgique. 7 november 1985.
88 Trends, 22 juni 1984, p. 64.
89 Financieel Economische tijd. 8 november 1984, p. 8.
90 De Morgen, 6 december 1985, p. 5.
91 Echo de la Bourse, 26 november 1985, p. 18.
92 Le Soir. 8 mei 1985.
93 Fortune. Il november 1985, pp. 97-99.
94 De Morgen, 17 december 1985, p. 5.
95 Le Monde, 20 augustus 1985, p. 9.
96 Echo de la Bourse. 4 november 1985, p. 5 en 16.
97 Financieel Ekonomische Tijd, 15 november 1985, p. 6.
98 Echo de la Bourse, 14 november 1985.
99 Le Soir, 9 mei 1985.
100 Echo de la Bourse 3 oktober 1985.
101 Financial Times, 28 mei 1985, Aerospace p. XI.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten