Ik
rapporteerde al in 07-01-16Waarom ik lid werd van de PVDA, “in het fabriek ging werken” enop basis welke ideologische opvattingen ik die keuzesmaakte hoe ik ideologisch tot de keuze kwam van een engagement in een (daar
was ik TOEN, in 1979 zeker van overtuigd) communistische partij, de
Partij van de Arbeid van België. Dit engagement hield in – zo
had ik dat voor mij bepaald –, gaan werken als een
productie-arbeider in een groot bedrijf. Voor de rest nam je – als
vrijwillige keuze op basis van je verworven overtuiging – de
diverse taken op als partij-militant. (aangepast aan je afgesproken
statuut: “openlijk” of “niet-openlijk” - dat van mij was dus
“niet-openlijk”)
Nadat
ik 20 jaar als arbeider-partij-militant werkte (in feite toen 18 jaar
omdat ik in 97 afgedankt was (maar dat is nog een ander verhaal) en
nadat ik uiteindelijk sectorverantwoordelijke van de chemie was, werd
na de als “nederlaag” geïnterpreteerde verkiezingsuitslag,
de 'Resolutie Van 1999' in de Partij verspreid......:
In Augustus 1999 aan partijleden verstuurd: De Resolutie van 1999 |
07.08.1999,
“Resolutie van het Centraal Comité over de
verkiezingscampagne”
1.
Het is niet normaal dat wij vandaag stagneren, na dertig jaar
permanente aanwezigheid op het terrein, tien jaar na het hoogtepunt
van de anticommunistische campagne, na de belangrijkste
massastrijdbewegingen die België in heel zijn geschiedenis
kende, nadat wij intens militeerden in alle strijdbewegingen en
na wat waarschijnlijk de beste verkiezingscampagne was uit onze
geschiedenis. Daarom moeten we stellen dat de verkiezingen een grote
politieke nederlaag zijn voor de partij, waarin fouten tot uiting
komen die we al vele jaren meedragen.
2.
Alle bilanpunten uit de verkiezingen staan al in Partij van de
Revolutie . We moeten analyseren waarom wij niet in staat waren te
rectificeren en zelfs niet te assimileren wat een Congres had
beslist, op basis van de centralisatie van vele rapporten en nota's.
Dat stelt het probleem van de ideologische strijd voor de
reële eenmaking doorheen de toepassing van de beslissingen in
de concrete praktijk.
....enz.
....enz.
In
het begin was ik verward over die Resolutie. Aan de ene kant leek het
alleen maar een bilan van een VERKIEZINGS-campagne, maar als je beter
las bleek het een bilan (en kritiek) op de WERKING van de partij, als
communistische partij (“Partij van de Revolutie”) IN HET ALGEMEEN
en in AL ZIJN FACETTEN, op basis van een als “slecht” of als
“nederlaag” beoordeelde VERKIEZINGS-uitslag. Hierbij werd dan het
5e congres zogezegd als referentie gepakt.
Ik
formuleerde VOOR 1999 reeds, ook kritieken (en zelfkritieken) over
partijwerking op basis van o.a. 'Partij van de Revolutie'
Nu,
Ik had ook kritieken op “de partijwerking” en op “de kaders”
waarbij ik (o.a.) “De Partij van de Revolutie” (=5
congres-documenten) als referentie gebruikte, NIET op basis van een
VERKIEZINGS-uitslag maar op basis van de ontwikkeling van
partijwerking in de arbeidersklasse en haar impact op het bewustzijn
van de arbeiders, ..... of toch MIJN analyse hiervan. Ik bekeek
zelfkritisch ook mij eigen engagement op deze manier. In mijn tekst
van 2006 (ik ben in 2005 uit de partij gezet), “Revisionisme inde Europese Communistische Beweging 26-5-2006”, staan (ik geef
de bladzijden aan) verschillende stukken uit enkele rapporten.
Op.
23 : ... rapport op 29/10/1997: “Betreft: situatie in
chemie-Antwerpen”
Mijn
punt is dat het grondprobleem is het onderschatten van de rol van een
communistische partij in de weg naar de revolutie, het onderschatten
van het planmatig en strategisch werken om én partijleden te
recruteren én de uitbouw van een transmissie naar de massa,
het eenheidsfront in het geval van de wereld van de arbeid, “de
vakbond(en)” Dit laatste moet door de partij des te ernstiger
gebeuren en met meer daadwerkelijke initiatieven en tijdsbesteding
naarmate dat eenheidfront door de andere acteurs (de
vakbondsstructuren en -verantwoordelijken op allerlei niveau) wordt
ondermijnd.
Dus
het gaat niet simpel: “hoe recruteren voor de partij”, maar ook
de mensen een perspectief geven, hoe ze voor sommige collega's
openlijk maar voor de meeste collega's, clandestien kunnen werken,
hoe ze kunnen een voorhoederol kunnen spelen zonder zich ‘te
verbranden’ (want ze moeten ook proberen in de respectievelijke
vakbondsmilitantenkernen geraken), hoe ze kunnen naast mensen
opsporen voor de partij, ook meehelpen aan de (her-)opbouw van het
eenheidsfront, en hierbij toch de principes van Partij en Front
respecterend, en dit dan nog in de twee ( drie?) vakbonden.
Uiteindelijk moet er een celstructuur worden opgebouwd, waar de
celleden zich thuisvoelen, waarvan ze echt voelen dat het het centrum
uitmaakt van hun leven.
Dit
gaat gepaard met grote moeilijkheden, weerstanden, discussie,
politieke en ideologische strijd, met fouten e.d. Als men geen besef
heeft waar men mee bezig is, gaat men die problemen oppervlakkig
analyseren, korte termijn oplossingen doorvoeren, en louter vormelijk
werken. Er zijn al ontelbare herschikkingen en
organigrammenveranderingen geweest, maar zonder echte serieuze
politieke analyse. Als er al een politieke analyse was, was die
beïnvloed door lokalisme (de chemie-sector op provinciaal vlak
bekeken en niet als belangrijk recruterings-terrein voor toekomstige
kaders - chemiearbeiders zijn goed geschoolde arbeiders - en in een
sector die nationaal en op wereldvlak belangrijk is en steeds meer
belangrijker wordt na de klappen in staal, non-ferro, automobiel...)
…
kaderpolitiek,
op 30/12/1997:
“In
vorige rapporten sprak ik van economisme en spontaneïsme bij
J.(Joris Van Gorp dus....,NICO)
Ik denk dat, àls ik mijn kritiek nu op het kader moet
samenvatten het is: volgens mij heeft hij als kader niet “de
ambitie om de partij te leiden”. Dit is was nochtans wat ieder
hoger kader zich moet eigen maken: Hij moest zijn kadertaak aanpakken
“alsof hij daarmee zelf verantwoordelijk was voor de leiding van
heel de partij” (Dit was de
lijn van het 5de congres, NICO). Welnu ik vind dat J. zijn
taak minimaliseert en ook de geuitte kritiek op hem. Hij ontkent de
kritiek niet maar door zijn manier van de kritiek ‘te
aanvaarden’ reduceert hij het tot iets minder belangrijks. Hij
vatte zijn bilan over zijn werking als CLV-leider (CLV
= Celleidersvergadering,NICO) samen met een ZK (=
zelfkritiek, NICO): dat hij “een wantrouwen had tegen de
capaciteiten van bepaalde militanten”. Maar dat is geen
antwoord op mijn kritiek dat hij totaal geen strategisch plan had,
geen celplannen als prioriteit stelde en daarom geen echte leiding
gaf aan de uitbouw van VAC’s. (“Vereenvoudigde
Arbeiderscellen, een concept vanuit het 3de congres, herbevestigd op
het 5de congres, NICO)
Ik
maakte onlangs een provinciale-leidingsvergadering mee waar het werk
in de chemie werd besproken. Vooraf had J.B. (Jef
Bruynseels, NICO) aan (bijna)iedereen een stapel teksten
bezorgd waarin kritieken op die werking (en dus impliciet ook
kritieken aan J) Normaal zou J toch een schriftelijk antwoord daarop
moeten schrijven. Hij moet toch op zijn minst zichzelf verdedigen
tegen kritiek!
Het
enige wat hij zei was: ik ben inderdaad economistisch en
spontaneistisch geweest. Maar hoe konkreet vind hij dat, is hij
het gewoon eens met de geuitte kritiek, is het een afwijking (als hij
er mee akkoord is dat die er is) die er al langer is, of is er een
positieve of negatieve evolutie, vanuit welke politieke opvattingen
bij hem denkt hij dat die afwijking komt, en hoe denkt hij eraan te
werken.
Door
gewoon mondeling te erkennen: ik was economistisch en spontaneistisch
maakt hij er zich gemakkelijk vanaf en laat gewoon de kritiek van
zich af glijden.
Want
ik verwacht nu een strategisch plan (op basis van zijn eigen kritisch
bilan) hoe hij de werking in de chemie nu ziet (hij moet het jonge
kader W daarbij leiden!!) Een onderdeel van dat strategisch plan is
de sectorlijn (mijn verantwoordelijkheid én al naar hem
opgestuurd met de vraag het te verspreiden en te bediscuteren) Zijn
antwoord nu is aan mij: “Je verwacht toch niet dat ik dat ga
herschrijven.” Dat is verdraaien en minimaliseren van zijn
taak. Hij moet inderdaad in staat zijn mijn sectorlijn kritisch te
bekijken en aan te geven: of het een antwoord geeft aan bepaalde
problemen bij arbeiders en sindikalisten, of het globaal juist is
(natuurlijk geen details! Dat begrijp ik ook wel) en een aantal
kritieken daarover aan mij te formuleren.
Na
een discussie zei hij gewoon: “Ok, dan zal ik mij met B.
(BASF-Antwerpen, NICO)
bezighouden!” Dat is weer het minimaliseren van zijn taak.
(trouwens, ik ben het daar niet mee eens!)
Ik
vind gezien het belang van B, als bedrijf, de grootte, de uitstraling
(zijn kaders nemen altijd hoge functies in in de Sira en de FIC en
worden vaak geïnterviewd), het is een testcase voor het
reformisme in de vakbond en het anti-syndicalisme van het
chemie-patronaat; gezien dat belang dus vind ik dat W (Ward
Coegegrachts, NICO) naast zijn taak als provinciaal
STA-verantwoordelijke (Secteur du
Travail- Sector van de Arbeid, NICO), voor de chemie in A
(Antwerpen,NICO) hij zich
ook specifiek bezig moet houden met de uitbouw van een VAC op B. Hij
zal ervaringen in opdoen voor zijn taak, ervaringen die hij als
‘begeleider’ kan gebruiken naar VAC-uitbouw in andere
chemie-bedrijven.(...)
OPM.:
Bovenstaande bedenkingen over J. had ik neergeschreven VOORDAT ik het
zelfkritiekrapport had gelezen van J. Ik had dat nooit gehad. Ik heb
(nu net gekregen!)het gelezen en dus gemerkt dat hij duidelijk (en
geschreven) een zelfkritiek maakt.”
p.29:
21/02/99 volgend rapport: “ Betreft: Mijn mening over de te stellen
taken van de partij in de chemie-sector”
“De
mensen weten het allemaal wel” In die uitspraak ligt volgens mij
het hoofdprobleem in de scheikunde-werking besloten. Volgens mij is
dat hoofdprobleem de reformistische afwijking.
Zowel
L als E zijn partijleden of bijna partijleden (werkzaam
als arbeider én vakbondsafgevaardigde in de chemie,NICO),
zij hebben gekozen voor de weg van de revolutie. Maar alle dagen
moeten ze opboksen tegen hardnekkig reformisme. Bij de hele werking
in de chemie heerst dat probleem volgens mij,aangezien wij,
gezamelijk, E met zijn reeds lang bekende probleem van sluimerend
reformisme niet konden helpen. Zelfs als hij op een bepaald moment
dat probleem erkent en steun en begeleiding vraagt, slaagden wij er
niet in om die aan hem te geven. Ook ik ben er enigsins door
beïnvloed. Er is veel feiten-materiaal over de scheikunde. En er
zijn redelijk materialistische analises van de problemen van de
sektor. Maar ze vertrekken van het klassestandpunt van de
kapitalisten.
Veel
arbeiders, bedienden en sindikalisten (en dus ook partijmilitanten)
uit de sector zijn beïnvloed door de drie groeijaren in de
chemie('87,'88,'89). Even leek het er zelfs op dat het aantal
werkplaatsen toenam en het patronaat kwam relatief gemakkelijk met
loonsverhogingen af. Voordat de groei erg daalde, kwam de val al van
het socialisme in Oost-Europa. Ideologisch al moeilijk te verteren
door communisten, vooral als ze werken in een reformistische
omgeving.
Maar
voor de chemiesector betekende dit (tijdelijk) een groei: uitbreiding
van marktaandelen, productieeenheden, privatisering... Daarna kwam de
groei in Azië. De scheikunde-reuzen leken onaantastbaar. De
strijd tegen flexibiliteit, voor behoud van loon en van de job werd
geremd door de dreiging van de lage loonlanden in Azië. En
cijfers van het patronaat gaan ook over de zogenaamde loonkost die zo
hoog is. In een sector waar de arbeiders relatief meer verdienen dan
hun collega's in andere sectoren, zullen zulke argumenten wellicht
remmend op de strijdbaarheid of op de strijdperspectieven.
Een
ideologie van bedrijfscultuur deed schijnbaar dan nog eens bij vele
arbeiders de strijdbaarheid dalen. Of hadden de ‘linkse’ delegees
daarvan toch de indruk, hetgeen dan weer woog op hun eigen ideologie.
Ik
zelf ging teveel uit van de door cijfers en feiten uitgebouwde
analyses die aangeboden werden door het chemiepatronaat. En zelfs al
toon ik met cijfers en feiten aan dat het kapitalisme veroordeeld is
en het socialisme noodzakelijk (als ik daarover vorming gaf aan
chemie-arbeiders waren ze daarover redelijk enthousiast) dan kan het
toch een vorm van reformisme zijn door in een sectorlijn daar alleen
in te blijven steken.
De
chinese KP had ook een lijn van “kapitalisme is veroordeeld en
socialisme moet opgebouwd” (ik
heb het hier over het China van de jaren '20, NICO). Maar door
geen concrete analyse te maken van al de spelers en tegenspelers in
China hierbij, bleef de Chinese KP in Shanghai alleen maar bezig met
het organiseren van arbeiders en het leiden van stakingen en
opstanden. Mislukkingen en nederlagen deden bij sommigen de mening
onstaan van “er valt toch niets aan te doen, het socialisme in
China is in eeuwen nog niet mogelijk”.
Maar
Mao trok twee jaar door het platteland en maakt een klasse analyse
van 80% van de bevolking en kwam zo tot concrete richtlijnen voor de
komende jaren in de richting van de revolutie.
Kautsky
maakte heel materialistische analyses (bijvoorbeeld over het
Christendom), toch bleek hij uiteindelijk in zijn praktijk (en later
ook in zijn standpunten) een reformist.
Om
mobiliserend, eenmakend en organiserend te werken moet die analyse
ook uitgaan van de posities van de reformisten, de houding van de
massa (voorhoede middengroep en achterhoede) en de taken stellen voor
de partijmilitanten in de sector. Deze kans wordt nu geboden door de
nota's in verband met de discussies met L en die in de eenheid.
(..)
Ik
denk dat ook de delegees en arbeiders(ik
heb het hier over partijleden en/of dichte sympatisanten,NICO)
zich teveel lieten doen door de burgerlijke analyses. Men komt met
een linksere analyse maar die soms niet het reformisme overstijgt.
Wij moeten, met dezelfde cijfers en feiten, echter aantonen dat het
kapitalisme een rem wordt, dat revolutie en het socialisme noodzaak
wordt en hoe wij stappen kunnen zetten daar naar toe, hoe wij ons
bondgenoten maken, hoe wij onze tegenstanders kunnen bestrijden, hoe
de dialectische band tussen groei van de partij en groei van de
massa's betrokken in de strijd (en de daarbij behorende fronten) in
de realiteit kan worden waar gemaakt.
Ook
worden de militanten die in de scheikunde werken, niet eengemaakt
door een marxistische analyse van de chemie en de werking van de
partij in de chemie, welke taken er zijn, welke prioriteiten, welke
de belangrijkste problemen. Dit zou echter moeten leiden naar een
werkplan die juist de belangrijkste problemen aanpakt. Vervolgens
moet er eenheid over zijn en moet de hele werking er op uit zijn om
die belangrijkste problemen op te lossen.
In
de periode 86-95 waren er regelmatig toenaderingen naar (of zelfs
toetredingen in) de partij van chemie-arbeiders. Verschillenden
haakten weer af. Volgens mij komt het omdat wij met onze analyse en
strijdstrategie niet genoeg weerwerk gaven tegenover de invloed van
de burgerlijke en reformistische analyse en -strategie. Als de enige
oplossing van problemen er in bestond gewoon “meer te doen”
(activisme) trad er na een tijd “vermoeidheid” op bij die
beginnende militanten. Volgens mij door gewoon een gebrek aan
duidelijk revolutionair perspectief aan ons werk in de sector.
Het bleef bij algmene richtlijnen en het opvolgen van nationale
campagnes.
Er
is dus ook een afwijking in het activisme. Op momenten dat we
beseffen dat er problemen zijn wordt er even gediskuteerd, practische
besluiten gemaakt die uiteindelijk vaak neerkomen op niet veel meer
dan “meer enquetes” “buiten het vast kringetje van simpas
treden”......
P.40
Een rapport verstuurd op 30/8/02 en gericht aan Nadine Rosa-Rosso,
Peter Mertens en Boudewijn Deckers1:
Ik
denk dat er een soort formalisme heerst. Om uitsluitsel te geven in
een bepaalde diskussie, wordt gewoon pro forma teruggegrepen naar het
meest recente partijdocument, waar dan eclectisch uit geput wordt.(ik
noem dat formalisme: men is `pro forma` in orde met de partijlijn,
zonder dat men zoekt en zoekt in partijdocumenten om een echte
oplossing te vinden voor een probleem) Die richtlijnen worden dan
volgens mij te weinig concreet gebruikt op de situatie in X, maar
eerder
dogmatisch toegepast. Het formalisme uit zich ook in het organiseren
van partijwerking ( handtekeningen, paaseieren, peters,....) als
nationale
partijcampagnes
zich aandienen ( om `pro forma` in orde te zijn met het ontwikkelen
van activiteiten rond die nationale partijcampagnes) Dit `formalisme`
uit zich ook in , volgens mij een verkeerd besef van prioriteiten.
(...)
Er
heerst volgens mij ook activisme en economisme, als men zich, wat
betreft partijwerking, laat leiden door wat er toevallig gebeurt (
zolang er `niets` gebeurt, blijft dan alles op een laag pitje staan):
een betoging van de fascisten, een proces in X, een ontslag van een
delegee bij R, een staking bij K...... Het economisme uit zich in het
`volgen van de gebeurtenissen`. Het activisme is dan vaak nog een
`gezonde` reactie op `Dat en dat gebeurt, hier MOETEN WIJ TOCH iets
rond doen.`
Maar
zonder plan en later een bilan om daarna weer een nieuwe planning te
enten, is het volgens mij een (weliswaar bewonderenswaardige)
verspilling van communistische energie. (...)
Het
(zoals ik het noem) formalisme is de hoofdoorzaak en dit wordt
`beschermd` door het activisme en economisme waardoor strijd tussen 2
lijnen niet gevoerd wordt. Dit formalisme uit zich ook in een
oppervlakkige `strijd tussen twee lijnen` en in oppervlakkige
besluiten en bereikte eenheid.
(...)
Het
formalisme wordt ,volgens mij, doordat er ook activisme en ecomomisme
is, niet bestreden, zelfs niet herkend, en dus eigenlijk `beschermd`.
Het activisme, (zonder plan erin vliegen en geen bilan achteraf
maken), het economisme, (het `volgen` van wat er aan strijd is en
eerder `meedoen` dan de leiding verwerven en op een hoger nivo
brengen en organisatorisch de partij versterken), hebben geen baat
bij het bestrijden van het formalisme. Er zullen alleen
`wrijvingspunten` en `meningsverschillen` bestaan. Daar gaan alleen
de discussies over en dit is volgens mij dan geen strijd tussen twee
lijnen: te oppervlakkig onderzoek naar wat er achter bepaalde
opvattingen zit, discussie niet goed voeren, afbreken met ` nu moeten
we wel iets doen en niet blijven diskuteren want de mensen willen
iets doen die laten we in de kou staan.` Maar wat gaan we doen, en
zijn we het daarover eens, en is er een plan?
Of:`
Je hebt gelijk, maar ik wil/kan die verantwoordelijkheid er niet
bijpakken, ik moet al zoveel doen en kan dat er niet meer bijpakken`
Zo
komt men tot patstellingen, tot eerder een stopzetting van de
discussie, eerder dan tot een eengemaakt besluit. Over de fond van de
zaak wordt niet meer politiek gediscuteerd ( los van persoonlijke
voorkeuren, tijdbestedingen, taken die men tot dan heeft)
Een
partijeenheid waar geen strijd tussen twee lijnen gevoerd wordt ( bij
de meest wezenlijke beslissingen die moeten worden genomen) werkt
niet zoals een statutaire eenheid. Er dreigt een gevaar van breuk met
de communistische werkstijl. De betrokken eenheid wordt zo geen
eengemaakte eenheid die collectief de schouders zet onder de
uitvoering van de bemaakte besluiten. Er komt geen duidelijke
verantwoordelijkheid van de verschillende militanten en er is geen
`toetssteen` om die te evalueren. Omdat de besluiten eerder het
karakter hebben van compromissen, zal er ook geen begeleiding zijn
van de militanten bij hun taken, geen opvolging en zal er ook geen
echter verantwoording gevraagd worden als men zijn taak niet naar
behoren vervuld.
Bijvoorbeeld
(..;)...
Dat
formalisme is een vorm van of kan leiden tot reformisme Ik zie in dat
`formalisme` een bij het reformisme aanleunende opvatting: de
beweging is alles, het doel is niets ....de formele richtlijn is
alles, organisatie is niet nodig. ....De partij is het alwetend
centrum, de massa is niet echt nodig, moet niet actief zijn of zal
toch niet echt actief worden of is soms actief (en dan moeten we er
zijn) maar daarna plooien we ons op onszelf terug.
Politieke
grondoorzaak, volgens mij: gebrek aan dialectisch en historisch
materialistisch inzicht over de noodzaak van de revolutie en de de
taken van de communisten naar die revolutie toe in elke periode.
Daardoor ontaardt het partijlidmaatschap in iets voluntaristisch, in
iets suivistisch, in` als je goed afziet dan is het goed`, in als je
formeel redelijk in orde bent met de objectieven dan is het goed.
Hierdoor wordt partijlidmaatschap een routine, een jaarlijks
wederkerend rondje van kampagnes. Doordat men formeel in orde is,
zijn de omvorming van wereldopvatting, bilans maken en planning niet
meer nodig.
(Concreet
voorbeeld .....)
(....)
Ik
voel mij bevestigd door wat ik haal uit de Resolutie.....:(hier
heb ik het over Resolutie van 1999,NICO... ik probeerde die dus op
een positieve manier te bestuderen en als richtlijn te assimileren)
:
“....Politiek
en tactiek
...Vaak
ontbreekt het ons aan een diepe overtuiging, maar we hebben ook te
weinig tactische capaciteiten, om op het gepaste moment, onze
overtuiging stap voor stap door de massa`s te laten begrijpen. En er
is een band tussen de twee. Enerzijds moeten wij de diepgaande,
doorleefde overtuiging hebben dat alleen de communistische partij de
massa1s naar hun bevrijding kan leiden en dat enkel de socialistische
revolutie een oplossing biedt aan de problemen van het
kapitalisme.
Anderzijds moeten wij objectief luisteren naar de huidige overtuiging
van de massa`s, enqueteren wat hun reële standpunten zijn, wat
hen raakt en dan standpunten en voorstellen bepalen die het ons
mogelijk maken hun vertrouwen te winnen die hen in staat stellen een
stap in onze richting te zetten.
...Enerzijds
zijn onze analyses niet grondig genoeg om uit te komen bij een juiste
oriëntatie. En je mag het analysewerk in geen geval minachten
onder het mom dat het ‘ in ieder geval intellectualistisch is, en
buiten de klassenstrijd en de praktijk staat...’ Anderzijds zijn
wij niet genoeg gericht op de gewone praktijk onder de massa's.
(...)
Nu
staat er in de Resolutie, die relatief actueel is, een bilan van
recente partijwerking nav van de recente verkiezingen in 99. Maar in
het begin staat vermeldt dat de conclusies en de analyse gewoon een
herneming is van wat er in “Partij van de Revolutie”
staat. Aangezien dat boek het resultaat is van maandelange
collectieve studie, amendementen en enkele weekends diskussie en
strijd tussen twee lijnen, lijkt het mij aangewezen dat wij in onze
discussie over partijinplanting dat boek als basis en referentie en
studie te nemen.
p45
...Aan: Redactie en Nadine - Datum 27/04/2003 Nav: interview met
Nadine in Solidair, bedoeld als mobilisatie voor de verkiezingen. De
redactie/partij vroeg
reactie
hierop! Dit was dus zowel verstuurd als “lezersbrief” en als
rapport.(Ik richt mij hier tot
Nadine omdat zij als hoogste verantwoordelijke kader in rang was –
Algemeen Secretaris, NICO)
«MARIA»
is geen partij, «RESIST» is geen partij, maar probeersels
om genoeg stemmen te hebben voor een verkozen positie. Het is voor
een deel misleiding van «je stemt niet voor de PVDA, maar toch
radicaal». Het is verspilling van energie. Die verkozen
posities gaan ze toch niet halen. Dan stem ik liever voor de PVDA,
voor een duidelijke PARTIJ met een revolutionair programma, ook al
halen ze (op dit moment) met nog geen mogelijkheid, verkozen
posities.
Moet
men zich schamen dat men eigenlijk voor de PVDA wil stemmen? Ik stem
al jaren voor de PVDA, maar voel mij niet geroepen om voor MARIA of
voor RESIST te stemmen.
In
Schaarbeek is een groepspractijk van Geneeskunde Voor Het Volk, leven
in de buurt een heleboel nationale kaders, men kwam op onder «CLAIRE»
bij vorige verkiezingen, en was er een bijeenkomst van 800 man ...
toch maar 500 stemmen.
Al
dat potentieel op de lijst RESIST waarom niet op een
antikapitalistische lijst ?
“Het
verzet tegen de oorlog primeert”, (daarom de lijst RESIST ipv
de PVDA?) maar men vergeet dat het KAPITALISME leidt tot oorlog en
dat het DAT is wat de mensen moeten inzien. “Het verzet tegen
privatisering en sluitingen en medeplichtigheid van overheden daarbij
(Natuurlijk! Want het gaat om een kapitalistische staat en dus idem
overheid) primeert” (daarom de lijst MARIA ipv de PVDA?).
Maar het is het KAPITALISME dat naar meer uitbuiting en daling van
het arbeidsloon leidt (en DAT is wat privatiseringen en sluitingen
o.a inhouden!)
Dus
moeten de verkiezingen gebruikt worden om de mensen te laten kiezen
voor antikapitalisme (op basis van ordewoorden en concrete
alternatieven die afzonderlijk weliswaar onder het kapitalisme te
verwezenlijken zijn maar dan op basis van hevige klassenstrijd die
een antikapitalistisch karakter heeft en GEZAMENLIJK eigenlijk
SOCIALISME veronderstellen) ZO wordt het bewustzijn verhoogt van de
mensen.
De
redenering die Nadine volgt in haar interview : «Deze
campagne speelt zich af in een uitzonderlijke situatie…. (..)”
Bedenkingen
De
«uitzonderlijke» en «moeilijke»
situatie waar Nadine naar verwijst. In feite komt het neer op het
feit dat de PVDA o.l.v. Nadine, in deze verkiezing geen echt
programma heeft dat antikapitalistisch is (zie de gekleurde
verkiezings-SOLIDAIR) en dat concreet vertaalt naar de actuele
situatie van oorlog en opbouw van het staatsapparaat Europa. Het punt
socialisme ipv kapitalisme is OMZEILD door «steun aan het
socialisme»... in de bestaande socialistische
landen.
Roberto
D`Orazio is voor Nadine geen communist... Maar hij leidde toevallig
wél de Beweging Voor Vakbondsvernieuwing die een uitgebreider
programma heeft dan dat waarmee de PVDA naar de verkiezingen gaat.
Dat programma zette het alternatief socialisme in het strijdprogramma
tegen het kapitalisme.
Daarom
(het feit dat zij geen echt communistisch verkiezingsprogramma heeft)
dat de partij «front moet vormen» op het niveau
van standpunten «tegen de oorlog» en «tegen
de gevolgen voor de werkmensen die die oorlog meebrengt»
Dat komt neer op het feit dat de partij zijn leidende
voorhoedepositie verlaat en «neerdaalt» tot het
niveau van de «elementaire beweging». Dat is wat
Lenin economisme noemt.
Nadine
bewijst zélf dat het “afdalen is tot het spontaan
niveau” want dat niveau is «tienduizenden die het
geloof in het systeem hebben verloren….80% dat tegen de oorlog is
en al die mensen die nu de mythe van de vrede doorzien die na de
verdwijning van de SU gecreëerd werd…. »
Ik
had wel een ander standpunt inzake “rectificatie volgens de lijn
van het 5e Congres” dan de Resolutie van 1999
Waar
ik dus in de bovenstaande rapporten vooral de strijd aanbond tegen en
kritiek uitte op ontwikkelingen van “spontaneïsme”,
“formalisme” en “economisme”, was dit geheel in
lijn (dit haalde IK toch uit “Partij van de Revolutie”)
met de “rectificatie-campagne” van het 5e congres.
In
een volgend artikel zal ik de Resolutie van 1999
bespreken, aangezien ik in deze resolutie, voor het eerst in de
Partij, een in vraagstelling zag van een revolutionaire strategie
en de overeenkomstige “leninistische” partijopvatting. (en
dat was juist waar “Partij van de Revolutie” tegen
WAARSCHUWDE; dacht ik toch...) Ik maakte die bedenkingen niet meteen in
1999, maar in de loop van de jaren 2001-2004.
Ik
zag mezelf hierin bevestigd in 2004. Toen werd (ook in een bilan van
een als “debacle” beoordeelde verkiezingsuitslag) duidelijk
TERUGGEGREPEN naar de Resolutie van 1999. Dit werd gekoppeld
aan in feite het opgeven van het voorhoedekarakter van de partij
en het opgeven van een revolutionaire strategie en zich afstemmen op
op een zo groot mogelijk aantal stemmen bij verkiezingen (en het
halen van verkozenen).
Ik
kreeg zoals gezegd NOOIT een direct antwoord op die verschillende
rapporten. (behalve een zogenaamd “globaal”
antwoord op “een
stapel van rapporten”...
geformuleerd door door de nationale leiding aangeduide
basis-militant(!!!): Hoe de rapporten van N analyseren: herwerkte tekst na discussie op poolleiding L" van 27 Okt.2003 ... uiteindelijk leidend naar mijn uitzetting UIT de PVDA. Ik
analyseerde DIE ontwikkelingen al in een reeks artikelen onder de
titel In 2004, manipulatie door Boudewijn Deckers-fractie (PVDA), om te kritische leden politiek en organisatorisch te elimineren en zo revisionisme te beschermen.
OPMERKING: Ik schreef al
eerder over de Resolutie van 1999: 06-05-15 Resolutie van 1999: van "Partij van de revolutie"naar "Partij van verkiezingscampagnes"
Ik
beschrijf hierin hoe in
tegenstelling
tot mij, de Resolutie van 1999 HAAR visie geeft op “rectificatie
volgens de lijn van het 5e congres”.
1Nadine
Rosa-Rosso leidde toen de PVDA als Algemeen Secretaris en hadden
samen met nationale kaders Peter Mertens en Boudewijn Deckers de
toekomstige VERKIEZINGS-campagne ingeleid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten