De eerste zin van “Het
Kapitaal” van Karl Marx: “De
rijkdom van de maatschappijen, waarin de kapitalistische
productiewijze heerst, heeft de vorm van een ‘kolossale
opeenhoping van waren’,1
waarvan de afzonderlijke waar de elementaire vorm is. Ons onderzoek
begint dan ook met de analyse van de waar.”
Er bestaat een begrip uit de
burgerlijke economie die deze karakteristiek (‘kolossale
opeenhoping van waren’)een
beetje weerspiegeld,… en dat is Brutto
Binnenlands Produkt (BBP).
Het BBP geeft van een land en
in een bepaald jaar de gelduitdrukking van de in dat land
geproduceerde producten en diensten aan hun verkoopsprijs
(...en zo worden het “waren”….)
BBP’s kunnen ook worden
“samengeteld”
zodat je kun spreken bv van het BBP
van de EU, of het
BBP van Afrika
of het BBP van
Zuid-Amerika. In
de tabellen van de Wereldbank
worden de BBP’s “samengeteld” om in een bepaald jaar het BBP
van de WERELD weer
te geven.
Men spreekt van “economische
groei” als het BBP
van een jaar groter is dan dat van het jaar daarvoor. De mate van
“economische groei”
wordt uitgedrukt in het
percentage dat het BBP
van een jaar dan is “gegroeid”
tov dat van het jaar ervoor.
De kosten, de uitgaven en de
inkomsten die een regering van een land in een bepaald jaar heeft
gemaakt, worden uitgedrukt in een
percentage van het BBP van dat jaar.
Een “toename” of “inkrimping”
en dus een “groei” of “daling” van kosten, uitgaven en/of
inkomsten betekent niet dat die kosten, uitgaven en/of inkomsten in
hun geld-waarde toegenomen of afgenomen zijn. Maar wel dat het
PERCENTAGE dat die kosten, uitgaven of inkomen uitmaken van het BBP
van het ene jaar tov het vorige jaar verandert. En dat kan bij
gelijkblijvende kosten, uitgaven of inkomsten OOK veranderen omdat
het BBP meer of minder
gegroeid is … of
zelfs gedaald
(bij een acute opstoot van crisis).
In een kapitalistische
maatschappij (de hoogste vorm van WAREN-economie) is gezondheidszorg
een “WAAR”.
Zo bepaalt de grootte van de “economische groei”, de (relatieve) grootte van die kosten, uitgaven en of inkomsten tov het jaar daarvoor bijvoorbeeld, … en dit bepaald dan de beoordeling van bijvoorbeeld de EU van het beleid van een regering van een land, die die kosten, uitgaven en/of inkomsten maakt….
Zo worden door internationale
imperialistische instellingen
(De EU,
IMF,
OESO,
….) beoordelingen, “adviezen” en/of richtlijnen gemaakt aan
landen (en worden landen in een rangschikking” opgenomen) inzake
beleid van die landen op basis van hoeveel
dat “beleid” kost in percentage van het BBP van dat land (in dat
bepaalde jaar).
IN een land worden dan “studies”
en “analyses”
gemaakt, die de “beleidsmakers”
moeten “adviseren”….
Zo ook inzake “gezondheidszorg”…
Dit houdt wel in dat het beleid inzake gezondheidszorg wordt herleid
tot zijn kosten en de evolutie in de tijd van die kosten en dat dan in vergelijking met de evolutie van het BBP (weergegeven door het
percentage dat die kosten in een jaar bedragen van het BBP van dat
jaar)
Het percentage tov het BBP
en het percentage ven
“groei” van het BBP zèlf
worden uiteindelijk de
ENIGE maatstaven en de enige grootte-uitdrukking…
De
INHOUD van het beleid, hoe de gezondheidszorg wordt vorm gegeven (de
“gebruiks-waarde”) verdwijnt naar de achtergrond. Het enige dat
telt is de “kost” (de “ruil-waarde) en hoe die evolueert en
vergeleken met die “kost” van een ander land of een andere
regering….
In: Assurinfo Nr.9 |
Weekblad van 19 maart 2020 DE NATIONALE UITGAVEN IN DE
GEZONDHEIDSZORG 14de editie :
Eurostat en de OESO publiceren
jaarlijks een up-to-date verzameling van statistieken en indicatoren
die de werking van de gezondheidszorgsystemen in de Europese landen
en de OESO-landen meet23.
Uit de recentste editie van de OESO-statistieken blijkt dat de
uitgaven van de OESO-landen als deel van het bbp sinds 2009 nagenoeg
stabiel zijn gebleven, aangezien de groei van de gezondheidsuitgaven
in die periode in lijn lagen met de algemene economische groei. In
2017 besteedden de OESO-landen4
gemiddeld zo’n 8,8 % van het bbp aan gezondheidszorg, terwijl het
gemiddelde aandeel in Europa 9,3 % bedroeg.
De Belgische
gezondheidsuitgaven bedragen 45,4 miljard euro in 2017, hetzij 10,3 %
van het Belgische bbp. Deze uitgaven zijn, als percentage van het
bbp, vrij stabiel sinds 2009 (10,1 %), en hoger dan in 2008 (9,3 %)
en 2007 (8,9 %).
(…)
In quasi alle OESO-landen is de
openbare sector de belangrijkste financier van de gezondheidszorg. De
overheden en sociale zekerheid (verplichte ziekteverzekering)
financieren in 2017 gemiddeld 73,6 % van de gezondheidszorguitgaven
van OESO-landen. Sinds 2010 kennen de publieke uitgaven aan
gezondheidszorg in de meeste OESO-landen een eerder trage groei, in
lijn met de groei van de economie in haar geheel. Het aandeel van de
Belgische publieke sector in de totale gezondheidsuitgaven is in de
afgelopen jaren vrijwel constant gebleven en bedraagt 77,2 % in 2017.
Het Europese gemiddelde bedraagt in datzelfde jaar 78,7 %.
In België wordt de
overheidsbegroting van de gezondheidszorg begrensd door een
wettelijke reële groeinorm.
Vanaf 2004 mochten de uitgaven voor geneeskundige prestaties met 4,5
% per jaar in reële termen toenemen “om een voor iedereen hoog
niveau van kwalitatieve en toegankelijke gezondheidszorg te
waarborgen”. Die groeinorm van 4,5 % zou uiteindelijk tot 2012
worden gehandhaafd. In 2012 heeft de regering namelijk belangrijke
besparingen doorgevoerd in de sector van de gezondheidszorg. De
groeinorm werd opnieuw ingevoerd in 2013, zij het met kleinere
groeipercentages in vergelijking met de situatie vóór 2012 (2 % in
2013, 3 % in 2014 en 1,5 % vanaf 2016)5.
(…)
Volgens de berekeningen van de
FOD Sociale Zekerheid bedragen de totale lopende uitgaven die België
aan gezondheid besteedt, voor alle zorgverstrekkers en zorgsectoren
samen, in 2017 45,4 miljard euro. Ter vergelijking, in 2006 bedroegen
deze uitgaven 29,1 miljard euro. Tussen 2006 en 2017 zijn de
nationale uitgaven voor gezondheidszorg toegenomen met 56,0 %.
Dat stemt overeen met een
gemiddelde jaarlijkse groei van 4,1 %. De groei kende in deze periode
geen constant verloop. In
2007, 2008 en 2009 namen de uitgaven nog fors toe met respectievelijk
6,0 %, 7,2 % en 6,9 %, maar vanaf 2012 bleef de groei onder de
gemiddelde jaarlijkse groei van 4,1 %. In 2017 bedraagt de groei 3,8
%, hetzij 0,3 procentpunten meer dan in 2016.
Nationale gezondheidsuitgaven en
het BBP bedragen in miljoenen euro
Het Belgisch bruto binnenlands
product (bbp)6
tegen lopende prijzen bedroeg 326,7 miljard euro in 2006. Daarvan
werd 29,1 miljard euro besteed aan gezondheidszorg, hetzij 8,9 %. Van
2006 tot en met 2008 werd telkens zo’n 9 % van het bbp aan
gezondheidszorg besteed. Sinds 2009 liggen de percentages hoger en
schommelen ze tussen 10,0 % en 10,4 % van het bbp.
Het aandeel van de
gezondheidsuitgaven in percentage van het bbp ligt in België in de
periode 2006-2017 steeds boven het Europese gemiddelde.
Dit gemiddelde ligt in de periode 2006-2008 tussen 8,5 % en 8,7 %. Na
een stijging in 2009, schommelt het tussen 9,2 % en 9,4 %. In de
Europese rangschikking van 2017 nestelt België zich op de zevende
plaats. Zwitserland (12,3 %), Frankrijk (11,3 %) en Duitsland (11,2
%) nemen de top 3 plaatsen in.(...)
In 2008 stegen de nationale
uitgaven voor gezondheidszorg (7,2 %) sneller dan het bbp (2,7 %).
Terwijl de gezondheidsuitgaven in het recessiejaar 2009 verder stegen
met 6,9 %, daalde het bbp met 1,5 %. 2010 onderscheidde zich door een
forsere economische groei (4,7 %) en een tragere ontwikkeling van de
gezondheidsuitgaven (3,0 %). De periode 2011-2014 kenmerkt zich door
een omgekeerde ontwikkeling aangezien de groei van het bbp telkens
trager is dan die van de gezondheidsuitgaven. De slinger keert terug
in 2015. In dat jaar bedraagt de economische groei (2,8 %) twee keer
de groei van de gezondheidsuitgaven (1,4 %). In 2016 en 2017 ligt de
groei van de gezondheidsuitgaven (respectievelijk 3,5 % en 3,8 %)
licht boven de groei van het bbp aan lopende prijzen (respectievelijk
3,3 % en 3,4 %).
(...)
Over de periode 2006-2017 is de
cumulatieve groei van de gezondheidsuitgaven (56,0 %) groter dan die
van het bbp (34,4 %). Dit stemt overeen met een gemiddelde jaarlijkse
groei van 4,1 % voor de uitgaven voor gezondheidszorg tegenover 2,7 %
voor het bbp.
In: “Evolutie van de uitgaven
voor gezondheidszorg”, KCE reports vol.15A, Federaal Kenniscentrum
voor de Gezondheidszorg Centre Fédéral d’Expertise des Soins de
Santé 2005 :
Het is voor de beleidsmakers van
groot belang de toekomstige evolutie van de uitgaven voor
gezondheidszorg zo correct mogelijk te voorspellen. Hoewel dit in
alle landen belangrijk is, is het zeker essentieel in een land als
België waar gewerkt wordt met een jaarlijks a priori vastgelegde
begrotingsdoelstelling.
(...)
De afgelopen jaren werden
gekenmerkt door een verhoogd groeiritme van de uitgaven en door
regelmatige overschrijdingen van het voorziene budget.
Dit toont de noodzaak aan van een beter inzicht in historische
evoluties, met de bedoeling om oordeelkundig te anticiperen op
toekomstige evoluties aan de hand van beschikbare gegevens.
Enkele besluiten kunnen nu al uit
deze studie getrokken worden, zowel wat betreft de beschikbare
gegevens als wat betreft hun verwerking met het oog op een beter
inzicht en anticipatievermogen.
(….)
De stijging van de uitgaven
aan gezondheidszorg over de voorbije decennia, zowel absoluut als in
procentueel aandeel van het BBP, is een feit in nagenoeg alle
geïndustrialiseerde landen (Tabellen 1 en 2). Deze evolutie wordt
door vele beleidsverantwoordelijken als zorgwekkend beschouwd, omdat
gevreesd wordt dat als de trend zich voortzet, de budgettaire druk
van de gezondheidszorg onhoudbaar zal worden, en de betaalbaarheid
van goede medische zorgen voor alle lagen van de bevolking in het
gedrang zou kunnen komen.
Meer en meer wordt de noodzaak duidelijk van een wetenschappelijk
onderbouwde studie van de determinanten van de gezondheidsuitgaven,
die moet toelaten de toekomstige evolutie ervan te ramen, en het
mogelijke effect van kostenbeperkende beleidsmaatregelen te
evalueren.
In: “De toekomst van de
gezondheidszorg: Diagnose en remedies”, François Daue Senior
Fellow Itinera Institute; David Crainich, Onderzoeker aan het CNRS en
buitengewoon Professor aan de IESEG School of Management (Université
Catholique de Lille) - www.itinerainstitute.org:
De evolutie van het
Gezondheidsbeleid wordt gekenmerkt door twee grote periodes. Vanaf
de jaren ’60 tot het begin van de jaren ’80, kunnen we spreken
van twintig «zorgeloze groei in de zorg jaren», een periode van
maximalisatie van de kwaliteit zonder de druk van beperkte middelen,
mogelijk gemaakt door de voorspoed en het klimaat van vertrouwen die
deze periode kenmerken.
Van 1982 tot 2007, kennen we 25
“budgettaire” jaren met drie grote hervormingsgolven: eerst de
ziekenhuizen, dan de ziekenfondsen en het RIZIV, en ten slotte de
farmaceutische nijverheid en de
uitbreiding van de dekking inzake
gezondheidszorg.
De eerste golf: de twintig jaar
“zorgeloze groei van de zorg” 1963-1982
Vanaf de jaren zestig tot
in het begin van de jaren tachtig werd er louter gestreefd naar
kwaliteitsverbetering, zonder bekommernis om de kosten. Dit
resulteerde in een kostenspiraal van het gezondheidssysteem.
Gedurende de jaren ‘60 en
tot het begin van de jaren ’80, was de hoofddoelstelling van het
gezondheidsbeleid de maximalisatie van de kwaliteit zonder de druk
van beperkte middelen. Dit beleid is mogelijk gemaakt door de periode
van economische bloei en het klimaat van vertrouwen die deze periode
kenmerken. Het
Belgisch gezondheids-systeem beleeft dan de jaren die we kunnen
bestempelen als de “zorgeloze groei van de zorg”.
Deze maximalisatie van de
kwaliteit zonder beperking van de middelen heeft zich geuit in een
grote toename van de kosten van het gezondheidssysteem die te wijten
is aan vier grote factoren:
• een
verhoging van de vraag die het gevolg is van de veralgemening van het
systeem van de verplichte verzekering en van de kosteloosheid van de
ziekenhuiszorgen voor alle burgers.
Hoewel het systeem van de verplichte verzekering dateert van 1945,
heeft de grootste wijziging zich pas voorgedaan bij de invoering van
de wet van 9 augustus 1963 die de dekking van de
gezondheidsverzekering uitbreidt en tezelfdertijd de vrije keuze van
arts en van ziekenhuis, de betaling per prestatie en de
onafhankelijke medische praktijk garandeert. Er worden nieuwe
categorieën rechthebbenden met voorkeurtarieven voor terugbetaling
gecreëerd: weduwen, wezen, gepensioneerden en invaliden. De
wet van december 1963 voert ook het principe van gratis
ziekenhuiszorgen voor alle burgers in.
• een verhoging van het aanbod
dat, onder andere, te wijten is aan de zeer grote toename van het
aantal ziekenhuisbedden en aan het bouwen van talrijke
ziekenhuiscomplexen.
• een kwalitatieve en
kwantitatieve verhoging van de input in de sector (menselijke
middelen, geneesmiddelen).
• een
retrospectief terugbetalingssysteem dat er in bestaat de ziekenhuizen
terug te betalen op basis van de reëel gemaakte kosten.
De wet van 1963 voorzag in principe een uniforme verpleegdagprijs
voor alle ziekenhuizen, maar in haar artikel 9 voorzag die wet voor
de beheerder de mogelijkheid om een beroep in te stellen indien dit
bedrag onvoldoende bleek te zijn. Deze uitzonderingsprocedure wordt
al heel snel de regel en doet
aldus de verpleegdagprijs en het aantal dagen exploderen.
De ziekenhuizen verlengen de
verblijfsduur en onderhandelen de verhoging van de verpleegdagprijs
met het Ministerie van Gezondheid.
De tweede golf: de vijfentwintig
“budgettaire” jaren: 1982-2007
In het begin van de jaren tachtig
veranderde de overheid het geweer van schouder. De nadruk ligt nu op
de beheersing van de kosten.
De periode tussen 1982 en 2007
wordt gekenmerkt door twee grote principes: de begrotingscontrole en
de financiële responsabilisering:
In het begin van de jaren ’80, met de opkomst van de werkloosheid, de vertraging van de groei en de gevolgen van de twee oliecrisissen van de jaren ’70, verandert het hoofddoel dat de overheid zich stelt inzake gezondheid. Terwijl het beleid zich vroeger concentreerde op de uitbreiding van de geboden diensten en zorgen, ligt het accent nu op de kostenbeheersing. Dit betekent helemaal niet dat men tijdens deze tweede periode de doelstellingen die men in het verleden nastreefde verwaarloost, maar men koppelt er nu een bijkomende overweging aan vast: de eenvoudige uitbreiding van de middelen volstaat niet langer om het geheel van de traditionele doelstellingen te bereiken. Het doel om de kwaliteit aan gelijk welke prijs te maximaliseren die in de “zorgeloze groei van de zorg” periode moet plaats ruimen voor een nieuwe doelstelling: de maximalisatie van de kwaliteit onder druk van een zekere beperking van de middelen.
In het begin van de jaren ’80, met de opkomst van de werkloosheid, de vertraging van de groei en de gevolgen van de twee oliecrisissen van de jaren ’70, verandert het hoofddoel dat de overheid zich stelt inzake gezondheid. Terwijl het beleid zich vroeger concentreerde op de uitbreiding van de geboden diensten en zorgen, ligt het accent nu op de kostenbeheersing. Dit betekent helemaal niet dat men tijdens deze tweede periode de doelstellingen die men in het verleden nastreefde verwaarloost, maar men koppelt er nu een bijkomende overweging aan vast: de eenvoudige uitbreiding van de middelen volstaat niet langer om het geheel van de traditionele doelstellingen te bereiken. Het doel om de kwaliteit aan gelijk welke prijs te maximaliseren die in de “zorgeloze groei van de zorg” periode moet plaats ruimen voor een nieuwe doelstelling: de maximalisatie van de kwaliteit onder druk van een zekere beperking van de middelen.
De
gezondheidszorg als “waar”, waarvan de groei van de “kost”
ONDER de groei moet blijven die in de huidige crisis, nog door
competitiviteits-verhogende maatregelen, kan worden gerealiseerd...
De historiek en het effect van de besparingen, de kwaliteit en de toegankelijkheid en hun evolutie, het effect zowel op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg zèlf en de gevolgen voor de bezetting en de intensiteit en verloning van de job als werker in de gezondheidssector is voor latere analyse.
HIER heb ik het alleen over de gezondheidsuitgaven (globaal) als bedrag in vergelijking met de BBP als bedrag.
Ik heb de concrete bedragen van de BBP (per jaar) van de website van de Wereldbank en de cijfers van de index (per jaar – ik koos willekeurig voor het index-cijfer in mei van elk jaar...) van een “federale” website. De percentages van de gezondheidsuitgaven die zij uitmaken van het BBP van opeenvolgende jaren, komen uit de twee publicatiers hierboven. Hiermee maakte ik de volgende tabel …. waarna ik de grafieken (zie verderop) maakte.
Het
beeld dat de burgerij wil opwerpen hangt af van hoe zij de feiten
voorstelt.
Als je de
ontwikkeling van de uitgaven voor gezondheidszorg
zet tegenover de
ontwikkeling van het BBP,
LIJKT het inderdaad dat de uitgaven voor gezondheidszorg
“exploderen”.
Maar als je de uitgaven voor
gezondsheidszorg als deel van de BBP voorstelt (dus in de effectieve
bedragen) geeft dat een wellicht realistisch beeld van een klein
deeltje van het BBP dat naar gezondheidszorg gaat en dat een
gelijkmatige stijging kent, zoals ook het BBP stijgt. (weliswaar
minder gelijkmatig)
Maar als je de
uitgaven voor gezondheidszorg in 1970 op 100
zet en het indexcijfer
in 1970 op 100 zet,
vervolgens de stijging per jaar van de index als die van de uitgaven
voor gezondheidszorg naast elkaar zet, dan zie je dat de stijging van
de kosten voor gezondheidszorg gewoon de index “volgt”, zoals de
prijzen (en lonen) dat doen (even de indexinleveringen niet
meetellend….)
Zo zijn de kosten van aankopen van medicamenten, van medisch materiaal, van uitrusting (machines e.d.), van de bouw van gebouwen en de inrichting van bv operatiekamers eigenlijk aankoop-prijzen waarvan hun inflatie zich weerspiegelen in de index, zoals ook de lonen (index-INLEVERINGEN niet meegerekend….) voor het verzorgend en verplegend personeel...
Het is logisch dat dat zich weerspiegeld zich in het “index-volgend” gedrag van de uitgaven voor gezondheidszorg.
Het zijn niet zozeer de uitgaven voor gezondheidszorg die “exploderen” als wel bijvoorbeeld de winsten van de farmaceutische bedrijven...
Zo zijn de kosten van aankopen van medicamenten, van medisch materiaal, van uitrusting (machines e.d.), van de bouw van gebouwen en de inrichting van bv operatiekamers eigenlijk aankoop-prijzen waarvan hun inflatie zich weerspiegelen in de index, zoals ook de lonen (index-INLEVERINGEN niet meegerekend….) voor het verzorgend en verplegend personeel...
Het is logisch dat dat zich weerspiegeld zich in het “index-volgend” gedrag van de uitgaven voor gezondheidszorg.
Het zijn niet zozeer de uitgaven voor gezondheidszorg die “exploderen” als wel bijvoorbeeld de winsten van de farmaceutische bedrijven...
In feite is de insinuatie van “de
exploderende uitgaven voor gezondsheidszorg”
gewoon een alibi om “noodzakelijke
besparingen” te
verdedigen….
Maar
het zijn niet de uitgaven voor gezondheidszorg die EX-ploderen,…
het is de groei van het BBP die IM-plodeert!
Het is de chronische
overcapaciteitscrisis van het kapitalisme sinds 1974 dat de groei van
het BBP doet verminderen en het BBP zelfs regelmatig doen KRIMPEN.
Zo is het niveau van de “groei”
van het BBP boven de 4% en STIJGEND tot 1973, daar waar het sinds 1973
onder de 2,5% is en op de lange termijn DALEND.
Daar waar voor de mogelijke economische groei
(en ook omwille van het bestaan van het socialisme in een groot deel van de wereld,... de URSS en CHINA, Oost-Europa, Cuba,…), het kapitalisme een
“rustig” werkvolk nodig had, en waar die groei dan ook de uitbouw
van de sociale zekerheid .. en in de jaren ‘60 een ‘bijna’
gratis gezondheidszorg mogelijk maakte, moest dit voor een "rustig” werkvolk zorgen.
Maar sinds de chronische overcapaciteit vanaf 1974, maakte de concurrentie voor elkaars marktaandelen het voor de kapitalisten nodig, dat er zoveel mogelijk bespaard werd op loonkost en alles wat loonkost gerelateerd was….
Dus looninleveringen en besparingen in sociale zekerheid en gezondheidszorg.
Maar sinds de chronische overcapaciteit vanaf 1974, maakte de concurrentie voor elkaars marktaandelen het voor de kapitalisten nodig, dat er zoveel mogelijk bespaard werd op loonkost en alles wat loonkost gerelateerd was….
Dus looninleveringen en besparingen in sociale zekerheid en gezondheidszorg.
Strijd
zal nodig zijn… maar overwinningen zullen slechts betrekkelijk zijn
en tijdelijk als niet het kapitalisme zèlf wordt aangepakt
De huidige “gezondheids-crisis”
door het Corona-virus maakt het EFFECT van de voorgaande besparingen in
gezondheidszorg en de verzorging-instellingen wel héél zichtbaar!
Het doet de strijd aanwakkeren voor een performante en toegankelijke gezondheidszorg met een volwaardige bezetting en goede werkvoorwaarden voor de werkers in de gezondheidssector en verzorgingssector.
Het doet de strijd aanwakkeren voor een performante en toegankelijke gezondheidszorg met een volwaardige bezetting en goede werkvoorwaarden voor de werkers in de gezondheidssector en verzorgingssector.
De strijd voor behoud van werk,
voor méér werk(en niet alleen in de gezondheidszorg), voor een
beter loon (en niet alleen in de gezondheidszorg), tegen afbraak van
sociale zekerheid én gezondheidszorg, het zal botsen met de “logica”
van het kapitalisme dat geconfronteerd zit met (de door haarzelf
veroorzaakte) overcapaciteitscrisis.
Dus als harde strijd tot een zekere overwinning en resultaat zal leiden, … het zal altijd tijdelijk zijn omdat het kapitalisme dit altijd weer in vraag zal stellen.
Dus als harde strijd tot een zekere overwinning en resultaat zal leiden, … het zal altijd tijdelijk zijn omdat het kapitalisme dit altijd weer in vraag zal stellen.
Uiteindelijk zal de strijd leiden tot een strijd tegen het kapitalisme en het instellen van de macht van de werkers. Het zal slechts door de uitbouw van het socialisme zijn, dat de werkers een andere maatschappij kunnen uitbouwen die zal kunnen voorzien in eenieders behoefte.
1Karl
Marx, Zur Kritik der politischen Oekonomie, Berlin, 1859, p. 3.
2
Eurostat database, Health care expenditure (SHA 2011).
3
OECD, Health Statistics 2019, 15 November 2019,
https://www.oecd.org/health/health-data.htm.
4
De
in dit verslag gerapporteerde gemiddelden voor de OESO zijn
ongewogen gemiddelden van de 36 OESO-lidstaten. Deze methode beperkt
de impact van de bevolkingsrijke Verenigde Staten van Amerika op het
OESO-gemiddelde. De in dit verslag gerapporteerde Europese
gemiddelden daarentegen, zijn berekend via een (gewogen)
globalisatie op het niveau van 25 Europese OESO-lidstaten.
5
In 2012 en 2015 werd het bedrag van de globale
begrotingsdoelstelling forfaitair vastgelegd, wat feitelijk neerkwam
op een nulgroei.
6
Bron: OESO, Laatst geactualiseerd op 2 juli 2019.
Hi Nico, zou je mij je nieuwe berichten willen sturen. Mijn naam is Gerrit Herders, email: gehe46@gmail.com blog: Gerrit Herders Blog.
BeantwoordenVerwijderenGroet