Het
revisionisme is (of toch zoals ik dat zie) het bewust toepassen van het opportunistische
dogmatisme/eclecticisme: het selectief citeren of parafrazeren van
Marx & co.
Selectief
citeren of een keuze maken van teksten (of stukken van teksten) die
men “parafraseert”, waarbij de historische context bij zowel de
citaten als de gekozen (stukken) teksten, volledig verdwijnt, ofwel
waarbij dan een “actuele analoge” context verzonnen
wordt.
Als
dit uit gemakzucht of ideologische “luiheid” gebeurt zou je nog
kunnen spreken van opportunisme. Is het een bewuste praktijk, dan is
dit (volgens mij toch) REVISIONISME.
Volgens
mij gebruikt het huidige revisionisme bovenstaande manier van
“analyseren” om de kenmerken van ‘socialistische revolutie’
en ‘opbouw van het socialisme’ “in te wisselen” met die van
“burgerlijke democratische revolutie” (tegen het feodalisme, het
tsarisme,….), met die van “nationale bevrijdingsstrijd”
(tegenover een imperialistische/fascistische BEZETTING) en met die
van alle mogelijke vormen van “antifascistische eenheidsfront”.
Door wel uitgekozen citaten en/of parafraseringen van teksten van
Marx, Engels, Lenin en ook Stalin en Mao willen de revisionisten (=
de burgerij in de Communistische Beweging) de werkende klasse
afhouden van de socialistische revolutie en de uitbouw van
socialistische planeconomie onder dictatuur van het proletariaat als
“overgang” naar het communisme, en wil de werkende klasse
ondergeschikt houden aan de burgerij. Het doel is hoe dan ook de
burgerlijke maatschappij-ordening bestendigen alsook de
kapitalistische productieverhoudingen…., en dus de werkende klasse
ondergeschikt houden aan de burgerij.
Hoe
dit revisionisme wordt gepromoot op basis van de “analyse” over
de oorlog in Oekraïne schreef ik in
Het revisionisme, BEWUST gepropageerd, pakt soms verf bij kameraden die om opportunistische redenen, het nalaten om zèlf te studeren en daarom geen scherpe proletarische kijk op de ontwikkelingen in de wereld ontwikkelen en een "verzoenende" taal spreken over tegenstellingen in de Internationale Communistische Beweging waar de lijn van ‘revolutie naar communisme via socialistische planeconomie onder dictatuur van het proletariaat’ TEGENOVER de lijn staat van ‘behoud van de burgerlijke maatschappij en van het kapitalisme waar zij zich op baseert’.
Ik schreef hierover in
Volgens mij bestaat er bij een aantal kameradem, hoewel die zichzelf als communist beschouwen, een “verzoeningsgezindheid” een “onderschatting”: het niet zien of niet willen zien van de antagonistische tegenstelling tussen een revolutionaire proletarische opstelling bij het uitwerken van een lijn en een burgerlijke (en dus bewuste revisionistische) opstelling tegenover het revisionisme. Deze “verzoeningsgezindheid” of “onderschatting is voor mij ook een vorm van opportunisme.
Deze
“verzoenende houding” tov revisionisme (het bewust proberen van
het ingang te doen vinden van een burgerlijk lijn volgens de
bovenstaande manier…) komt, volgens mij, ook tot uiting bij het
“vormen van een Communistische Partij”.
De
kameraden die sterk beïnvloed zijn door dit opportunisme, dus van
die “verzoenende houding” tov het revisionisme, zien – volgens
mij – niet het belang (of onderschatten het belang) van het VERBAND
tussen de ontwikkeling van de politieke lijn/strategie en het bepalen
van de organisatieprincipes (statuten), de werking, de manier waarop
de leden hun engagement opnemen, de democratisch-centralistische
wisselwerking tussen de leden in de basisgroepen en de leiding, de
controle die de leden hebben over de manier waarop de leiding de
afgesproken politieke lijn/strategie toepast, enz,,
Opportunisme heeft toegelaten dat een revisionistische lijn op het 37e congres van de PCB-CPB de intenties van het 36e congres ( het terug aansluiten bij de oorspronkelijke “bolchevieke” partijbeginsel van 1921) heeft geschrapt
De
inzet van de 37 congres van de PCB had moeten zijn: een ideologische
en organisatorische eenheid bereiken rond een concreet
revolutionaire strategie die de basis moest zijn voor de inzet van al
haar leden. Hierdoor zouden de “intenties”van het 36 congres
concreet uitgewerkt zijn: opnieuw aansluiten bij de oorspronkelijke
partijprincipes van de CP in 1921.
Dit
is om allerlei redenen – uitleg en analyse volgt nog – niet
gelukt. De CPB kan niet meer beschouwd worden als de organisatie van
de communisten in België.
In
de aanloop van het 37e congres, was het de bedoeling dat
binnen het CC een politiek document zou worden opgesteld, waarover
ieder lid, via zijn/haar basisorganisatie reeds vooraf kon
ammendementen opstellen die dan doorgegeven werd aan het CC. Op het
congres zouden het document en de amendementen ( en de op het congres
nog ingediende amendementen) gestemd worden, waardoor het geamendeerd
goedgekeurde document de uiteindelijke partijstrategie zou behelzen
die de basis zou vormen van de inzet van alle leden.
Door
bepaalde nog bestaande organisatie- en werkings-principes die nog
dateren uit de tijd van vòòr het 36e congres (en die het
36e congres nagelaten heeft om ze te veranderen) was het
mogelijk dat één “federatie” deze op het CC afgesproken
congresvoorbereiding doorkruiste en een revisionistische lijn kon
doen “aanvaarden” door een “bijeenkomst” die dan door die
“federatie” als 37e congres bestempeld werd. (meer
hierover later)
Indien er geen revolutionaire lijn/strategie wordt ontwikkeld, laat men het terrein voor de ontwikkeling van het revisionisme
Er
bestaat geen politiek vacuüm in een communistische partij. Als er
geen uitwerking is van een concreet revolutionair politieke
strategie, die zich in strijd stelt met alle pogingen van een
burgerlijke lijn om “door te breken” (en om de strategie tegen de
burgerlijke maatschappij af te leiden, of te stoppen, dan zal het
politiek-ideologisch terrein niet “leeg”blijven, maar zich vullen
met burgerlijke ideologie.
Elke
opvatting die het uitwerken van een concrete revolutionaire strategie
minimaliseert, is (opportunistisch) “medeplichtig” aan de
ontwikkeling van een revisionistische (burgerlijke) lijn,
Opportunisten die daarom de (eigen) studie, vorming en analyse zoals
ook de collectieve vorming, studie en analyse verwaarlozen,
“uitstellen”, of de noodzaak hiertoe slechts formeel erkennen,
zullen uiteindelijk onderhevig zijn aan beïnvloeding van, en zullen
niet weerbaar zijn tegen zo’n bewust ontwikkelde revisionistische
(burgerlijke) lijn. Van de “luiheid” (de slechts formele manier
waarop opportunisten dat doen) waarop opportunisten de studie,
analyse en vorming doen ( alleen teruggrijpen naar bekenden –
“algemeen gekende” citaten of/en parafrases van teksten van Marx,
Engels en Lenin zullen de revisionisten “profiteren” om hun
revisionistische (burgerlijke) lijn te verankeren.
De PVDA: het negatieve voorbeeld ….
De
PVDA is een schrijnend voorbeeld, van hoe een geleidelijke
ontwikkeling van het revisionisme vanuit de leiding van de partij ,
gekoppeld aan een algemeen opportunistische houding – niet
ideologisch/politiek alert zijn , activistisch-suivistisch zijn
(“geen tijd voor grondige politieke discussie, studie of/ en
vorming, want de eerstvolgende partij-campagne dient zich aan ….”),
het niet opmerken dat het democratisch-centralisme “verwaterd”–
van en bij de meerderheid van de leden, ide PVDA, een communistische
partij, van BINNENUIT kan doen ontaarden in een burgerlijke,
“parlementaire”, sociaal-democratische partij ….
Dit
gebeurt heel subtiel …. bijna onmerkbaar …
Van
een revolutionaire opstelling naar een opstelling die formeel nog wel
de “noodzaak” van revolutie en socialisme “erkent” maar die
ze op de lange baan schuift (door het “scheppen” van fazes die
“eerst nog doorlopen moeten worden”. En mijn grootmoeder zei al:
”Van uitstel komt afstel”…
Volgens
mij zijn dit lessen die de kameraden die de ambitie hebben om een
ECHTE communistische partij te vormen, ter harte moeten nemen ……
De PVDA HAD een vormings-instrument voor alle leden: Marxistische Studies ….
Marxistische
Studies was op het 8e congres (in 2008) belangrijk
gevonden voor de “grondige” vorming van de leden.
Het
8e congres (februari 2008) van de PVDA besloot dat:
7.
Uitvoeringsbesluiten
Het
Achtste Congres geeft de nieuwe Nationale Raad, en de gehele partij,
de opdracht om: (...)
Actiever
te werken met ons theoretisch tijdschrift Marxistische
Studies
.
Een plan op te stellen voor een ruimere verspreiding en
betere benutting. We willen ook de theoretische site www.marx.be
optimaal gebruiken. Net als het Docu Marx-centrum in Brussel,
dat een unieke plaats heeft in de
verspreiding
van marxistische en progressieve publicaties over allerlei
onderwerpen (sociaal, economisch, filosofisch, natuurwetenschappelijk...)
6. Onze nieuwe portaalsite, www.pvda.be, ook luiken “maatschappijdebat” en “marxisme” te laten bevatten. De portaal-site als deur naar diepgaande analyses. Aandacht voor het marxisme. FAQ’s over het socialisme. Debat over kapitalisme en socialisme. Mobilisatie voor infoavonden, scholingen, de marxistische universiteit. Reclame voor Marxistische Studies, enz. (…)
5.1.
Vorming op de basisgroepen
Het eerste instrument voor
vorming op de basisgroepen is ons weekblad Solidair en de
portaalsite www.pvda.be. Voor meer grondige vorming gebruiken we
Marxistische Studies.
In 1995 verscheen Marxistische Studies no 26. Totdat het moment dat Herwig Lerouge alle Marxistische Studies van de site afhaalde kon men altijd nog de nummers "downloaden".
Het nummer bevatte "Dossier Klassenstrijd" met een document van het Centraal Comité van de PVDA, "Een revolutionaire partij in stakingen"; Twee bilan-artikels in de kader van "De strijd tegen globaal plan in oktober-december 1993" door de nationale kaders van de arbeiderswerking van de PVDA, Kris Hertogen en Joris Van Gorp; "Ons sociaal-economisch eisenprogramma en de strijd voor de socialistische revolutie" door het Politiek Bureau van de PVDA.A.h.v. dit laatste artikel (over de andere later meer) wil ik de geleidelijke ontwikkeling van een revisionistische lijn in de PVDA aantonen en duidelijk maken. ( Ik maakte een pdf van het VOLLEDIGE artikel HIER)
Ons
sociaal-economisch eisenprogramma en de strijd voor de socialistische
revolutie – Politiek Bureau PVDA
In
de talrijke strijdbewegingen schuift de Partij van de Arbeid van
België een economisch en sociaal eisenprogramma naar voor, dat
samengevat wordt in het ordewoord "Doe de rijken de crisis
betalen".
Dat
programma bevat eerst en vooral een luik over de begroting en de
belastingen. Het doel is een herverdeling van de inkomens tot stand
te brengen in het voordeel van de overheidsfinanciën en de werkers,
op kosten van de kapitaalbezitters, bedrijven, financiële
instellingen en gezinnen met een groot inkomen (zie bijlage). Het
economisch programma van de PVDA bevat ook een luik
"werkgelegenheid". De voornaamste eis is de verplichte,
algemene invoering van de 32-urenweek, met volledig behoud van het
direct en indirect loon (sociale bijdragen), met de verplichting tot
bijkomende aanwervingen voor de ondernemingen en met afbouw van de
flexibiliteit. De andere luiken van het economisch en sociaal
programma gaan over specifieke sectoren, zoals de sociale zekerheid,
de openbare diensten, de dienstensector, het onder wijs, de
gemeentefinanciën, enz. Als we het verder hebben over "het
economisch programma" hebben we het vooral over het
begrotingsplan in zes punten en over de 32-uren.1
Tijdens
de acties en stakingen in de herfst van 1993, tegen het nieuwe
"sociaal pact" en daarna tegen het "globaal plan",
werden de eisen van de partij op grote schaal verspreid. De
verspreiding van dat programma was een groot succes; er werd heel
gunstig op gereageerd. Als we het bilan opmaakten van onze werking in
die beweging en later in de verkiezingscampagne van 1994, hebben we
vastgesteld dat er in de partij een tendens bestond om zich te
verschuilen achter het economisch programma om zo onze fundamentele
strategie, namelijk de socialistische revolutie, weg te moffelen. Die
uiting van opportunisme is nog versterkt door een gebrek aan
duidelijkheid en door een aantal fouten in de teksten van de leidende
organen. Het doel van deze tekst is om de foutieve interpretatie te
corrigeren, om ons economisch programma correct te situeren in de
strategie voor de socialistische revolutie. (…)
Hier wordt wel duidelijk gemaakt wat “het economisch en sociaal eisenprogramma” is, maar wat nu echt het fundamenteel programma inhoudt blijft onduidelijk …. Er is alleen de algemene niet veel zeggende formulering “ de strategie voor de socialistische revolutie.”
Daar waar de “Martens-Gol brochure” van 1985, de “strategie voor de socialistische revolutie” verbonden is met de oproep voor strijd voor de volledige recuperatie van de gedane besparingen en bezuinigingen, en er zelfs een speciaal hoofdstuk bestaat dat analyseert hoe de besparingen kaderen in de burgerlijke politiek sinds de uitbraak van de kapitalistische crisis sinds 1974, waardoor de ENIGE mogelijke alternatief is: “de strijd voor het socialisme”.
In de “Tunnels”-brochure, van 1992 (waar de tekst “Ons sociaal-economisch eisenprogramma ….” in een eerste voetnoot naar verwijst) staan de besparingen “op hun eigen”. Er wordt heel summier, in één zin, in het editoriaal van Jo Cottenier, iets algemeens gezegd over de strijd voor het socialisme : “… Voor de arbeider die snakt naar gerechtigheid en vrede blijft het socialisme ook vandaag aan de orde.” . Maar die strijd voor het socialisme wordt nergens verbonden met strijd tegen de burgerlijke politiek van verhoging van de uitbuitingsgraad, sinds 1974. Dit dus in tegenstelling met de “Martens-Gol brochure” van 1985 (zie verderop). Er worden overal economische eisen geformuleerd tegenover de geplande bezuiniging(-en) van ‘92 en ‘93.
De
enige formulering van “strategie
voor de socialistische revolutie”
staat in de speech van Ludo Martens
van 1992 die in de “Tunnels”-brochure
is
opgenomen.
Maar
die
staat blijkbaar los van de
inhoud
van
de
andere
teksten
van
de brochure geschreven
door Jo
Cottenier,
“Thomas Gounet”, Kris Merckx, Nicole Daems, “Georges Moreau”,
“Tony Pirard”, Kris Hertogen en Jean Michaux.
Ludo
Martens in zijn 1 meispeech van 1992:
“België
aan de vooravond van belangrijke klassenstrijd
In
het heuglijke jaar 1990 zagen we hoe ook in ons land machtsgeile,
fanatieke doodgravers opstonden. Voor de vierde keer in de
geschiedenis hebben zij de eerbiedwaardige Karl Marx begraven. Bij
ons was het mevrouw Anne-Marie Lizin die de begrafenisceremonie
leidde, in haar boek waar Willy Brandt het voorwoord van schreef.
Toch zal men niet lang moeten wachten voor men - voor de zesde keer -
vaststelt dat het revolutionaire marxisme nog goed en wel leeft. Het
volstaat zich niet door het anticommunisme te laten verblinden, of
het nu een extreem-rechts dan wel een sociaal-democratisch stempel
draagt. Het volstaat de ogen te openen voor onze wereld, waar alle
economische en sociale tegenstellingen steeds scherper worden.
Het
marxisme leert ons dat de kapitalistische maatschappij in wezen
verdeeld is in twee onverzoenlijke sociale klassen: de
kapitalistische klasse die de productiemiddelen bezit en het
staatsapparaat overheerst en de arbeidersklasse die alleen haar
arbeidskracht kan verkopen. De essentiële idee van Marx is dat de
klassenstrijd en de klassenoorlog zich afspeelt binnen de burgerlijke
maatschappij. De werkers moeten de klassenstrijd voeren tegen hun
eigen kapitalisten die de Derde Wereld leegroven en ginder honderden
miljoenen mensen - onze broeders in de strijd - op onmenselijk
barbaarse wijze uitbuiten. De werkers moeten onaflatend de
klassenstrijd voeren om de uitbuiting van de kapitalisten te beperken
en om hun recht op democratische meningsuiting, onderwijs en
gezondheid af te dwingen. In deze permanente strijd moeten de werkers
zich voorbereiden op de uiteindelijke omverwerping van het systeem
dat gebaseerd is op de uitbuiting van de mens door de mens en op de
dictatuur van het kapitaal. De klassenstrijd tussen de meerderheid
van de werkers en de minderheid van grote kapitalisten wil de
dictatuur van de burgerij vernietigen en de revolutionaire macht van
de arbeiders en de werkers vestigen. Er is geen andere weg om te
ontsnappen uit de helse cirkel van uitbuiting, miserie, fascisme en
oorlog. De contrarevolutie in Oost-Europa bevestigt deze ideeën.
Bevrijd van een socialisme dat al 35 jaar lang door het revisionisme
wordt ondermijnd, leren deze landen vandaag alle onverzoenlijke
tegenstellingen van het kapitalisme kennen.”
Terug naar de tekst “Ons sociaal-economisch programma … waar het Politiek Bureau van de PVDA een politieke “bocht” voorbereidt ….
Het LIJKT er in de aanzet van de “analyse”op, dat het PB zich weert “tegen revisionisme/opportunisme/reformisme” door afstand te nemen van de sociaaldemocratische “fasentheorie” …...
Bij
het gebruik of de interpretatie van het economisch programma komt de
opportunistische afwijking als volgt tot uiting: men gaat ervan uit
dat het minimumprogramma overeenkomt met "de huidige fase"
van de geschiedenis en dat de socialistische revolutie overeenkomt
met een andere fase, die noodzakelijkerwijs later volgt. Vandaag
vecht men "om de rijken te doen betalen". Het socialisme,
dat is voor later. We moeten daar dan ook niet te veel over spreken,
want de objectieve omstandigheden en de massa's zijn er nog niet rijp
voor. Dat is de fasentheorie.
In
feite leidt die revisionistische theorie regelrecht naar het
reformisme. Het reformisme ontkent de noodzaak van een revolutie om
tot het socialisme te komen. Het vervangt de revolutie door een reeks
hervormingen, een aantal kleine stappen die ons langzaamaan dichter
bij het socialisme brengen. Maar het reformisme betekent in essentie
dat de hervormingen in de plaats komen van de revolutie: voor de
reformist wordt het socialisme gelijkgesteld met het kapitalisme "dat
hervormd wordt". (….)
De
burgerij heerst er al meer dan 150 jaar onverdeeld. Het kapitalisme
heeft er zich volledig ontwikkeld. De arbeidersklasse is talrijk en
goed georganiseerd. Haar huidige historische opdracht, het doel
waarvoor we vandaag vechten, is de omverwerping van de
kapitalistische alleenheerschappij door de strijd van de massa's en
de instelling van de dictatuur van het proletariaat. De volgende fase
is die van de opbouw van het socialisme: onteigening van de
productiemiddelen, de organisatie van een planeconomie ten dienste
van heel de bevolking, ontwikkeling van de socialistische democratie,
versterking van de dictatuur tegen de oude uitbuitende klassen,
strijd tegen het bureaucratisme, enz.
Onze
tactische beslissingen moeten vandaag dan ook volledig bepaald worden
door het doel van de socialistische revolutie. Wij zoeken naar
mogelijkheden om het proletariaat op te voeden voor die historische
taak.
Die
laatste zin lijkt dan ook een ideologische correct standpunt of
richtlijn, maar blijkt niet meer dan een formele
“intentie-verklaring” te zijn, zoals verderop duidelijk
zal worden….
Maar
wat in deze laatste zin staat werd wél toegepast in de “Martens
Gol brochure” van 1985 maar dus
niet (meer) in de “Tunnels-brochure” van 1992 ….
(Zoals je ziet werd door het Politiek Bureau in de tekst “Ons
sociaal-economisch eisenprogramma en de strijd voor de socialistische
revolutie”náár de “Tunnels-brochure”
verwezen – zie voetnoot).
Maar dan komt het:
Wij zoeken naar middelen om de strijdbewegingen voor deeleisen te ontwikkelen, met het oog op de mobilisering, de bewustmaking, de organisatie en de eenmaking van de werkers, alsook de jongeren en bepaalde delen van de kleine burgerij, …. Nee, niet voor de strijd voor het socialisme …. maar “….rond de communistische partij (de PVDA).”
Hierin zit reeds de kiemen vervat van de latere (in 1999) oriëntatie op “scoren bij verkiezingen”, namelijk vooral het IMAGO van de partij propageren, ….. opdat men erop zal stemmen.
Waar de “Martens-Gol”-brochure van 1985 nog de “spontane” klassenstrijd die wellicht zal ontstaan nav de besparingen van Martens-Gol verbindt met de noodzaak van de strijd tegen het kapitalisme als systeem en voor het socialisme ….
Uit de “Martens-Gol”-brochure van 1985:
Het België van Martens Gol in een stormachtige wereld
België
voerde in 1985 voor ongeveer 3.120 miljard F goederen en diensten
uit. De ekonomische en politieke situatie in Belgie hangt in sterke
mate af van wat op internationaal vlak gebeurt. De internationale
situatie wordt voornamelijk bepaald door vier factoren: de
ondraaglijk geworden uitbuiting van de volksmassa's in de Derde
Wereld en het groeiende verzet daartegen; de versterkte
bewapeningswedloop tussen
de twee supermachten en de oorlogsdreiging die uitgaat van hun
wedijver om de wereldheerschappij, de militarisering in de Verenigde
Staten en de agressieve politiek van deze supermacht die er
voornamelijk op gericht is zijn invloedssfeer te bewaren en de
voortschrijdende afbraak van het levensniveau van de werkende massa's
in de imperialistische
wereld.
Over
deze vier fundamentele vraagstukken blijft de regeringsverklaring
volslagen stom. Achter dit stilzwijgen, gaat een bewuste
internationale politiek schuil: de regering Martens-Gol stelt zich op
achter de Amerikaanse politiek om de internationale imperialistische
orde in stand te houden tegen de massa's van de Derde Wereld en tegen
de werkende klassen in de Westerse Wereld.(…)
Voor
de crisis die thans de werkende massa's van België zwaar treft,
bestaat geen uitweg binnen het kapitalisme. Het einde van de tunnel
is niet in zicht, deze tunnel heeft immers geen einde. Martens
beweert dat drie vierde van de weg is afgelegd, Leysen meent dat nog
95% voor de boeg ligt - maar de weg die zij beiden volgen loopt dood.
Wanneer we de gebeurtenissen en de krachten die de wereld verscheuren
bekijken, dan begrijpen we dat de regering Martens Gol géén
oplossing kan brengen door matiging en bezuiniging. door nieuwe
technologie en export-steun, door versnelde bewapening. Deze weg, die
door alle imperialistische landen wordt bewandeld, brengt armoede en
miserie, repressie en fascisme en tenslotte ook oorlog. Alleen de
socialistische revolutie zal de oplossing brengen. In deze richting
hebben de werkende massa's nog méér dan 95% van de weg af te
leggen, maar deze weg zal leiden naar vrede, onafhankelijkheid,
volksdemocratie, welvaart en welzijn.
(...)
Om de staatsfinanciën te saneren moeten de ware oorzaken worden aangepakt.
-
Het staatstekort is onverbrekelijk verbonden met de crisis van het
kapitalisme. Het tekort is het resultaat van de greep van financiële
en industriële monopolies op het hele economisch leven. Stabiele
openbare financiën vereisen een geplande economie die niet langer is
onderworpen aan het kapitalistisch winstbejag en verstoord wordt door
economische crisissen. Daarom: onteigening van het grootkapitaal,
vernietiging van het kapitalisme en zijn staatsmacht.
(…)
De
huidige evolutie van de S.Z. toont in de eerste plaats het
antagonisme tussen de belangen van het kapitaal en de belangen van de
arbeid..
Sociale
zekerheid in de echte zin van het woord bestaat niet en kan niet
bestaan zolang het kapitalisme overeind staat. Alléén een
socialistische maatschappij kan sociale zekerheid waarborgen,
gebaseerd op deelname van alle werkers aan de productie, op de
voorrang voor de collectieve noden in een economie die is afgestemd
op de belangen van het volk.
De
S.Z.. is één van de belangrijkste verworvenheden van de
arbeidersstrijd onder het kapitalisme. Het is één van de meest
cruciale taken van de gehele arbeidersklasse om ze met hand en tand
te verdedigen tegen elke afbraak.
- De individuele plaats in de maatschappij wordt bepaald door de plaats tegenover de productie. Tegenover het individueel recht om deel te nemen aan de productie, staat het individueel recht op vervangende uitkering als men beroofd wordt van die mogelijkheid door ziekte. ouderdom of werkloosheid.
* Geen gezinsnorm voor uitkeringen. Geen staat van behoefte.
* Behoud van het individueel, volledig recht op uitkering. zonder beperking in duur en ongeacht de gezinstoestand, Voor iedereen 60% van het brutoloon als vervangingsinkomen.
* Geen belasting op vervangingsinkomens.
* Volwaardige uitkering voor afgestudeerde jongeren vanaf de 1e dag, op 60% van het minimumloon.
– Het bestaan van verschillende stelsels en voordelen is het resultaat van een langdurige strijd. De harmonisering van die stelsels kan alleen naar boven toe gebeuren.
De
financiering moet uitgaan van de basisbeginselen van de S.Z. De
bijdrage op het loon behoort integraal tot het arbeidersloon en
garandeert het verzekeringskarakter van de S.Z
De
staatstoelage moet alle supplementaire crisislasten dekken door
gedwongen deelname in de financiering van de rijkste bevolkingslagen.
- Geen hogere afhoudingen op het brutoloon. Teruggave van de 6% indexsprong. Afschaffing van alle speciale heffingen.
- Geen vermindering van de "patronale" bijdragen. Geen roof op het indirect loon. Vermeerdering van de patronale bijdrage in verhouding tot het zakencijfer.
- Volledig herstel van de staatstussenkomst zoals die wettelijk was vastgelegd bij het begin van de crisis
De staatsmiddelen moeten worden gezocht in gedwongen "solidariteitsdeelname" van de rijkste bevolkingslagen:
* invoering van een belasting op de fortuinen
* progressief verhoogde belastingvoeten boven 1.5 miljoen
* solidariteitsbelasting op superwinsten
Radicale hervormingen in de gezondheidssector.
* Nationalisatie zonder schadeloosstelling van de farmaceutische industrie.
* Nationale Gezondheidsdienst met dokters in loondienst.
Beheer van alle kassen in handen van de werkers.
Halt aan elke privatisering van de sociale zekerheid.
(...)
Lonen en flexibiliteit
Martens
V heeft haar herstelbeleid gevoerd onder het motto: "wij
moeten de konkurrentiekracht (kompetitiviteit) van onze ondernemingen
verstevigen"!
Maar bedrijven zijn niet "van
ons",
zij zijn het privébezit van een handvol kapitalisten. De verdediging
van de kompetitiviteit is de verdediging van het klassenbelang
van het kapitaal.
In
een ekonomie gebaseerd op het privébezit van de produktiemiddelen is
het enig motief van de produktie: de winst en meer bepaald de
winstvoet, dat wil zeggen de winst in verhouding tot het totale
geïnvesteerde kapitaal. De krisis heeft geleid tot de ineenstorting
van de winstvoet. Voor het grootkapitaal is het antwoord op de krisis
dan ook: het herstel van de winstvoet en dit wordt door de
arbeidersklas se betaald. Marx drukte de winstvoet uit in volgende
formule:
w
w’
= ---------
c
+ v
Daarin
is w =
het
volume van de winst
c=het constant kapitaal (machines, gebouwen, grondstoffen)
v=het
variabel kapitaal (lonen
= de prijs voor de arbeidskracht).
w’=
de winstvoet.
Er
zijn vier manieren om de winst te verhogen.
1.
De kapitalistenklasse kan de prijs van de arbeidskracht (het loon)
verlagen. In dat geval verhoogt de uitbuitings-graad: van de waarde,
die de arbeider produceert gaat een groter deel naar de kapitalist (w
stijgt) en een kleiner deel naar zichzelf (v daalt).
2.
De kapitalistenklasse kan de uitbuitingsgraad ook verhogen door de
arbeidsduur te verlengen en door de arbeiders harder en sneller te
doen werken. In beide gevallen verhoogt de winst.
3.
De kapitalistenklasse kan productiekrachten vernietigen door het
sluiten van de minst rendabele ondernemingen (e daalt).
4.
Door de flexibiliteit te organiseren kunnen de kapitalisten de
machines langer doen draaien. In dat geval stijgt de winst bij een
gelijkblijvende hoeveelheid kapitaal..
In
dit hoofdstuk bespreken wij I (de lonen) en 4 (de flexibiliteit).
Het
herstelbeleid is geen typisch Belgische politiek.
In alle kapitalistische landen eist het grootkapitaal in naam van de competitiviteit dezelfde politiek
tot herstel van de winstvoet. Of de regeringen nu geleid worden
Thatcher of door Mitterrand, door Martens of door Gonzales, overal
worden lonen verlaagd, fabrieken gesloten, flexibiliteit en grotere
uitbuiting georganiseerd.
De crisis heeft de internationale concurrentiestrijd scherper gemaakt.
Door de uitbuiting van haar' arbeiders op te drijven verwerft het
grootkapitaal een bijkomend voordeel op de concurrentie. De
verhevigde concurrentiestrijd leidt ertoe dat grotere uitbuiting van
de arbeiders in één land bet lot wordt van de arbeiders in andere
landen. Mitterrand leerde van Martens de flexibiliteit, Martens nam
van Mitterrand Gandois over en van Duitsland de indexafbraak; wat de
Italiaanse regering inspireerde hetzelfde te doen.
De
werkers moeten hun directe belangen verdedigen tegen de aanvallen van
hun kapitalisten. Zo alleen kan de helse spiraal, voortgebracht door
de kapitalistische concurrentie doorbroken worden. In deze strijd
versterkt de arbeidersklasse haar eenheid, slagkracht en bewustzijn
en bereidt zij zich voor om uiteindelijk de macht te breken van het
grootkapitaal.
... zijn het in de “Tunnels-brochure” van ‘92 slechts algemene formele “intentie-verklaringen”
Uit de “Tunnels-brochure”:
Wij
bevorderen die strijdbewegingen, met het doel het revolutionaire
proces op gang te brengen. (…)
Het
kapitalisme biedt geen enkel perspectief op duurzame verbetering. De
economische wetten van het systeem voeren het naar onoplosbare
tegenstellingen waarbij de overgrote meerderheid van de mensheid in
crisis en ellende wordt gedompeld. Het kapitalisme duwt de hele
mensheid naar de oorlog en de vernietiging van het milieu op
wereldvlak.
Op
het moment dat ons economisch programma een stijgend succes kent bij
syndicalisten, progressieven en de grote massa, mogen we geen enkele
illusie laten bestaan over de mogelijkheid om het kapitalisme te
"hervormen" door een herverdeling van de rijkdom. Die
hervormingen kunnen hoe dan ook de kwalen die het systeem
veroorzaakt, niet genezen, en nog minder ze voorkomen. De wortel van
het kwaad, het privé-bezit van de productiemiddelen wordt er niet
door aangetast.
Vandaag,
op een moment dat talrijke verworvenheden van de arbeiders sneuvelen
onder de heftige opstoten van de crisis, is het vergankelijk karakter
van de pogingen om het kapitalisme te hervormen, meer dan duidelijk.
(….)
Op
het moment dat het kapitalisme gebukt gaat onder het gewicht van de
interne tegenstellingen, dringt één pertinente vraag zich op aan de
communisten: op welke manier kunnen we het einde van dat systeem
versnellen? Hoe kunnen we de socialistische revolutie voorbereiden,
organiseren en leiden. Alle andere overwegingen, de problemen van
tactiek en organisatie, de eisenprogramma's en de fronten, moeten in
functie van die fundamentele kwestie bekeken worden.(…)
Dus
blijkbaar NIET “hoe kunnen we dit allemaal duidelijk maken om
het bewustzijn bij zoveel mogelijk werkers reeds in revolutionaire
zin te doen ontwikkelen”?
En
het blijft algemeen en formeel … dit staat dus in tegenstelling tot
de Martens-Gol-brochure van1985 ( zie hierboven) ….
Het revisionisme uit zich in de BEWUSTE “bocht” van “verwerpen van de reformistische fazenteorie” naar “er (dmv marxistisch-KLINKENDE frazen) aan het einde toch bij aan te sluiten” … en het dan vervolgens nog aan de héle partij weten op te leggen!
Het Politiek Bureau van de PVDA gaat dus verder:
Als
de hervormingen zo vergankelijk zijn, waartoe dient dan ons
sociaal-economisch eisenprogramma?
We
zullen het socialisme nooit bereiken zonder grote botsingen. De
uitbuitende klassen zullen alle mogelijke middelen gebruiken om hun
macht en hun privileges te behouden. De werkers zullen zware
inspanningen en offers moeten leveren voor de revolutie. Die kan
alleen maar slagen als de massa's klaar zijn, op politiek, moreel en
organisatorisch vlak, om die offers en inspanningen te leveren. De
massa's zullen pas dan voor de revolutie vechten, als ze begrepen
hebben, door eigen ervaring, dat het kapitalisme hen niets te bieden
heeft.
Lenin:
"Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De voorhoede
alleen in de beslissende strijd werpen, zolang de gehele klasse,
zolang de brede massa's niet het standpunt hebben ingenomen, dat zij
de voorhoede hetzij directe steun verlenen, hetzij op zijn minst er
een welwillende neutraliteit tegenover in acht nemen en de
tegenstander van de voorhoede elke mogelijke steun ontzeggen, zou
niet alleen een domheid, maar ook een misdaad zijn. Opdat echter
werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa's werkende
en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt komen, is
propaganda alleen, is agitatie alleen, onvoldoende. Daar is de eigen
politieke ervaring van deze massa's voor nodig. Deze wet ligt aan
alle grote revoluties ten grondslag".2
In
juni 1921, tijdens het Derde Congres van de Communistische
Internationale, voerde Lenin strijd tegen de "linksen", die
het propagandawerk van de communisten in de kapitalistische landen
wilden herleiden tot propaganda voor de socialistische revolutie.
Lenin won dat gevecht en werkte zo een correcte tactische lijn uit
voor de actie van de belangrijkste communistische partijen. Die lijn
wordt gedetailleerd uiteengezet in een lange resolutie van de
Communistische Internationale.3
(…)
De
economische strijd is de strijd die de werkers het meest spontaan
voeren. Het is een strijd "voor het dagelijks brood", die
voortkomt uit hun directe materiële noden. Ons economisch programma
biedt een antwoord op hun verwachtingen, op hun "spontane"
strijdwil.
Ik wil een en ander duidelijk maken in verband met de keuze van het PB van het citaat van Lenin uit De "linkse stroming", een kinderziekte van het communisme, Keuze uit zijn werken, deel 3: "Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De voorhoede alleen in de beslissende strijd werpen, zolang de gehele klasse, zolang de brede massa's niet het standpunt hebben ingenomen, dat zij de voorhoede hetzij directe steun verlenen, hetzij op zijn minst er een welwillende neutraliteit tegenover in acht nemen en de tegenstander van de voorhoede elke mogelijke steun ontzeggen, zou niet alleen een domheid, maar ook een misdaad zijn. Opdat echter werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa's werkende en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt komen, is propaganda alleen, is agitatie alleen, onvoldoende. Daar is de eigen politieke ervaring van deze massa's voor nodig. Deze wet ligt aan alle grote revoluties ten grondslag".4
“...Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De voorhoede alleen in de beslissende strijd werpen...” Dit is NIET hetzelfde als “een voorhoede doen ontwikkelen en reeds doen aangroeien van zoveel mogelijk werkers, door propaganda en door het voeren van discussies over het uitgewerkt revolutionair programma, waarbij er steeds meer werkers (vanuit de ervaringen die zij opdoen met hun klassenstrijd) hier van overtuigd worden”.
“Opdat
echter werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa's
werkende en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt
komen, is propaganda alleen, is agitatie alleen,
onvoldoende.”(door mij onderlijnd).
Maar
het
dus
wel noodzakelijk, want hoe kan die “ervaring”
opdoen
door het “vergelijken”
van het resultaat van de klassenstrijd – en
de tijdelijkheid en de betrekkelijkheid van dat resultaat “ervaren”–
met
“de
strategie
van de strijd
voor revolutie”?
Dit
wordt door Lenin allemaal duidelijk gemaakt in de context waaruit dit
citaat “geplukt” is. Hierdoor zal aan een “suivistische”
kameraad het woordje “alleen” niet opvallen ...(hierover dadelijk
meer)
“… Daar is de eigen politieke ervaring van deze massa's voor nodig. Deze wet ligt aan alle grote revoluties ten grondslag" Over welke “ervaring” gaat het hier? De “ervaring” van “economische strijd te ontwikkelen” die juist overeenkomt met wat de PVDA voorstelt in haar “sociaal-economische eisenprogramma”, of de “ervaring” die het resultaat is van de “opvoeding” van de massa tot revolutionaire activiteit, doordat de massa hun “eigen ervaringen” kunnen toetsen aan dat revolutionair programma? Want de revolutie moet uiteindelijk door (bijna) de gehele massa van werkers gedaan worden en zal maar gebeuren als een groot deel binnen die massa bereid is (door overtuiging) OM die revolutie te voeren. Dus de “ervaring” dat er waarheid zit in de “propaganda en agitatie” VAN die revolutionaire lijn
Verder
is het zo dat, door het selectief en beperkend gebruik
van een citaat van Lenin, het woordje “alleen” niet
opvalt.( in “… is propaganda alleen, is
agitatie alleen, onvoldoende….”)
Zo
wordt de “strijd tegen het gauchisme” als iets absoluut,
als de hoofdstrijd gemaakt. En het zal maar voor de kameraad
duidelijk worden wat dat “gauchisme” is als die HÉLE tekst van
Lenin (“De linkse stroming ….) zal lezen. Van een studie van de
tekst van het PB, “Ons sociaal-economisch programma” zal onze
kameraad het niet weten. En ALS men dan de moeite neemt om het HELE
boekje van Lenin te lezen, blijkt dan nog dat Lenin met “linkse
stroming” nog iets anders bedoelde dan de PVDA met
“gauchisme”….
Voeg
daariij nog de PARAFRAZE van wat Lenin gezegd zou
hebben in de aanloop van het Derde Congres van de Communistische
Internationale, PLUS nog het SELECTIEF citeren UIT de resolutie(s)
van de CI …. waarbij BEWUST verhuld wordt dat de politieke inhoud
van die resolutie het standpunt is van een groep communistische
partijen en daarom nog niet het uitgewerkt standpunt van Lenin zelf.
Awel ZO verkrijgt het PB haar “marxistische”argumenten voor iets
…. dat uiteindelijk OOK “fazenteorie” is, en “maxistische”
argumenten voor het ordewoord “de economische staking een
politiek karakter geven”. Het is dit laatste wat Lenin juist
fout vindt en bestempeld als “economisme” (zie verderop)
Een begrensd kader scheppen voor de klassenstrijd aangeven, waar men niet hoeft buiten te gaan en dan stellen “….. als ze begrepen hebben, door eigen ervaring, dat het kapitalisme hen niets te bieden heeft.” ….. dat is de essentie van het “economisme”….
Nog even recapituleren, het PB van de PVDA ontwikkeld revisionisme op basis van citaten uit:
Stalin,
Over de grondslagen van het Leninisme, Keuze uit zijn werken, deel 1.
Lenin,
Tweeërlei tactiek van de sociaal-democratie in de democratische
revolutie, Keuze uit zij werken, deel 1.
Lenin,
Sociaal-democratie en voorlopige revolutionaire regering, Keuze uit
zijn werken, deel 1.
Lenin,
De "linkse stroming", een kinderziekte van het communisme,
Keuze uit zijn werken, deel 3.
Marx,
Salaires, prix et profit, geciteerd door Thorez, Une politique de
grandeur française, Editions Sociales, 1945. De PB citeert dus
iemand … die Marx citeert (=dogmatisme/eclecticisme in het
kwadraat!)
Marx,
La lutte des classes en France, geciteerd door M. Thorez. (Idem...)
Marx,
Engels, Het Communistisch Manifest, Frans Masereel Fonds 1972..
Lenin,
De dreigende katastrofe en hoe die te bestrijden, Uitgeverij Progrès
Moskou.
Lenin,
Een voordracht over de revolutie van 1905, Keuze uit zijn werken,
deel 2, p.394.
Maar
ik houdt het voorlopig alleen bij Lenin’s “De ‘linkse
stroming’...”
Zo
stelt Lenin stelt (in “de linkse stroming...”): EERST de
voorhoede éénmaken en het opportunisme (van de Tweede
Internationale, de Twee-en-halve Internationale, de menchevieken ….)
bestrijden …..propaganda voeren om ook de voorhoede bij de werkers
te organiseren. Een TWEEDE (eerder bijkomstige) zaak (“een
kinderziekte...” is het “linkse” opportunisme overwinnen.
Een
revolutie komt er niet, omdat men daartoe oproept (op het moment dat
alleen een voorhoede overtuigt is van de noodzaak van revolutie),
…..want de massa komt maar tot revolutionair bewustzijn door eigen
ervaring (op voorwaarde dat er de propaganda en agitatie is
vóór revolutie). En om revolutie een kans op slagen te geven, moet
je een grote massa hebben die revolutie wil voeren, alleen een
relatief kleine groep voorhoede-elementen is niet genoeg.
Dan
over de referentie dat het Politiek Bureau maakt naar het Derde Congres van de CI in juni 2021: “In
juni 1921, tijdens het Derde Congres van de Communistische
Internationale, voerde Lenin strijd tegen de "linksen", die
het propagandawerk van de communisten in de kapitalistische landen
wilden herleiden tot propaganda voor de socialistische revolutie.
Lenin won dat gevecht en werkte zo een correcte tactische lijn uit
voor de actie van de belangrijkste communistische partijen.”
Waarbij
dan door verdere citering uit de besluiten van de CI het PB in feite
doet alsof het citaten van Lenin zèlf zijn …. (ook
dogmatisme/eclecticisme in het kwadraat)
Inderdaad
staat in een voetnoot (niet van Lenin zèld, maar van de
redacteur van marxists.org) : “The Third Congress had a great
influence on the formation and development of young Communist
Parties. It paid great attention to the Comintern’s organisation
and tactics in the new conditions of the world communist movement.
Lenin had to combat the Centrist deviation and “Leftist”
dogmatism, pseudo-revolutionary “Leftist” cant and sectarianism.
As a result, revolutionary Marxism prevailed over the “Leftist”
danger.”
Ten
eerste is dit NIET het standpunt van Lenin zèlf, ten tweede wordt
zelfs hier het “gauchisme” secundair vernoemt nà
de strijd tegen het “rechts” opportunisme van de Tweede
Internationale en de lijn die overeenkomt met de “menchevieken”.
Nu
is het zo dat het “gauchisme” - en de strijd ertegen –
schijnbaar prioritair wordt door de laatste zin in de voetnoot
“As a result, revolutionary Marxism prevailed over the ‘Leftist’
danger.”
Maar
het is dus een voetnoot bij het geheel van de
tussenkomsten van Lenin in juni 21 op het Derde Congres van de CI
….! Welnu, LEES ze !
In
die speech(en) spreekt Lenin over véél, maar NERGENS over “het
gevaar van gauchisme”. En bij de definitie van wat dan die
“linkse stroming” dan zou zijn (dus niet in de
speechen voor het congres van de CI maar in het boek “de
linkse stroming….”) zegt Lenin NERGENS: “…. die
het propagandawerk van de communisten in de kapitalistische landen
wilden herleiden tot propaganda voor de socialistische revolutie”.
Dit
is een revisionistische “parafrasering”
van Lenin, die geen verf pakt bij die communisten die
dat boek van Lenin IN ZIJN GEHEEL zouden hebben
bestudeerd. …, Maar hier heeft de meerderheid van de PVDA-leden
blijkbaar de tijd niet voor genomen.
Trouwens
IN zijn boek “De linkse stroming, een kinderziekte van het
communisme” wordt het “gauchisme” als gevaar
nogal gerelativeerd. Het HOOFD-gevaar komt van de lijn van de
Tweede Internationale (dat het “rechts opportunisme” wordt
genoemd door Lenin), die de werkers juist willen AFHOUDEN van
revolutie en de opbouw van het socialisme.
De
“bocht” wordt verder genomen door het PB van de PVDA:
Het is er voornamelijk op gericht de belastingen op de inkomens werkelijk progressief te maken (Marx stelde de progressieve belastingen voor als "een burgerlijke maatregel die realiseerbaar is binnen het kader van de bestaande productieverhoudingen" en "het enige middel om de staatsschuld te verminderen".5
Dit
is allereerst
een revisionistsiche
“parafrazering” van een tekst van Marx ZONDER rekening te houden
met historische
context ( en waar
dus
stilzwijgend
“historische
analogie” wordt
verondersteld).
En
ik laat het even aan de lezer zelf over om door het lezen van héél
het Communistisch Manifest de historische context van 1848 te leren
kennen. (maar ik kom hier toch beperkt op terug, verderop ...)
Maar
onthoud vooral “Maar door de eisen zelf, is het een programma
van hervormingen. De zes punten van het begrotingsluik, vormen een
programma voor herverdeling van de inkomens.” Want verderop
zullen we zien hoe met een bocht dit “eisenprogramma” …
uiteindelijk “HET alternatief” wordt …. en dus ……
“een fase, te bereiken vóór de revolutie”??????
Intussen gaat “de bocht” van het Politiek Bureau nog verder
Maar tegelijkertijd is de draagwijdte van ons programma veel groter. Het steunt in feite op de wil van de massa's om te vechten voor hun directe belangen, om hen zo verder te brengen, naar de strijd voor het socialisme. De communisten, zegt Marx, "vechten voor de directe belangen en doelstellingen van de arbeidersklasse; maar in de huidige beweging verdedigen en vertegenwoordigen zij eveneens de toekomst van die beweging."6
Hier
wordt Marx dan selectief geciteerd (in plaats van geparafraseerd)….
Uit het Communistisch Manifest. Zonder er
verder over in te gaan, wil ik toch even zeggen dat de “historische
context” is: een maatschappij waar de burgerij nog in
volle strijd was om HAAR maatschappij te vestigen (in strijd met de
feodale maatschappij, het “Ancièn Régime” zeg maar….) en waar
de werkende klasse nog in volle ontwikkeling was zich te organiseren
voor de strijd tegen de primaire kapitalistische uitbuiting, waar ze
haar “verworvenheden” met harde soms bloedige klassenstrijd moest
veroveren.
Dit
citaat wordt dan toegepast op de maatschappij van vandaag (of toch
die van ‘92), waar juist ALLE reeds bevochten
“verworvenheden” onder vuur liggen … de “economische”
strijd die in 1848 nog als een offensieve strijd kon worden gezien,
is in ‘92 een “defensieve” strijd om een afbraak (en dan alleen
die van ‘92), zoveel als mogelijk tegen te houden.
Lees
nu hoe het citaat van Marx (uit 1848) gebruikt wordt ….:
Als
de werkers meer werkgelegenheid eisen, en redelijke lonen, dan
verzetten zij zich tegen de regels van de "competitiviteit".
Maar die competitiviteit, dat streven naar maximale winsten, is de
essentie zelf van het kapitalisme: de kapitalist, zegt Marx, heeft
geen enkele andere bestaansreden dan zo veel mogelijk en zo snel
mogelijk kapitaal te accumuleren. De burgerlijke staat van zijn kant,
stelt alles in het werk om de kapitalisten maximale winstmarges te
verzekeren. In crisisperiodes vermindert de staat de fiscale
heffingen op de winsten. Door de belastingen put hij uit de inkomens
van de werkers, om vervolgens dat manna onder de kapitalisten te
verdelen, onder de vorm van interesten (op de overheidsschuld),
diensten of staatsbestellingen. De staat komt eveneens tussen om
zonder meer het indirecte loon dat de patroon moet storten in de
kassen van de sociale zekerheid, te verminderen.
Ons
economisch programma verwerpt het dictaat van de competitiviteit en
eist van de staat een herverdeling "in omgekeerde richting":
van de rijken naar de werkers. Daardoor is ons programma
"antikapitalistisch": het roept de arbeiders op om datgene
te weigeren dat normaal onvermijdelijk is onder het kapitalisme,
namelijk de verplichte constante zoektocht naar winst van de
ondernemingen en de rol van de staat, als dienaar van de belangen van
de kapitalisten.
“Oproepen”
is nog iets anders dan “bewustmaken door propaganda en
agitatie van het revolutionair programma”…. Ten tweede
wordt hier al de eerste stap gezet naar “een strijd voor
hervormingen als tussenliggende fase”
Maar
dan wordt “het economisch programma propageren” dan
“...economisch programma correct te situeren in de strategie
voor de socialistische revolutie”?
NEE….:
Het
element van de eenheid
Het
economisch programma van de Partij van de Arbeid van België is een
strijdprogramma dat de partij verspreidt onder alle werkers, en
waarrond de partij hen wil verenigen. (….)
De bocht wordt verder genomen ….. naar propaganda om het IMAGO van de partij te promoten .. hetgeen in 1999 zal uitlopen op het electoralisme (de electorale strijd waar het CC in juli 1991, dan alle leden oproept om “op oorlogsvoet” te zijn.
Tijdens
de acties tegen de begrotingspolitiek van de regering, maar ook in
talrijke sectoriële acties (openbare diensten en ondernemingen,
werkgelegenheid, gemeentelijke financiën...), zijn de zes punten van
het begrotingsplan en de "32-uren" een belangrijk wapen
geweest, waardoor onze militanten zich op de voorgrond hebben kunnen
plaatsen . (…)
Ons
economisch programma is te verwezenlijken onder het kapitalisme, op
voorwaarde dat er een brede massabeweging ontstaat, die machtig
genoeg is om het af te dwingen. Het is te verwezenlijken omdat het
een louter herverdelingsprogramma is, dat niet raakt aan de essentie
van het kapitalisme en binnen de kapitalistische
productieverhoudingen blijft.
Hier
komt er nog bij dat “het economisch programma” louter
ingaat op “de laatste” besparingen (die van het Globaal
Plan) in 1993), en wordt er niets gezegd over het al dan niet
oproepen tot “de strijd tot recuperatie van
alle voorgaande besparingen” (sinds 1980).
Dus het is zelfs zo dat “de verwezenlijking van het
sociaal-economisch programma….” in feite inhoudt (
zonder dat dat zo wordt gezegd), dat de voorgaande besparingen en
loonsdalingen blijven bestaan …. en dat wordt dan voorgesteld
als “overwinning”??? Zie in het boek dat waar door het
Politiek Bureau ook regelmatig naar verwezen wordt – “tweeërlei
tactiek….” – over de “conferentie van de
mensjevieken” …. waar Lenin brandhout maakt van het uitroepen
van zulke “overwinningen” ….
Nu
begint de leiding (“Het Politiek Bureau”) aan de laatste etappe
van haar “bocht”...
Nochtans
is de vraag of ons ons sociaal-economisch programma te verwezenlijken
is "onder het kapitalisme" de bron van veel verwarring.
Diegenen
die de vraag stellen, verwarren dikwijls tussen "te
verwezenlijken onder het kapitalisme" en "in
overeenstemming met de wetten van de markt", dit wil zeggen,
overeenstemmen met de belangen van het grootkapitaal. Welnu, de
strategische fase waarin wij ons bevinden, wordt juist gekenmerkt
door de onverzoenbaarheid tussen de belangen van de massa's en die
van het kapitalisme. Ofwel verdedigt men de ene, ofwel de andere. Er
is geen middenweg. Het recht op een volwaardige job en op een
volwaardig inkomen verdedigen, betekent een aanval op de belangen van
de grote kapitalistische ondernemingen en de superrijken. Bijgevolg
is elke rechtmatige eis, hoe logisch en vanzelfsprekend ook, in
zekere zin ook "onverzoenlijk" met de belangen van het
kapitaal.(….)
De
economische strijd die de werkers voeren (voor hoger loon, voor minder
werkdruk, voor werktijdverkorting ...etc ) gaat ALTIJD in TEGEN de
“wetten van de markt” of de “belangen van het grootkapitaal”.
Het is daarom dat er klassenstrijd gevoerd moet worden ……
Maar welk resultaat er ook is door die strijd, …. er verandert
NIETS aan de kapitalistische productieverhoudingen. Plus is er de
tijdelijkheid en de beperktheid van dat wat hier eventueel een
“overwinning” wordt genoemd.
Waar
men ogenschijnlijk de “reformistische fazentheorie”
verwerpt, haalt men hier wel het “economisme” binnen, daar
waar men oproept om “de economische stakingen en acties een
politiek karakter te doen krijgen” ...waarbij het PB dan nog
suggereert dat Lenin dat gezegd zou hebben.
Om
onze zes begrotingseisen af te dwingen, zullen de massa's de
kapitalistische logika moeten verwerpen. Het is duidelijk dat ons
eisenprogramma, doordat het een radikale antikapitalistische richting
aangeeft, een dynamiek op gang brengt in de richting van de
socialistische revolutie. Om dit programma op een consequente manier
volledig te verwezenlijken, om de burgerlijke regering er toe te
dwingen er rekening mee te houden, is het noodzakelijk dat de
arbeidersklasse al stappen zet naar het socialisme. En wij zullen hen
niet tegenhouden, zelfs als ons "minimumprogramma"
verwezenlijkt is. Integendeel. Het is juist om die massabeweging
verder te ontwikkelen, naar de revolutie, dat wij ons programma naar
voor schuiven.
Op
basis van het voorbeeld van de revolutie van 1905, beschrijft Lenin
heel goed hoe radicale economische acties, die grote massa's werkers
mobiliseren, zich kunnen omvormen tot een revolutionaire politieke
strijd (….)
Tot
slot, stellen wij voor om een fundamenteel document over het
programma van de PVDA te herlezen. In het "Programma van de
PVDA", dat goedgekeurd werd op het stichtingscongres in 1979
staat dat "het minimumprogramma radicale eisen formuleert, die
een consequente strijd mogelijk maken tegen de heerschappij van de
monopolieburgerij en tegen het imperialisme".
Het
is wellicht onvoorzichtig geweest de term "minimumprogramma"
te gebruiken, maar de relatie tussen de
economische en democratische hervormingseisen en de revolutie is
klaar gesteld.
Dit
is een parafraze: Lenin heeft het niet over hoe “economische
strijd zich kan omvormen tot revolutionaire politieke strijd”:
maar Lenin noemt hier één (en in de tekst wellicht nog andere) van
de noodzakelijke omstandighedendie er moeten zijn voordat de
strijd zich ontwikkeld tot revolutionaire strijd…
Trouwens
in de tekst die wordt aangehaald – “Tweerlei tactiek”
– (maar duidelijker nog in “ Wat te doen?”)
wordt door Lenin juist UITGELEGD en AANGEKLAAGD dat de oproep “om
de economische staking omvormen tot politieke staking”
een ECONOMISTISCHE (reformistische) leuze was:
Uit “Wat te doen?”:
De
sociaaldemocratie leidt de strijd van de arbeidersklasse niet slechts
voor gunstige voorwaarden bij de verkoop van hun arbeidskracht, maar
ook voor het vernietigen van die maatschappelijke orde, die de
bezitlozen dwingt zich aan de rijken te verkopen. De
sociaaldemocratie vertegenwoordigt de arbeidersklasse niet slechts in
haar verhouding tot een bepaalde ondernemersgroep, maar ook in haar
verhouding tot alle klassen van de moderne maatschappij, tot de staat
als de georganiseerde politieke macht. Hierdoor is begrijpelijk, dat
de sociaaldemocraten zich niet alleen niet tot de economische strijd
kunnen beperken, maar ook niet mogen toelaten, dat het organiseren
van de economische onthullingen tot hun voornaamste bezigheid wordt.
Wij moeten de politieke opvoeding van de arbeidersklasse, de
ontwikkeling van haar politiek bewustzijn, actief aanpakken. Hiermede
zijn thans, na de eerste aanval van de “Zarja” en de “Iskra”
op het economisme, “allen het eens” (velen weliswaar slechts in
woorden, zoals wij spoedig zullen zien). (….)
Men
hore: —
“De
politieke strijd van de arbeidersklasse is slechts” (juist niet
slechts) “de meest ontwikkelde, brede en doeltreffende vorm van de
economische strijd” (Program van de “Rabotsjeje Djelo”,
“Rabotsjeje Djelo” Nr. 1, blz. 3).
“Thans
staat voor de sociaaldemocraten de taak aan de economische strijd
zelf zoveel mogelijk een politiek karakter te verlenen” (Martynov,
in Nr. 10, blz. 42). “De economische strijd is het op meest brede
wijze aanwendbare middel om de massa’s in de actieve politieke
strijd te betrekken” (Resolutie van het Congres van de Bond en
“aanvullingsvoorstellen”. “Twee Congressen”, blz. 11 en 17).
(...)
...
Welke concrete, reële zin heeft in de mond van Martynov de aan de
sociaaldemocratie gestelde taak: “aan de economische strijd zelf
een politiek karakter te verlenen? De economische strijd is de
collectieve strijd van de arbeiders tegen de ondernemers voor
gunstige voorwaarden bij de verkoop van de arbeidskracht, voor de
verbetering van de arbeids- en levensvoorwaarden der arbeiders. Deze
strijd is noodzakelijkerwijs een vakverenigingsstrijd, aangezien de
arbeidsvoorwaarden in de verschillende vakken uiterst verschillend
zijn en bijgevolg de strijd voor de verbetering van deze voorwaarden
slechts volgens vakken (door de vakbonden in het Westen, door
voorlopige vakverenigingen en door vlugschriften in Rusland, enz.)
kan worden gevoerd. “Aan de economische strijd zelf een politiek
karakter” te verlenen, dat betekent bijgevolg om dezelfde
vakverenigingseisen, dezelfde door de vakverenigingen te verkrijgen
verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden door middel van “wettelijke
en administratieve maatregelen” (zoals Martynov zich op blz. 43 van
zijn artikel uitdrukt) te bereiken. Dit nu doen alle vakbonden van de
arbeiders en hebben zij steeds gedaan. Men werpe een blik in de
werken van het grondig geleerde (en “grondig” opportunistische)
echtpaar Webb [6]
en men zal zien, dat de Engelse arbeidersbonden de taak, “aan de
economische strijd zelf een politiek karakter te verlenen”, sedert
lang geleden hebben erkend en haar ten uitvoer brengen; dat zij
sedert lange tijd strijden voor vrijheid van staken, voor het
afschaffen van alle juridische belemmeringen van de coöperatie- en
de vakbeweging, voor het uitvaardigen van wetten ter bescherming van
vrouwen en kinderen, voor de verbetering van de arbeidsvoorwaarden
door de gezondheids — en de fabriekswetgeving, enz.
Zo
verbergt zich achter de opgeblazen frase: “aan de economische
strijd zelf een politiek karakter te verlenen”, die “ontzettend”
diepzinnig en revolutionair klinkt, inderdaad slechts het
traditionele streven om de sociaaldemocratische politiek tot een
trade-unionistische te degraderen! Onder het mom, de eenzijdigheid
van de “Iskra” te corrigeren, die — ziet U — “het
revolutioneren van het dogma boven het revolutioneren van het leven
stelt” [7],
dzt men ons als iets nieuws de strijd voor economische hervormingen
op. In werkelijkheid houdt de frase: “de economische strijd zelf
een politiek karakter te verlenen”, helemaal niets in, behalve dan
de strijd voor economische hervormingen. En Martynov had zelf tot
deze eenvoudige gevolgtrekking kunnen komen, indien hij goed had
nagedacht over de betekenis van zijn eigen woorden.
“Onze
partij”, — zegt hij, terwijl hij zijn zwaarste geschut tegen de
“Iskra” in werking stelt — “kon en moest aan de regering
concrete eisen stellen tot maatregelen van wetgevende en
administratieve aard tegen de economische uitbuiting, tegen de
werkloosheid, tegen de hongersnood, enz.” (blz. 42 en 43 in Nr. 10
van de “Rabotsjeje Djelo”).
Concrete
maatregelen eisen, — is dit niet het eisen van sociale
hervormingen? En nog eens vragen wij de niet vooringenomen lezer, of
wij de “Rabotsjedjeltsen” [8]
(men vergeve mij dit plompe, gangbare woordje!) belasteren, door hen
verkapte Bernsteinianen te noemen, als zij de stelling van de
noodzakelijkheid van de strijd voor economische hervormingen als hun
meningsverschil met de “Iskra” op de voorgrond stellen?
De
revolutionaire sociaaldemocratie heeft de strijd voor hervormingen
steeds in haar actie ingesloten en doet dit ook nu. Maar zij maakt
gebruik van de “economische” agitatie om aan de regering niet
slechts de eis van allerlei maatregelen te stellen, maar ook (en
vooral) de eis, dat zij moet ophouden, een absolutistische regering
te zijn. Buitendien beschouwt zij het als haar plicht, deze eis niet
slechts op de grondslag van de economische strijd aan de regering te
stellen, maar ook op de grondslag van alle uitingen van het
maatschappelijk-politieke leven in het algemeen. In één woord: zij
maakt de strijd voor hervormingen ondergeschikt, als deel van het
geheel, aan de revolutionaire strijd voor de vrijheid en voor het
socialisme. Martynov evenwel doet in andere vorm de stadia-theorie
herleven en tracht aan de politieke strijd, om het zo te zeggen,
onvoorwaardelijk een economische ontwikkelingsweg voor te schrijven.
Door op het moment van de revolutionaire opleving met een zogenaamde
bijzondere “taak” van de strijd voor hervormingen op te treden,
trekt hij daarmee de partij achteruit en werkt zowel het
“economische” — als het liberale opportunisme in de hand.
Verder.
Nadat hij, alsof het uit schaamte was, de strijd voor hervormingen
verborg achter de opgeblazen stelling: “aan de economische strijd
zelf een politiek karakter te verlenen”, bracht Martynov enkel
economische hervormingen naar voor (enkel hervormingen met betrekking
tot de fabrieken). Waarom hij dit heeft gedaan, weten wij niet.
Misschien bij vergissing? Maar indien hij niet slechts
“fabrieks”-hervormingen op het oog had, dan zou zijn gehele door
ons zo juist aangehaalde stelling iedere betekenis verliezen.
Misschien omdat hij van de regering slechts op economisch gebied
“tegemoetkomingen” mogelijk en waarschijnlijk acht? [9]
Zo ja, dan is dit een zonderlinge dwaling: — tegemoetkomingen zijn
mogelijk en komen ook voor op het gebied van de wetgeving over de
lijfstraffen, over het paswezen, de afbetalingen, het sektenwezen, de
censuur, enz., enz. “Economische” tegemoetkomingen (of
pseudo-tegemoetkomingen) zijn natuurlijk het goedkoopst en het
gemakkelijkst voor de regering, want daardoor hoopt zij het
vertrouwen van de arbeidersmassa’s te winnen. Maar juist daarom
mogen wij, sociaaldemocraten in geen geval en absoluut door niets de
opvatting (of het misverstand) laten opkomen, als waren ons
economische hervormingen liever, als zouden wij juist deze voor
bijzonder belangrijk houden, enz.
“Zulke
eisen”, — zegt Martynov met betrekking tot de door hem boven
opgestelde concrete eisen van wetgevende en administratieve
maatregelen, — “zouden geen holle klank zijn, omdat zij,
aangezien zij zekere tastbare resultaten beloven, door de
arbeidersmassa actief zouden kunnen worden ondersteund. ...” (
https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1902/wattedoen/3.htm , Uit
“Wat te doen? “ van Lenin, “3. Trade-unionistische en
sociaaldemocratische politiek: )
Wat was in 1993 “Het Alternatief”
En
wat is nu dat “... eisenprogramma, doordat het een radicale
antikapitalistische richting aangeeft, een dynamiek op gang brengt in
de richting van de socialistische revolutie.” Wat is nu het
“programma” dat om het “volledig te
verwezenlijken,(...) het noodzakelijk (is)
dat de arbeidersklasse al bewuste stappen zet naar het
socialisme”? Kortom wat is in de “Tunnel”-brochure “het
Alternatief”?
Welnu ...:
“Samenvatting van het alternatieve begrotingsplan van de PVDA
1.
Banken
Verplichte
lening van tien jaar aan een verlaagd tarief:
–
voor
een bedrag van 2.500 miljard
–
verlaagd
tarief, 2% onder het markttarief
50
miljard BF
2.
Ondernemingen
Effectieve
belastingsvoet van de ondernemingen van 40%
–
nominale
aanslagvoet van 48%
–
afschaffing
van de meeste aftrekkingen en vrijstellingen
150
miljard BF
3.
Vermogensbelasting
Belasting
van 2% op fortuin boven 20 miljoen (Schatting van het rendement op
100% voor onroerend goed en van 50% voor roerend goed)
100
miljard BF
4.
Belasting van inkomens uit kapitaal zoals de inkomens uit arbeid
Gelijkstelling
van alle inkomens (met inbegrip van inkomsten uit roerend goed) voor
de berekening van de personenbelasting (afschaffing van de roerende
voorheffing)
125
miljard BF
5.
Een echte progressieve personenbelasting
–
stijgende
belasting tot 90% op de schijf boven 4 miljoen
–
minimum
belastbaar inkomen van 300.000 fr. per persoon
–
belastingsvermindering
van 15.000 fr. per kind ten laste
75
miljard BF
6.
Maatregelen tegen fiscale fraude
–
vermogenskadaster
door de omzetting van alle aandelen aan toonder in aandelen op naam
–
onteigening
van de banksector met democratische controlemaatregelen
–
opheffing
bankgeheim, openbaarheid van alle financiële operaties
–
strenge
straffen (gevangenis) voor de grote fiscale fraude
–
meer
middelen voor de belastingsdiensten
(opbrengst
hierboven al meegerekend)
Totale opbrengst van het plan: 500 miljard BF”
Er wordt hier nergens vermeldt dat de ACTUELE besparingen (dus die van ‘93) voortgaan op de VROEGERE besparingen (van sinds pakweg 1980), zodat “het alternatief” ALLEEN gaat over “een alternatief voor de LAATSTE besparingen”.
OPM: omgerekend is 500 miljard BFR, 12,4 miljard euro …. De vermindering van patronale bijdragen had toen al zo’n 1,5 miljard euro/jaar bereikt, schat ik (van in 1989 0,4 miljard tot in 1998 1,7 miljard), maar nergens een eis tot recuperatie hiervan …..
Hier staat tegenover hetgeen de PVDA in de “Martens-Gol”-brochure van 1985 (nog) als “Alternatief” propageerde ….
Het alternatief
De enige uitweg: het socialisme
1.
Het socialisme is een absolute noodzaak
Alle
onoplosbare problemen waarmee het wereldkapitalisme worstelt, tonen
de noodzaak van het socialisme. De kloof tussen rijke en arme landen
wordt steeds groter: twee derden van de wereldbevolking wordt door
het imperialisme in de onderontwikkeling en de absolute armoede
gehouden. De anarchie en de winstjacht van de kapitalistische
productiewijze leidt tot genadeloze concurrentiestrijd, tot crisis en
hoge werkloosheid. Het kapitaal wil de werkers terug slaan naar de
jaren 30; het levensniveau wordt afgebroken, alle verworven sociale
rechten staan op de helling, de burgerlijke democratie wordt
ondergraven, fascistische tendensen steken de kop op. De strijd voor
de wereldoverheersing tussen de twee supermachten, de Verenigde
Staten en de Sovjet-Unie, wordt scherper. De technologische
vooruitgang wordt gericht op oorlogsvoorbereiding, de
bewapeningswedloop leidt tot militarisering van de economie. Het
socialisme biedt de volkeren en de werkers een alternatief. Omdat het
socialisme op radicaal andere grondslagen is gebouwd dan het
kapitalisme. In de plaats van de winstzucht van een kleine kliek
superrijken, staat het collectief belang voorop. De anarchie van de
kapitalistische concurrentie wordt vervangen door een geplande
economie ten dienste van de werkers. De technologische ontwikkeling
wordt niet aangewend om de uitbuiting te verhogen en oorlog voor te
bereiden, maar om het werk te verlichten en de grote wereldnoden op
te lossen. Alleen op deze grondslagen kan een vreedzame
internationale ontwikkeling en samenwerking tot stand komen, waarbij
de Derde Wereldlanden hun rechtmatige plaats krijgen in het
wereldgebeuren. Daarom moeten alle krachten over de hele wereld, die
vechten tegen imperialisme en kapitalisme zich aaneensluiten, om dit
onmenselijk systeem te vernietigen.
2.
Het kapitalisme is rijp voor de overgang naar het socialisme
De
politiek van Martens V en VI, die leidt tot groeiende concentratie
van macht en rijkdom bij de monopolies, banken en holdings, toont hoe
de staat een instrument is in handen van het grootkapitaal. De
zogenaamde liberale politiek rekent hoe langer hoe meer op het
staatsingrijpen om de belangen van het kapitaal veilig te stellen.
Het staats-monopolie-kapitalisme wordt versterkt: de staat
organiseert de economie in het belang van het privé-kapitaal.
Deze
staatstussenkomst versterkt nog het sociale karakter van de
productie. Dit betekent dat het productieproces slechts kan verlopen
door collectieve inzet van arbeid en productiemiddelen. Maar terwijl
enerzijds de productie méér een sociaal en collectief proces is,
wordt anderzijds het bezit van de productiemiddelen méér
geconcentreerd bij een kleine minderheid.
De
ontwikkeling van nieuwe technologieën gebeurt ter verrijking van
enkele tientallen monopolies. In 1970 controleerden 200
multinationals 19% van het Bruto Wereld Product in 1980 was dat
28.5%! Deze ontzettende concentratie van macht en kapitaal bij een
uiterst kleine minderheid is wraakroepend. Die macht moet worden
overgedragen aan de gemeenschap. door het collectief bezit van de
productiemiddelen. De grote concentratie maakt dat de materiële en
technische voorwaarden om dat te realiseren, volledig voorhanden
zijn.
3.
Het socialisme kan alleen langs revolutionaire weg worden ingesteld
De
grootburgerij
zal zich nooit de productiemiddelen laten ontnemen, zonder
gewelddadig verzet. Zij beschikt over het staatsapparaat, de
rijkswacht, het leger en de politie om haar bevoorrechte positie te
verdedigen wanneer de arbeidersklasse strijdt voor de macht. De staat
is een onderdrukkingsinstrument in handen van het grootkapitaal.
Daarom kan het socialisme nooit langs vreedzame, parlementaire weg
veroverd worden. Wanneer haar macht wordt bedreigd, laat de burgerij
de parlementaire façade vallen en grijpt zij naar geweld. Dat is een
algemene les uit de geschiedenis van de arbeidersstrijd, die onder
mee werd geïllustreerd in het Chili van Allende (1973)
Daarom
moet de arbeidersklasse zich op lange termijn voorbereiden om de
staatsmacht van het kapitaal te breken door de socialistische
revolutie. Pas dan kan een volledig nieuwe staatsmacht. als
instrument in handen van de werkende klassen worden opgebouwd. De
eerste taak van deze staat zal erin bestaan het grootkapitaal te
onteigenen en de grote productiemiddelen aan de gemeenschap over te
dragen. 4. Het socialisme is superieur aan het kapitalisme
De
burgerlijke democratie is in wezen een democratie voor de heersende
klasse. voor het grootkapitaal. De socialistische democratie
daarentegen organiseert een echte en volledige democratie voor de
arbeiders en de andere werkende bevolkingslagen. Zij steunt op
verkozen raden van arbeiders en werkers. die het geraamte uitmaken
van het staats- apparaat. Op alle niveaus staan de leidende organen
en beheersorganen onder de directe controle van de massa. Deze
socialistische democratie wordt verdedigd tegen pogingen tot herstel
van het kapitalisme door de bewapende werken- de klassen,
georganiseerd in volksmilities.
Tegenover
de kapitalistische anarchie en winstjacht staat een geplande
socialistische economie, die zich steunt op de meest ontwikkelde
productiemethodes en technologie. De geplande aanwending van de
productiemiddelen laat een, harmonische groei van de productie en van
het welzijn toe. Zij laat toe om de negatieve gevolgen die
voortvloeien uit de kapitalistische aanwending van de technologie,
uit te schakelen: werkloosheid, vernietiging van het milieu, enz...
Het collectief bezit van de productiemiddelen laat toe om nieuwe
sociale verhoudingen te ontwikkelen, gebaseerd op gelijkheid,
samenwerking, wederzijdse hulp en controle.
5. Er is een stevige en ernstige revolutionaire partij nodig.
Om dit alternatief voor te bereiden en te realiseren is er een communistische partij nodig die trouw is aan de grote idealen van de arbeidersklasse en die de massa opvoedt en leidt. De plaats van alle voorhoedestrijders is in die partij.
1 Voor meer details over dit programma, verwijzen we naar de brochure Wij zijn uw tunnels beu! Ja, er is een alternatief, uitgeverij PVDA, p.46-56.
2 Lenin, De "linkse stroming"..., op.cit., p.368-369.
3 Thèses sur la tactique, IIIe Congrès de l'Internationale Communiste (1921), in Quatre premiers congrès de l'I.C., Maspero 1975, p.99-100.
4 Lenin, De "linkse stroming"..., op.cit., p.368-369.
5 Marx, La lutte des classes en France, geciteerd door M. Thorez, op.cit., p.71.
6 Marx, Engels, Het Communistisch Manifest, Frans Masereel Fonds 1972, p.44.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten