29-04-2012

PVDA-leden vss Voorzitter Peter Mertens: personencultus of onvermogen tot marxistische analyse? (5)


Uit dS-weekblad (bijlage van De Standaard) van zaterdag 14 april 2012 (volledig te lezen in pdf1)
'Ik merk dat het establishment nu tegen het populisme tekeergaat zoals de baronnen en de notarissen zich in de 19de eeuw tegen de democratie kantten. Iedereen die zich tegen de politiek van de Europese Commissie keert, is blijkbaar een populist. Wel,dan ben ik graag een populist, samen met Emile Roemer van de SP van Nederland of Jean-Luc Mélenchon in Frankrijk.'
Hier sluit Peter Mertens zich nog eens aan bij de Belgische Werklieden Partij (BWP) wier populisme was geaxeerd rond “de strijd voor het algemeen stemrecht” dus voor de “(parlementaire) demokratie waartegen de baronnen en notarissen zich in de 19e eeuw tegen kantten”.
Welnu deze politieke lijn is door een PVDA-er zélf IN het vorming- en studieblad VAN de PVDA zélf als “reformistisch” ontmaskerd....Maar blijkbaar hebben de afgevaardigden van het 8e congres, 2008, die in meerderheid de reformistische lijn goedkeurde en de “renegaat” (zou Lenin zeggen....) Peter Mertens als voorzitter verkoos dit NOOIT bestudeerd....Er schort duidelijk iets aan die “interne consolidatie door marxistische vorming”. Op het 8e congres sloot de PVDA aan bij de BWP van ('bij haar oprichting'):”In 1885 werd de Belgische Werklieden Partij opgericht. De BWP had een aantal socialistische principes, maar die werden - vooral vanaf de eerste verkiezingsoverwinning in 1894 - vrij snel opgegeven.2Er werd toen NIET verwezen naar de Kommunistische Partij van België (1922), AMADA(1970) of de PVDA (1979) zélf die blijkbaar VANAF HUN OPRICHTING al géén “socialistische principes' hadden waar de “nieuwe” PVDA zich kon in terug vinden.
Hieronder een weergave van een aantal essentiele zaken uit de analyse in Marxistische Studies n° 29: De socialistische partij was al reformistisch van bij haar oprichting - De strijd voor het algemeen stemrecht en de organisatie van de werkers in België3 (OPM: sommige voetnoten zijn wellicht onduidelijk door de inkorting van de tekst, maar men kan ze terug vinden in de volledige tekst op de website zelf; VRAAG: heeft men in het kader van de interne marxistische en revolutionaire consolidatie al eens een studie van dit eigen materiaal aanbevolen bij de “nieuwe” partijleden? Hebben de “oude” partijleden en -kaders van de PVDA dit ooit al eens bestudeerd?):

"Bij verschillende werkers en vakbondsmilitanten leeft het idee dat de socialistische partijen, zowel de SP als de PS, opnieuw moeten aanknopen met hun "heroïsch verleden", met hun wortels, met de tijd, op het einde van de vorige eeuw, toen de Belgische Werkliedenpartij nog effectief socialistisch was, zelfs revolutionair. De illusies over het verleden van de socialistische partijen zijn nog altijd erg verspreid. Zij zijn des te schadelijker, omdat zij de illusie levendig houden, dat het nog altijd mogelijk zou zijn om die partijen te radicaliseren, om hen terug tot de principes van de klassenstrijd te brengen, die ooit de basis zouden gevormd hebben van de Belgische Werkliedenpartij. In de loop van de geschiedenis hebben al veel socialistische militanten tevergeefs achter die hersenschim aangejaagd. Zowel de militanten van "L'exploité", net na de Eerste Wereldoorlog, als die van "L'Action Socialiste" in de jaren dertig, als die van "Combat" in het begin van de jaren zestig...
Vanaf haar ontstaan is de voorloper van de BSP (en later de SP en de PS) door en door reformistisch geweest. Het was één van de meest gematigde partijen, zo niet de meest gematigde partij van de Tweede Internationale. Een partij die al op haar stichtingscongres in april 1885 weigerde om zich "socialistisch" te noemen. Die naam zou immers teveel afschrikken. Het was een partij die elk revolutionair perspectief bekampte en die hardnekkig strijd voerde tegen iedere vorm van massastrijd die ze niet kon kanaliseren.
Het jaar 1886 is het jaar van de grote hongeropstand, die het mijnproletariaat van Luik en Henegouwen in vuur en vlam zet4. Dat jaar, amper één jaar na haar stichtingscongres, begint de Belgische Werkliedenpartij (BWP) de arbeidersbeweging te organiseren. Die organisatie verloopt van in het begin erg tegenstrijdig. De spanningen, en dikwijls zelfs ronduit tegenwerking, liepen hoog op wanneer de arbeidersbeweging blijk gaf van haar kracht en strijdbaarheid. De BWP probeerde dat onophoudelijk in de hand te houden5.
Zij zal dit doen op grondslag van een lijn die steeds het perspectief van de socialistische revolutie zal uitsluiten en die zal weigeren zich te steunen op de potentiële revolutionaire kracht van de arbeidersmassa's en om de beweging te leiden naar de radicale omvorming van de maatschappij. De eis voor het algemeen stemrecht speelt daarbij een belangrijke rol. De BWP maakte van de politieke legaliteit het hoofddoel, het model, de rechtvaardiging, de bestaansreden voor de organisatie van de beweging.
In de geschiedenis van de arbeidersstrijd, vormt de politieke gelijkheid een belangrijk doel voor de emancipatie van de werkers. Door het cijnskiesrecht verschijnt de Staat als de Staat van de bezittende klasse. Niet zozeer als het produkt en het bewijs van het bestaan van klassen met onverzoenlijke belangen, dan wel omdat die Staat de ongelijkheid van rechten weerspiegelt. Vandaar de illusie dat de sociale ongelijkheid, die steunt op de uitbuiting en onderdrukking, voortkomt uit die juridische ongelijkheid. Vandaar ook de illusie dat het volstaat om die ongelijkheid wettelijk op te heffen, opdat die ongelijkheid ook in de feiten zou verdwijnen. De BWP cultiveerde deze illusie. Zij is, meer nog dan alle andere partijen van de IIe Internationale6, een partij van hervormingen, en niet van revolutie. Dat hoeft ons niet echt te verbazen. De partij is immers voornamelijk opgebouwd rond de coöperatieven en de onderlinge hulpkassen. De daarmee samenhangende ideologie domineert de partij dan ook volledig. Voor de leiders van de BWP vereist de verovering van het algemeen stemrecht weliswaar de politisering van de arbeidersklasse. Maar een verdere emancipatie van die klasse is uitgesloten. In 1890 schrijft De Paepe: "Als wij opkomen voor het algemeen stemrecht, dan is het vooral om een revolutie te vermijden. Hervorming of revolutie, algemeen stemrecht of wanorde, dat is het dilemma waar het Belgische volk vandaag voorstaat."7 Zo stelde de BWP de verwezenlijking van het socialisme gelijk met het algemeen stemrecht. De verwezenlijking van de politieke gelijkheid wordt op die manier gelijkgeschakeld met de verwezenlijking van het socialisme. De verovering van de staatsmacht, zoals de Commune van Parijs een aantal jaren eerder voorstond, wordt volledig genegeerd. Voor de kaders van de Belgische arbeidersorganisatie, komt het er vooral op aan posities te verwerven in de Staatsmachine. Zij willen zich meester maken van de Staat, van binnen uit. Vooral niet de Staat vernietigen en vervangen door die van de werkende massa's. De Staat is geen vijand, maar wel een vriend, waarvan men een aantal gunsten moet verkrijgen. De Staat moet verleid worden, hij moet gerustgesteld worden, soms moet hij wel eens bedreigd worden om hem te overtuigen. Hij mag zeker niet frontaal aangevallen worden, en vooral niet afgeschaft worden8.
Algemeen stemrecht en reformistische omkadering van het proletariaat
(...) op het einde van het jaar 1888 (....) wordt de BWP terug de enige organisatie van de arbeiders. Voor de arbeidersbeweging gaat de strijd voor het nieuwe doel dat de partij voorstelt, via de beproefde methodes van de sociale strijd. Daar moet de BWP terdege rekening mee houden. Maar de algemene staking houdt ook een aantal risico's in. Misschien gaat ze wel verder dan de grenzen die de partij aangeeft. Of misschien doorbreekt ze dat kader wel, en neemt ze de vorm aan van een revolu tionaire opstand, die de partij - die duidelijk kiest voor de legale weg -, niet meer in de hand kan houden! Maar aangezien de algemene staking het wapen is van de beweging, kan de BWP niet anders dan proberen zelf die algemene staking in de hand te houden. "Een probleem dat nooit opgelost geraakt": de algemene staking is dan ook een tweesnijdend zwaard voor de partij. Zij schrikt de burgerij af, maar evenzeer de partij. De BWP wil het socialisme verwezenlijken binnen het kader van de Staat die door de burgerij ingesteld is in 1830-1831. Wanneer die Staat zou overrompeld worden, zou de reformistische organisatie van de arbeidersklasse eveneens mee overrompeld worden. Aangezien het een probleem is dat niet op te lossen valt, bestaat de enig mogelijke oplossing eruit het onbekende element er uit te halen. Aangezien de BWP de gevolgen van een algemene staking niet kan voorzien, schrapt de partij haar uit haar strategie, en behoudt alleen de dreiging ervan9.
De Waalse arbeidersklasse uit de industriecentra was recent politiek bewust geworden. Zij wil op dezelfde manier strijd voeren voor het algemeen stemrecht als ze een paar jaar eerder gedaan had voor betere levensomstandigheden. Die arbeidersklasse neemt niet langer genoegen met alleen maar te dreigen met de algemene staking. Op 1 mei 1891 gaat zij tot de actie over. De staking groeit snel aan in het mijnbekken. De arbeiders uit de staalindustrie gaan eveneens in staking. In Brussel en Gent blijven de arbeiders ook niet stilzitten. De Algemene Raad van de BWP veroordeelt de staking als voorbarig. De staking komt onverwachts voor de partij en overrompelt haar10.
Het Parlement, samengesteld op basis van het cijnkiesrecht, krijgt ook schrik en doet een toegeving: het spreekt zich uit voor een grondwetsherziening, met de mogelijkheid om zo het algemeen stemrecht te bekomen. Op die eerder twijfelachtige basis beslist de leiding van de BWP een oproep te doen om het werk te hervatten. (...)
De belofte van politieke gelijkheid, die impliciet samenhing met de grondwetshervorming, werd niet nagekomen. Op 11 april 1893 verwierp de grondwetgevende vergadering het voorstel. Nu kwam het er voor de partij op aan om haar ultimatum uit te voeren. Dezelfde avond nog deed ze een "Oproep aan de Bevolking": "De grondwetgevende vergadering heeft het algemeen stemrecht verworpen. De bevolking kan geen genoegen nemen met die beslissing. Rekening houdend met de voorgaande resoluties, verklaart de Algemene Raad van de Werklieden partij dat het moment gekomen is om dadelijk een beroep te doen op de algemene staking."11
Voor het moderne proletariaat, vooral dat van Henegouwen waar de mijnwerkers de toon aangeven, gaat de algemene staking vergezeld van algemene vergaderingen en het vertoon van de eigen kracht. Dat loopt dikwijls uit op confrontaties met de ordestrijdkrachten. In de Borinage werpen gewapende arbeiders barricades op en vallen de rijkswacht aan. Gewapend met die ervaring van de straatgevechten, maakt de massa grote vooruitgang in de kunst van de "burgeroorlog". De gewapende groepen verzekeren zich van de mogelijkheid tot terugtrekken: daartoe roepen ze op om de deuren en vensters van de huizen, waarrond de gevechten zich afspelen, open te zetten12.
Opvallend waren de pogingen om te verbroederen met het leger. Een journalist schrijft: "De mijnwerkers hebben het alleen tegen de rijkswacht. Geconfronteerd met soldaten, zijn ze veel kalmer. Dikwijls gaan ze vreedzaam uit mekaar of roepen ze: 'Leve het leger!'13 L. de Brouckère merkt van zijn kant op: "Op talrijke plaatsen was men van plan om de kazernes te bestormen om te pogen de soldaten mee in de actie te betrekken."14
In de streek van La Louvière neemt de actie de vorm aan van sabotage. Telefoonkabels worden doorgesneden, een mijninstallatie en een glasblazerij worden vernield15. In Charleroi en Luik, maar ook in Brussel, Gent, Antwerpen en andere Vlaamse steden zoals Mechelen en Leuven, breidt de staking uit. Op vele plaatsen zijn er confrontaties tussen de arbeiders en de ordestrijdkrachten. De repressie moet niet onderdoen voor die van 1886: op verschillende plaatsen vallen er een groot aantal gekwetsen. Op 14 april schiet de rijkswacht een vrouw neer in Jolimont (La Louvière). Op 17 april vuurt de burgerwacht in Jemappes op een groep mijnwerkers die slechts gewapend zijn met stenen en keien: minstens zeven arbeiders worden neergeschoten. De repressie van de rijkswacht en politie is wreed op 16, 17, en 18 april in Brussel. Op 18 april schiet in Borgerhout (Antwerpen) de brandweer, die opgevorderd was door de politiecommissaris, op de arbeiders. Vijf man wordt gedood16.
De arbeidersbeweging gaat over tot gewelddadige acties en gaat de confrontatie aan met de ordestrijdkrachten. Maar de partij blijft meer dan ooit trouw aan de vreedzame actie. De bestaande sociale orde moet bewaard blijven17.
De BWP verwart de verovering van het algemeen stemrecht met de verovering van het socialisme. Het socialisme als doel, blijft begrensd binnen de legale instellingen van de burgerlijke maatschappij. Het socialisme moet via legale bereikt worden. Vandaar de herhaalde pogingen om de progressieve liberalen te overtuigen, zodat die, "in hun plaats", het algemeen stemrecht zouden vragen in de Kamer18. De subversieve krachten binnen de beweging eisen het algemeen stemrecht. De meer gematigde progressieve krachten spreken zich uit voor het meervoudig stemrecht. Dat systeem voorziet in een aantal supplementaire stemmen op basis van criteria zoals bezit, bekwaamheid en huisvaderschap. Aangezien voor de socialistische leiders het middel belangrijker is dan het doel, plooien ze zich naar de wensen van de progressieve liberalen. Zij aanvaarden het meervoudig stemrecht, dat door de katholiek Nyssens voorgesteld werd en dat gesteund wordt door de liberalen. Zij beloven bovendien een einde te maken aan de staking van zodra het voorstel aangenomen wordt. Wat dan ook gebeurde. Op die manier waren de socialistische leiders trouwer aan hun toekomstige collega's, aan het parlementarisme en aan de gevestigde orde, dan aan hun programma.
De beweging bekwam op die manier het algemeen stemrecht. Maar niet het algemeen enkelvoudig stemrecht, waar ze voor gevochten had. De partij ging ermee akkoord de politieke gelijkheid op te geven, en ging akkoord met het behoud van de privileges die verbonden waren aan het cijnskiesrecht. Die toegeving was het resultaat van de parlementaire tactiek van de Werkliedenpartij. De partij werd geconfronteerd met de enorme omvang die de staking aannam, met een groot aantal confrontaties met de ordestrijdkrachten. Door de acties van een aantal arbeiders nam de beweging al snel een opstandig karakter aan. Henri Pirenne schrijft daarover: "De leiders van de Werkliedenpartij waren bang geworden van de weg die de gebeurtenissen opgingen, gebeurtenissen die zij niet langer in de hand hadden."19 De socialistische leider Jules Destrée bevestigt dat. Hij heeft het over "een echte staat van revolutionaire angst."20
In de praktijk was de strijd voor het algemeen stemrecht niet alleen een parlementaire zaak maar ook een zaak van de massa's. Daardoor ging het niet langer alleen over het invoeren van politieke gelijkheid. De ganse maatschappij werd in vraag gesteld. Door de kracht van de massastrijd werd het doel dat de partij gesteld had, voorbijgestoken. De massa's waren bereid om verder te gaan, maar het ontbrak hen aan dat revolutionaire perspectief dat enkel door een revolutionaire leiding kan worden aangegeven. En dat was niet de bedoeling van de leiders van de BWP. Die veroordeelden de beweging en hoedden er zich voor om er de leiding van te nemen, of zelfs maar te steunen. Daarentegen hebben zij de eerste de beste gelegenheid aangegrepen om er een einde aan te maken. Zo aanvaardden zij het compromis. Hoewel zij aan de arbeiders "altijd de politieke gelijkheid beloofd hadden, door het algemeen stemrecht", gingen zij "nu akkoord met het algemeen meervoudig stemrecht".
Een actie van die omvang wordt zomaar niet met één pennetrek stilgelegd. De werkhervatting verloopt dan ook niet zonder problemen. Ondermeer in de Borinage duurt de onrust voort.21 De socialistische militanten moeten alle mogelijke inspanningen doen om uit te leggen dat een halve overwinning weliswaar geen hele overwinning is, maar niettemin toch belangrijker is dan een mislukking. Op die manier eindigt de grote staking van 1893. De kloof tussen de partij en de arbeidersbeweging was er alleen maar groter op geworden. (....)
(...)
Een parlementair socialisme
De gebeurtenissen van april 1893 hebben klaar en duidelijk het verzoenende karakter van de organisatie aan het licht gebracht. De gevolgen van die gebeurtenissen zullen dat nog versterken. Voor de staking was het socialisme van de partij er op gericht om in het parlement te geraken. Na de staking, als gevolg van het weliswaar afgezwakte algemeen stemrecht, zat de partij effectief in het parlement. Na de verkiezingen van oktober 1894 bereikte de BWP eindelijk het beloofde land: de partij trad in het parlement met achtentwintig verkozenen.
Op 26 maart 1893 had de BWP een beginselverklaring aangenomen: het bekende "Charter van Quaregnon". Dat bevat een aantal grote ideeën, die gedeeltelijk geïnspireerd waren door een elementair marxisme, maar ook door pseudo-socialistisch humanisme. Het Charter is in eerder vage en onduidelijke termen gesteld. Het weerspiegelt zowel de theoretische zwakte als het reformisme van de partij22.
In die periode maakt de partij als gevolg an dit reformisme ook een opening naar jonge linkse liberalen, naar linkse progressieven23. Met het kiessysteem van 1893 opent de partij de mogelijkheid op een politiek carrière voor die liberalen die opportunistisch genoeg zijn om aan te sluiten bij haar reformisme. De BWP richtte zich ook tot de andere progressieve liberalen. Er werd veel gediscussieerd over de vraag al dan niet bondgenootschappen aan te gaan met hen. Uiteindelijk werd de vrije keuze gelaten aan de verschillende federaties24.
Alleen in Luik en in Namen leidden de onderhandelingen met de progressieven tot een verkiezingscoalitie. In vele Vlaamse arrondissementen had de BWP geen kandidaten. De partij kwam vooral op in de arbeiders- en mijnwerkerscités van Wallonië. Bij de verkiezingen haalde de Werkliedenpartij bijna 350.000 stemmen, als we rekening houden met de stemmen van de twee kartellijsten (meer dan 300.000 als we de liberale stemmen ervan aftrekken)25. Het was een grote overwinning voor het parlementaire socialisme26.
In feite was het eerder een parlementaire overwinning van het socialisme. Voor een arbeiderspartij zijn verkiezingen eigenlijk een soort barometer om het politiek bewustzijn van de werkers te meten, een gelegenheid om een stand van zaken op te maken. De stemmen van de BWP waren voornamelijk afkomstig van kiezers die binnen het meervoudig stemrecht slechts over één stem beschikten. We kunnen dan ook stellen dat, voor de eerste maal in de Belgische geschiedenis, bijna 300.000 werkers zich voor de BWP uitspraken. In Wallonië behaalde de partij meer dan 260.000 stemmen, als we rekening houden met de kartellijsten van Luik en Namen. Dat betekent dat ongeveer 200.000 proletariërs zich voor de partij uitspraken27. De verkiezingen van oktober 1894 vormden het onweerlegbaar bewijs dat de Belgische Werkliedenpartij zich een massale aanhang had weten te verwerven onder het industrieproletariaat van Wallonië.
De sterkte van de BWP steunde niet uitsluitend op de massale aanhang van de arbeidersklasse. Als socialistische partij kreeg ze erkenning van de werkende massa's. Maar als parlementaire partij trok zij de progressieve liberalen aan. Maar men kan geen twee heren tegelijk dienen. Aangezien de BWP een keuze moest maken, verkoos zij het meer comfortabele werk in het parlement, boven de straatagitatie. Wie daar nog zou aan twijfelen, moet maar kijken naar de praktijk van de partij. Zes maanden nadat ze tot het parlement toegetreden was, verwierp de partij opnieuw een voorstel van algemene staking dat "door de basis" voorgesteld werd, ten voordele van het parlementaire werk. In het nieuwe verkozen parlement werd er een discussie gehouden over een herziening van de wet op het gemeentelijk stemrecht. Dat was een logisch gevolg van de grondwetshervorming, die het nationaal stemrecht gewijzigd had. Voor de socialisten was het een belangrijke kwestie. Nu kwam het er op aan op dat niveau het algemeen enkelvoudig stemrecht te bekomen, zonder de beperkingen die het cijnsparlement opgelegd had op nationaal vlak. Omgekeerd stond er ook veel op het spel voor de machthebbers. Zij hadden al de infiltratie van de Werkliedenpartij in hun nationale instellingen moeten tolereren. Nu waren zij vast van plan die opmars te stuiten. De regering had een hervormingsvoorstel in die zin geformuleerd. In verhouding tot het meervoudig stemrecht, waren er vier beperkingen aan het arbeidersstemrecht: de cijnsvoorwaarden werden verstrengd, er werd een vierde stem verleend aan de bezitters, de verblijfsduur in de gemeente werd verlengd (van één naar drie jaar) en de leeftijd voor de kiezers werd verhoogd (van vijfentwintig naar dertig jaar). De Werkliedenpartij veroordeelde op haar buitengewoon congres van 24 en 25 februari 1895 die "wet der vier schanden"28.
De partij gaf de Algemene Raad van de parlementaire fractie het mandaat om de algemene staking uit te roepen als het algemeen stemrecht zou geweigerd worden op gemeentelijk vlak. Op 3 april werd het voorstel van de regering door het parlement aanvaard, en zo werd het gelijke stemrecht opnieuw verworpen29. Maar toch volgde er geen algemene staking. De beslissing van het Congres in februari was nochtans geen vlucht voorwaarts geweest. Dat was misschien wel het geval bij de leiders en de parlementairen van de partij. Maar die beslissing weerspiegelde ook op afgezwakte wijze de wil van de arbeidersbasis om de algemene staking aan te gaan. Het waren vooral de afgevaardigden van het mijnbekken Haine-Sambre-Meuse en de vertegenwoordigers uit de grote industriële centra en de mijnstreek die de algemene staking eisten. Zij werden daarbij gevolgd door de werkers uit Brussel30, die spontaan op straat gekomen waren31. M. Liebman schrijft in dat verband: "De weken na het congres groeide de onrust. Er deden zich meer en meer incidenten voor, die dikwijls gewelddadig waren. Ondertussen mobiliseerde de regering de reservisten."32 A. Mommen bevestigt dat: "De beroering onder de massa's groeide. Overal spraken lokale afdelingen zich massaal uit voor de algemene staking. (...) Die kon dan ook elk moment uitbreken."33
In 1983 had de regering het meervoudig stemrecht toegestaan. Deze keer wilde ze revanche. Het regeringsvoorstel wilde het gemeentelijk kiezerskorps inkrimpen, in vergelijking met het nationaal. De BWP capituleerde. Die capitulatie had zware gevolgen. Het toonde heel concreet aan dat de algemene staking niets meer was dan een loze dreiging. En dat de partij zich er eveneens door bedreigd voelde, aangezien ze de algemene staking niet had durven uitroepen.
(....)
De algemene staking van 1902
(....) Het is de tweede politieke staking in de geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging. Zij duurt langer, is algemener en massaler dan de staking van 1893. Het enthousiasme is ook veel groter. Het is vooral door de ervaring van de eerste algemene staking dat de staking krachtiger en efficiënter is. Tussen de twee stakingen ligt nauwelijks tien jaar, dat is amper een halve generatie. Maar het dynamisme van de jonge arbeiders, die hun eerste acties meemaakten, combineerde zich met de praktische kennis die de ouderen opgedaan hadden in de vorige staking. Eind maart wordt de toon gezet. In La Louvière en Charleroi zijn er een aantal aanslagen met dynamiet. Het zijn nog individuele acties, die weldra werden gevolgd door talrijke confrontaties tussen de arbeiders en de politie34.
Begin april neemt de agitatie toe, er volgen meer en meer botsingen tussen de ordestrijdkrachten en de arbeiders. Het is een voorbode van de gewelddadige sociale confrontatie die de staking weldra zal aannemen. De staking breekt uit op 9 april in het Centrum (de streek van La Louvière) en breidt al snel uit naar de ander Waalse industriecentra. In verschillende arbeidersgemeenten vinden massale betogingen plaats, evenals in Brussel. De rijkswacht doet haar bloederig werk: op 11 april vallen er twee doden in Houdeng en drie in Brussel35.
Op die manier komt er een formidabele beweging op gang. Niet minder dan 300.000 van de 700.000 industriearbeiders nemen aan de actie deel36. Net zoals in 1893, was het dreigement werkelijkheid geworden. Maar in tegenstelling met de vorige algemene staking, werd deze niet uitgeroepen door de Werkliedenpartij, maar waren het de feiten zelf die haar op gang brachten. Dat verklaart ook de terug houdendheid van de partij ten overstaan van de beweging. Pas op 14 april riep de BWP de staking uit. In feite bekrachtigde de partij enkel de bestaande situatie. Instemmen met de staking die ze zelf niet gewild had, bleef de enige mogelijkheid om de situatie nog te controleren37.
Maar wie a zegt, moet ook b zeggen. Amper zes dagen nadat ze de staking uitgeroepen had, maakte de BWP er een eind aan. Op 18 april verwierp de Kamer een socialistisch voorstel tot grondwetsherziening, dat uitzicht gaf op algemeen stemrecht. Die beslissing gaf aanleiding tot een aantal straatmanifestaties, die de lijst met doden nog langer maakten. In de loop van de avond vond er in Leuven een confrontatie plaats tussen een groep betogers en de burgerwacht. Meer dan zes betogers werden daarbij gedood38. Daarnaast vielen er talrijke gekwetsen. Na die slachtpartij nam de beroering nog toe. Het was weinig waarschijnlijk dat de BWP de beweging nog onder controle kon houden. De vrees dat de situatie uit de hand zou lopen, drukte zwaar op de beslissing van de socialistische leiders39.
Aangezien hun voorstel tot grondwetsherziening verworpen was, mikten zij nu op iets anders om het algemeen stemrecht te bekomen. L. Bertrand, de historicus en voorzitter van de Werkliedenpartij schrijft daarover: "Het kwam er op neer om een beroep te doen op de koning, opdat hij de Kamers zou ontbinden. Dat was de enig mogelijke uitweg die ons nog restte."40 Op 5 april hadden ze al in die zin naar de koning geschreven, met de vraag dat hij een "waar koninklijk initiatief" zou nemen41. Op 19 april herhaalden zij hun verzoek. Maar zowel voor als tijdens de algemene staking, bleef de koning duidelijk minder "koninklijk" dan de socialisten. Hij reageerde helemaal niet op hun verzoek. De socialistische leiders leefden nog in de ijdele hoop dat wanneer de Kamers zouden ontbonden worden en er nieuwe verkiezingen zouden komen, de katholieke partij daarbij een minderheid zou bekomen. Zij stelden vertrouwen in het meervoudig stemrecht om het enkelvoudig stemrecht te bekomen. Zij geloofden eveneens dat de socialistisch-liberale meerderheid die daaruit zou voortkomen, zonder meer de politieke gelijkheid zou verwezenlijken. Zij geloofden dat de liberalen er onvoorwaardelijk mee akkoord zouden gaan dat de extra stemmen, waarover de bezitters door hetmeervoudig kiessysteem beschikten, zouden verloren gaan. Daar was de hoop van de leiders van de BWP op gevestigd. In naam van de Algemene Raad van de partij schrijft J. Lekeu: "Wij blijven hopen tot zondagmorgen."42 Maar aangezien de tijd van de evangelisten voorbij was, gebeurde er op die dag des Heren geen mirakel.
Het bondgenootschap van de BWP en de liberalen
De BWP stelde al een tiental jaren vertrouwen in de liberalen. Voor het bondgenootschap tussen de socialisten en de liberalen, rond de grondwetsherziening van 1902, deed de BWP twee grote toegevingen aan de liberalen43. Dankzij hun bondgenootschap werd de regel van de evenredige vertegenwoordiging, waar ze twee jaar geleden samen voor gevochten hadden, in de grondwet geschreven. Daardoor konden de liberalen uitzien naar een zekere parlementaire toekomst. Voor de socialisten was dat helemaal niet in tegenstelling met hun principes. De tweede toegeving was van een gans andere aard. De politieke gelijkheid, waarvoor gevochten werd, zou niet gelden voor vrouwen. De liberalen hadden er alle redenen voor om dat te vrezen. De BWP ging akkoord met die voorwaarde en gaf zo nogmaals het socialistisch programma op, ten voordele van een directe eis44.(...)
Socialisme met ministeriële ambities
(.....)
De Belgische socialisten hadden niet dadelijk belangstelling om in de regering te komen. Het duurde een aantal jaren eer dat idee echt gerijpt was. De reden daarvoor was niet zozeer dat ze geen belangstelling hadden voor de staatsmacht, maar wel omdat de politieke situatie het hun nog onmogelijk maakte. Maar de laatste dagen van de XIXe eeuw werd er een belangrijke hinderpaal weggenomen. Toen werd de wet gestemd, die de evenredige vertegenwoordiging invoerde. Daarvoor was de Werkliedenpartij een bondgenootschap aangegaan met de liberalen. Binnen die coalitie dook voor het eerst het idee op om de katholieke regering omver te werpen, zelfs voor het algemeen stemrecht zou bereikt zijn. Maar het aantal stemmen en zetels dat daarvoor nodig was, bleef een belangrijke hinderpaal. De partij moest eerst nog wat geduld oefenen, vooraleer de invloed van de katholieke partij begon af te nemen en voor haar parlementaire meerderheid gevaarlijk begon te krimpen. In die omstandigheden kwamen de regeringsas piraties van de socialisten tot rijping.
Bij de verkiezingen van 1902, 1904, 1906 en 1908 slonk de katholieke meerderheid telkens. Van de zesentwintig zetel aan het begin van de eeuw, hield ze er nog acht over.45 Vanaf 1906 doken er opnieuw kartellijsten op van de socialisten en de liberalen. Nadat de evenredige vertegenwoordiging er gekomen was, waren dergelijke lijsten niet meer voorgekomen. Bij de verkiezingen van 1908 werd de katholieke meerderheid teruggebracht tot acht zetels. Vanaf dan staat de vraag naar een socialistisch-liberale regering duidelijk op de agenda van de Werkliedenpartij. (...)
De staking van 1913: de BWP toont zich een "eerbaar bestuurder"
Het duurde meer dan negen maanden voor dat moment geschikt was. In de loop van februari 1913 stelde het Nationaal Comité de datum van 14 april voor, als start van de staking. Begin maart deden de leiders van de BWP nog een ultieme poging om de staking toch nog uit te stellen. Die poging had aanvankelijk succes, nadat de regering De Broqueville laten verstaan had dat bij een mogelijke aflassing van de staking er zou overwogen worden om een grondwetsherziening door te voeren. Maar toen het veertien dagen later duidelijk werd dat het allemaal ijdele hoop was, was de staking niet meer tegen te houden.46
De staking, die negen maanden lang zorgvuldig voorbereid was, kon dus eindelijk beginnen. Het was een primeur in de geschiedenis van de arbeidersbeweging: "een wetenschappelijk voorbereide staking".47 Tijdens die negen maanden werd alles in het werk gesteld om van de staking een succes te maken. Maar aangezien het succes er voornamelijk van afhing of men het geweld van de massa zou kunnen in toom houden, werden alle inspanningen daarop gericht. Een onstuimige stroom moest gekanaliseerd worden. Toen de staking op 14 april 1913 uiteindelijk uitbrak, slaagden de BWP-leiders daar wonderwel in. (....)Op 24 april besliste het Buitengewone Congres om het werk te hervatten. Op het vlak van het algemeen stemrecht was er nochtans niets bereikt. Er was alleen de belofte dat er een commissie zou opgericht worden om de hervorming van het kiessysteem te bestuderen. (....)
De parlementsleden van de Werkliedenpartij kregen het voor mekaar dat het Congres de staking afblies en hen volgde in hun troebel geloof dat steeds vager werd en op oplichterij begon te gelijken. (....)
Voor de arbeidersklasse was de staking van 1913 een nederlaag. Zij had niets bekomen inzake algemeen stemrecht en was bedrogen geworden. Maar voor de BWP was de staking een grote overwinning: zij was erin geslaagd de algemene staking feilloos te organiseren en te controleren.(...) De aanpak van de BWP-leiding had de beweging het revolutionair dynamisme ontnomen. In de ogen van de bezittende klasse was de beweging onschadelijk gemaakt. De partij had op schitterende wijze de proef doorstaan waarin zij haar eerbiedwaardigheid en zin voor verantwoordelijkheid kon tonen. (...)
April 1913 geeft duidelijk de greep weer die de Werkliedenpartij verworven had op de arbeidersbeweging. Het was een bevestiging van het feit dat de algemene staking, wanneer zij goed gepland werd, in alle veiligheid kon gebruikt worden.48 Het voorafgaande organisatorische werk had de staking niet versterkt maar verzwakt. De BWP was er krachtiger door geworden, kreeg meer prestige. Maar het proletariaat verloor tijdens de staking datgene wat het bedreigend maakte voor de heersende klasse. Het verloor zijn woede, zijn geweld, zijn onstuimigheid. Zijn zo gevreesde wapen, de algemene staking, werd ten dienste gesteld van het parlementaire werk. De BWP had zich het vertrouwen waardig getoond dat verlichte vertegenwoordigers van de burgerij in haarkonden stellen indien nodig. Zij werd een "eerbaar" kandidaat voor de uitoefening van de regeringsmacht. De BWP zal daarin trouwens snel lukken. Bij het uitbreken van de oorlog treedt zij toe tot de regering van "Nationale eenheid".
Het algemeen stemrecht werd pas in 1919 een feit.49 Dat kwam dan nog voornamelijk onder invloed van de hervormingswind die door Europa waaide. Een Europa dat onder invloed stond van revolutionaire bewegingen. En waarvan ook België een graantje meepikte.50"

Voilà, duidelijker kan het niet, én geschreven door een PVDA-militant IN een aanbevolen EIGEN studie en vormingsblad
Marxistische Studies...: als de PVDA zich terug vindt in de BWP die "bij haar oprichting nog socialistische principes had", dan is de "nieuwe" PVDA (van 2008) nét zoals de BWP vanàf haar oprichting: reformistisch!


1http://www.pvda.be/fileadmin/users/nationaal/download/2012/04/120414_MertensTobback_DeStandaard.pdf
2 Door mij weergegeven in vet, omdat hier duidelijk ingegaan wordt (en dat wordt dan nog door de meerderheid van de leden GOEDGEKEURD!) TEGEN de EIGEN analyse over de BWP in het EIGEN (marxistische) vormings- en studieblad – Marxistische Studies, namelijk http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=25&doc_id=234, Nummer 29, publicatiedatum: 1996-03-01 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden, “De socialistische partij was al reformistisch van bij haar oprichting - De strijd voor het algemeen stemrecht en de organisatie van de werkers in België”, Serge Deruette (Nico)
3http://marx.be/nl/content/archief?action=get_doc&id=25&doc_id=234, Nummer 29, publicatiedatum: 1996-03-01 Copyright © EPO, Marxistische Studies en auteurs — Overname, publicatie en vertaling zijn toegestaan voor strikt niet-winstgevende doeleinden, “De socialistische partij was al reformistisch van bij haar oprichting - De strijd voor het algemeen stemrecht en de organisatie van de werkers in België”, Serge Deruette.
4Voor een synthese over die gebeurtenis, zie onder andere Pector D., Fourier E., 1886. "Les damnés de la terre! Le soulèvement ouvrier de mars 1886 dans les pays de Liège et de Charleroi", (inleiding van J. Puissant), Charleroi-Bruxelles, Le Progrès en de Fondation J. Jacquemotte, 1986, 60p., en meer specifiek over het verloop Pector, ibid., "Le soulèvement populaire", p.24-28.
5Voor deze problematiek willen wij verwijzen naar onze studie "La grève de l'été 1932 dans l'histoire ouvrière belge", in Deruette S., Hanotte M., Lema<n>tre J., "Mineurs en lutte! La grève générale de l'été 1932" (voorwoord van R. Devleeshouwer), Bruxelles-Liège, éd. de la Fondation J. Jacquemotte et de l'Institut d'Histoire Ouvrière, Economique et Sociale, 1994, p.13-61, alsook naar onze doctoraatsthesis "Contestation ouvrière et encadrement socialiste dans la Belgique du XIXe au milieu du XXe siècle", Université Libre de Bruxelles, 1991, 415p., getypt.
6Liebman M., "La pratique de la grève générale dans le Parti ouvrier belge jusqu'en 1914", "Le mouvement social", januari-maart 1967, nr. 58, p.41.
7De Paepe C., "Le suffrage universel et la capacité politique de la classe ouvrière", Gent, Drukkerij J. Foucaert, 1890, p.10.
8L. Bertrand vat zelf dat idee goed samen wanneer hij in 1886 schrijft: "Wat is de tactiek van de werkliedenpartij? De tactiek van de werkliedenpartij is voornamelijk legaal. Wij zijn er van overtuigd dat het mogelijk is om vreedzaam ons rechtvaardigheidsideaal te bereiken. Wij geloven dat, naargelang de arbeidersklasse intelligenter en beter georganiseerd wordt, de burgerij toegevingen zal moeten doen" ("Le Parti ouvrier belge et son programme", Bruxelles, Bibliothèque populaire, 1886, p.79). "Er zijn ernstige mensen, die gestudeerd hebben, die nochtans beweren dat de werkers, de misdeelden van deze wereld, nooit rechtvaardigheid moeten verwachten van de burgerij, behalve door gebruik te maken van geweld. Inderdaad, wanneer men kijkt naar de hardnekkigheid en de blindheid van de heersende klassen, dan zou men inderdaad kunnen besluiten dat zij gelijk hebben. Niettemin willen wij het omgekeerde blijven geloven. Daarom wil de Belgische Werkliedenpartij hervormingen bekomen, en om te beginnen de sleutel van alle hervorming: het algemeen stemrecht, zonder beroep te doen op geweld. Is dat een utopie? Dat de burgerij maar beslist en antwoord geeft daarop!" ("Ibid.", pp.80-81)
9M. Liebman heeft dat duidelijk aangetoond ("Les Socialistes belges..., op.cit.", pp.82-86).
10 "Ibid"., p.87.
11Oproep geciteerd door Emile Vandervelde, "Le Parti Ouvrier belge 1885-1925", Brussel, L'Eglantine, p.44.
12Puissant, J., "L'évolution du mouvement ouvrier socialiste dans le Borinage", Brussel, Acad. Royale de Belgique, Mémoires de la classe de Lettres, coll. in 8</p>), 2de serie, T. LXV, Fascicule 5, 1982, p.344.
13 ""La Chronique", 16 april 1893.
14De Brouckère, L., in De Man, H., de Brouckère, L., "Le mouvement ouvrier en Belgique" ("Un aspect de la lutte des tendances socialistes") vertaling uit het Duits door R. Deprez met inleiding van M. Steinberg, Bruxelles, Ed. de la Fondation J. Jacquemotte, 1965, p.93 (eerste Duitse editie, bijvoegsel bij "Die Neue Zeit", nr. 9, 1910-1911, 10 maart 1911).
15Van Kalken, F., "Commotions populaires en Belgique (1834-1902)", Brussel, Office de Publicité, 1936, p.136; Liebman, "Les Socialistes belges..., op.cit.", p.102.
16Van Kalken, "I""bid.", pp.136-139; Liebman, "Ibid.", pp.101-104; Destrée, J., Vandervelde, E., "Le socialisme en Belgique" (met in bijvoegsel het programma en de statuten van de BWP), Parijs, Giard et Brière, 2de editie, 1903 (eerste editie 1898), p.149.
17Op het IXe jaarlijks congres (2 en 3 april 1893), een week voor de algemene staking, komt Anseele in de volgende termen tussen: "Altijd maar spreken over revolutie, dat is belachelijk." (POB, "Compte rendu du IXe Congrès annuel tenu - Gand les dimanche 2 et lundi 3 avril 1893", Bruxelles, Drukkerij J. Maheu, 1893, p.57).
18Bertrand, "Histoire de la démocratie, op.cit.", T.2, pp.495-497.
19Pirenne, H., "Histoire de Belgique, des origines - nos jours", Brussel, La Renaissance du Livre, 1952, Vol.IV, p.205.
20Destrée, Vandervelde, "op.cit.", p.149.
21Puissant, "L'évolution..., op.cit.", p.347.
22Over dit "Charter", zie ons artikel "Staat en revolutie, herzien en gecorrigeerd door Emile Vandervelde" in dit nummer.
23Destrée, Vandervelde, "op.cit.", p.154.
24Mommen, "Op.cit.", p.97.
25"Ibid.", p.99; Liebman, "Les Socialistes belges..., op.cit.", p.112.
26Destrée , Vandervelde, "O""p.cit.", p.164. J.Destrée heeft het over "een buitengewone verrassing: verrukkelijk voor de democraten."
27Mommen, "O""p.cit.", pp.99 en 102.
28De uitdrukking komt van E. Anseele (Destrée, Vandervelde, "O""p.cit.", p.117).
29Mommen, "O""p.cit.", p.117.
30Liebman, "Les Socialistes belges..., op.cit.", p.131.
31Mommen, "O""p.cit.", p.117.
32Liebman, "Les Socialistes belges..., op.cit.", p.131.
33Mommen, "O""p.cit.", p.117.
34Voor de lijst van aanslagen en botsingen, zie C. Van Overbergh, "La grève générale belge d'avril 1902", Brussel, Uitg. Oscar Schepens et Cie, 1902, annexe 1, pp.163-180.
35Liebman, "Les Socialistes belges..., op.cit.", p.129.
36C. Van Overbergh ("O""p.cit.") beweert dat het aantal stakers, volgens de socialistische bronnen, ligt tussen 300 en 350.000 (p.181, zie ook pp.87-88 en 92) In een bijlage (pp.181-182) komt hij daar nochtans op terug. Daar legt hij, heel precies, het aantal stakers op maximum 231.927. Hij gaat daarbij uit van statistieken die hij zelf opgesteld heeft en die hij als "ernstig" beschouwt, waarschijnlijk omdat ze beter overeenstemmen met zijn overtuiging. L. Linotte, die zich vooral baseert op de archieven van het Parket, komt tot een cijfer van driehonderdduizend stakers. ("Les manifestations et les grèves dans la province de Liège de 1831 - 1914. Inventaire sommaire des archives de la S<{>reté publique de la province de Liège", Leuven-Parijs, Nauwelaerts, 1964 (Centre Interuniversitaire d'Histoire Contmeporaine, Cahiers nr.34), p.140).
37Dat idee geeft J. Destrée weer, wanneer hij schrijft: "Vanaf die dag, 13 april, riepen de socialisten met aandrang op om botsingen tussen de menigte en de strijdkrachten te vermijden. De omstandigheden drongen de partij ook het enige middel op dat nog overbleef: de algemene staking." (Destrée, Vandervelde, "O""p.cit.", p.257).
38Van Overbergh, "O""p.cit.", p.30. F. Van Kalken noteert: "Op woendsagavond 16 april, toen de proletarische betoging voorbij het stadhuis van Leuven kwam, hadden leden van de burgerwacht van boven uit het venster met de vuist gedreigd naar de menigte" (op.cit., p.177). Van Kalken wijst ook op de verantwoordelijkheid van generaal Verstraete ("id."). L. Bertrand geeft de lijst van de zes arbeiders die ter plaatse stierven, afgeslacht "zonder verwittiging, bijna in koelen bloede". De jongste was zestien jaar ("Histoire de la démocratie..., op.cit.", T.2, p.585).
39Zie in dat verband hetgeen L. Bertrand daarover zegt: "De gemoederen waren meer dan ooit verhit. Brussel was begonnen. De provincie volgde. Vanaf dan, met al het geweld, wist men niet meer waar men zou terechtkomen, de leiders werden overrompeld." ("Souvenirs d'un meneur socialiste", Brussel, L'Eglantine, 1928, T.2, p.87).
40Bertrand, "Histoire de la démocratie..., op.cit.", T.2, p.585.
41Geciteerd door Cl. Renard, "Op.cit.", T.2, p.206.
42Bertrand, "Histoire de la démocratie..., op.cit.", T.2, p.586.
43Beslissing van het jaarlijks Congres van 30 en 31 maart 1902, in POB, "Compte rendu des Congrès annuel et extraordinaire tenus - la Maison du Peuple de Bruxelles les 30, 31 mars et 4 mai 1902", Brussel, Brismée, 1902, p.56-57.
44 "Het algemeen stemrecht zonder onderscheid van geslacht" staat ingeschreven in het politiek programma van het Charter van Quaregnon (ondermeer herdrukt in Destrée, Vandervelde, "O""p.cit.", pp.421-436; citaat p.422).
45Renard, "Op.cit.", p.236.
46Over de onderhandelingen in verband met dat voorstel, zie het zeer gedetailleerde werk van G. Deneckere, "De algemene staking in 1913. Geraffineerde conflictbeheersing aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog" (in de "Revue Belge d'Histoire Contemporaine", XXII, 1991, n3-4, pp.452-520), waarin melding gemaakt wordt van de discussies tussen E. Vandervelde en de regeringsleider.
47Naar de uitdrukking van C. Van Overbergh, "La grève générale (1913), op.cit.", p.4.
48M. Liebman schrijft in die zin: "De algemene staking van 1913 is een klinkende overwinning voor de Werkliedenpartij, door de manier van organiseren van de partij" ("Les Socialistes belges..., op.cit.", p.74.
49Een algemeen stemrecht uitsluitend voor mannen. De katholieken hadden wel geprobeerd om het vrouwenstemrecht erdoor te krijgen, om het antiklerikale effect van het algemeen stemrecht te verzachten, maar tevergeefs. Zo zitten we in de bizarre situatie dat de katholieken, die vroeger geweigerd hadden om te erkennen dat vrouwen een ziel hadden, zich nu inspannen om hun stemrecht te geven. De houding van de socialisten is niet minder bizar. Zij verzetten zich tegen het vrouwenstemrecht. Dat standpunt is niet zo verwonderlijk, aangezien zij het bijna twintig jaar geleden, uit naam van het partijbelang, aangenomen en bekrachtigd hadden.
50De revolutie was zeker niet aan de orde van de dag in België. Hoe zou het ook anders kunnen. De BWP had al haar gewicht in de schaal geworpen om ze te vermijden. Maar J. Bartier heeft evenmin ongelijk, als hij de strategie van de kapitalisten samenvat als volgt: "Door zich neer te leggen bij het algemeen stemrecht, heeft de burgerij in feite blijk gegeven van dezelfde politiek handigheid als minister Rogier. Die slaagde erin de revolutionaire golf van 1848 in te dijken, door op tijd een aantal toegevingen te doen" ("La politique intérieure belge", "Compléments - l'histoire de Belgique de 1914 - 1940" (Vol.IV de Pirenne, Op.cit., p.4).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten