In
feite was het de bedoeling dat de brochure “Omkeren – een
dwarse kijk op paarsgroen” bewust gebruikt zou worden, om
politieke INHOUD te geven aan de campagne voor de
Gemeenteraadsverkiezingen van 2000 (dit ook op aangepaste
manier door de niet-openlijke partijmilitanten, werkzaam in de
bedrijven en de vakbonden) Dit is dus NIET gebeurd, met die brochure
is nauwelijks of niet gewerkt. Alleen zijn er enkele stukken
gebruikt, als “verduidelijking” voor de punten uit de
respectievelijke “gemeentelijke verkiezings-programma's”. Er
zijn dus, op populistische wijze, aangepaste gemeentelijke
“programma's” tot stand gekomen waarmee uiteindelijk stemmen zijn
gewonnen, waarmee dan een 5-tal verkozenen zijn verkregen. Dit werd
dan weer gezien (volgens het zogenaamd aan Mao toegeschreven credo
van Deng Xiaoping:”de praktijk als toets voor de waarheid”) als
bewijs van de juistheid van Resolutie van 1999 (dit in
Het bilan van Herstal, Het bilan van Schaarbeek
en Het bilan van Zelzate...maar hier kom ik
later nog terug1)
Zo
kun je mijn tekst van 2006, 29-09-12 “Wat te doen bij de gemeenteraadsverkiezingen?” Een standpunt in 2006 nog doorgestuurd naar de PVDA..... opvatten als een kritiek, op het feit dat aan de
gemeenteraadsverkiezingen van 2000 (en eveneens aan die van 2006)
NIET die politieke inhoud werd gegeven, zoals die werd ontwikkeld in
“Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen”.
Maar
goed, ik zal nu aangeven, door de weergave van stukken van de inhoud
van “Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen” hoe
er door een “redactie” van een groep kaders (en hier moest ook
... nationaal kader Peter Mertens zijn bijdrage leveren,
hetgeen hij – héél formeel? - heeft gedaan) er
geprobeerd wordt een revolutionaire politieke visie bij de mogelijke
kiezers over te brengen.
“Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen”: kapitalisme is veroordeeld,
socialisme is noodzakelijk en opgebouwd na revolutie, opdracht van
communistische partij is voorhoede organiseren
Er
wordt duidelijk gezegd dat het kapitalisme geen uitweg meer biedt en
dat de omverwerping van dat systeem nodig is en de invoering van het
socialisme, waarbij men probeert concreet duidelijk te maken wat dat
socialisme inhoudt en hoe het oplossingen kan bieden voor problemen
die het kapitalisme niet kan (wil) oplossen.
Na
de val van de Muur mocht er niet meer nagedacht worden over het
socialisme, het debat was gesloten. Men heeft het de TINA-doctrine
genoemd ('There is not alternative – er is geen alternatief'), de
doctrine van het eenvormige nadenken. Iedereen moet erover nadenken
hoe het kapitalisme kan verbeterd worden. Diegenen die erover
nadenken hoe de verworvenheden van het communisme kunnen behouden en
verbeterd worden zijn nostalgici die in het verleden leven.
Waarom
kan er niet evenveel energie gebruikt worden om na te denken over
alternatieven tegen de barbarij van het kapitalisme als er moeite
gedaan wordt om het kapitalisme de middelen te reiken om het te doen
overleven en op te kalefateren. (...)
Beweren
dat de socialistische landen geen ernstige fouten hebben begaan, zou
een flagrante onwaarheid zijn. Als dit niet het geval was geweest,
zouden de socialistische regimes nu nog overeind staan. Er was onder
het socialisme een onvoldoende scherp bewustzijn over het langdurig
voorbestaan van de strijd tussen de uitbuiters en uitgebuitenen. Door
de strijd op te geven tegen diegenen die terug wilden naar het
kapitalisme is het socialisme zodanig van binnenuit ondermijnd en
weggerot, dat men nog maar moeilijk van socialisme kon spreken. In
het staatsapparaat en in de economie is een nieuwe opkomende burgerij
ontstaan die uiteindelijk, onder luid gejuich van de westerse
multinationals, partijen en media, de vrije markt hebben doen
zegevieren.
Daarom
beweren dat het socialisme als systeem een totale mislukking is, is
een manifeste leugen. Het is een miskenning van de ongelooflijke
realisaties, zowel op het economische als op het sociale en
democratische vlak, die alleen door een gigantische collectieve
inspanning en enthousiasme konden gerealiseerd worden. Ze bewijzen
dat een goed geleid socialistisch systeem, als het intens vevlochten
blijft met het volk, veruit superieur is aan het kapitalisme. (...)
Marx
springlevend!
Uit
een voorwoord van Engels bij het Communistisch Manifest (1883): “De
leidende grondgedachte van het Manifest is dat de economische
productie en de daaruit noodzakelijke geleding van ieder historisch
tijdperk de grondslag vormt voor de politieke en intellectuele
geschiedenis van dit tijdperk; in overeenstemming hiermee is de
gehele geschiedenis een geschiedenis van klassenstrijd geweest,
strijd tussen uitgebuitene en uitbuitende, overheerste en
overheersende klassen op verschillende trap van de maatschappelijke
ontwikkeling; deze strijd heeft thans echter een trap bereikt, waarop
de uitgebuite en onderdrukte klasse zich niet meer van haar
uitbuitende en onderdrukkende klasse kan bevrijden, zonder tegelijk
de hele maatschappij van uitbuiting, onderdrukking en klassenstrijd
te bevrijden. Deze fundamentele gedachte behoort alleen en
uitsluitend Marx toe.”2
3
Men
stelt (nog) dat er een revolutionair bewustzijn zich meester moet
maken van de werkende klasse en een organisatie van die werkende
klasse met daarrond de “andere lagen van de bevolking” en met
erkent de “rol van een revolutionaire voorhoede”.
organiseren
rond een andere maatschappijvisie
Krachtsverhoudingen
opbouwen die toelaten om weerstand te bieden aan de barbaarse logica
van het systeem kan niet buiten de opbouw van een bewuste kern, met
een andere maatschappijvisie. Radicale omwentelingen hebben plaats
'wanneer die van boven niet meer kunnen en die van onder niet meer
willen'. Het is onafwendbaar dat het systeem zoals het nu
ontwikkelt op grote crisissen en sociale catastrofes afstevent. Er
komen nieuwe economische crisissen omdat onder het kapitalisme de
koopkracht nooit gelijke tred kan houden met de ontwikkeling van de
productie. De kans dat Europa betrokken raakt in oorlogen wordt
steeds maar groter en de Europese unie bereidt zich daar intens op
voor. Om in al die situaties een doelbewust alternatief na te streven
is een partij van de werkers nodig. Het is de betekenis van het
geduldig maar doelgerichte werk dat de Partij van de Arbeid
onderneemt om de voorhoede te groeperen in milieus van werkers,
intellectuelen, kunstenaars, migranten, jongeren... De PVDA wil met
een nieuw programma en een nieuw profiel naar de
gemeenteraadsverkiezingen. Daarom starten we met deze
brochure
een open debat over de regeringspolitiek en ons alternatief. Wie zich
door één en ander aspect aangesproken voelt heeft zijn
of haar plaats in de partij.
De
ongekende kant van de 'geest van Clabecq'
Er
is een collectieve mobilisatie nodig om de berusting en de schrik te
overwinnen. De historische strijd van Clabecq heeft overtuigend
getoond hoe het wél kan. Als 13 delegees en arbeiders van
Clabecq met zware beschuldigingen moeten terechtstaan in Nijvel, dan
is het omdat ook de andere kant beseft welk een uniek voorbeeld zij
hebben gesteld. Hun grootste verdienste is te hebben getoond hoe men
het fatalisme kan doorbreken. Te hebben getoond dat het systeem niet
altijd moet winnen, dat men de logica van het kapitaal en al diegenen
die er borg voor staan, met succes kan trotseren. Met dezelfde
fierheid trotseren ze vandaag de justitie, de laatste troef van het
systeem.
Het
is weinig gekend hoe de delegees in de Forges de Clabecq geduldig en
langdurig hebben gebouwd om een hele massa tot een dergelijke bewuste
strijd te brengen. Enkele elementen die van algemene betekenis zijn:
1°
Op de mars van de 70.000 in Tubize heeft Roberto D'Orazio raak
getroffen met zijn toespraak over 'wordt volwassen'. Gedurende jaren
heeft de delegatie deze mentaliteit gevoed in het bedrijf: laat u
niet doen, ga tegen de stroom in. Ze begon met het bestrijden van de
gewoonte om de helm af te nemen voor ingenieurs en patroons. Het is
het handelsmerk geworden van de “geest van Clabecq”. Durven
strijden, durven winnen. Met deze houding om niet als
“onvermijdelijk” te beschouwen wat het systeem u probeert op te
leggen hebben zij het gevecht aangegaan dat iedereen als hopeloos
beschouwde.
2°
Om dat aan te durven moet men een rotsvast vertrouwen in de massa
hebben. Toen Roberto D'Orazio begin '97 gevraagd werd hoever hij wou
gaan, antwoordde hij: “Zover als de massa mij toelaat te gaan.”
Dat is het echte syndikalisme.
3°
Maar de massa's komen niet spontaan in beweging en als ze het wél
doen, dan zal hun revolte snel verslagen worden als ze geen stevige
leiding hebben. De voorbereiding van de strijd is hierin nog
belangrijker geweest dan de 6 maanden van 1997. Het verhaal van
Clabecq bewijst de theorie van de bewuste, georganiseerde voorhoede.
Gedurende jaren heeft die voorhoede de massa geconfronteerd met de
economie, de politiek, het racisme, de solidariteit. Jarenlang heeft
de burgerij de finale confrontatie van de sluiting voorbereid, maar
de delegatie heeft de massa erop voorbereid. De patroons eerst, dan
het Waalse gewest hebben geprobeerd wat ze overal proberen: tot een
regeling te komen met de delegatie. Nadat al die pogingen zijn
mislukt hebben ze zich moeten neerleggen bij de evidentie: deze
delegatie ontsnapt aan onze controle en aan die van de traditionele
partijen.
Het
positieve voorbeeld van Clabecq stelt dus ook in het licht waarom het
zo dikwijls mislukt, waarom het niet tot openlijke revolte komt. Het
is niet omdat het potentieel niet aanwezig is. De mensen ondervinden
dagelijks aan de lijve wat het kapitalisme betekent. Dikwijls wordt
de strijd al gewurgd voordat hij begonnen is, omdat
vakbondsverantwoordelijken zich laten ketenen door de partijen die
aan de macht zijn en die volledig trouw zijn aan de belangen van het
kapitaal. Als er geen alternatieve weg getrokken wordt door een
bewuste kern, keert het verzet zich dikwijls tot anti-syndicalisme en
antipolitiek. Dan stellen de traditionele partijen met “ontzetting”
vast dat de ideologie van het Vlaams Blok veld wint. Maar wie is
uiteindelijk verantwoordelijk voor alle maatregelen diei het volk tot
de anti-politiek drijven? De partijen aan de macht. En het ziet er
niet naar uit dat daar met paarsgroen verandering in komt.4
De
opeenvolgende “besparingen” en “inleveringen” worden gezien
als een constante drang van het monopoliekapitaaal (via haar
“staats-instellingen”, waaronder de Europese Unie) om de
uitbuitingsgraad van de werkers steeds te verhogen om daarmee
constant de verhoging van de competitiviteit na te streven (tov
“concurrenten”) en om in overcapaciteits-crisis een “eigen”
groei te bewerkstellingen door het veroveren van marktaandelen op
concurrenten en het verwerven van controle over grondstoffen (voor de
“eigen” productielijnen en om ze te kunnen “onthouden” aan de
concurrenten of hen daarvoor “duur te laten betalen”). Om
doorheen de strijd voor behoud (of verbetering) van
arbeidsvoorwaarden en loon het bewustzijn te kunnen verhogen, moet de
strijd gericht worden niet alleen op “de laatste besparingen”
maar ook op een recuperatie van voorgaande besparingen.
De
strijd tegen de armoede is één van de krachtlijnen van
het regeerakkoord. Maar dan heeft de regering het alleen over de
extreme fenomenen van armoede. De gemakkelijkste manier om de bron
van armoede te verbergen, is armoede als iets “marginaals”
voorstellen. Armoede is slechts een uitwas van verarming en verarming
komt voort uit het productieproces. Om op te kunnen tornen tegen de
concurrentie worden de lonen verlaagd, worden voortdurend
arbeidskrachten weg-gerationaliseerd en worden nepstatuten
veralgemeend. Bedrijven besteden op grote schaal productie uit aan
onderaannemers (“outsourcing”) die lagere lonen uitbetalen. Door
rationalisaties worden permanent arbeidskrachten afgestoten. Zoals
een woordvoerder van Cockerill-Sambre het plastisch uitdrukte: “De
zekerste en de efficiëntste manier om de winst te vergroten, is
de permanente 'ontvetting', een permanent systeem van afdankingen en
toch hetzelfde productievolume behouden.”5
Indien
de werklozensteun niet zou bestaan, zou 90% van de werklozen tot
armoede vervallen.6
De bestaansreden van de sociale zekerheid is precies het waarborgen
van een zeker inkomen in geval van werkloosheid, ziekte of
ongevallen. Die waarborg is een recht en dit recht wordt uitgehold
door 20 jaar versterking van de selectiviteit:'alleen voor diegenen
die het echt nodig hebben'.
De
werkloosheidsuitkering werd alsmaar selectiever gemaakt. De
regeringen hebben beperkingen ingevoerd op basis van de duur, de
familiale situatie en het inkomen (belasten van de uitkeringen). In
1980 bedroeg de gemiddelde werkloosheidsuitkering 41,6% van het
gemiddelde brutoloon. In 1999 nog amper 28%7
Daardoor situeert zich de toename van armoede zich vooral bij de
werklozen. In 1985 was 19,7% van de werklozen arm en in 1997 was dat
percentage al tot 36,8% gestegen.8
De
neerwaartse spiraal houdt aan. Werklozen worden in toenemende mate
geschorst. Tussen 1990 en 1996 werden 153.627 werklozen het
slachtoffer van artikel 80 (langdurig werkloosheid). In 1996 alleen
al werden 63.825 werklozen tijdelijk of definitief van steun
uitgesloten. Jaarlijks komen er tussen 2000 en 7700 van het bij het
OCMW terecht.9
Tussen 1990 en 1997 nam het aantal bestaansminimumtrekkers met 60%
toe. Een ander deel belandde aan de rand van de maatschappij. Het
zijn nu daklozen, bedelaars of mensen die op campings wonen.
De
mazen van het sociale vangnet worden steeds groter.
De
opeenvolgende regeringen hebben sterk bezuinigt op de sociale
uitgaven en op die manier de mazen van het sociaal vangnet, dat vele
mensen voor armoede behoedde, groter gemaakt. Een sluipend middel dat
voor deze afbraak wordt gebruikt is de selectiviteit van de
uitkeringen.
In
de gezondheidszorg voerde de regering gedurende de recentste periode
25 verhogingen van het remgeld door. Het resultaat is dat de patiënt
nu 25% van de gezondheidsfactuur moet betalen. Veel mensen kunnen dat
niet meer en verpauperen. 203.249 gehandicapten, die niet geschikt
zijn voor de gewone arbeidsmarkt, moeten ook overleven met een bedrag
dat overeenkomt met het bestaansminimum. 33% van de Belgische
gezinnen beweren dat ze de kosten voor de gezondheidszorg moeilijk of
niet kunnen dragen.10
een onderzoek, in 1997 uitgevoerd door het christelijk ziekenfonds,
leert ons dat langdurig zieken per jaar 80.000 tot 90.000 meer
moesten uitgeven. Een kwart moest méér
dan 185.000 uitgeven. Meer dan 40% van de langdurig zieken zijn
bestaansonzeker.11
België
telt 2,2 miljoen 60-plussers.12
De helft van hen heeft te weinig geld om voldoende en goed voedsel te
kopen.13
Het gemiddeld pensioen bedraagt 23.047 F per maand.14
Een kamer in een bejaardentehuis kost gemiddeld 43.000. 36% van de
bejaarden kan dat bedrag niet betalen.15
Daarnaast
hebben we gezien dat de minimale uitkeringen de algemene welvaart
niet volgen. (...)
Een
recordjaar, lees je in de pers over de in 1998 gerealiseerde winsten.
En dit, ondanks de crisis. Tussen 1993 en 1998 verdubbelden de
netto-winsten.(...)
Armoede
is geen tegenslag, armoede is het gevolg van een systeem dat alle
rijkdom concentreert in de handen van een kleine minderheid. Die
minderheid zijn de bezitters van kapitaal, degenen die leven van het
werk van anderen. Die minderheid dankt mensen af en wil minder
betalen voor de sociale zekerheid om haar winsten te verhogen. De
strijd tegen armoede is, als de wil niet bestaat om de rijkeren en
kapitaalbezitters te doen betalen, pure hypocrisie.
Armoede
en rijkdom zin twee polen van het systeem, zoals positief en negatief
twee polen zijn van een batterij. Zoals een batterij twee polen nodig
heeft om stroom te leveren, heeft het systeem armoede en rijkdom
nodig om te kunnen functioneren.
Het
was Marx die als eerste tot die conclusie kwam. De strijd tegen de
armoede kan niet los gezien worden van de strijd tegen het systeem
dat armoede veroorzaakt: “Deze wet (van de maximale accumulatie)
legt een fatale band tussen accumulatie van kapitaal en accumulatie
van miserie. Op die wijze dat opeenhoping van rijkdom aan de ene pool
samengaat met opeenhoping van armoede, van lijden, van onwetendheid,
van afstomping, van morele aftakeling, van slavernij aan de
tegenovergestelde pool, aan de kant van de klasse die het kapitaal
zelf produceert.” 16
In
“Omkeren – een dwarse kijk op paarsgroen” werd
niet alleen ingegaan op “de laatste” besparingen (die in
het regeerakkoord) maar werd de opeenvolgende reeks besparingen
opgesomd en de medeplichtigheid hieraan van ALLE partijen (die ooit
regeringsverantwoordelijkheid hadden)
Wij
zullen het stelsel van de verzekering “vrijwaren”, zegt het
regeerakkoord. Alsof het verzekeringsprincipe al niet meer dan 20
jaar door de vorige regeringen werd uitgehold!
Het
verzekeringsprincipe betekent dat wie zijn arbeidsinkomen verliest
door werkloosheid, ziekte, invaliditeit of ouderdom, een
vervangingsinkomen krijgt dat in verhouding staat tot het vroegere
loon. Voor wie langdurig moet leven van een vervangingsinkomen
(gepensioneerden, invaliden, langdurig werklozen) betekent het
verzekeringsprincipe bovendien dat hun uitkering regelmatig wordt
aangepast aan de stijging van de welvaart. Welnu, alle
vervangingsinkomens zijn de voorbije 20 jaar gedaald in verhouding
tot het gemiddelde brutoloon, dat op zijn beurt meer en meer
achterblijft op de groei van de welvaart (de stijging van het BBP).
(...) Dezelfde nefaste evolutie geldt voor de kosten van de opvoeding
van kinderen: de dertiende maand kindergeld is al lang afgeschaft.
In
een gemeenschappelijk pamflet ter voorbereiding van de betoging “voor
betere sociale uitkeringen” van 11 september 1998 schreven ABVV en
ACV: “De sociale uitkeringen moeten de evolutie van de lonen
volgen. Dat is nu niet zo; Op deze manier zullen de pensioenen binnen
enkele tientallen jaren nog maar 15 à 20% bedragen van een
gemiddeld loon en de werkloosheidsuitkeringen nog amper 10%. Ook de
loonplafonds waarop de maximumuitkeringen berekend worden moeten
aangepast worden aan de evolutie van de reële lonen. Dat is in
17 jaar al niet meer gebeurd. Dit ondergraaft de geloofwaardigheid
van de sociale zekerheid, die op deze manier al teveel herleid wordt
tot minimale forfaitaire uitkeringen. Vele werklozen, invaliden en
gepensioneerden, vooral alleenstaanden, leven nu al op de rand van
armoede. Al deze groepen hebben al zwaar ingeleverd de jongste jaren
door drie indexsprongen, door de invoering van de gezondheidsindex,
door de invoering van de categorie samenwonenden ( die lagere
uitkeringen krijgen), door het optrekken van de pensioen-leeftijd
voor vrouwen en door de verstrenging van de sancties tegen werklozen.
Dat kan zo niet meer. Wij zijn tegen elke vorm van privatisering. Dus
tegen de verhoging van het remgeld en de afbraak van de verplichte
verzekering.”
De
socialistische partijen gaan er prat op dat zij in de vorige
regeringen de sociale zekerheid hebben “gered”. Hun ingrepen
hebben ervoor gezorgd dat de verzekering de naam verzekering niet
meer verdient: op dit ogenblik bedraagt het gemiddeld pensioen nog
maar 32% van dat gemiddeld brutoloon. Het gemiddeld brugpensioen
bedraagt 37% van het gemiddeld brutoloon. De gemiddelde
werkloosheidsuitkering 28%. De gemiddelde invaliditeitsuitkering
33%17.
Als de socialisten de volgende 20 jaar de sociale zekerheid nog eens
gaan "redden" op
de manier zoals ze dat de voorbije 20 jaar deden, zullen de
pensioenen nog maar 15% tot 20% en de werkloosheidsuitkeringen nog
maar 10% van het gemiddeld loon bedragen. (...) De afbraak van het
wettelijk stelsel gaat gepaard met de ontwikkeling van
privé-verzekeringen voor wie die het kunnen betalen en met de
massale verarming van al degenen die ze niet kunnen betalen. (...)
Maar
de regering beweert ook dat ze “het stelsel van solidariteit
onder personen zal vrijwaren”.(...) De solidariteit binnen het
sociale zekerheidssysteem komt tot uiting in de drie vormen van
financiering van het stelsel: de werkgeversbijdragen als afgedwongen
solidariteit van het patronaat, de bijdragen van de staat als
afgedwongen solidariteit georganiseerd door de staat en de
werknemersbijdragen als solidariteit tussen de werknemers. Wat wil de
regering op die drie terreinen doen?
Ten
eerste: de patronale bijdragen.
Op
het einde van de Tweede Wereldoorlog werden de kapitalisten in België
tot zware toegevingen gedwongen. Er kwam een algemeen stelsel van
sociale zekerheid op basis van verplichte bijdragen van het
patronaat. Vanaf de jaren '70 (het begin van de crisis) is dit een
schietschijf voor het patronaat. Het zegt: In de Verenigde Staten is
dat stelsel niet op die manier uitgebouwd. De patroons hebben daar
maar een indirecte loonkost van 28%. Wij, in Europa, betalen een
indirecte loonkost van 40%. Dat schaadt onze concurrentiepositie. En
wat het patronaat, wil zetten de regeringen om in een beleid. Zo
startte de Belgische regering vanaf 1980 met de Maribel-operatie. Die
verminderde de patronale bijdragen aan de sociale zekerheid met 15
miljard frank per jaar. Met het Globaal Plan van de regering Dehaene
werd die som vanaf 1993 alsmaar groter. In 1998 bedroeg ze al 67
miljard frank. In datzelfde jaar keurde de CVP-SP-regering een
zesjarenplan goed waarin stond dat de patroons in de periode
1999-2004 108 miljard minder hoefden te betalen. De liberalen vonden
dat het cadeau nog niet groot genoeg was, eisten tijdens de
verkiezingen 200 miljard frank in drie jaar tijd en verkregen in het
regeerakkoord – volgens de liberale minister Rik Daens – 160
miljard frank. In de begroting voor het jaar 2000 staat dat de
bijdrageverminderingen voor de patroons opgetrokken worden van 80
miljard (in 1999) tot 130 miljard. De sociale zekerheid verliest dus
in één jaar tijd 50 miljard extra!
De
vakbonden hadden tot dusver altijd verkregen dat elke vermindering
van patronale bijdragen gecompenseerd werd door alternatieve
financiering. Dit gebeurde vooral door verhogingen van de BTW. De
financiering van de sociale zekerheid werd op die manier verschoven
van de patroons naar de hele bevolking. Maar voor de inkomsten van de
sociale zekerheid bleef de zaak neutraal.
Een
nieuwe verhogiing van de BTW is uitgesloten omdat België nu op
de Europese top zit. Er zijn twee andere mogelijkheden voor de
regering:
- Andere bronnen aanboren. De regering denkt in de richting van ecotaksen, maar verschuift dit naar het Europese vlak.
- Snoeien in de uitgaven. Op die manier moet er niet meer naar een alternatieve financiering gezocht worden.
Voor
volgend jaar gebruikt de regering géén van beide
methodes.18
De
gevolgen van de opeenvolgende besparingen wordt weergegeven,
waaronder vooral: de groeiende verarming van een groot deel van de
bevolking....
Zich
bij ziekte laten verzorgen is voor velen onbetaalbaar geworden.
Bernard Anselme, PS, minister van Volksgezondheid verhoogde in 1994
het remgeld op de raadplegingen en huisbezoeken met 50%. Het werd
daardoor meteen het hoogste van Europa. Nadien werd het remgeld nog
25 keer verhoogd. Dat hakt er bij een hospitalisatie flink in.
Volgens ramingen is de bijdrage van de zieke opgelopen van 1 op 10 F
tot 1 op 4 F19.
Alle zieken samen betalen nu zo'n 160 miljard F of 25% van de totale
uitgaven. De vorige regering vond dit helemaal geen drama. Iedereen
betaalt wat méér
om de echte behoeftigen wat meer te geven, beweerde ze. Zo
wilde ze de ziekteverzekering selectiever "laten spelen voor
diegenen die het echt nodig hebben".
Ter
uitvoering van deze politiek werd een “sociale franchise”
ingevoerd. Boven een jaarlijks bedrag van 15.000 F aan remgelden
zouden de laagste inkomens geen opleg meer hoeven te betalen.
Onderzoek van het christelijk ziekenfonds toonde aan dat 1 op 4 leden
in aanmerking komt voor de sociale franchise, maar slechts 1 op de
honderd kreeg ook effectief iets terugbetaald. Bovendien daalde het
gemiddelde bedrag per patiënt met meer dan de helft in twee jaar
tijd van 23.700 F tot 9500 F20.
Dat komt doordat veel remgelden en supplementen niet in aanmerking
genomen worden, voor de sociale franchise. Zo kan het gebeuren, dat
je zelf nog 85.000 F opleg moet betalen voor een hospitalisatie en
dat er maar 8.000 F in aanmerking kot voor de sociale franchise. Je
betaalt dus de volle 85.000 F.
De
socialistische ministers gaan er prat op dat ze in 1997 aan 370.000
mensen het WIGW-statuut (weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen)
gaven. Bij opname in een ziekenhuis krijgen die meer terugbetaald.
Wat de ministers er niet bij zeggen is dat tussen 1994 en 1997 het
totaal aantal patiënten met voorkeursregeling gedaald is van 1,3
miljoen tot 970.000. Ze vertellen er ook niet bij dat de voorwaarden
om dit speciale statuut te verkrijgen, strenger geworden zijn. Nu
telt men een gedeelte van het kadastraal inkomen bij de
berekeningsnorm.
Die
“selectieve”-politiek faalt wat de onderlaag betreft en maakt de
bevolkingslaag die in moeilijkheden geraakt groter. Eén
langdurig zieke op vier betaalt meer dan 185.000 per jaar bij.
Veertig procent van de chronisch zieken komt hierdoor in de armoede
terecht. Gratis geneeskunde voor iedereen en voor alle zorgen is een
dringende noodzaak om te verhinderen dat we in toestanden zoals die
van 1900 terugvallen. (...)
Paarsgroen
verhoogt de groeimarge van de ziekteverzekering van 1,5% tot 2,5%.
Het vooraf vastleggen van een groeimarge is een erfenis van gewezen
minister Philippe Moureaux (PS) en gaat in tegen de logische evolutie
van de stijgende behoeften. In een maatschappij die veroudert, die
méér ziek maakt en méér uitsluit is een
dergelijke stijging logisch. De reële behoeften aan
gezondheidszorg stijgen jaarlijks met 5%, de terugbetaling mag
slechts met 2,5% stijgen. De begroting insnoeren betekent dat steeds
minder behoeften gedekt worden.
Minder
terugbetaling door de verplichte ziekteverzekering en
responsabilisering van de ziekenfondsen zijn de twee grote
poorten die voor de privatisering van de geneeskunde worden
opengezet. Hoe meer de patient moet bijbetalen, hoe meer hij geneigd
zal zijn om een privéverzekering af te sluiten. Hierdoor
ontstaat er een “markt”.21
De
bestaande verarming (bij onder andere de gepensioneerden) wordt
duidelijk gezien als een gevolg van die opeenvolgende
besparingen.
Onze
bevolking vergrijst.22
Het aantal gepensioneerden zal de komende jaren in verhouding tot
heet aantal actieven sterk groeien. Daardoor komen er minder
bijdragen binnen terwijl er meer pensioenen betaald moeten worden.
Dat vormt een bedreiging voor ons wettelijk pensioenstelsel, zegt de
regering.
Het
lijkt logisch, maar dat is het niet. De naoorlogse babyboom zal
tussen 2010 en 2030 inderdaad tot een stijging van het aantal
gepensioneerden leiden. Maar de arbeiders die in 1945 of in de eerste
jaren na de oorlog zijn geboren en in 2010 met pensioen gaan, hebben
ook 35, 40, 45 of misschien wel 50 jaar (als ze op hun 14de zijn
beginnen te werken) bijdragen betaald voor de sociale zekerheid. Als
er vanaf 2010 méér mensen de pensioenleeftijd bereiken,
hebben er in die tientallen voorgaande jaren toch ook méér
actieven hun pensioenbijdragen betaald! Waar is dat geld naartoe? In
de jaren '60 en in de jaren '70 hadden de wettelijke pensioenfondsen
grote overschotten. Toen vanaf 1973 de economische crisis uitbrak,
was het alle hens aan dek geblazen om de winsten en de
concurrentiepositie van de patroons veilig te stellen. De
opeenvolgende regeringen van christen-democraten, liberalen en
socialisten hebben vanaf 1976 zwaar gesnoeid in de staatstoelage voor
de pensioenen. De staat kwam haar wettelijke verplichtingen niet na,
er werd geteerd op de pensioenreserves. Vandaag gebruikt men die
toestand om de privé-pensioenen aan te prijzen.
Het
wettelijk stelsel leefbaar houden zonder bijkomende inkomsten?
Om
de wettelijke pensioenen in de toekomst te kunnen garanderen dringen
zich dus twee maatregelen op: een hogere patronale bijdrage en een
hogere toelage van de staat. Dat is de precies het tegenovergestelde
van wat de huidige en voorgaande regeringen de voorbije 20 jaar
hebben gedaan en doen.
Specialisten
zeggen dat de bijdragen moeten opgetrokken worden tot minstens 25%
van het loon om vanaf 2010 de behoeften te kunnen opvangen23.
Nu bedraagt die bijdrage maar 16,36% (een bijdrage van 7,5% van de
werknemers en een van 8,86% van de patroons). De staat betaalt daar
bovenop nog eens 2,6%van de brutolonen als bijdragen voor de
pensioenen. Samen dus 19%. De regering zegt dat ze 'de
noodzakelijke middelen zal vrijmaken op de gevolgen van de
demografische vergrijzing op te vangen zonder de huidige bescherming
in vraag te stellen' en dat ze ' de leefbaarbeid van het
wettelijk stelsel wil waarborgen'.24
Maar is dat ook zo? In de praktijk voorziet de regering helemaal niet
in bijkomende middelen voor het wettelijke stelsel maar denkt ze aan
de oprichting van bijkomende pensioenfondsen. Ze zal vooral het
oprichten van pensioenfondsen in de bedrijven aanmoedigen. De
regering heeft hiervoor een toverformule: 'De Regering zal de in
het kader van de sectoriële CAO's opgerichte pensioenfondsen in de
tweede pijler aanmoedigen door ze ook buiten de loonnorm toe te
laten'.25
(...)
De
zorgverzekering: oplossing voor een onbetaalbare oude dag?
Onder
de vorige regering zijn de kosten van gezondheidszorg, thuiszorg en
bejaardentehuizen geweldig gestegen. Dit weegt bijzonder zwaar voor
gepensioneerde werknemers en zelfstandigen. Als alternatief hiervoor
wordt, voornamelijk in Vlaanderen, de zorgverzekering naar voren
geschoven. In maart 1999 keurde het Vlaams Parlement het decreet op
de zorgverzekering goed. Zorgbehoevende 65-plussers kunnen jaarlijks
voor een bepaald bedrag aan zorgcheques krijgen voor niet-medische
kosten zoals poetshulp, oppas en verzorging. De SP pakte meteen uit
met 'een gratis poetsvrouw op je 65ste'. Schone schijn
bedriegt, zegt de volksspreuk en dat is wat deze slogan betreft zeker
waar. Wat steekt er achter die Algemene Verplichte Volksverzekering?
Het is een verplichte bijdrage van elke Vlaming, ongeacht of hij
werkt of werkloos, ziek of invalide is. Ziekenfondsen maar ook
privé-verzekeringen mogen zich vrij op deze nieuwe “markt”
storten; een nieuwe stap dus in de privatisering van de sociale
zekerheid....
Daarnaast
besteed de Vlaamse deelregering een deel van ons belastingsgeld aan
dit zorgfonds: in 1999 zo'n vier miljard frank. Opvallend is dat de
patroons niets hoeven te betalen. Het VEV (Vlaams Economisch Verbond)
wil zelfs niet dat er belastingsgeld naartoe gaat. Het wil een
volledig verplichte privé-verzekering. De zorgverzekering is
dus volkomen in tegenstelling me de huidige financiering van de
sociale zekerheid. Daar wordt telkens een belangrijke patronale
bijdrage in verrekend. (...)
Achter
het nationalistische opbod gaat de intentie van de verdere afbraak
van de sociale zekerheid schuil. Terugbetalingen van bv.
Thuisverpleging kunnen naar de zorgverzekering doorgeschoven worden.
Zo wordt de publieke verzekering verder ondermijnd door
privé-stelsels die als onkruid woekeren. Een en ander vergroot
ook de sociale verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië.
En
er wordt opgekomen voor RECUPERATIE van vroegere besparingen:
Waardig
oud worden
- Er moet een forse versterking van het wettelijk pensioenstelsel komen door bijkomende stortingen van patronale bijdragen.
- De bestaande bedrijfspensioenfondsen moeten worden afgebouwd en geïntegreerd in het wettelijk stelsel.
- Binnen het kader van het wettelijk stelsel moet een reserve worden aangelegd, onder meer door het gebruiken van de budgettaire ruimte, die ontstaat door het terugdringen van het begrotingstekort
- Er moet een eenmalige aanpassing aan de welvaart doorgevoerd worden, zowel van de pensioenen als van het loonplafond. Vervolgens moet er een tweejaarlijkse aanpassing komen.
- Een loopbaan van 40 jaar, voor mannen en vrouwen, moet volstaan om recht te hebben op een volwaardig pensioen. Voor zware beroepen volstaat een kortere loopbaan. De pensioenleeftijd kan gekozen worden tussen 55 en 65 jaar.
- Het pensioen moet 75% van het brutoloon bedragen. Dat betekent een minimumpensioen, na een volledige loopbaan, van 41,250 F als het minimumloon op 55.000 F wordt gebracht. Bij een onvolledige loopbaan moet het pensioen minstens 33.000 F bedragen (niet lager dan wat het bestaansminimum zou moeten zijn). Dat is nu amper 22.000 F! Met een “waardig” pensioen zou iedereen de zorgkost kunnen betalen.
- Elke bejaarde moet kunnen genieten van gratis geneeskunde en van goedkope en kwaliteitsvolle collectieve voorzieningen (opvang, niet-medische verzorging, serviceflats ...) Het medische materiaal dat men nodig heeft bij de verzorging, zoals pampers bij incontinentie, ziekenhuisbed, infuusmateriaal, moet opnieuw volledig terugbetaald worden.
- De vergoeding voor de thuiszorg van bejaarden en chronisch zieken moet worden opgenomen binnen het wettelijk stelsel van de sociale zekerheid, indien nodig in een nieuwe tak. Die zou dan slaan op poets- en gezinshulp. Subsidies die nu reeds door de staat worden toegekend voor deze diensten, moeten in het wettelijk stelsel worden geïntegreerd.26
De
gevolgen van de opeenvolgende besparingen wordt duidelijk
geschetst: de toenemende armoede, de daklozen, de gevolgen van die
toenemende armoede op de gezondheid van de kinderen, de groeiende
problemen zelfs bij nog werkenden om de eindjes aan elkaar te knopen.
In
feite worden de politieke argumenten aangereikt om te strijden
voor een recuperatie van voorgaande besparingen, inleveringen en
afbraak van sociale zekerheid.
De
armoede neemt toe. Men kan het op straat waarnemen en men kan het ook
in de statistieken lezen. Het aantal bestaansminimumtrekkers na in de
jaren '90 met 60% toe. De regering houdt het liever bij
vergelijkingen met buitenlandse toestanden. Met 7% van de bevolking
onder de Europese armoedenorm(1) behoort België tot de beste, zo
luidt het. (...)
Geen
dak meer boven je hoofd hebben, geen thuis meer hebben, is de meest
extreme vorm van armoede. Dan sta je volledig buiten de maatschappij.
Alleen al in het “welgestelde” Vlaanderen, vroegen in 1996 27.857
mensen om in een opvangcentrum voor thuislozen opgenomen te worden.
Dit leidde tot 11.362 nieuwe opnames. Onder deze mensen waren er
27,9% vrouwen en 20,2% kinderen.27
Voor
kinderen is de armoede het ergst. Kind en Gezin liet een onderzoek
uitvoeren tijdens welk gezinnen gedurende 5 jaar gevolgd werden.
Hieruit bleek dat 28% van de kinderen in een periode van 4 jaar een
tijdlang armoede leed omdat het inkomen van hun ouders te laag was.
Het aantal kinderen dat in kansarme gezinnen geboren wordt, neemt elk
jaar toe.28
De kindersterfte bij de geboorte ligt 6 tot 7 keer hoger bij moeders
die geen ziekteverzekering meer hebben.29
In België zijn er 7000 zwerfkinderen.30
Ze overleven door te bedelen, door drugshandel en prostitutie.
Prostitutie is vaak de enige oplossing die men nog kan bedenken. 31
Indien
men totaal geen inkomsten uit werk of van een uitkering meer heeft,
moet het OCMW aan elke inwoner die wettelijk in orde is, het
levensminimum uitkeren. Dit gebeurt pas nadat werd onderzocht of men
geen eigen bezittingen of andere inkomsten heeft. In 1998 waren er
83.000 uitkeringstrekkers. Indien we de personen ten laste meetellen,
leven er 128.446 mensen van het bestaansminimum, onder wie 40.000
kinderen.32
Het zijn grotere aantallen jonge mensen die in de marge van de
maatschappij terechtkomen: 鳬n
op de vier is geen 25 jaar en bijna de helft is jonger dan 35 jaar.33
21%van de Brusselse jongeren tussen 18 en 24 jaar moeteen beroep doen
op het bestaansminimum.34
De
schuldenspiraal
Er
zijn ook nog andere aanwijzingen dat de armoede toeneemt. De
kapitalisten willen minder loon en minder uitkeringen betalen maar
willen wél meer verkopen. Daarvoor dient het
verbruikerskrediet. 44% van de Belgen moet één of meer
kredieten afbetalen. 393.148 personen kunnen hun schulden aan de
banken niet meer of moeilijk vereffenen.35
Dat is een toename met 20% in 5 jaar. Hebben die mensen te veel
gekocht? 43% van de mensen schrijven hun schuldenlast toe aan een
onverwachte gebeurtenis zoals aan werkloosheid, ziekte, scheiding.36
Voor mensen die al in armoede leven, is schulden maken de enige
manier om te overleven. Wat deed de regering? Ze nam in '98 een wet
aan (Di Rupo) die ertoe strekt dat een rechter mag beslissen om alle
schulden samen te voegen en de schuldenaar een afbetalingsplan op te
leggen. Op die manier recupereren de banken nog meer geld dan
vroeger.
De
elektriciteitsrekeningen zijn een andere indicator voor de toename
van armoede. In 1997 verstuurden de elektriciteitsmaatschappijen
1.463.459 ingebrekestellingen. Dat is een toename van 8,7% in
vergelijking met 1996 en een verdubbeling sinds 1993. 331.179 klanten
kwamen op OCMW-lijsten terecht. En toch werd bij nog 27.549 klanten
de stroom volledig afgesloten. In 1997 moesten 14.721 gezinnen het
stellen met een beperkte stroomlevering ( 4 of 6 ampère)
tegenover 10.000 in 1993.37
De winst van Electrabel bedraagt elk jaar m鳬r
dan 30 miljard! (...)
Activering
van de uitkeringen. Hoe sterk dit Amerikaans-Brits wondermiddel is in
de strijd tegen armoede werd in de vorige hoofdstukken al uitvoerig
behandeld. Daarin werd ook aangetoond hoe doelmatig het kan zijn om
bestaansminimumtrekkers van hun uitkering te beroven. Maximale
uitbuiting of maximale uitsluiting vat de keuze samen waarvoor de
minimumtrekkers zullen gesteld worden.
Leven
van een minimumuitkering is onmenselijk en biedt geen uitweg. Maar
het moet wel een recht blijven voor diegenen die door deze
maatschappij worden verschopt en tot armoede vervallen. De
activeringspiste ondergraaft het recht op volwaardige goedbetaalde
banen.(...)
De
PVDA wenst
- Het OCMW-minimum moet verhoogd worden tot 33.000 F voor een alleenstaande actieve, tot 45.000 F voor een koppel en tot 43.000 voor een actieve + 1 kind(21) Ook het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (bij onvolledige loopbaan) moet tot 33.000 opgetrokken worden. Het moet aan iedereen toegekend worden die het nodig heeft, ongeacht zijn of haar nationaliteit.
- Bij de 'faling' van een gezin, moeten de banken zelf opdraaien voor die schulden. Bij de 'faling” van een gezin moeten de schulden voor gas- en elektriciteitsrekeningen kwijtgescholden worden.
- De elektriciteitsmaatschappijen moeten verplicht worden om elk gezin, ook als het die niet kan betalen, de noodzakelijke elektriciteit te leveren. Telefoon- en kabelaansluiting moeten gratis zijn.38
De
rol van de Europese Unie als een echt “staatsapparaat” ten
dienste van de imperialistische burgerij en de monopoliekapitalisten
wordt belicht, en hoe die politiek “doorwerkt” in de “nationale”
politiek ...en zelfs de “gemeentepolitiek”
De
privatiseringen zijn een maatregel waar het wereldpatronaat al
twintig jaar om vraagt. In de jaren zeventig eiste het Amerikaans
patronaat de invoering van de deregulatie en verkreeg die ook, wat de
afbraak van het wettelijk kader inhield. Het begon in 1978, onder
Carter, met de luchtvaart. Daarna was er de opheffing van het
telecommunicatiemonopolie van AT&T.
Deze
golf van liberalisering is naar Europa overgewaaid. Al op 25 juni
1980 vaardigde de Europese Commissie een richtlijn uit die de banden
tussen de Staten en de openbare bedrijven doorzichtiger moet maken.
Hierdoor werd de staatsteun aan openbare bedrijven ter discussie
gesteld. Vervolgens stelden de commissarissen voor de concurrentie
Leon Brittan (een Engelse ultraliberaal) en Karel Van Miert (SP) deze
financiële overheidssteun steeds meer ter discussie.
Uit
naam van de vrije concurrentie wringt het nieuwe Europa alle openbare
monopolies de nek om. Het is een Europese richtlijn die de
postdiensten met elkaar wil doen concurreren. In 2003 zal de eerste
fase van deze liberalisering van De Post van start gaan. Alle
ondernemingen zullen hun intrede mogen doen op de buitenlandse
markten. Zo zal de Franse post haar postzegels en brieven in België
mogen aanbieden. Op 1 januari 1998 kondigde Europa ook al de
volledige liberalisering van de telecommunicatiediensten af.
De
Europese richtlijnen zijn een toepassing van wat het Europese
patronaat verlangt. Zo bestaat er een Ronde Tafel van Europese
Industriëlen die de voorzitters van de 45 grootste Europese
transnationale bedrijven verenigt. Op 1 juni 1983 heeft die in
Amsterdam het idee van een groot-Europese markt en van een grondige
deregulatie van de openbare markt in de sector van de
spitstechnologie gelanceerd. De Franse socialist Jacques Delors, toen
voorzitter van de Europese Commissie , nam dit op 11 januari 1985 39
volledig over.
Er
zijn nooit 'echte privatiseringen'
De
privatiseringen voltrekken zich stapsgewijs. Elke stap is
noodzakelijk. Ze dragen allemaal bij tot de verkoop aan de private
sector. Dit stelt de socialistische partijen ook in staat te
paraderen na elk liberaliseringsakkoord. Ze verkondigen dan dat de
hoofdzaak veilig werd gesteld: 'Wij hebben de totale privatisering
tegengehouden', heet het dan. In feite is daar niets van aan: de
invloed van de markt wordt alsmaar uitdrukkelijker tot ze volledig
zal gaan overheersen. Van “overwinning” naar “overwinning”
worden we met rasse schreden naar de algehele privatisering geleid.
Deze
ontwikkeling begon in het midden van de jaren tachtig met de
beheerscontracten. De opvatting waar men van uitging, was dat de
openbare bedrijven precies zo beheerd moesten worden als de
privé-bedrijven.
Toen
kwamen de begrotingsenveloppen die de staatssteun aan de openbare
sectoren beperkten. Deze maatregelen hadden op zich al een
driedubbele uitwerking.
Ten
eerste werden de klanten er meer en meer toe verplicht om zelf de
volledige kost van de dienst te betalen. De vervoerskosten worden
opgetrokken. Die van de administratieve diensten volgden.
Ten
tweede legde men de werkers gestadig dezelfde voorwaarden op als in
de privé-sector; flexibiliteit, onmogelijke werkuren,
onderaanneming, in dienst-neming van tijdelijk personeel, enz. Bij de
administraties bijvoorbeeld had op 1 januari 1998 één
tewerkgestelde op de vier een contract van beperkte duur. Bij de RVA
is dat al 40%, bij de Post 14%.40
Ten
derde werden de investeringen afgebroken. Op grond van de budgettaire
verplichtingen werden de openbare bedrijven aan hun lot overgelaten.
Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Openbare Ondernemingen,
geeft dit toe: 'Men heeft sedert jaren niet meer geïnvesteerd
in de Post'.41
Bij de NMBS worden locomotieven en de wagons alleen maar onderhouden
nadat ze een panne hebben gehad. Dat is een van de oorzaken van de
vele vertragingen, want een treinstel, waarvan een onderdeel niet
meer werkt, valt onherroepelijk stil en doet degene die volgen
eveneens stilvallen.
De
wet van 21 maart 1991 heeft dat proces nog verder gestimuleerd. Op
basis van een Europese richtlijn van Neil Kinnock en Karel Van Miert,
twee “socialisten”, heeft deze wet de openbare bedrijven ertoe
verplicht een onderscheid te maken tussen activiteiten van openbaar
dienstbetoon en degene die voor commercialisering – lees
privatisering – in aanmerking komen. Deze lijn doortrekkend zou
voor de NMBS nog alleen het binnenlandse verkeer en het beheer van de
infrastructuur overblijven. De Post zou enkel nog dienen om brieven
te bestellen en om pensioenen uit te betalen.
Vervolgens
splitsen de beheerders de openbare bedrijven op in aparte eenheden
die ze dan “business units” noemen. Ze maken er deelbedrijven
van. Bij de NMBS bestaan er vandaag méér dan 60
deelbedrijven. Zo is ook de bank van de Post een deelbedrijf geworden
waarvan een gedeelte verkocht werd aan de Generale Bankmaatschappij,
vandaag opgegaan in Fortis. Het is de laatste die nu het bankfiliaal
beheert.
Terzelfdertijd
neemt de regering de nog bestaande wettelijke remmen op de
concurrentie weg. Het statuut van de bedrijven wordt gewijzigd. De
overheidsbedrijven verdwijnen en worden vervangen door autonome
bedrijven, in het leven geroepen door de wet van 21 maart 1991.
Vandaag wil Isabelle Durant, Ecolo-minister van Mobiliteit, nog een
stap verder gaan: de bedrijven die in aanmerking komen om
geprivatiseerd te worden, zullen omgevormd worden tot naamloze
vennootschappen. Gewoonlijk is de eerste stap daarbij dat ze
veranderd worden in naamloze vennootschap van publiek recht. Zo'n
firma moet voor 50,1% in handen van de staat zijn. De staat beschikt
over 75% van de beheersmandaten en van de uit te brengen stemmen. Met
de overgang naar het statuut van naamloze vennootschap verdwijnt de
praktijk van effectieve publieke steun, in de vorm van openbare
subsidies.
De
laatste fase is die van de verkoop aan de privé-sector. Die
gebeurt per eenheid, per filiaal of in zijn geheel. De wet van 21
maart 1991 maakte de weg vrij voor de verkoop van 49% van de openbare
bedrijven en van 75% van de filialen. Maar sindsdien werden deze
drempels overschreden. De ASLK is volledig verkocht aan Fortisen
Distrigas aan Tractebel. In elk van deze gevallen benadrukten de
socialistische partijen dat het behoud van een openbare deelname
verzekerd was, maar in de praktijk kwam het beheer rechtstreeks in
handen van privé-directeuren.
In
de loop van dit proces verslechteren de werkvoorwaarden voor het
personeel steeds meer. De vaste baan voor het leven wordt meer en
meer een uitzondering. De werknemers moeten mobieler en flexibeler
worden, heet het voortaan.(...)
Privé
of openbaar?
Openbare
diensten moeten in principe aan drie voorwaarden voldoen:
- Ze moeten gratis of op zijn minst goedkoop zijn;
- Ze moeten, zowel wat de prijs als de gebruiksmogelijkheden betreft, toegankelijk zijn voor iedereen;
- De werkvoorwaarden onder het ambtenaarstatuut moeten beter zijn: een loopbaan voor het leven, geen of weinig flexibiliteit, achturige werkdag, weinig stress in vergelijking met de privé, gewaarborgd pensioen, enz.
Voor
wat nog rest aan openbare diensten, moet er op deze gebieden nog veel
gebeuren. Want deze verworvenheden worden systematisch uitgehold door
de budgettaire besparingen en in het vooruitzicht van de
privatisering. De werkers bij de openbare bedrijven zijn terecht zeer
gehecht aan deze voordelen. Maar met de privatiseringen wil men die
volkomen afschaffen door er beetje bij beetje wat vanaf te knabbelen.
Geen enkele mundialisering, geen enkele Europese richtlijn mag
afbreuk doen aan het recht van de werkersen van de armsten op
goedkope en toegankelijke diensten. Geen enkele technische
vooruitgang rechtvaardigt de toename van flexibiliteit die werkers
ertoe verplicht 's nachts of in het weekend te werken. Dat geldt nog
in hogere mate voor stress.
Er
word aangegeven dat de strijd voor terugdraaien van privatisering
voor (opnieuw) overheidsbedrijven NIET de strijd voor het socialisme
vervangt (maw staatskapitalisme met burgerlijke staatsinstellingen
is géén socialisme):
En
toch is het geen socialisme...
Het
concept van de openbare diensten is in deze maatschappij
dubbelzinnig.
Ten
eerste: Zouden de drie bovenvermelde voorwaarden in feite ook
niet voor elke basisbehoefte moeten gelden? Voor het verschaffen van
voeding, huisvesting, kleding en verplaatsing zouden daar ook geen
openbare diensten voor opgericht moeten worden? Waarom worden de
openbare diensten beperkt tot datgene wat de patroons niet wilden
overnemen omdat het niet rendabel genoeg was of omdat het betrekking
heeft op het globale beheer van de maatschappij?
Ten
tweede: De opvatting over openbare diensten zoals hierboven
beschreven, staat haaks op de doelstellingen van de patroons. Ze
belemmeren de almacht van de markt. De markt werkt volgens andere
regels. Ze richt zich alleen op diegenen die de aangeboden producten
kunnen betalen en sluit de anderen uit (daarom zijn er zoveel mensen
die van honger omkomen: ze hebben geen geld genoeg om zich het
allernoodzakelijkste aan te kunnen schaffen). Waar het op aankomt is
in de behoeften van de veeleisende klanten, dus van de rijksten, te
voorzien. De werkers moeten zich maar aan de marktlogica aanpassen,
en dus hyperflexibel zijn. Openbare diensten kunnen zich dan ook
alleen maar ontwikkelen wanneer de economische omstandigheden dit
mogelijk maken. Tijdens de jaren zestig was dit mogelijk, maar in die
jaren tachtig werd alle aan de budgettaire bezuinigingen opgeofferd.
Ten
derde: Deze ontwikkeling is nooit volledig. Zelfs in de jaren '60
waren er economische, budgettaire en andere beperkingen. Als het
patronaat uit louter winstbejag sommige sectoren opnieuw wil
overnemen, schiet er van het openbaar dienstbetoon niets meer over.
Er
is dus maar één uitweg om die openbare diensten en de
voordelen die er voor de werkers aan verbonden zijn, weer te zien
opbloeien. De economie moet op een andere leest geschoeid worden:niet
op die van het privé-bezit van de ondernemingen en bedrijven,
maar op die van het collectief eigendom. Dat betekent dus: het tot
stand brengen van een socialistische maatschappij.
Daarin
kan tegen een lage prijs in de basisbehoeften worden voorzien, zijn
de werkvoorwaarden gewaarborgd en wordt de technische vooruitgang ten
dienste gesteld van de verbetering van die voorwaarden. In alle
socialistische landen werd het recht op arbeid in de grondwet
geschreven en is oo het pensioen gewaarborgd. Als er een baan van een
werker verdwijnt, moet de staat er een andere voor hem zoeken.42
Migratie
en/of “Vluchtelingen” zijn een gevolg van de imperialistische
concurrentiedrang die een agressief en naar oorlog leidend
karakter heeft.
Uit
de bijdrage van ... Peter Mertens aan de brochure:
"Ieder
van ons is er zich van bewust dat het probleem van de asielzoekers
onbeheersbaar aan het worden is", aldus Verhofstad.43
Waarom
verlaten mensen hun have en goed? Het antwoord is eenvoudig. Omdat de
miserie groter is dan ooit. Eén op de vier kinderen beneden 14
jaar moet werken om te overleven. Anderhalf miljard mensen moeten
rondkomen met minder dan 40 frank per dag.44
Een Afrikaans gezin bezit een vijfde minder dan een kwarteeuw
geleden. Er is iets fundamenteel mis met het economisch systeem. Niet
met het feit dat mensen vluchten.
Op
de drempel van het derde millennium is er nog nooit zoveel rijkdom op
de planeet geweest. Wereldwijd wordt zes keer meer rijkdom
geproduceerd dan 50 jaar geleden. Tweehonderd multimiljonairs hebben
een vermogen dat even groot is als 41% van de wereldbevolking per
jaar voorbrengt. Het zijn die hier gevestigde multinationals die de
rijkdommen ginds wegslepen. Al meer dan een eeuw lang.
Tegelijkertijd brengen de media de hoofden op hol met sprookjes over
de weldaden van het kapitalisme. Dus hopen die mensen hier een beter
leven te vinden. 'Als het kapitaal niet naar de armen komt, komen
de armen naar het kapitaal', luidt een gezegde.45
Moeten
we ons dan laten overrompelen? No panic, niemand vlucht voor
zijn plezier. Slechts een minderheid trekt naar het buitenland, en
maar een klein deel daarvan komt in Europa terecht. België
behoort bij de rijkste landen van de wereld, maar vangt slechts
0,0004% van het aantal vluchtelingen op.46
Hun opvang geven kost momenteel zo'n 8 miljard per jaar, dat is
0,005% van de begroting.47
Aan diegenen die ons de stuipen op het lijf willen jagen door ons
voor te houden dat er een invasie van vluchtelingen voor de deur
staat, antwoorden wij:熱aak
je geen zorgen, de overgrote meerderheid zal thuis wel
creperen. Slechts 6 van de 46 miljoen vluchtelingen wordt in Europa
opgevangen, de rest crepeert in de Derde Wereld.48
(...)
Eind
oktober 1999 keurde de Ministerraad een wet goed waardoor er
chocolade mag verkocht worden die goedkopere vetten bevat dan cacao.
Die beslissing zal duizenden cacaoboeren in de Derde Wereld ruïneren.
Zij zullen gedoemd worden hun toekomst in de steden te zoeken, waar
ze zich bij het leger werklozen zullen voegen. De durvers onder hen
zullen proberen clandestien in Europa te geraken. Elke dag nemen onze
regeringen dergelijke maatregelen, beslissingen over het leven van
honderdduizenden arbeiders- en boeren-families.
Zoals
op de top van de Wereldhandelorganisatie (WHO) in Seatle (VS). De WHO
bepaalt de regels voor de wereldhandel. De WHO wordt overheerst door
de grote, kapitalistische landen. In Seatle besprak de WHO het
openstellen van de grenzen. Het openstellen van het zuiden voor
producten en kapitaal uit het noorden, welteverstaan. Aan de deuren
protesteerden 40.000 betogers die beslissingen. Tegen de vernietiging
van de plaatselijke economie door de multinationals, met massale
werkloosheid, hongersnood en uitwijking van miljoenen armen tot
gevolg. Een klein deel zal bij de grenzen van Fort Europa
terechtkomen. Als ze over de grens geraken, komen ze terecht in
gesloten centra vanwaar ze het land zullen worden uitgezet.
De
oplossing ligt niet hier. De derdewereldlanden hebben het recht om
zich los te maken uit de wurggreep van de multinationals en het IMF,
en hun eigen economische koers te varen. Wij steunen in de eerste
plaats de strijd voor bevrijding, zoals bijvoorbeeld die in het Kongo
van Kabila. (Peter Mertens heeft
het hier over LAURENT Kabila, zie verder, NICO) Maar we
hebben ook de verdomde plicht om de vluchtelingen op te vangen en hen
een menswaardige toekomst te garanderen.
De
vluchtelingen verdedigen is in het belang van alle werkers.
Migratie
heeft vele positieve kanten. De uitwisseling van cultuur en
ervaringen werkt verrijkend. Vele buitenlandse arbeiders zijn actief
geweest in belangrijke stakingen en strijdbewegingen in België.
Tijdens de grote mijnstakingen stonden de Marokaanse en Turkse
arbeiders op de eerste rij om te vechten voor het behoud van de
tewerkstelling.
Maar
de overheid heeft een heel arsenaal van repressieve maatregelen
aangelegd: speciale gevangeniscentra, systematische vingerafdrukken,
controles, databanken met persoonlijke informatie. Vandaag wordt dit
tegen de vluchtelingen gebruikt, de zwakste groep in de samenleving.
Maar wie garandeert er dat de 'Overlast Bestrijdingsteams' morgen
niet tegen stakers worden ingezet, zoals de Britse bezettingstroepen
in Noord-Ierland die 'nuttig' waren in de strijd tegen de Britse
mijnwerkers?
Alleen
de patroons hebben er baat bij als duizenden arbeiders rechteloos
worden. De uitbuiting van illegale arbeiders ondermijnt de
arbeidersvoorwaarden van alle arbeiders. De patroons zijn altijd op
zoek naar de goedkoopste arbeid. Als vluchtelingen willen overleven,
zijn ze verplicht in het zwart te werken. Voor lage lonen en zonder
sociale bescherming. In donkere achterkamers of kelders, of in koude
boomgaarden vormen zij het laboratorium van flexibiliteit en slechte
werkomstandigheden.
Aan
geld geen gebrek
Er
is op wereldvlak genoeg geld om iets aan de armoede te doen. Alleen
wordt dat geld gecontroleerd door een kleine elite van
multimiljardairs. Een belasting van 0,01 % op de speculatieve
kapitaalstromen zou jaarlijks al 3700 miljard frank opleveren. 1480
miljard frank volstaat om alle aardbewoners onderdak, voeding,
drinkbaar water, onderwijs en gezondheidszorg te bezorgen.49
Alleen is dat in het kapitalisme niet de prioriteit. De prioriteit is
niet de armoede oplossen, maar winst maken.
Erken
het recht op vrije migratie en de 'passeurs' zullen verdwijnen.
De
regering verkoopt haar repressieve beleid als “een strijd tegen de
mensenhandel” en tegen “criminele organisaties” die “massaal
mensen in- en aanvoeren”. Toch kan de maffia van mensensmokkelaars
alleen bestaan omdat het echt op vrije migratie niet bestaat. Mensen
die wanhopig op zoek zijn naar een beter bestaan, worden gedwongen op
illegale wijze Europa binnen te komen. (...) Geef de werkers uit de
Derde Wereld het recht om te migreren, en het probleem van de
mensenhandel is opgelost.50
Maar
er is nog een hoofdstuk over migranten, vluchtelingen en het probleem
van gelijke rechten verbonden aan het (niet aan bijkomende
voorwaarden verbonden verwerven van Belgische nationaliteit...:
Als
het wetsontwerp van de regering goedgekeurd wordt, zouden migranten “
haast automatisch” de Belgische nationaliteit verwerven.(...) Je
hebt in elk geval de indruk dat je vlot de Belgische nationaliteit
kan verwerven. Wat is dan nog het probleem?
Belangrijke
hinderpalen blijven bestaan
Nog
méér dan vroeger zal het parket bepalen wie de
Belgische nationaliteit krijgt en wie niet. Dat blijkt voor een
belangrijk aantal migranten niet zo gemakkelijk te zijn. Een
voorbeeld.
Mr.
D. (37), van Marokkaanse origine, woont al 14 jaar in België en
besluit de naturalisatie aan te vragen. Na negen maanden krijgt Mr.
D. een brief in zijn bus met de mededeling dat zijn aanvraag
verworpen wordt wegens “ onvoldoende wil tot integratie”. Bij
navraag blijkt dat het parket bezwaar aantekende op grond van “
de weigering tot gezinshereniging voor uw zoon uit een eerste
huwelijk in Marokko, dat dateert van december 1990”. Mr. D. kan
geen beroep aantekenen. Dat hij ooit de Belgische nationaliteitzal
kunnen verwerven, kan hij wel vergeten want het parket zal zich daar
steeds tegen blijven verzetten.
Een
ander probleem is de verplichte geboorteakte. Voordat Mr. D zijn
aanvraag kon indienen, moest hij in Marokko zijn geboorteakte gaan
ophalen. Hij reisde daartoe naar zijn geboorteplaats en naar de
hoofdstad waar het document door drie diensten moest gewettigd
worden. Dat dit niet eenvoudig is, bewijst de ervaring van Mr. D. Die
besteedde 7 vakantiedagen en 20.000 F aan verplaatsings- en
hotelkosten om aan zijn geboorteakte te komen.
De
vorige versnelling van de procedure heeft geleid tot een toename van
het aantal aanvragen en dus oo van het aantal naturalisaties.(...)
Maar
de cijfers zijn enigszins misleidend omdat ook de oude dossiers die
soms 4 tot 5 jaar bij het parket hadden gelegen, werden meegeteld.
(...)
Verder
(is) de Naturalisatiecommissie strenger geworden. Het percentage van
de toekenning is gedaald van 82% in de periode 1991-1996 tot
71% in de periode 1996- 1999. Het aantal weigeringen is
tijdens dezelfde periode gestegen van 4% to 7% en het aantal
verdagingen van 14% tot 22%.
Zelfs
met het stijgend aantal naturalisaties blijft het aantal migranten
dat de Belgische nationaliteit bezit beperkt Vooral als men bedenkt
dat 903.120 inwoners (8,9% van de bevolking) de Belgische
nationaliteit niet hebben, waarvan 341.074 van buiten de EU. Zij
hebben niet dezelfde politieke en sociale rechten als de rest van de
bevolking. Ze hebben zelfs geen verblijfszekerheid. Als de regering
oordeelt dat bepaalde personen “een gevaar voor de openbare orde”
vormen (zoals bv. bij een staking of een veroordeling), kunnen ze het
land worden uitgezet.
Verdeel
en heers
Waarom
is de Belgische nationaliteit zo belangrijk? Omdat daaraan een
belangrijk aantal politieke en sociale rechten verbonden is. Die
rechten bepalen de plaats op de sociale ladder. Hoe lager je op die
ladder staat, hoe minder toegankelijk gezondheidszorg, onderwijs,
huisvesting enz.. zijn. (...) De mensen zonder papieren zijn de
echte paria's. Omdat migranten, vluchtelingen, illegalen minder
rechten hebben, en dus kwetsbaar zijn, kunnen de patroons druk
uitoefenen op het loon en de arbeidsomstandigheden van de hele
werkende bevolking. Het verschil in rechten vormt bovendien de basis
waarop het racisme welig kan tieren. Daardoor wordt de verdeeldheid
van de werkende bevolking nog versterkt.
Om
te winnen, moet je samenwerken
Bij
de komende sociale verkiezingen hebben alle arbeiders dezelfde
rechten. Zowel Belgen als niet-Belgen kunnen kiezen en verkozen
worden. Migranten hebben gelijke rechten. Dat heeft de
arbeidersbeweging versterkt. Bij de Forges de Clabecq werkten meer
dan 16 nationaliteiten. De syndicale delegatie heeft in het bedrijf
strijd gevoerd tegen het racisme. Delegee Lorenzo Butera: “We
beseffen dat we geen enkel serieus gevecht met de patroon zouden
kunnen winnen als we het racisme op het bedrijf niet ernstig zouden
aanpakken.”51
Milieu-
en ecologie-problemen kunnen maar echt opgelost worden door het
afbreken van een “oud” productiesysteem (het kapitalisme) en het
invoeren van een “nieuw” productiesysteem, het socialisme.
België
brengt jaarlijks ongeveer 5 miljoen ton huishoudelijk afval voort.
Maar de bedrijven produceren elk jaar 44 miljoen ton, waarvan 2
miljoen gevaarlijk afval! Negenmaal meer dan de gezinnen dus.
Bovendien zit er in het huishoudelijk afval ongeveer 15% afval van
KMO's. Men moet er dus mee ophouden de “burger” terecht te
wijzen als men het over de afvalberg heeft! (..)
De
groene partijen willen de gezinnen doen betalen op grond van het
principe “de vervuiler betaalt”. Maar wie is de vervuiler?
Hebben we echt de keuze? De gezinnen beslissen niet over de
verpakkingen of de kwaliteit van de producten. Niet iedereen heeft
een wagen om naar het containerpark te rijden of een tuin om aan
compostering te doen. In de volkswijken van Brussel,
Molenbeek,Sint-Gillis en Elsenen beschikt slechts één
gezin op tien over een tuin.52
De
bedrijven zijn er beter aan toe. Terwijl wij onze afval gratis
sorteren, ontvangen zij subsidies om minder afval te produceren! De
Vlaamse regeringsverklaring stelt zich zelfs niet tot doel om de
hoeveelheid industrieel afval te verminderen, terwijl dan wel geldt
voor de gezinnen. In de verklaring van de Waalse regering lezen we:
'Voor het industrieel afval, spant men zich in om met de industrie
te zoeken naar de beste preventiemiddelen.' Wat een laksheid
tegenover de bedrijven, terwijl die minstens negenmaal meer afval
voortbrengen dan de gezinnen.
Bedrijven
betalen 10 frank per ton afval
Maar
er is meer. Het industriële afval ontsnapt aan elke
overheidscontrole. Terwijl men tot op de kilo na de hoeveelheid
huishoudelijk afval kent, blijkt het onmogelijk betrouwbare gegevens
te vinden over het industriële afval. De bedrijven zelf
verstrekken de cijfers. En omdat men per tot wordt belast, bestaat er
een zekere tendens tot onderschatting.... Bovendien beschikken
sommige bedrijven over hun eigen stortplaatsen of
verbrandingsinstallaties die natuurlijk buiten de normen vallen. Op
die manier sluit de overheid de ogen voor allerlei duistere
praktijken. (..)
Huishoudelijk
afval: +75% in 7 jaar
De
regeringen beweren dat ze de vaste wil hebben om het huishoudelijke
afval te vermineren. Toch blijft de totale hoeveelheid in alle
Europese landen stijgen.53
In Vlaanderen sprong men in 1991 van 2.339.612 ton naar 3.116.871 ton
in 1998: een toename met 75% in 7 jaar tijd.54
In 1982 produceerde Vlaanderen nog maar 1.527.854 ton huishoudelijk
afval; dat is minder dan de helft die vandaag wordt geproduceerd.55
Wallonië en Brussel geven eenzelfde evolutie te zien, al is ze
minder spectaculair. Waar zal dit eindigen? In de Verenigde Staten 'de spilzieke maatschappij bij uitstek' wordt jaarlijks al 800 kg
afval per inwoner geproduceerd (in Vlaanderen was dar in 1998 527
kg). Wie heeft hieraan schuld? Vragen we om meer afval te produceren?
Hebben we gevraagd om de flessen met statiegeld te vervangen door
wegwerpverpakkingen ( wat tot failliet leidde van Verlipack, de
grootste fabrikant van hol glas in België. Hebben we om
wegwerpfototoestellen en wegwerpscheermesjes gevraagd? Om overspoeld
te worden met publiciteit? Om elk jaar twee telefoonboeken te
krijgen? Is het onze schuld dat de reparatie van een radio duurder is
dan de aankoop van een nieuwe? Helemaal niet! Dat alles wordt beslist
door een handvol multinationals vanwege de winst. Niet te verwonderen
dat vooral "marginale
bevolkingsgroepen meer afval produceren", zoals de Milieukrant
toegeeft. Juist deze arme gezinnen worden zwaar getroffen door
heffingen op het geproduceerde afval.
De
bevolking maakt de economische keuzes niet; Zij moet dus ook niet
voor de gevolgen ervan opdraaien. (...)
Sinds
kort wordt in Vlaanderen meer afval gerecycleerd dan gestort of
verbrand: 1.836.726 totn tegen 1.280.144 in 1998. Ook in Wallonië
en elders in Europa wordt een steeds groter deel van het afval
selectief ingezameld. Meer recycleren kan milieuvriendelijker lijken.
Maar voorkomen is beter dan genezen. Bij het recycleren van glas,
papier, enz... is er onvermijdelijk een aanzienlijk energieverlies.
Onze energiebronnen zijn noch onuitputtelijk, noch gratis. Het is dus
beter nutteloze dingen niet te produceren of het invoeren van
herbruikbare verpakkingen (zoals flessen met statiegeld) op te
leggen.
Maar
de kapitalisten verzetten zich natuurlijk tegen elke beperking van
hun productie, ongeacht heet nut van deze of gene koopwaar. Ze hebben
er trouwens ook geen belang bij om de levensduur van hun producten te
verlengen: zij moeten kunnen blijven verkopen! Tegen recyclage
daarentegen zij ze niet gekant. Ze zijn er zelfs voor als er maar
winst te rapen valt. (onder meer door het gratis sorteerwerk van de
gezinnen)
De
groenen machteloos tegenover de afvalberg
De
Groenen, maar ook de andere regeringspartijen, hebben al jaren de
mond vol van een zogenaamde “preventie”, of het voorkomen van
afval. De reden hiervoor is niet ver te zoeken: in een kapitalistisch
systeem wordt geproduceerd om winst te maken. Het doet er niet toe of
een product nuttig is of totaal overbodig, of het gezond is of niet
en of het ecologisch wel verantwoord is. Als her maar opbrengt. Hoe
meer men verkoopt, dus hoe meer men produceert, hoe beter. En zo
groeit de afvalberg alsmaar aan met allerlei wegwerpproducten,
producten met een opzettelijk slechte kwaliteit, enz. Afval en
kapitalisme gaan hand in hand.
Daar
komt nog bij dat sommigen aaan de verwerking van afval bergen geld
verdienen. Voor hen is het motto: hoe meer afval , hoe beter! Zo is
volgens Tractebel de Europese “afvalmarkt” 1533 miljard frank
waard. 'Een markt met toekomst', zo heet het. (9) De SERV
(Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen) van haar kant raamt de
omzet van de “wereldmilieumarkt' op 500 tot 600 miljard dollar.
Meer dan 70% daarvan wordt gerealiseerd door de behandeling van water
en afval.56
Bepaalde kapitalistische sectoren hebben er dus belang bij dat men
afval blijft produceren en dat het water vervuild wordt: er wordt
grof geld mee verdiend.(...)
Vier
groepen domineren de Belgische afvalmarkt: Watco, Page, Biffa en Van
Gansewinkel. Watco, een dochter van Tractebel en dus van de Groep
Suez-Lyonnaise des Eaux, is veruit de belangrijkste met een
geconsolideerde omzet van 18,7 miljard frank in 1997. het
“business-plan” verwacht een omzet van 40 miljard frank in 2002:
deze groep doet goede zaken. Hij baat de verbrandingsovens uit van
Brussel (Neder-Over-Heembeek), Thumaide en Herstal, en is betrokken
bij de nieuwe verbrandingsoven in Drogenbos.
Deze
bedrijven hebben ervoor gezorgd dat men niet om ze heen kan. Zij zijn
erin geslaagd hun economische en technologische keuzes door te
drukken. Als België zijn afval op grote schaal verbrandt, dan
komt het omdat Watco dat zo heeft beslist. De ministers, of ze nu
rood, oranje, blauw of groen zijn, voeren die beslissing uit. Dat de
verbrandingsovens fijne stof, stikstofoxiden, zuren, zware metalen,
dioxines en vluchtige kankerverwekkende substanties als benzeen en
tolueen uitstoten, is niet direct hun bekommernis.
De
Vlaamse federatie van intercommunales Interafval trok onlangs
aan de alarmbel omdat meer en meer gemeenten overwegen de ophaling en
behandeling van hun afval aan de privé uit te besteden. De
stad Tienen was de eerste om de stap te zetten: zij heeft haar
volledige afvalmarkt voor de duur van 15 jaar overgelaten aan Leysen
(Watco). Aarschot, Kontich en Heist-op-den-Berg overwegen hetzelfde
te doen;57
Deze bestedingen kunnen zware financiële en juridische gevolgen
hebben. Privè-bedrijven hebben als enige drijfveer het maken van
winst. Een ecologisch en sociaal verantwoord beleid voeren is iets
anders.
Socialisme
is de beste preventie
Een
echte preventiepolitiek is enkel mogelijk in een staat waar de
overheid de productie daadwerkelijk controleert of normeert en stuurt
met het oog op de belangen van de bevolking en het milieu. Vóór
de groenen met hun preventie op de proppen kwamen, werd die reeds
toegepast in socialistische landen.
Wegwerpverpakkingen
waren in Oost-Europa zogoed als onbestaande, evenmin als
publiciteitsfirma's die miljarden verdienen met niets te produceren,
behalve tonnen papier. (...)
Ook
voor het probleem van de distributie kan het socialisme een oplossing
bieden. Grootschalige distributie wordt er perfect gecombineerd me de
decentralisatie van de verkooppunten. Met zo'n distributiesysteem kan
men makkelijk een retoursysteem opzetten voor meermalige
verpakkingen. En voor bejaarden en mindervaliden kan men een
thuisbezorging organiseren zonder dat dit tot een meerprijs leidt.
Een
afvalpolitiek die de volksgezondheid en het leefmilieu centraal
stelt, moet aan de privé-industrie het beheer van de afval
ontnemen. De afvalpolitiek moet door een openbare dienst worden
verzekerd en gratis zijn voor de bevolking.58
Huisvesting-beleid
is méér dan louter een keuze van “een” gemeente om
“een aantal” sociale woningen te bouwen, al naargelang de
mogelijkheden van het gemeentelijk budget.
...(H)et
'recht op een behoorlijke huisvesting' in 1994 in de Belgische
grondwet ingeschreven (artikel 23).(...)
In
het jaar 2000 brengen in ons land nog duizenden mensen dag in, dag
uit, zomer en winter, de nacht door op straat, in stations,
bushokjes, kraakpandjes of in allerlei schuilplaatsen. Niemand weet
om hoeveel mensen het gaat, maar de opvangcentra voor thuislozen
herbergen elk jaar 22.000 mensen.59
De
Belgische overheden spenderen amper 0,7% van hun budget aan
huisvesting. Amper 5% van de gezinnen kan beschikken over een sociale
huurwoning.60
In vergelijking met andere Europese landen loopt België ver
achterop: elders beschikt minstens één
gezin op de drie over een sociale woning.
De
sociale woningbouw boert achteruit
In
de jaren '50 bouwde men in België 7.000 sociale woningen per
jaar en in de jaren '70 was dat al opgelopen tot 15.000. Maar in de
periode 1981-1991 werd in België nagenoeg geen enkele sociale
woning meer gebouwd. Sindsdien zijn de gewesten aan een zogenaamde
“inhaaloperatie” begonnen. Maar met gemiddeld 3.000 sociale
woningen per jaar zit men ver onder het cijfer van de jaren '70
In
1992 kondigde de Vlaamse minister van Huisvesting Norbert De
Batselier (SP) met luid trompetgeschal een Urgentieprogramma voor
Sociale Huisvesting aan, samen met een aantal banken, de N.V.
Domus Flandria opgericht. In vijf jaar tijd werden 10.524 sociale
woningen gebouwd.61
De operatie werd een succes genoemd, maar het totale aantal woningen
was maar met een half procent toegenomen.62
Hoewel het Vlaams Parlement begin 1998 een resolutie had goedgekeurd
om tegen 2005 40.000 nieuwe sociale woningen te bouwen, houdt de
nieuwe Vlaamse regering het op amper 15.000.63
En dit terwijl eind 1997 al 54.000 gezinnen op de wachtlijst
stonden.64
Volgens het Steunpunt Wonen en Woonbeleid van de Ufsia (Universiteit
Antwerpen) bestaat er in Vlaanderen een behoefte aan minstens 90.000,
en ideaal aan 226.000 bijkomende sociale woningen.65
In
Wallonië werden in de periode 1992-1997 1.686 nieuwe sociale
woningen gebouwd en 582 krotwoningen gerenoveerd. Voor de periode
1998-2002 heeft de Waalse regering de bouw gepland van 3.600 sociale
woningen. In tien jaar tijd dus amper 5.868 sociale woningen, d.i.
Nog geen zeshonderd per jaar.66
Ondertussen wachten in Wallonië 32.000 à 40.000 gezinnen op een
sociale woning.67
'Dit lijkt wel een druppel in een oceaan van nood', schrijf Le
Soir.68
In
Brussel werden tussen 1989 en 1994 slechts 1.112 sociale woningen
gebouwd, terwijl er 20.000 aanvragen waren. Acht procent van de
woningen zijn er sociale woningen, tegenover 5% in het begin van de
eeuw.69
Een vooruitgang van 3% in 100 jaar tijd! (...)
Voor
een toenemend aantal mensen wordt wonen onbetaalbaar. Uit gegevens
van de Huurdersbond Oost-Vlaanderen blijkt dat in 1991 nog 61,7% van
de huurders minder dan 10.000 frank huur betaalden. In 1997 was dat
aandeel teruggevallen tot 25,6%.70
Eén Vlaamse
huurder op de drie besteedt meer dan één
vijfde van zijn inkomen aan huur.71
60.522 mensen kunnen hun hypothecaire lening niet meer afbetalen.72
Eén
Belg op de tien (11%)kan zijn huur, elektriciteit- of gasrekening
betalen. Eenderde (33,5%) van de werklozen, meer dan de helft (52,6%)
van de alleenstaanden beneden de 30 jaar en eenderde (30,5%) van de
alleenstaanden met kinderen wordt met dit probleem geconfronteerd.73
Alsof
Brugge, Brussel en Namen zouden leegstaan
Eigenlijk
zou er in België geen woningnood mogen bestaan! Er zijn ongeveer
135.000 leegstaande woningen 74,
meer dan het totaal van het huizenbestand van de gemeenten Brugge,
Brussel en Namen! Van die leegstaande woningen is een op de vijf
eigendom van de overheid.
En
dan zijn er nog de leegstaande kantoorruimtes. Vandaag brengt de bouw
van kantoren en commerciële ruimten meer op dan de bouw van
woningen. Investeerders, speculanten, renteniers en
projectontwikkelaars hebben zich op deze markt gestort. Begin 1998
stonden alleen al in Brussel 826.000 vierkante meter aan
kantoorruimte leeg. Als je dan weet dat een gemiddeld woning –
ruwweg en ruim geschat – ongeveer 80 vierkante meters beslaat75,
leert een snel rekensommetje ons dat de leegstaande kantoorruimten in
Brussel plaats zouden kunnen bieden aan minstens 10.000 gezinnen. Aan
deze sociale overwegingen hebben de renteniers en speculanten echter
geen boodschap. De projectontwikkelaars plannen nog eens 337.000
vierkante meters bij.76
Terwijl de Europese Unie en het Brussels Gewest 3 miljoen besteden
aan, onder meer, een "groene
promenade" langs de belangrijkste gebouwen van de Europese wijk, is
er geen geld voor sociale woningen.(...)
'Los
het zelf maar op! Maak maar schulden'
Sinds
meer dan 100 jaar stimuleert het beleid de aankoop van huizen, met
“goedkope” leningen, bouwpremies, rentesubsidies,
belastingsvoordelen, enz. De paarsgroene regeringen doen niet anders:
'De toegang tot de eigendom zal worden aangemoedigd, onder meer
door nieuwe vormen van financiering'77,
heet het in Wallonië 'De aankoop via het Woningfonds zal voor de
gezinnen me een laag of middelgroot inkomen worden aangemoedigd'78,
zegt men in Brussel. Van de 78 miljard frank die de Vlaamse overheid
aan huisvesting spendeert, gaan er 63 naar fiscale aftrek en 5,4 naar
leningen en premies. Meer dan 40% van dat geld gaat naar de twintig
procent rijkste Vlamingen terwijl de twintig procent laagste inkomens
maar 10% krijgen.79
Door de stijging van de aankoopprijzen wordt het bovendien een
subsidie voor de verkoper en niet voor de koper. Maar voor sociale
huisvesting zijn er enkel kruimels: niet eens 12% van het Vlaams
huisvestingsbudget. Om nog maar te zwijgen van de post huursubsidies
die er 0,1% van uitmaakt, of welgeteld 74 miljoen frank.
België
is nu een van de landen met de meeste eigenaars (67%). De Belg wordt
met een baksteen in de maag geboren, zo wordt nogal eens beweerd. Een
volkse legende die het woonbeleid van de overheid vergoeilijkt. Kopen
of niet kopen, bouwen of huren? Het beleid wordt gestuurd en dit is
niet altijd een onschuldige bezigheid. Om de arbeidersbeweging in de
pas te laten lopen, heeft de Belgische overheid er van oudsher de
arbeiders ertoe aangezet een woning te kopen. Ridder de Moureau,
minister van Landbouw, zei het in 1886 zo: 'Om de
onstandvastigheid van de arbeiders te bestrijden is het beste middel
ze aan een eigen woning en een stukje grond te helpen.(...) Wij
kunnen de arbeider niet het gevoel bijbrengen dat hij deel heeft in
de fabriek. Maar geef hem een eigen huis en heem en hij wordt op het
zelfde ogenblik een conservatief burger.'80
Enkele jaren eerder (in 1872) schreef Engels al: 'Op die manier
gaan de arbeiders gebukt onder zware hypotheeklasten en worden ze pas
echt slaven van hun broodheren; ze kunnen niet weg, en moeten alle
arbeidsvoorwaarden die hun worden aangeboden accepteren.'81
Hoe vaak hoort men niet tijden stakingen: 'Ik moet mijn lening
afbetalen'. Vandaag worden ook de laagste inkomens erdoor het
tekort aan huurwoningen vrijwel toe gedwongen een huis te kopen.
Schulden
zijn een handig instrument van het kapitalisme om mensen of landen in
het gareel te doen lopen. De derdewereldlanden zijn vandaag door hun
schuldenlast met handen en voeten gebonden aan het westerse kapitaal.
Dezelfde mechanismen spelen bij ons bij het afbetalen van een huis.
(...)
Een
inhaalplan voor de huisvesting
De
dramatische situatie in België schreeuwt om radicale
maatregelen: honderdduizend sociale woningen in vijf jaar is een
minimum om de ergste behoeften te lenigen en de huurprijzen om de
privé-markt te kraken.82
...en
België probeert nog altijd op “imperialistische wijze” een
(neo-)-kolonialistische invloed te hebben op “haar” voormalige
kolonie Congo
Oktober
1996 tot 17 mei 1997
De
strijdkrachten van Kabila, gesteund door Rwanda, Oeganda en Angola,
verjagen Mobutu door een gewapende bevrijdingsstrijd. Hierdoor
verzekert Kabila zich van een enorme volkssteun en van een
democratische legitimiteit. Hoewel hij er als enige in slaagt een
einde te maken aan de dictatuur die al 30 jaar op het Congolese volk
weegt, wordt Kabila er onmiddellijk van beschuldigd een dictator te
zijn, zowel door de Amerikanen en de Fransen als door de mobutisten
en tshisekedisten. Een “dictator” omdat hij een einde heeft
gemaakt aan de “democratie” van de Nationale Soevereine
Conferentie, een “democratie” die de heerschappij van Mobutu
bestendigde. Het Westen organiseert meteen een economische boycot en
weigert alle hulp.
Mei
1997 tot augustus 1998
In
zijn eerste regeringsjaar behaalt Kabila opmerkelijke resultaten. Hij
herstelt de veiligheid en de rust in het land. De staatsinstellingen
beginnen weer te functioneren. De inflatie, die was opgelopen tot 500
à 1000%, wordt bedwongen. En het lukt Kabila om de bevolking
met een geest van nationalisme, van Congolese trots te doodringen, na
jaren mobutistische afstomping en demagogie.
Michel
schrijft vandaag dat het Belgische buitenlandse beleid wordt
afgestemd op ' het ondersteunen van die krachten die de
voorwaarden tot structurele stabiliteit, duurzame ontwikkeling en
armoedebestrijding helpen bewerkstelligen'. Wel dat is waar
Kabila zo goed mee bezig was. Maar het imperialisme wilde geen
structurele stabiliteit, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding
op basis van een nationalistisch programma.
De
derde etappe begint met een poging tot staatsgreep tegen Kabila op 2
augustus 1998, en de inval van Rwandese en Oegandese troepen. Er kan
geen twijfel bestaan over het karakter van deze agressieoorlog, noch
over de rol die de Verenigde Staten erin spelen. De
regering-Verhofstad weigert te zien wat voor het Franstalig Nationaal
Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (CNCD) duidelijk is : 'Rwanda,
Oeganda en hun bondgenoten, de rebellen, behandelen het oosten van
Congo als hun achtertuin waar ze hoe langer meer grondstoffen kunnen
uitbaten. Een waarachtige plundering, op grote schaal. (...) De rol
van de Verenigde Staten in de regio wordt door niemand meer betwist.
(...). De Verenigde Staten werken met (Rwandese en Oegandese, nvdr.)
onderaanneming. Ze roepen het beeld op van een Congo dat
onbestuurbaar is en dat vervangen wordt door een aantal ministaten of
door een verzwakte centrale macht waarover de buurlanden een soort
van protectoraat over uitoefenen. Een duidelijke politiek van
balkanisering, die de toegang tot de strategische rijkdommen van
Congo vergemakkelijkt.'83
Aan
de van het bilan van
Herstal en het bilan van Zelzate84
(eventueel nog ahv het bilan van Schaarbeek) zal ik
aantonen in hoever “het revolutionair karakter” van de
PVDA moet wijken voor “een zo goed mogelijk
verkiezingsresultaat” om toch zeker een aantal “verkozenen”
te hebben.
1Het
bilan van Herstal én van Zelzate in één
pdf-file
(https://drive.google.com/file/d/0BxxjZ5SsLXstSXdFTm9WR1VzdVE/view?usp=sharing)
2Marxistische
Studies nr 41, p. 83.
3
Omkeren
– een dwarse kijk op Paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Spreken we
over dezelfde modelstaat?” Jo Cottenier, op p.34
4Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “De logica
omkeren”, p.55
5Conferentie
voor ingenieursstudenten dd 7 maart 1999.
6Prof
Herman Deleeck, Sociale Zekerheid en armoede in TVSZ nr. 3, 1996,
pag. 457.
7Idem.
8Jef
Maes in Aktief, jrg. 24 nr. 4, sept-okt. '99.
9Jaarboek
Armoede 1997, pag. 112.
10Gezondheids-enquête
1997, Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid.
11Gielen
P., De uitkering voor chronische zieken. Much ado about nothing.
In Sociale correcties in de ziekteverzekering. Louckx F., Van
Wanseele C., pag. 57.
12BIGE
Compendium Gezondheidsstatistiek1999, Bevolking naar
leeftijdsgroepen en geslacht, pag. 15.
13Vlaamse
Federatie van Socialistische Gepensioneerden. Helft bejaarden heeft
te weinig geld voor eten. Het Belang van Limburg, 19/11/1998.
14Minsterie
van Sociale Zaken en Leefmilieu, Vademecum. Begrotingscontrole 1998,
pag. 150.
15Heeren
J., Thewys T., Seniorenvoorzieningen voor en na 2000, 1999,
pag. 243.
16Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Sociale
kwaliteit van het leven. Wie werd er beter van 20 jaar inleveren.”
- Jo Cottenier, p. 59
17Jef
Maes ABVV Studiedienst, 'Kost de sociale zekerheid teveel?', Aktief,
jrg. 24 nr. 4, sept.-okt. '99.
18Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Sociale
zekerheid: een tijdbom onder de financiering” - Harrie Dewitte, p.
86
19Prof.Roland
M., toespraak Symposium GVHV, 04/12/1999.
20Tormans
G., De fiscale en sociale franchise: doelstellingen en evaluatie,in
Sociale correcties in de ziekteverzekering. Louckx F., Van
Wanseele C., 1998, pag.20.
21Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen – PVDA-uitgaven 2000, “Een
zieke die kan betalen is een patiënt, een zieke zonder geld is
een profiteur” - Harrie Dewitte, p. 90.
22In
2050 zullen er 32% plus-zestigers zijn tegenover 20%.
23Pensioenspecialist
Philip Neyt in Financieel Economische Tijd 24.04.'93
24De
weg naar de XXIste eeuw, Regeerakkoord, Hoofdstuk 7 Een moderne
sociale zekerheid.
25Id.
Hoofstuk 6 De actieve welvaartsstaat.
26Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Je wordt
maar beter niet oud “- Harry Dewitte, p.93
27Jaarboek
armoede 1997, pag. 87.
28Soeltincx
E. en Jacobs T., Kind en Gezin, Vijf jaar uit het leven van
kinderen, 1992-1996.
29Barlow
P., Haumont T., Deguelder M., Verloskundige en perinatale situatie
van patiënten zonder sociale bescherming in Gevelarchitectuur
van een welvaarststaat, Prof F. Louckx, VUB, 1995, pag.131.
30Prof
Verhellen, RUG Gent, publiceerde in '94 een studie over
zwerfkinderen in Europa, De Morgen 22/6/1996.
31Sioen
P., Het jongerenkwartier, straatprostitutie in Brussel.
32Vrancken
J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting,
1998, pag. 41.
33De
Brug naar de XXIste eeuw, Regeerakkoord, juli 1999.
34Gosuin,
Min van Huisvesting en Bijstand aan Personen, De Morgen 23/12/1994.
35Vrancken
J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting,
1999, pag. 109.
36Vrancken
J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting,
1998, pag. 93.
37Vrancken
J., Geldof D., Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting,
1998, pag. 94.
38Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000,
“Bestaansminimum: het laatste vangnet” - Harrie Dewitte, p. 98.
39Voor
nadere details zie Gerard de Sélys, Privé de Public,
uitgeverij EPO, Brussel, 1995.
40Solidair,
8 december 1998, p.11.
41Le
Soir, 12 december 1999, p. 2.
42Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Opgelet,
privé-eigendom” - Thomas Gounet, p. 105.
43Perscommuniqué
24.09.'99.
44UNICEF,
The State of the World's Children, Oxford 1998,p. 11; Human
Development Report 1998, p. 2; Les Echos 18.06.'99.
45De
Kloof tussen arm en rijk. Een NCOS/11.11.11 uitgave, 1999, p. 12.
46Aantal
erkende vluchtelingen op 1.1.'98: 19.697. De Morgen 20.2.'99.
47DS,
10.2.99. De federale begroting bedraagt ongeveer 1.700 miljard BEF.
Bron:Algemene Uitgavenbegroting.
48Human
Development Report, 65-66.
49Worldshake
folder 1999.
50Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000,
''Vluchtelingen” - Peter Mertens, p. 145.
51Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Stel het
probleem van gelijke rechten voor migranten zich nog wel?” - Eddy
Maes, p. 151
52IBGE,
La prévention et la gestion des décchets en région
de Bruxelles-Capitale. Les déchets bruxellois en chiffres
(1997), p. 3.1 – 3.3.
53'Positionering
Vlaamse afvalstoffenbeleid tegenover omringende afvalmarkten', De
Milieukrant, 1999, nr. 6, p. 2.
54OVAM,
Huishoudelijke afvalstoffen: inventarisatie 1998, 1999.
55Ministerie
van de Vlaamse Gemeenschap, MINA-plan 2000, 1989, p.136.
56Financieel-Economische
Tijd, 22/9/99.
57'Interafval
lance un rappel à l'ordre', Incidences, n° 160, 14/02/00,
p. 1-2.
58Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Welke
oplossing voor het afvalprobleem?” - Didier Bette, p. 162.
59Vranken
J., Geldof D. & Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting.
Jaarboek 1998, Acco, Leuven, 1998, p. 140.
60Vinckier
L., 'Eigen huis? Een oplossing voor het woningvraagstuk of een
politiek om de klassenstrijd te verlammen?', Marxistische Studies,
nr. 30, april 1996, p. 51-53.
61Verledens,
L., ' Sociale huisvesting, politieke huisvesting?', Trends, 1/7/99,
p. 26-29.
62Vrancken
J et al., op. cit.,p.139.
63'Een
nieuw project voor Vlaanderen', Brussel, 8 juli 1999, p. 96.
64Vrancken
J., Geldof D. & Van Menxel G., Armoede en sociale uitsluiting.
Jaarboek 1999, Acco, Leuven 1999, p. 146.
65VOB,
'Een nieuwe regering, een nieuw geluid? Aandacht voor huisvesting
bij de regeringsvorming', VOB-nieuwsbrief, september 1999, p. 28.
66'La
Wallonie manque encore cruellement de toits. Le 100.000e logement
social wallons inauguré à Fayt-Les-Manage', Le Soir,
3/10/98.
6732.000
volgens Le Soir van 3/10/98 en 40.000 volgens L' Echo van 10/04/98.
('La Wallonie a enfin un vrai code du logement').
68Le
Soir, 3/10/98.
69Van
Dieren M., 'Logement: quand l'offre se fait attendre...', onbekende
bron, 1996, p.5-8.
70VOB,op.
cit. p. 13.
71Vrancken
J., et al., op. cit. 1998, p. 139.
72Vrancken
J., et al., op. cit. 1998, p. 109.
74Ongeveer
34.000 in het Brussels gewest, 47.000 in Wallonië en 54.000 in
Vlaanderen -'Que serais-je sans toit', Vivre Ensemble, 1993.
75Eigen
ruwe schatting op basis van: Goossens L., Thomas I. & Vanneste
D., Algemene Volks- en Woningtelling op 1 maart 1991. Huisvesting in
sociaal-econnomisch en geografisch perspectief 1981-1991, Monografie
nr. 10, Nationaal Instituut voor de Statistiek, Brussel, 1997, p.
26.
76'Bescheiden
project voor herinrichting EU-wijk', De Financieel-Economische Tijd,
19/6/98.
77'Wallonie
Horizon 2004: rénover et mobiliser', Namen, juli 1999, p.
19-20.
78'Prioriteiten
voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest', Brussel, juli 1999, p. 7.
79Renard
P., 'Het water loop altijd naar de zee', Knack, nr. 6, 9 februari
2000.
80Vinckier
L., 'Eigen huis? Een oplossing voor het woningvraagstuk of een
politiek om de klassenstrijd te verlammen?', Marxistische Studies,
nr. 30, april 1996, p. 52..
81Engels
F., Over het woningvraagstuk, Socialistische Uitgeverij Nijmegen,
1970, p.33.
82Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 2000, “Goed en
goedkoop wonen is een recht!” - Thierry Warmoes, p. 173.
83Omkeren
– een dwarse kijk op paarsgroen, PVDA-uitgaven 200, “Kabila ja,
Kabila nee” - Ludo Martens, p. 181.
84Het
bilan van Herstal én van Zelzate in één
pdf-file
(https://drive.google.com/file/d/0BxxjZ5SsLXstSXdFTm9WR1VzdVE/view?usp=sharing)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten