28-07-2023

Sinds 1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, de financiering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun en subsidies aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn die Sociale Zekerheid. (Deel 3)

Sinds 1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, de financiering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun en subsidie aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn die Sociale Zekerheid. Dit zal na de verkiezingen in ‘24 niet ander zijn.
De verkiezingscampagnes in ‘24 zullen uiteindelijk gaan over de begroting (“de inkomsten”, “de uitgaven”, en welk “tekort” er zal zijn), en waar bij iedere partij in haar “verkiezings-campagne” hiervan haar “analyse” zal maken, met haar “voorstellen” om dit tekort weg te werken. Het opstellen van zo’n begroting is gewoon een boekhouding …. Het is niet de bedoeling om duidelijk te maken, hoe er een overdracht is van de geproduceerde maatschappelijke rijkdom (BBP) van dat deel dat “behoorde” aan de werkers (het indirect loon, de zogenaamde “
patronale bijdragen” in de Sociale Zekerheid), naar de bedrijven (die dan die “vermindering van patronale bijdragen” terugkrijgen in allerlei vormen van “subsidies” en “steun”. (hierover verder meer)
De “inkomsten”, maar ook de “uitgaven”, waar men van uitgaat zijn het resultaat van vorige besparingen en maatregelen van vorige regeringen (vanaf zeg maar 1980….)

Nu, wat was de economische ontwikkeling van vóór 1980, waaruit dus de alarmerende tot bezuiniging aanzettende “regeringsbeleid” vloeide, vanaf 1980 tot vandaag de dag?
Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog is er in heel de kapitalistische wereld een sterke economische groei. Overal kon men makkelijk geld lenen voor investeringen, want de afbetalingen waren goed te doen op basis van de stijgende verkoop van de productie (door export) Daarom was er een dalende percentage van de buitenlandse schuld van landen op het Bruto Binnenlands Product. Dit veranderde vanaf 1974. Vanaf 1974 was er een steeds verdere stijging van de verhouding buitenlands schuld t.o.v. BBP van alle kapitalistische landen. En het ergst waren getroffen waren de “ontwikkelingslanden” (of wat men noemde de Derde Wereld-landen). 


Sinds1980 is de inzet van elke regering: inlevering op het loon, definanciering van de Sociale Zekerheid “omleiden” naar steun ensubsidies aan bedrijven, en een afbraak en uitholling vàn dieSociale Zekerheid. Dit zal na de verkiezingen in ‘24 niet anderzijn (Deel 2)

 

Enkele argumenten voor een bepaalde analyse. Of eigenlijk van een nog later nog verder te bewijzen hypothese 😉
Die argumenten zijn te vinden in de tabel 3.1 en in de grafiek die ik maakte op basis van de gegevens uit die tabel.


De BBP-groei van 1929-50 tot 1950-73 weerspiegelt de algemene sterke naoorlogse groei overal. Van eind ‘50 (1950-73) tot de eerste olieschok ongeveer was de extra grote groei reeds aan het verminderen, een teken van de aankomende overcapaciteitscrisis. De olieschokken zijn slechts de “triggers” van een definitief veranderde situatie. De groei van de economie nam sterk af in wat men noemde de Derde Wereld (hier gesymboliseerd door de grafiek van Latijns-Amerika tussen 1973-80 en 1980-89).
De VS waren de “locomotief” door hun bewapeningsprogramma en de hogere rente waardoor zij kapitaal aantrokken van overal….
Die grote groei was groter dan de groei van de schulden die gemaakt werd. Dit veranderde toen de groei begon af te nemen. Toen werd bij veel Derde Wereldlanden de groei van de schulden groter dan de economische groei (de inkomsten van de export)
Deze ontwikkeling werd dan nog verergerd voor veel landen door wat de “olieschokken” werden genoemd...

Deze ontwikkeling leidde tot de “crisissituatie” (van 1974-1980) waar in ALLE landen (dus ook België) sinds 1980 definitief het beleid werd ingeluid van besparingen, bezuinigen op alles wat valt onder “loonkost”, maar ook verregaande subsidies voor bedrijven, kortom een continue verhogen van de uitbuitingsverhouding, in een poging de “eigen” economie( dat deel van de kapitalistische productie binnen de grenzen) zo competitief mogelijk te maken tegenover andere landen. Deze ontwikkeling naar 1980 toe, werd goed geanalyseerd in de
Internationale Solidariteit van november ‘87….

Uit
Internationale Solidariteit 13e jaargang nr. 3 (1991), Schuldenlast – De Derde Wereld betaalt de crisis:



HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELING DOOR HET MAKEN VAN SCHULDEN
Hoe de buitengewone stijging van de schuld gedurende de jaren ‘70 uitleggen? We trachten er hier een klaardere kijk op te krijgen. Er spelen hierin talrijke factoren een rol. Maar we zullen er drie bijzonder belichten: de noodzaak voor de Derde Wereldlanden om zich te ontwikkelen door het maken van schulden, de rol van de multinationals en de rol van de banken. In welke toestand bevindt zich de Derde Wereld? Welke zijn de mogelijkheden om zich te ontwikkelen?

Een tekort aan financiële middelen
In de Derde Wereld heeft de agrarische sector een belangrijke rol in de economie. Voor de kolonisatie leefden al die streken uitsluitend van de producten van het land. De grote meerderheid van de bevolking waren boeren en een deel van de opbrengst diende voor hun levensonderhoud, terwijl een ander deel in beslag werd genomen door een handvol grootgrondbezitters voor eigen verbruik. In vergelijking met die wijze van produceren vertegenwoordigt het kapitalisme een veel snellere ontwikkeling, gebaseerd op de verwerking van de grondstoffen (industrie) en niet meer op hun onmiddellijk verbruik. Dit stimuleert de technische vooruitgang op een nooit geziene wijze in onze geschiede
nis.
Maar wat is er nodig om een land de weg van de kapitalistische ontwikkeling te zien opgaan? Er moeten tegelijk twee voorwaarden worden vervuld: (1) het ontstaan van een boerenproletariaat dat geen binding meer heeft met de grond; deze werkers zijn integendeel vrij en zonder inkomsten; ze moeten hun werkkracht verkopen om te overleven 2) een accumulatie van rijkdom die ter beschikking staat van het land, zodat sommigen de arbeiders kunnen kopen. en ze tewerkstellen achter de machines. Door het samengaan van die twee voorwaarden ontstaat een net van onderling afhankelijke nijverheden. De binnenlandse markt ontwikkelt, wat leidt tot productievestiging. Dit is de kapitalistische industrialisatie.
In de Derde Wereld is dit nooit gebeurd. De eerste voorwaarde werd over het algemeen verwezenlijkt: ofwel werden de boeren van hun grond verjaagd door de koloniale legers, ofwel werden die kleine producenten geruïneerd door de concurrentie van de monopolies. Die bevolking bezat dus niets meer en kon worden aangeworven door de patroons. Maar de tweede voorwaarde is nooit vervuld. Er is nooit een accumulatie van rijkdom geweest ter beschikking van de Derde Wereld. Dit bekijken we van naderbij.


Multinationals werken voor de export
Wie kan geld investeren in projecten ? Er zijn de multinationale ondernemingen, de plaatselijke burgerij en de banken. Laten we ze alle drie één na één bekijken.
De multinationale onderneming investeert daar waar de opbrengst het grootst is en ze verkoopt daar waar de winst het grootst is. Die twee plaatsen kunnen zeer ver uit elkaar liggen. Dit is trouwens dikwijls het geval. Welnu, de belangrijkste markten waar de multinationals verkopen, liggen in de industrielanden. Indien één van die monopolies zich in de Derde Wereld vestigt, is het dus niet om het verbruik van dit land te voeden, maar om de Westerse metropolen te bevoorraden. De goederen, geproduceerd in de Derde Wereldlanden door de multinationals, worden in het algemeen gekocht door de verbruikers in Europa, Noord-Amerika en Japan. Bovendien worden de winsten, gemaakt door deze filialen, niet geïnvesteerd om de industrialisatie van de Derde Wereldlanden te verzekeren. Ofwel worden ze overgeheveld naar de moederonderneming, ofwel dienen ze om de productie van het bedrijf te doen stijgen, zonder dat dit gevolgen heeft op de rest van de economie in "ontwikkeling". Gevolg: de landen die overheerst worden door de multinationals hebben een ontwrichte economie: aan de ene kant zeer ontwikkelde sectoren waar de monopolies investeren voor de export, aan de andere kant de rest van de productie die blijft steken op een laag technologisch niveau. De binnenlandse markt breidt niet uit. De aangeworven werkkrachten zijn onderbetaald en kunnen zich slechts het strikt noodzakelijke veroorloven. Er is geen netwerk van op elkaar inspelende industrieën. Want de filialen van de multinationals blijven afgezonderd in de economie van het land: ze bevoorraden zich en verkopen in het buitenland. De voortgebrachte rijkdom komt niet ten goede aan het Derde Wereldland. Integendeel, door de uitbuiting van de werknemers putten de multinationals de middelen van het land nog meer uit Gedurende de jaren 70 bijvoorbeeld hebben de multinationals 70 miljard dollar geïnvesteerd in de Derde Wereld. Daartegenover hebben de winsten, teruggebracht door de filialen, hun 80 miljard dollar opgebracht. 10 miljard dollar hebben dus de Derde Wereld verlaten
1. Dit is wel het omgekeerde van een verrijking.


De plaatselijke burgerij investeert liever in het Noorden
Er is ook de nationale elite van het Derde Wereldland, indien ze werkelijk bestaat. Zij zou kunnen investeren in de industrialisatie van het land. Maar dit gebeurt niet. Waarom? Omdat het plaatsen van kapitalen op de buitenlandse financiële markten van het Westen voor haar rendabeler is, dan te moeten wedijveren met de multinationals. Die strijd met de groten is soms verschrikkelijk. Zo heeft men gezien dat Nestlé, die het monopolie wou bekomen in de sector van de minerale waters in Brazilië, een perscampagne heeft gelanceerd om de bezoedeling van de bronnen van mineraal water van sommige steden aan te klagen. Die propaganda was zo goed geleid dat weldra niemand meer van die waters durfde drinken. De traditionele Braziliaanse bronnen gingen over kop of werden verkocht. In 1975 bracht Nestlé Minalba op de markt, dat geroemd werd als het enige zuivere bergwater. Nestlé veroverde snel de Braziliaanse markt.
2
Een voorbeeld van de voorkeur van de nationale burgerij om investeringen te doen in de geïndustrialiseerde landen liever dan in de ontwikkeling van hun eigen natie, zijn de leiders van de Arabische Staten, verenigd in de OPEC Nooit hebben Derde Wereldlanden zoveel rijkdom verzameld dan die landen van de Perzische Golf. Nochtans is een groot deel van de overschotten, verworven op de verkoop van petroleum en zijn derivaten, geplaatst in het Westen.
Van 1974 tot 1976, na afloop van de eerste petroleumcrisis, die de prijs van het bruto-vat van 2,9 naar 11,7 dollar deed stijgen, bekwamen de landen van de Perzische golf 217,9 miljard dollar aan petroleuminkomsten. Van dit bedrag hebben zij 116,8 miljard dollar ingezet op de internationale markten, hetzij 53,6% van de petroleuminkomsten.
Tabel 8 toont overigens hoe zwak de investeringen zijn voor de ontwikkeling van het land: dit gaat van 50% voor Irak en Iran tot minder dan 15% voor de Arabische Emiraten en Koeweit. Indien men kijkt naar wat die landen met het opgehoopte geld hebben gedaan (tabel 9), dan merkt men dat de deposito's bij Westerse banken en het aankopen van effecten in geïndustrialiseerde landen (vooral kasbons van de Amerikaanse Schatkist) ongeveer 80% van het geheel vertegenwoordigen. Nauwelijks 20% zijn rechtstreeks of onrechtstreeks bestemd voor de andere Derde Wereldlanden. Beleggingen op internationale markten zijn zeer winstgevend Een voorbeeld: Koeweit, algemeen beschouwd als één van de rijkste landen van de wereld dankzij zijn petroleum, heeft in 1984 zes miljard dollar gewonnen door zijn investeringen, terwijl zijn petroleuminkomsten elf miljard dollar bedroegen.3


Een toevlucht: schulden maken
De multinationals ontwikkelen slechts een geïsoleerde sector van de economie: de sector die gericht is op de export De nationale elites verbinden zich met activiteiten draaiend rond de plaatselijke filialen van de multinationals, ofwel onmiddellijk met Westerse financiële markten. Er blijft slechts één mogelijkheid open om het land uit de onderontwikkeling te helpen: schulden maken. Dit was des te gemakkelijker in net begin van de jaren '70, omdat de intresten laag waren en het geleende geld bijgevolg goedkoop. Die neiging is tevens versterkt door de wens van de plaatselijke leiders om op zijn westers te leven. Men bouwt residentiële wijken, handelscentra en autosnelwegen, zoals in de geïndustrialiseerde landen, met geld geleend door de staat, terwijl de grote meerderheid van de bevolking in de grootste armoede leeft.



Hoofdstuk
8 DE DREIGING VAN EEN INTERNATIONALE BANKCRASH

In augustus 1982 is het grote paniek. Mexico kondigt aan dat het een deel van zijn schulden niet langer zal kunnen terugbetalen, evenmin als de intrestlasten. Het land is zo goed als failliet en wordt er door de internationale gemeenschap van banken toe verplicht om drastische maatregelen te treffen om de betaling van de schuld te verzekeren. Men herschikt de betalingstermijnen. Uiteindelijk raakt de kloof gedicht. Maar andere Derde Wereldlanden volgen het voorbeeld: Brazilië in ‘83, Argentinië in ‘84-’85, …. Tegelijk storten enkele banken in.

Samen met het Mexicaanse bankroet sluit Penn Square, een Californische bank gespecialiseerd in leningen voor energie, zijn deuren en brengt zo de Chase Manhattan, de bank van de Rockefellers, aan het wankelen. In de lente van 1984 worstelt de Continental Illinois, toen nummer acht in de Amerikaanse bankenhiërarchie, met zeer ernstige problemen. Zonder de steun van zusterbanken en de Amerikaanse Staat had zij het niet gehaald. Vervolgens is het de beurt van de Manufacturers Hanover Bank. En in 1986 is het de Bank of America, tweede belangrijkste kredietverlener in de wereld, die haar verliezen bekend maakt.
Hoe is deze dreiging van een internationale bankcrash te verklaren ? In 1980 gaf Celso Ming, Braziliaans econoom, de volgende toelichting: "
Als ik één miljoen dollar verschuldigd ben, dan ben ik verloren. Maar als ik vijftig miljard dollar verschuldigd ben, zijn de bankiers verloren."4 Hierbij geven we enige verduidelijking.



Het gevaar van een kettingreactie
In wezen is de banksector broos. De banken beheren een massa geld waarvan het overgrote deel hen niet toebehoort. Zo controleerden de banken in België in 1985 8.857 miljard frank waar- van slechts 144 miljard, of 1,6% van het totaal, eigen kapitaal was.
5 Waar komt dan de rest van het geld vandaan? Van de deposito's van particulieren, ondernemingen en andere banken. Met het geheel van deze fondsen kennen de banken leningen toe aan particulieren, ondernemingen, andere banken en de Staat. Met andere woorden: het bij de bank geplaatste geld wordt vastgezet in leningen op korte middellange of soms lange termijn. Als, door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, alle of een groot deel van de deposito-houders hun geld terug komen ophalen binnen een relatief kort. tijdsbestek, zal de bank in kwestie zijn verplichtingen niet kunnen nakomen, omdat het geld vastzit in leningen. Zij zal verplicht zijn haar deuren te sluiten. Maar dit komt zelden voor, omdat de mensen over het algemeen denken dat hun bankdeposito's veilige beleggingen zijn en er dus geen reden is het geld terug op te halen. Het banksysteem berust dus op vertrouwen. Nemen we nu het geval dat leningen verloren gaan, omdat bijvoorbeeld één of meerdere Derde Wereldlanden hun leningen en de rente niet meer kunnen of willen terugbetalen. Dit is zuiver verlies voor de bank. Hoe kan zij de dekking van zo'n krediet, dat niets meer opbrengt, verzekeren. Niet met deposito's, omdat dit geld in principe de bank niet toebehoort. Enkel met eigen fondsen, aangebracht door de bank zelf, kapitaal dat onder geen enkele voorwaarde door derden teruggevorderd moet worden.
In dit licht moet men
tabel 18 bekijken.

Het geeft een overzicht van de kredieten, toegestaan door de zeven belangrijkste Amerikaanse banken en de Continental Illinois aan vijl Latijns-Amerikaanse landen. Deze behoren bij de vijftien Derde Wereldlanden met de zwaarste schuldenlast. Men ziet welk een catastrofe het voor deze banken zou zijn indien die landen zouden besluiten niet meer terug te betalen. Het uitgeleende bedrag is steeds veel groter dan de eigen fondsen van de bank: gaande van 1,5 maal voor de Bank of America, de Morgan Guaranty Trust en de Bankers Trust, tot bijna driemaal de eigen fondsen voor de Manufacturers Hanover Bank. Maar het is zelfs niet zo dat de bank met de laagste coëfficiënt minder te vrezen zou hebben dan een bank die veel meer haar nek heeft uitgestoken. De banken zijn onderling afhankelijk: een groot deel van hun uitgeleende fondsen komt van andere banken en wordt aan weer andere banken uitgeleend.

Tabel 19 tracht de onderlinge markt tussen de Eurobanken weer te geven.


De Euromarkt is, zoals de economen van de Generale Bank ze omschrijven, "
de schuld in deviezen van alle landen van de wereld jegens het internationaal banksysteem".6 Het bruto bedrag is de som van deze schulden voor alle Eurobanken. Het netto bedrag is hetzelfde bedrag zonder de "dubbele inschrijvingen", d.w.z. eenzelfde bedrag dat van de ene Eurobank naar een andere wordt overgeheveld. Het gaat m.a.w. om de handel tussen de Eurobanken onderling. De vierde lijn becijfert het groeiend aandeel van deze handel in de Eurohandel. Zo verloopt de helft van de Eurohandel tussen de Eurobanken zelf. En dit is een minimum. Een studie van de Bank van Engeland heeft de interbancaire verhandelingen op 70 tot 75% van de Euromarkt geschat.7
We willen hier nog aan toevoegen dat niet enkel de schuldenlast van de Derde Wereld problemen schept. Door de daling van de olieprijs per vat gaan vele Amerikaanse petroleumbedrijven ten onder en ze slepen gespecialiseerde banken met zich mee. De crisis in de Amerikaanse landbouw brengt de grote landbouwbank, de Farm Credit System, grote verliezen toe (2,7 miljard dollar in 1985) en brengt de Bank of America in moeilijkheden.
Het volgende scenario zou zich dan kunnen afspelen: naar aanleiding van verschillende problemen, zoals zojuist geschetst, sluiten meerdere banken hun deuren. Door de onderlinge verbondenheid van de banken brengen zij verscheidene grote internationale banken aan het wankelen. Degenen die bij deze banken geld hebben uitstaan, gaan vrezen dat ze niet meer naar eigen goeddunken over hun geld zullen kunnen beschikken, of het gewoon verliezen als de bank over kop gaat. Zij halen hun fondsen op, wat de sluiting van deze banken veroorzaakt. Door de verhandelingen tussen de banken en de banden die tussen de grote banken gesmeed zijn, dreigt gans het wereldsysteem van banken in te storten. Dit scenario is helemaal niet denkbeeldig. Het was bijna zover in de lente van 1984, toen de Continental Illinois aan het wankelen ging. Deze bank, die sterk betrok ken is bij leningen aan de Derde Wereld, heeft belangrijke terugbetalingen moeten doen aan beleggers die angst hadden voor een eventueel bankroet van de instelling. Er zijn aanzienlijke leningen van andere banken en de Amerikaanse Staat nodig geweest, samen met de garantie van de Staat aan de spaarders dat ze, bij een sluiting van de Continental Illinois, zouden uitbetaald worden. Dit om te voorkomen dat het faillissement van de achtste Amerikaanse bank geen kettingreactie zou veroorzaken.



Hoe de banken ontlasten van de crisis van de schuldenberg ?
De omvang van de schuldenlast is dus niet alleen van belang voor de ontwikkelingslanden, maar evenzeer voor de banken. Juist daarom heeft deze crisis in de bankwereld zoveel aandacht gekregen van de pers. En de vraag die wordt gesteld bij het probleem van de buitenlandse schuld van de Derde Wereld herleidt zich in feite grotendeels tot: hoe de banken bevrijden uit het wespennest van de schuldenlast? Het overige (de ellende, hongersnood) is bijkomstig.
De eerste reactie van de banken bij de eerste dreiging van een "crash" was alle nieuwe leningen aan Derde Wereldlanden onmiddellijk stopzetten. Dit kan men vaststellen op
tabel 2 
: de gemiddelde jaarlijkse stijging van de uitgeleende bedragen is in vrije val gezakt van 227,3 % tijdens de periode 1971-82 naar 11,8% in 1982-85.

 
 
Een tweede middel om de risico's te beperken, werd reeds van bij de start uitgewerkt. Wegens de reusachtige bedragen van de leningen die zij uitzetten, hebben de banken zich verenigd in syndicaten, consortia. Op deze manier zijn de gevaren gespreid over zoveel mogelijk schuldeisers. Om het hoofd te bieden aan het probleem van de stijging van de intrestvoeten, hebben de banken "roll-over"-kredieten toegestaan. Het zijn leningen op lange of halflange termijn, die echter om de zes (of drie) maanden aanpasbaar zijn. Op deze regelmatige tijdstippen stelt de bank zijn rentevoet af op die van het LIBOR (rentevoet van de interbancaire markt in Londen). Nu stond deze LIBOR-rentevoet in 1974 op minder dan 7%, om in september 1981 bijna 17% te bereiken. De stijging van de rentevoeten werd dus volledig gedragen, niet door de bank. maar door de lenende Derde Wereldlanden.
Een andere manier om aan de risico's van leningen te ontsnappen, was het opdrijven van de commissie van de bank en het inkorten van de looptijd van het krediet. Dit stelt de Wereldbank vast: "


Wanneer in het begin van de jaren '80 de economische activiteit op wereldvlak is teruggelopen, zijn de banken gevoeliger geworden voor de risico's, zeker tegenover de ontwikkelingslanden. De bankiers raakten de mening toegedaan dat hun winstmarges niet langer opwogen tegen de risico's. De winstmarges zijn dus in het begin van de jaren '80 beginnen stijgen, terwijl de gemiddelde looptijd van de leningen is ingekort."8 De commissie (of winstmarge) van de bank is van 0,9% in 1979 gestegen tot 1,3% in 1982. De looptijd van de leningen is van een gemiddelde van 9,5 jaren in 1979 gedaald tot ongeveer 6,6 jaren in 1983.



Nog een andere mogelijkheid is de "staatswaarborg". Een groot deel van de buitenlandse kredieten (20,6% van de totale schuld op lange termijn: (zie

tabel 1) is op deze wijze verzekerd. Tenslotte hebben de banken de landen gerangschikt volgens een economische en politieke risico-coëfficiënt. Dit is reeds nu uitgewerkt tot een zeer geraffineerd systeem, waarvan de details ons te ver zouden leiden. Maar volgens dit criterium kunnen enkel nog aan Zuid-Oost-Aziatische landen (met name China) "spontaan" nieuwe bankkredieten worden toegestaan. De anderen moeten zich tevreden stellen met leningen die bedongen worden tijdens een herstructurering.
De banken hebben dus reeds een heel. arsenaal trucjes om te ontsnappen aan de belangrijkste risico's en om maximaal te profiteren van de kredietverlening. Maar dat volstaat niet om hen te bevrijden uit het drijfzand van de schuldenlast. Zij hebben iets anders nodig.





1 A Astapovitch, "La strategie des multinationales", Editions du Progrès, Moskou 1985, blz. 271

2 Kurt Rudolf Mirow, "La dictature des cartels". Presses universitaires de Grenoble, 1982, blz. 147-148

3 Farhad Rad Serecht, "Le marché pétrolier international: ruptures et nouvelles configurations". La documentation française, Parijs 1985, blz. 74

4 Antony Sampson, "Les banquiers dans un monde dangereux", Uitgeven Robert Laffont, Paris, 1982, blz. 278

5 Association Belge des Banques, Rapport annuel 1986, blz 1

6 Verslag van de Generale Bank, "Les euro-marchés". juli-augustus 1983, blz. 2 De Euromarkt is de schuld in deviezen aan de internationale banken omdat deze Eurodeviezen noodzakelijkerwijze langs hen verhandeld moeten worden (zie tabel 16).

7 Pierre-Bruno Ruffini, "Les banques. multinationales", Uitgeverij PUF-IRM, Parijs 1983, blz. 206

8 Wereldbank, "Rapport sur le développement dans le monde 1985, blz. 133


Geen opmerkingen:

Een reactie posten