07-10-2011

Over socialisme en strijd voor socialisme bestaan tegenstellingen BINNEN de PVDA

Volgens mij gaat de tweede Dag Van Het Socialisme meer tegenstellingen opwerpen dan eenheid brengen, als BINNEN de deelnemende organisatie, de PVDA, er al geen duidelijke ondubbelzinnige eensgezinde opstelling bestaat....
Jo Cottenier, studiedienst PVDA (In “Het socialisme staat opnieuw op de dagorde”, Werkgroep Economie geleid door Jo Cottenier), Ronde Tafel van Socialisten) over socialisme:


Een befaamd professor vroeg zich onlangs af hoe het kapitalisme kan gered worden uit de greep van de kapitalisten. Dat is zoals rugby spelen zonder rugbyspelers merkte PVDA-voorzitter Peter Mertens terecht op in Solidair. Hoe komt een schrander mens zoals professor De Grauwe ertoe om dergelijke nonsens uit te kramen vroeg ik mij af. Een maatschappij zonder kapitalisten, dat is toch het socialisme dacht ik.”

Onenigheid in de leiding van de PVDA? Want Peter Franssen (en ook Boudewijn Deckers) hebben een andere visie op socialisme (“een maatschappij mét kapitalisten”), die zij door zogenaamde marxistische analyse verdedigen. (Hier kun je er meer over lezen – op “download” klikken en dan op “openen met Adobe-reader” als je het op scherm wil lezen maar niet downloaden, en in het Nederlands hier – zelfde aanwijzingen)....of zie verderop.
Tenzij! Tenzij de professor met ‘kapitalisten’ bedoelt de financiële haaien, hedgefunds, private equity funds en andere moderne piraten die het hele financiële systeem ei zo na naar de knoppen hielpen. En die er vandaag opnieuw lustig op los speculeren.
Op een dag zoals deze is het wel gepast om te proberen de puntjes op de i te zetten. Als we het hebben over kapitalisten, kapitalisme en socialisme, waar hebben we het dan over? (...)

We willen allen een maatschappij zonder onrecht en uitbuiting, zonder de kwalen van de huidige maatschappij. Laten we het dus eerst proberen eens worden over de bron van die kwalen.

Een van de grootste kwalen die vandaag andermaal toeslaat is de economische crisis. (...) Dé hamvraag in een debat over economie vandaag is: wat is de oorsprong van deze crisis? Ligt ze bij de neoliberale politiek of ligt ze bij het kapitalisme? Ligt ze bij de ontsporingen van het financiële kapitaal of is het een crisis van het systeem? Met andere woorden, willen we een kapitalisme zonder kapitalisten of willen we het socialisme. Staat socialisme voor ‘neokeynesiaanse’ politiek of moeten we terug naar het oorspronkelijke, onvervalste socialistisch ideaal zoals het door Marx werd geformuleerd.(...)

De eerste, de meest simpele en aantrekkelijke stelling over de crisis luidt: het ligt aan de hebzucht van de bankiers. (...)

Het zit hem dus in de hebzucht van de bankiers. Wie de schuld zoekt in de moraal, moet ook de oplossing zoeken in de moraal. (...)

Terug Marx voorbij, terug naar de utopische socialisten bij het begin van de 19e eeuw, die rekenden op het gezond verstand en de hoogstaande moraal van de kapitaalbezitters om een sociaal rechtvaardige maatschappij uit te bouwen. Marx nam de ideeën van de utopische socialisten terug op om aan te tonen dat de wetten van de economie niet geschapen worden door de moraal, maar dat de moraal bepaald wordt door de wetten van de economie. Voortbouwend op de waardeleer bij Smith en Ricardo ontwikkelde hij de leer van de meerwaarde en de wet van maximum winst, de grondwet van het kapitalisme. Dit hangt zelfs niet van de goede wil af van de kapitalist schreef Marx, het is een dwingende wet van het systeem. Wie niet probeert maximum winst te halen gaat zelf ten onder in de concurrentieoorlog. Dat is de ijzeren wet van het systeem en heeft niets met moraal te maken. (....)
Wie een maatschappij wil met een andere moraal moet het kapitalisme zelf bestrijden.”
In deze tussentijdse conclusie kan ik Jo Cottenier volgen en ondersteunen!
Men zal mij antwoorden: daarmee zijn de bankiers nog niet vrijgesproken, want er is winst en woekerwinst. De tweede, meer verspreide theorie over de crisis luidt: het ligt aan de financiële uitwassen. Het probleem zit hem dan zogezegd niet in de winstjacht, maar in de ‘korte termijnwinst’, in de woeker. (...)
Het is de versie van de sociaal-democratie die men breed uitgesmeerd kan vinden in de publicaties van de Europese Socialistische Partij. “De conservatieve ideologie van de vrije markt heeft Europa in crisis gedompeld. Maar deze crisis had vermeden kunnen worden. De gewaagde en buitensporige schuldenpolitiek van de financiële markten is een gevolg van het gebrek aan regulering. (…) De ESP wil een betere functionering van de markten. In onze ogen moet de markt ons dienstbaar zijn en niet domineren.”

De oplossing ligt voor de hand: een nieuwe regulering van de financiële wereld. “De oplossing voor de crisis is de sociaal-democratie, een sociale goed gereguleerde markteconomie.”. En: “Meer dan ooit hebben we een sociaal-democratische regulering nodig van de financiële markten. We mogen nooit meer toelaten dat de financiële markten onze sociale markteconomie domineren. Het sociale Europa moet het halen op de hebzucht en de onverantwoordelijkheid.”

Ik zal het meteen duidelijk stellen: ik pleit ook voor maximale en dwingende maatregelen tegen de financiële woeker en speculatie. Voor publieke banken door onteigening van de banksector, voor bestraffing van operaties met fiscale paradijzen, voor een taks op financiële transacties en beursverrichtingen, voor een meerwaardetaks. Waar we het hier over hebben is: ligt hierin de oorzaak en meteen de oplossing voor de crisis? Wordt de markteconomie vrijgesproken en de worden de financiers veroordeeld?”
Hier vind ik Jo Cottenier wat onduidelijk (eigenlijk dubbelzinnig...). Toch eerst “voorlopig” of “als eerste stap” wat reformisme: de woekerwinsten of het neo-liberalisme bestrijden (of de arbeidersklasse voorlopig ertoe aanzetten eerst dit als strijdobjectief te nemen), om dan “later” het kapitalisme te bestrijden. (en de arbeidersklasse ertoe aanzetten hun historische rol voor omverwerping van het kapitalisme, te spelen)
Maar Jo gaat verder....

“De Franse oud eerste minister Michel Rocard is duidelijk: “Het is het kapitalisme in zijn gemondialiseerde en gefinanciariseerde vorm die ter discussie staat en niet de markt – waarvan ik voorstander ben”. Zijn besluit: “Vermits het om een mondiaal project gaat zie ik maar één kracht die het tot een goed einde kan brengen: de internationale sociaal-democratie. We zullen moeten opkomen voor alles wat produceert tegen alles wat speculeert. Dat is het, de nieuwe klassenstrijd.”Daarmee wordt de oude klassenstrijd – à la Marx, tussen kapitaal en arbeid – begraven. De nieuwe klassenstrijd mobiliseert alle werkenden (industrieel kapitaal en arbeid) tegen de financiers, de speculanten, de parasieten. Niet toevallig maakte die theorie ook opgang bij de sociaal-democratie van de jaren ’30, na het uiteenspatten van de speculatiegolf in ’29. Bij ons in België werd ze op bijzonder krachtige wijze gelanceerd door Henri De Man, die mede dank zij de campagne voor zijn Plan van de Arbeid voorzitter werd van de toenmalige BWP. Niet toevallig werd die theorie ook opgenomen door de grootste vijanden van de proletarische klassenstrijd: de nationaal-socialisten.”
Ah, Jo Cottenier neemt toch duidelijk stelling tegenover deze reformistische “stappen-theorie”!
Dergelijke stellingen gaan volledig voorbij aan de reële verhouding tussen financieel en industrieel kapitaal onder het kapitalisme en ook hier heeft Marx ons iets zinnigs te vertellen. Voor Marx vertrekt alles bij de kapitaalcyclus en de accumulatie van kapitaal. De bron van alle rijkdom ligt in de arbeid, in de productie. Welke ook de indruk moge zijn die men krijgt bij het aanschouwen van de beursspeculaties: geld schept geen geld. Het moet van ergens komen, iemand betaalt het, vandaag of in de toekomst. Alle ‘meerwaarde’ komt uiteindelijk voort uit de productie, ook de winst in de financiële sector of de distributie. (...)
De geldschieters, de banken of aandeelhouders, zijn voor hun winst afhankelijk van de bedrijven. De wederzijdse afhankelijkheid is zo groot dat er in de loop van de geschiedenis heel veel vervlechtingen zijn gebeurd in beide richtingen. Financiers zijn bezitters geworden van industriële ondernemingen (holdings), banken hebben zich gespecialiseerd in financiële operaties voor ondernemingen en aandeelhouders (zakenbanken) en industriële monopolies hebben hun eigen financiële ondernemingen waarmee ze op hun beurt gingen speculeren. Dat voor wat betreft de liefde.

De haat is er ook, want uiteindelijk blijft het dikwijls een gevecht om de winst uit de productieketen binnen te rijven. De financiers krijgen geld van speculanten en deze eisen waar voor hun geld: een rendement van 15, 20, 30%. (,,,)

Wat is hierin de rol van de neoliberale golf geweest? (...)
Samengevat kan men stellen dat de financiële wildgroei tijdelijk een zware crisis van overproductie heeft weggeduwd. De kapitalen die niet rendabel genoeg in de industriële productie konden belegd worden vonden hun weg in de speculatieve sfeer. Maar uiteindelijk ligt de kern van het probleem bij de bron: in de productie. Zonder de financiële wildgroei had de crisis van 1973 eerder geleid tot een lange depressie. Die krijgen we vandaag en in dubbele mate, omdat alle uitwegen afgesloten zijn. De financiële spelers hebben de illusie gecreëerd dat men kon ontsnappen aan de logica van de crisis van overproductie. Maar uiteindelijk stoot het systeem weer op zijn grenzen en onoplosbare tegenstellingen, die op unieke wijze werden geanalyseerd door Marx.”
Inderdaad, het kapitalisme (in zijn imperialistisch stadium) zit sinds 1973 in een overproductie-crisis (onder het imperialisme voor een deel in de vorm van een overcapaciteits-crisis). De “krediet-crisis” en de “schulden-crisis” zijn hier gewoon een uiting van.
“Een derde theorie gaat nog een stapje verder: we moeten terug de derde weg ontdekken. Wat gefaald heeft is niet het kapitalisme maar een bepaald soort kapitalisme. In zijn boek ‘Capitalisme contre capitalisme’ lanceerde Michel Albert in 1991 het concept ‘Rijnlandmodel’ als alternatief op het ‘Angelsaksisch’ model. Het Rijnlandmodel integreert dan zowel de ethiek als de ultieme regulering van de markt door de staat. De ethiek moet de ondernemers doen bezinnen over hun doen en laten zodat ze optreden met zin voor verantwoordelijkheid. De rol van de staat moet geherwaardeerd worden om tussen te komen waar de markt faalt. (...)
... (H)et Rijnlandmodel maakt abstractie van de na-oorlogse situatie. Een situatie waarin de sociale vrede werd afgekocht met ernstige sociale toegevingen om de dreiging van het communisme te keren. Wat hij als een ‘gift’ van het kapitaal voorstelt is afgedwongen door strijd en het kapitalisme marcheert onverbiddelijk in de andere richting.

Kan dat anders? Alle Rijnlandfanaten leggen er de klemtoon op dat de markt het beste mechanisme is en blijft om welvaart te creëren. (...)

Markteconomie is per essentie blinde concurrentie en jacht op winst. Markt is maatschappelijke chaos. Markt is per definitie asociaal. Karl Marx toonde aan waarom de wetten van de markt onvermijdelijk naar crisissen van overproductie leiden. Eigenlijk kan men stellen dat de enige echte regulering die in het kapitalisme ingebakken zit, de crisis is. Doorheen crisissen stuurt het kapitalisme zichzelf bij. Voor het kapitaal is de crisis een goeie zaak, want daardoor worden de zwakste schakels vernietigd en wordt de winstvoet terug opgekrikt. Ten koste van een massieve vernietiging van volstrekt performante produtiemiddelen, ten koste van misdadige verspilling en onnoemelijk veel miserie. En dat gaat uiteindelijk terug op de fundamentele tegenstelling die de basis vormt van de kapitalistische economie: de productiemiddelen zijn privé-bezit terwijl de productie meer en meer sociaal is. (...)
De enige ‘planning’ die gebeurt is die om de concurrentie kapot te krijgen. Daarvoor moet het kapitaal méér winst opstrijken dan de concurrenten, altijd maar méér kapitaal accumuleren. Door meer en sneller te investeren hoopt elke kapitalist dat hij markten kan veroveren op zijn concurrenten. Maar daarvoor moet hij de productiekost verlagen (lagere lonen), voortdurend rationaliseren om méér te produceren met minder arbeidskrachten. Deze verhoogde uitbuiting van de werkende massa leidt onvermijdelijk tot crisissen van overproductie omdat er een tegenstelling groeit tussen de productiecapaciteit en de koopkracht van de grote massa. Zoals Marx het samenvatte: “De uiteindelijke oorzaak van elke echte crisis blijft de armoede en de beperking van de consumptie van de massa, die botst op de tendens van de kapitalistische productie om de productiekrachten zodanig te ontwikkelen alsof er een absoluut consumptievermogen van de maatschappij tegenover staat.” De uiteindelijke oorzaak daarvan is en blijft de maatschappelijke chaos waar alleen de wet van maximale winst geldt.”
En consequent met zijn analyse besluit Jo Cottenier dan ook (alhoewel ikzelf zijn besluiten nog wat vaag en onduidelijk vind, zoals ik dit hier schreef):
Het alternatief is niet een gereguleerd kapitalisme, maar het socialisme.
En eigenlijk dient mijn hele betoog om de essentiële kenmerken van dat socialisme te omschrijven. Het is geen sociale of socialistische markteconomie, want dat is een contradictio in terminis. Het socialisme kan alleen gebouwd worden op basis van een economie met de volgende drie kenmerken:

1° De grote productiemiddelen moeten in collectief bezit worden gebracht. Dit wil zeggen dat in de cruciale domeinen van de economie de vrije markt als ‘regulator’ is uitgeschakeld. Hoever dit gaat is afhankelijk van de staat van ontwikkeling van de economie.

2° De productie wordt gepland, de markteconomie wordt vervangen door een planeconomie. De prioriteiten qua productie en investeringen moeten afgestemd worden op de grootste noden van de bevolking en op het vrijwaren van het milieu. De electronische middelen waarover de maatschappij nu beschikt om de planning te sturen en af te stemmen op de behoeften zijn onvergelijkbaar met deze die ter beschikking stonden van het ‘reëel bestaande socialisme’. De ervaringen van die maatschappijen moeten dienen lessen te trekken uit de realisaties, de fouten en tekorten en om het socialisme van de toekomst beter, efficiënter en democratischer te organiseren.

3° Alle burgers zijn gelijk, nemen deel aan de maatschappelijke arbeid en worden vergoed in verhouding tot de geleverde bijdrage. Het recht op arbeid wordt daadwerkelijk toegepast. Dit schakelt de kloof uit tussen rijk en arm, vermits inkomen uit bezit van productiemiddelen en inkomen door het werk van anderen tot een minimum beperkt wordt. De verdeling van inkomens en geproduceerde goederen wordt door de staat georganiseerd. De basisbehoeften worden kosteloos verstrekt: gezondheidszorg en onderwijs. De levensnoodzakelijke voorzieningen zoals woning, energieworden gegarandeerd tegen zeer lage prijs. De sociale voorzieningen voor opvang voor kinderen, gehandicapten, zieken en gepensioneerden worden maximaal uitgebouwd. In alle gevallen is een leefbaar minimuminkomen gegarandeerd.
Wie het over socialisme heeft, moet naar de kern gaan van de economie. Deze crisisperiode is bij uitstek een periode om die boodschap te brengen. Zonder scrupules, met overtuiging en vertrouwen in de toekomst. Met geloof ook in de scheppende kracht van de massa.”
....om uiteindelijk toch weer - volgens mij- bij de reformistische “stappentheorie” uit te komen.
“Laat het duidelijk zijn, als we het over de onmiddellijke toekomst hebben dan juichen we alle maatregelen toe die ons vooruit helpen op die weg en die de mogelijkheden van het socialisme nog beter in de verf zetten. In het bijzonder de maatregelen die de noodzaak van het collectief bezit onderstrepen.”
Deze “dubbelzinnige” opstelling van Jo Cotttenier MOET hij wel innemen om problemen in zijn eigen partij te vermijden. Want zo geeft de PVDA niet (meer) de “boodschap” voor het enige alternatief, “de strijd voor het socialisme”, maar voor de (verkiezings?-)strijd voor een soort Henri De Man-plan light versie.
“4 oktober 2011 op pvda,be:
De PVDA dringt erop aan dat er een openbare good bank komt, die functioneert op de manier waarop het succes van het Gemeentekrediet was gestoeld. De ASLK en het Gemeentekrediet hebben nooit last gehad van de problemen van de geprivatiseerde banken vandaag.(...)

De PVDA is verwonderd dat er geen publiek debat is over de privatisering van Gemeentekrediet en over de rampzalige gevolgen ervan. Zo’n debat zou de bakens nochtans kunnen verzetten.

“Toppunt is dat de openbare aandeelhouders – de staat, de gewesten en de gemeenten – een stevige meerderheid hebben in Dexia. Het probleem is dat de bank sinds het begin van de jaren 90 als een privébank wordt geleid”, zegt Peter Mertens van de PVDA. “De gemeenten zijn afhankelijk geworden van de dividenden van de Gemeentelijke Holding, die vandaag op nul staan. De gevolgen voor de financiën van de gemeenten zijn nefast. Daardoor dreigen besparingen op personeel, in het onderwijs, bij sociale diensten... De gemeenten moeten maar blijven garant staan voor een bank waarover zij geen enkele reële controle meer hebben. In plaats van fondsen te blijven injecteren en garanties te blijven bieden aan een strategie die al drie jaar lang haar failliet bewijst, zou een openbare bankdienst een nieuwe start kunnen bieden aan de gemeenten. Die openbare good bank zou onder directe controle staan van de bevolking en van de sociale organisaties zonder dat er een beroep moet gedaan worden op managers van de privésector. Wij zouden een openbare bank hebben die werkt als een openbare dienst.”
Als echte “sociaal-demokraten” maakt de PVDA het mobiliseren voor revolutionaire klassenstrijd ondergeschikt maken aan de strijd voor stemmenwinst op basis van een reformistisch programma van een “geregeld” kapitalisme......Waar Jo Cottenier (van diezelfde PVDA) schijnbaar zo'n afstand van nam. (die tegenstelling wordt schijnbaar overbrugd, door een onderscheid te maken tussen PVDA en PVDA+)
“Stem nuttig, stem voor pvda+
Een stem voor de PVDA+ is de beste manier om het politieke wereldje door elkaar te schudden!

De grote partijen hebben hun kansen al verkeken: bij elke verkiezing staan ze voor je deur maar achteraf bakken ze er weer niets van. Ze leven hun eigen leventje, ver weg van onze dagelijkse problemen. Daarom heeft het parlement dringend nood aan een partij die tussen de mensen staat: PVDA+. Wie denkt dat wij het verschil niet kunnen maken, heeft nog nooit met een mug in dezelfde kamer geslapen. Zelfs met één verkozene houden we ze allemaal wakker.

Moeten wij de crisis betalen?

De partijen die de banken “gered” hebben, willen nu je stem en straks je geld. Extra besparingen en nieuwe belastingen moeten op jouw kosten de put vullen: Belgenland wordt Griekenland!

De PVDA+ is de enige partij die het lef heeft om de rekening te laten betalen door diegenen die de crisis veroorzaakt hebben: de roekeloze bankiers en superrijke euromiljonairs. Ons plan voor een miljonairstaks levert 8 miljard euro op! Stem voor PVDA+

Drie jaar langer werken?

Alle partijen, van sp.a tot N-VA, praten de werkgevers naar de mond: ze willen ons drie jaar langer laten werken voor ons pensioen terwijl 1 op 4 jongeren nu al geen werk vindt.

Een stem voor de PVDA+ is dé stem voor uw brugpensioen. Laat iedereen die wil van een welverdiende rust genieten en geef de jobs door aan de jongeren. Hun toekomst staat op het spel, niet die van de parlementairen die zelf al op 52 jaar op pensioen mogen! Stem voor PVDA+

Winst maken en toch afdanken?

Grote bedrijven, zoals Carrefour en brouwerij InBev, maken winst maar profiteren van de crisis om mensen op straat te zetten en de lonen te verlagen.

De PVDA+ kiest resoluut voor het behoud van onze jobs. Bedrijven die winst maken, mogen niet afdanken. Doen ze het toch, dan moeten ze alle staatssteun en belastingvoordelen onmiddellijk terugbetalen. Stem voor PVDA+

Dure energieprijzen

We betalen ons blauw aan gas en elektriciteit, terwijl Electrabel elk jaar 1 miljard euro winst maakt en welgeteld nul (!) euro belastingen betaalt.

De PVDA+ wil de btw op energie dringend omlaag: van 21 naar 6%, op kosten van Electrabel. Hoe sneller hoe beter: energie is geen luxe, maar een noodzaak. Bijna 200.000 mensen tekenden onze petitie. Geef ze uw stem! Stem voor PVDA+

Stop de ruzie over BHV, pak de crisis aan!

Griekenland gaat over kop, en ook België zit in slechte papieren. Maar wat doen onze politici? Ze spelen een absurd BHV-spelletje. En na drie jaar ruzie over de spelregels blazen ze het land bijna op. Totaal onverantwoord! Zo te zien is hun eigenbelang nog het enige dat telt. Geen wonder dat 83% van de Belgen geen vertrouwen meer heeft in de politiek.  

55 ministers: trop is teveel! Ons klein landje telt 55 ministers die elk 10.000 euro netto per maand verdienen. Frankrijk, dat veel groter is, heeft er maar 15 (vijftien!). Zouden we niet beter één daadkrachtige regering hebben voor heel België? In plaats van zes verschillende regeringen die alleen maar ruzie maken?”


Jo Cottenier's pleidooi was: “Het alternatief is niet een gereguleerd kapitalisme, maar het socialisme(...)Wie het over socialisme heeft, moet naar de kern gaan van de economie. Deze crisisperiode is bij uitstek een periode om die boodschap te brengen.” PVDA-voorzitter Peter Mertens gaat met ZIJN “ sociaal-demokratische boodschap” in TEGEN de argumentatie van Jo:

Links voor de raap
Eerst de mensen, niet de winst. Niets typeert de vernieuwde PVDA beter dan dit uitgangspunt. Mensen zijn geen nummer. Een mens is meer. Een samenleving is geen jack-pot. Een samenleving is meer.

De commercie wint steeds meer veld. Gezondheid,werk, onderwijs, milieu, inspraak, internationale solidariteit en vrede worden opgeofferd aan het koude geldgewin.

Wij willen de prioriteiten opnieuw juist stellen. De samenleving weer op haar voeten zetten. Vandaar ‘eerst de mensen, niet de winst’.

Ook in de partij geldt het uitgangspunt: ‘eerst de mensen’. Een partij waar gewone mensen zich thuis voelen. Een partij waar waarden als menselijkheid, solidariteit en rechtvaardigheid echt iets willen zeggen. Een actieve partij, met meer dan 4.000 leden in het hele land. De groei er flink in. Een partij die niet eigenwijs is, maar wel eigenzinnig. Die zegt waar het op staat. Links voor de raap. Peter Mertens, voorzitter”

 In feite zondigt de hele politieke lijn van de PVDA tegen de argumentatie van haar kader Jo Cottenier. Want het enige dat onder “programma” te vinden is in heel de agit-prop-machine van de PVDA is het volgende:


1. Wie moet de crisis betalen? Niet wij, maar de miljonairs
2. Recht op brugpensioen, werk voor jongeren

3. Een wettelijk pensioen van minstens 1.000 euro

4. Winstgevende bedrijven verbieden af te danken, op straffe van sancties

5. Nieuwe banen in de gezondheidszorg, het onderwijs en bij de overheid

6. Energie: verlaag de btw op energie van 21 % naar 6 %, op kosten van Electrabel

7. Waarom splitsen? Is ons landje nog niet klein genoeg?

8. Geneesmiddelen 50 tot 90 % goedkoper via het echte kiwimodel. Gratis naar
de huisarts zoals bij Geneeskunde voor het Volk
9. De aarde vrijwaren voor de toekomstige generaties.

Laat de grootste vervuilers de zwaarste lasten dragen

10. Milieu: een ambitieus plan om de woningen te isoleren

11. Spaargeld veilig op de openbare bank

12. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.

Voor een rechtvaardig belastingstelsel

13. Notionele interesten? Integraal afschaffen

14. Fiscale fraude en speculatie echt bestrijden:
het bankgeheim opheffen, fiscale paradijzen en speculatiefondsen verbieden
15. Behoud van de index. Een minimumloon van 1.500 euro

16. De werkloosheid bestrijden, niet de werklozen

17. Tegen de armoede: een gegarandeerd minimuminkomen van 1.024 euro per maand

18. Meer geld voor een kwaliteitsvol en toegankelijk openbaar onderwijs

19. Wetenschappelijk onderzoek: openbaar en in dienst van de maatschappelijke noden

20. Steun aan het vrijetijdsleven op mensenmaat. Van sportverenigingen,
over jeugdhuizen en muziekgroepen tot wandelclubs en seniorenverenigingen
21. Degelijke en aangepaste instellingen voor mensen met een handicap

22. Vaste en betaalbare tarieven voor huishuur

23. Trein, tram, bus: betaalbaar en bereikbaar openbaar vervoer

24. Behoud van de lokale postkantoortjes. Voor een bereikbare en betaalbare postdienst

25. De gelijkheid man/vrouw opnieuw op de agenda

26. Een betere bescherming van de vakbondsafgevaardigden.

Het stakingsrecht vrijwaren tegen dwangsommen en lock-out

27. Meer inspraak in het bestuur, zowel hier als in Europa

28. De beste sociale verworvenheden veralgemenen naar alle landen
van de Europese Unie
29. Oude Belgen, nieuwe Belgen, allemaal Belgen. Gelijke rechten voor iedereen

30. Niemand is illegaal. Wie duurzaam in het land verblijft, verdient ook alle kansen

31. Maatregelen tegen kleine criminaliteit. Voorkomen is beter dan bestraffen

32. Garanties voor voedselveiligheid in de landbouw

33. Een actieve vredespolitiek is nodig. Geen medewerking aan de Navo-oorlogen.

Solidariteit met Palestina

34. Geef de landen van het Zuiden de kans om op eigen benen te staan

35. Internationale solidariteit met de landen die werken aan sociale rechtvaardigheid.

De nieuwe wind in Latijns-Amerika als inspiratie.”

In feite argumenteert Jo Cottenier TEGEN zo'n politieke opstelling: “We willen allen een maatschappij zonder onrecht en uitbuiting, zonder de kwalen van de huidige maatschappij. Laten we het dus eerst proberen eens worden over de bron van die kwalen. (...)Wie een maatschappij wil met een andere moraal moet het kapitalisme zelf bestrijden.” En hij argumenteert tegen het perfide van de opstelling “terug naar het Rijnland-model”, “eerst en vooral strijd tegen speculatie en woekerwinsten” en “de strijd voor (tijdelijke en revolutie-uitstellende hervormingen”: “(D)e oude klassenstrijd – à la Marx, tussen kapitaal en arbeid – begraven. De nieuwe klassenstrijd mobiliseert alle werkenden (industrieel kapitaal en arbeid) tegen de financiers, de speculanten, de parasieten. Niet toevallig maakte die theorie ook opgang bij de sociaal-democratie van de jaren ’30, na het uiteenspatten van de speculatiegolf in ’29. Bij ons in België werd ze op bijzonder krachtige wijze gelanceerd door Henri De Man, die mede dank zij de campagne voor zijn Plan van de Arbeid voorzitter werd van de toenmalige BWP. Niet toevallig werd die theorie ook opgenomen door de grootste vijanden van de proletarische klassenstrijd: de nationaal-socialisten.(....) Eigenlijk kan men stellen dat de enige echte regulering die in het kapitalisme ingebakken zit, de crisis is. Doorheen crisissen stuurt het kapitalisme zichzelf bij. Voor het kapitaal is de crisis een goeie zaak, want daardoor worden de zwakste schakels vernietigd en wordt de winstvoet terug opgekrikt. Ten koste van een massieve vernietiging van volstrekt performante productiemiddelen, ten koste van misdadige verspilling en onnoemelijk veel miserie. En dat gaat uiteindelijk terug op de fundamentele tegenstelling die de basis vormt van de kapitalistische economie: de productiemiddelen zijn privé-bezit terwijl de productie meer en meer sociaal is.


En tegenover de argumentatie van PVDA-kader Jo Cottenier “Markteconomie is per essentie blinde concurrentie en jacht op winst. Markt is maatschappelijke chaos. Markt is per definitie asociaal. Karl Marx toonde aan waarom de wetten van de markt onvermijdelijk naar crisissen van overproductie leiden. Eigenlijk kan men stellen dat de enige echte regulering die in het kapitalisme ingebakken zit, de crisis is. Doorheen crisissen stuurt het kapitalisme zichzelf bij,”.... de argumentatie over “socialisme” van Peter Franssen (ook kader in dezelfde PVDA!):
De voorwaarden voor het economische socialisme
In één woord: het kapitalisme moet de voorwaarden scheppen die het socialisme mogelijk maken.

In 1917 hebben de Russische communisten onder leiding van Lenin de geschiedenis geforceerd. In 1949 hebben de Chinese communisten onder leiding van Mao Zedong hetzelfde gedaan. In beide gevallen had het kapitalisme zijn historische rol nog lang niet vervuld. (...)

Op basis van de marxistische analyse van de evolutie van de maatschappij, die op de eerste plaats de evolutie is van de productiewijze, de productiekrachten en de productieverhoudingen, ontwikkelen de Chinese marxisten in het begin van de jaren 1980 de theorie van “de eerste fase van het socialisme”
1
. Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling, die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Deng Xiaoping: “De socialistische maatschappij vormt de eerste fase van het communisme; de historische periode die zij vertegenwoordigt kan zeer lang duren. Haar belangrijkste taak is de ontwikkeling van de productiekrachten om het materiele en culturele niveau van het volk stapsgewijze te verhogen. De ervaring tussen 1958 en 1978 heeft ons geleerd dat armoede, geen socialisme is – het socialisme wil integendeel de armoede uitschakelen. De productiekrachten niet ontwikkelen en de levensvoorwaarden van het volk niet verbeteren, beantwoordt geenszins aan de vereisten van het socialisme.2
De bestaande onderontwikkeling van de productiekrachten impliceert dat de historische rol van het privé-bezit zoals Engels en Marx die hierboven beschrijven, nog niet vervuld is. Met andere woorden: op het ogenblik dat China de hervormingen inzet, is de superioriteit van de socialistische economische verhoudingen in de gehele economie een fictie; veel productiekrachten groeien sneller onder andere vormen van eigendom dan onder de zuiver socialistische, waar de productiemiddelen in handen zijn van de staat of van de gemeenschap.(...)

Onder de omstandigheden van het socialisme in een onderontwikkeld land betekent dit dat de privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet komen, of met andere woorden dat het kapitalisme moet werken in dienst van de socialistische opbouw.3

Daar waar PVDA-kader Peter Franssen (en Deng Xiaoping met hem) argumenteert voor “een socialisme met kapitalisten” (met een marxistisch KLINKENDE termen als “productie-wijze”, “productie-krachten” en “productieverhoudingen”).....neemt Jo Cottenier in ZIJN visie van “socialisme” hier afstand van (zie begin)


1Robert C. Hsu, Economic theories in China 1979-1988, Cambridge University Press, New York 1991, p. 13.

2Deng Xiaoping, “Promouvoir la démocratie sur le plan politique et la réforme en matière d”économie”, (15 april 1985), Textes Choisis, Éditions en Langues étrangères, Beijing 1994, Deel 3, p. 121.

3Marxistische Studies 78/2007, De ontwikkeling van het socialisme in China, Peter Franssen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten