Dit
artikel past in het “dossier” dat wordt gemaakt op “Over Communistische Identiteit”
Het
vijfde congres van de PVDA in 1995, constateerde een
aantal onvolkomenheden in de partij die aangepakt moesten worden,
wilde men het revolutionair karakter van de partij niet hypothekeren.
Maar het congres dat die onvolkomenheden vaststelde en de taken en
opdrachten bepaalde was natuurlijk zelf nog onderhevig aan de
onvolkomenheden die NA het congres zouden worden aangepakt. Dit
maakt dat het geheel van congresdocumenten (in het boek
“Partij van de revolutie”), samengesteld uit aparte
documenten ieder opgesteld door een daarvoor aangewezen kader,
documenten die in werkgroepen bestudeerd en geamendeerd zijn,
documenten die dan op een plenum nog eens gestemd zijn, wat
onevenwichtig zijn.
Het
is duidelijk dat voor de bepaling van de “rectificaties”
die NA het vijfde congres zouden worden doorgevoerd, men uit moest
gaan van een toepassing van “het geheel van
documenten van het vijfde congres” (dus het boek “Partij
van de revolutie”)
Zich
fixeren op één hoofdstuk (of zelfs een DEEL van een
hoofstuk) uit “Partij van de revolutie” en dit
gebruiken als politiek argument in een analyse over bijvoorbeeld
“een” rectificatie, die men op een bepaald moment
(subjectief) nodig vindt, is dan ook een vorm van DOGMATISME:
men pakt uit “het geheel van congresdocumenten” juist dat
deel dat men (...en dus “subjectief” – is een vorm van
IDEALISME) toepasbaar acht. Als dit dan gedaan wordt door een
kader om de partij BEWUST te richten in een “niet meer
revolutionaire” richting, is er sprake van REVISIONISME.
Zo
wordt in de congresdocumenten, waaruit Hoofdstuk 1 in Partij
van de revolutie is samengesteld, aangegeven, hetgeen het
Vijfde Congres heeft bepaald, waaraan een kader moet voldoen (en
welke afwijkingen er moeten worden overwonnen)
4.
Zich engageren in de praktijk en in de revolutionaire klassenstrijd
4.1.Uitgaan
van de praktijk
Een
communist gaat uit van de praktijk en van het engagement in de
strijd. Hij bestudeert het marxisme-leninisme met als enig doel zijn
praktijk en strijd te verbeteren. Mao zei: “De
dialectisch-materialistische kennistheorie stelt de praktijk op de
eerste plaats. (…) Ze legt er de nadruk op dat de theorie
afhankelijk is van de praktijk, dat de praktijk de grondslag vormt
van de theorie en op haar beurt weer de praktijk dient. (…) Als men
kennis wil verwerven, moet men deelnemen aan de praktijk van het
veranderen van de werkelijkheid. (…) Het marxisme legt enkel en
alleen daarom de nadruk op het belang van de theorie, omdat deze een
leidraad voor het handelen kan zijn.”(Mao in 'Over de
Praktijk')
In
de ontwikkeling van de partij heeft de stelling dat men moet uitgaan
van de praktijk om daarna terug te keren naar de praktijk, een
belangrijke rol gespeeld. Wij zijn tot die stelling niet gekomen door
de theorie, maar door de ervaring. Wij hebben er dan ook weinig
verdienste aan, het is een eerder toevallige verworvenheid….
Die
voorrang aan de revolutionaire praktijk is nadien dikwijls
verwaarloosd geworden in het werk onder de jongeren. Men komt
dikwijls dot het communisme door discussies, men blijft lang hangen
bij de communistische “filosofie”. De praktijk, de bereidheid om
politieke debatten met de massa's aan te gaan, de bereidheid om
zich aan de leiding van de strijd te plaatsen, is dikwijls afwezig.
Men verkoopt de krant niet “omdat men nog niet voldoende gevormd
is”. Terwijl de verkoop van de krant en de discussies die dat
meebrengt, juist de beste stimulans is om te studeren. De bereidheid
om zich in de praktijk te storten, te vechten tegen de
onrechtvaardigheid; de bereidheid om de mensen te organiseren voor de
strijd en de bereidheid om de strijd te leiden; dat is de
basishouding die men moet verwerven om een echte communist te
worden….(…)
De
massa's maken de geschiedenis. Alleen de massa's kunnen op cruciale
momenten in de geschiedenis een materiële kracht vormen die in
staat is om de oude politieke structuren met geweld te vernietigen.
De mobilisatie van de massa's voor de klassenstrijd moet centraal
staan in de communistische activiteit.
Maar
de massa-acties, hoe hard ze ook zijn, bereiden nooit automatisch de
revolutie voor. Daar zijn twee voorwaarden voor nodig.
Tijdens
de massa-acties moeten de werkers een politieke lijn assimileren die
hen leert dat de burgerij de klassevijand is, dat men haar moet
omverwerpen, dat men haar staatsapparaat moet breken en onteigenen.
De communisten hebben de taak om de strijdende massa's de spontane
ideeën te doen overstijgen en hen de socialistische ideologie
bij te brengen.
De
massastrijd moet dienen om de voorhoede en de massa's te organiseren.
Buiten de organisatie kan er geen blijvende politieke en ideologische
vooruitgang bestaan. Alleen de organisatie schept de mogelijkheid van
een bepaalde strijd de springplank te maken voor een nieuwe,meer
bewuste en meer vastberaden strijd.
4.2.
Het leven van de uitgebuite massa's kennen.
Het
moderne kapitalisme is een wereldsysteem. Men moet dat systeem kennen
om het te kunnen omverwerpen. We kunnen het kapitalisme niet leren
kennen door ons op te sluiten in de beelden en voorstellingen die de
uitbuiters ons geven via hun onderwijs, hun media, hun godsdiensten.
We moeten leren hoe de grote meerderheid van de mensheid leeft, hoe
de uitbuiting en de onderdrukking van de arbeiders en werkers
georganiseerd is, zowel in de imperialistische landen als in de
landen van de Derde Wereld.
Om
communist te worden, moeten we het leven en de strijd in de
fabrieken, de werkplaatsen en de volkswijken kennen. We moeten de
uitbuiting kennen van de volksmassa's in de Derde Wereld en hun
verzet. Deze twee realiteiten zijn onverbrekelijk met elkaar
verbonden en moeten samen bestudeerd worden.
Alle
intellectuelen worden door de burgerij opgevoed in een elitaire
ideologie. Hun levens- en werkomstandigheden zijn gemakkelijk of op
zijn minst doenbaar. Hun maarschappelijke situatie maakt hen heel
ontvankelijk voor de politieke en ideologische leugens waarmee de
burgerij hen onophoudelijk overspoelt om hen te binden aan haar
“democratische” systeem, “het beste in de hele wereld”.
Men
moet bewuste en soms moeilijke inspanningen doen om die 'ideologische
omsingeling' te doorbreken, om zich onder de arbeiders en werkers en
onder de massa's in de Derde Wereld te begeven, om van hen te leren.
Eerst moeten we hun levens- en werkomstandigheden leren kennen, dan
kunnen we ook leren van hun strijdervaringen.
Onder
de voorwaarden van het socialisme, en om de ontwikkeling van het
revisionisme te voorkomen, heeft Mao Zedong dikwijls onderstreept dat
de kaders moeten deelnemen aan de strijd aan de basis, met als doel
zichzelf om te vormen en de partij te veranderen. Hij legde daarbij
vooral de nadruk op de fundamentele houding die men moet aannemen als
men zich onder de werkers begeeft: de houding om het volk van ganser
harte te dienen.
Om
communist te worden moeten de jongeren zich onder de arbeiders
begeven, deelnemen aan hun strijd, sociale enquêtes doen.
Hier
volgt een uittreksel uit een rapport van een leidend kameraad van MLB
(Marxistisch-Leninistische Beweging); zij werkte mee in de
Boelstaking.
“Ik
wist dat het belangrijk was om aan de staking deel te nemen, om 'mijn
wereldopvatting om te vormen'. Maar dat was een ontgoocheling. Er
moest veel werk verzet worden en we kwamen slechts moeizaam, stap
voor stap, vooruit. Ik vroeg mij af:wat kan ik hier nu leren? (...)
Tijden
de bezetting van Boel in Temse ben ik mij ervan bewust geworden dat
het door hun objectieve situatie is dat de arbeiders veroordeeld
zijn, gedwongen om te vechten om te overleven, voor hun dagelijks
brood. Daarom vormen zij de revolutionaire klasse, die tegenover de
kapitalistische uitbuiters staat. Die bezetting was zoals de dynamiet
waarvan men de lont niet aansteekt. De woede, de bereidheid tot
verzet waren steeds voelbaar, maar er was geen leidende kracht om dat
te concretiseren. Ik heb de ontgoocheling en de bitterheid op de
gezichten gezien na elke vergadering. Ik heb de impact van de
psychologische oorlog die er tegen de arbeiders gevoerd wort in een
sociaal conflict, onderschat. De patroon 'engageert' advocaten,
politici en de pers om de werkers psychologisch te beïnvloeden,
om hun verzetswil te breken, om hen te doen capituleren. In die
vakbondsafdeling die de actie leidde, waren er geen politieke
krachten die in staat waren om de arbeiders vastberaden te leiden.
Deze ervaring heeft mij ervan overtuigd om na mijn studies in een
fabriek te gaan werken en om een positie te veroveren die mij in
staat stelt om de arbeidersstrijd te leiden. Het meest heb ik geleerd
van een zeer ervaren arbeider, die nu op pensioen is. Hij spreekt met
de andere arbeiders op hun niveau, hij stelt vragen, en zet hen ertoe
aan om na te denken, om te begrijpen. Revolutionair werk dat is het
lastig werk van elkedag, zonder heroïsme; dat is de revolutie
niet beschouwen als een hobby, maar als een engagement voor heel het
leven.” (...)
4.3.
Zich vastberaden engageren in de revolutionaire klassenstrijd
Een
communist moet in de eerste plaat een revolutionaire klassepositie
verwerven. Dat betekent, naast een definitief engagement aan de zijde
van de uitgebuite arbeiders en werkers, eveneens een keuze voor de
revolutionaire klassenstrijd en een inzicht in de fundamentale
veranderingen in de revolutionaire strijd.
4.3.1.
Hervorming en revolutie
(...)
Lenin
legt duidelijk uit dat het fundamentele doel van de klassenstrijd
erin bestaat de massa's voor te bereiden op de revolutie, hen bewust
te maken van hun onverzoenlijk antagonisme met de burgerij. Omdat ze
de revolutie voorbereidt, steunt de communistische partij enkel die
hervormingen die de onafhankelijkheid en hetbewustzijn van de
arbeidersklasse versterken. De partij gebruikt de strijd voor
hervormingen om het proletariaat te organiseren in de partij. Het
spreekt voor zich dat de partij nooit contrarevolutionaire
hervormingen kan bijtreden, waarvan het uitdrukkelijk doel is de
onafhankelijkheid en het bewustzijn van de arbeidersklasse te breken,
zoals dit het geval is met de “federalisering” en
“communautarisering” van België.
Lenin
schrijft: “Volgens de socialistische leer vormt de revolutionaire
klassenstrijd de echte motor van de geschiedenis. De hervormingen
zijn een nevenresultaat van die strijd; zij drukken slechts de
mislukte pogingen uit om die strijd te verzwakken en af te remmen.”
“Wij voeren een onafhankelijke politiek en wij stellen uitsluitend
ordewoorden voor die gericht zijn op hervormingen die onbetwistbaar
de belangen, het bewustzijn en de strijdwil van het proletariaat
verhogen. Alleen die tactiek laat ons toe hervormingen te
neutraliseren die van hogerop komen, die altijd dubbelzinnig
zijn, schijnheilig of vol valstrikken van de burgerij of de
politiediensten.” “In de praktijk worden de hervormingen
juist afgedwongen door deze volgehouden, massale, zelfstandige
revolutionaire klassenstrijd.” “ Door onze ordewoorden te
vermengen met die van de hervormingsgezinde burgerij, verzwakken
wij de zaak van de revolutie.” “Door integraal onze oude
revolutionaire ordewoorden aan te houden, versterken wij de
strijd.” “Al het bedrieglijke en hypocriete van de hervorming
schuiven wij af op de cadetten, al het positieve ervan gebruiken
wij zelf in ons voordeel.” 1
4.3.2.
Klassenstrijd en opstand
Onder
de massa's werken, de klassenstrijd leiden, moet altijd gebeuren met
de revolutie en de opstand voor ogen. Alleen dat perspectief geeft
aan de klassenstrijd een proletarisch en revolutionair karakter.
Zonder dat vooruitzicht blijft de klassenstrijd binnen het burgerlijk
systeem, streeft men enkel naar “verbeteringen”. (...)
Lenin
bekritiseerde de Russische opportunisten in 1905 (....)
“De
kleinburgers hebben hun buik vol van de revolutie. Zij verkiezen een
grauwe, bekrompen, maar rustige wettelijkheid boven het stormachtige
verloop van de revolutionaire golf en de contrarevolutionaire
razernijen. In een revolutionaire partij drukt die tendens zich uit
door de wil de partij om te vormen. De kleinburgerij moet de
fundamentele kern vormen van de partij: 'De partij moet een
massa-organisatie
zijn'. De oude revolutionaire partijen moeten gelegaliseerd worden.
Daartoe moet hun programma radicaal veranderd worden. Men moet ermee
stoppen om de republiek en de onteigening van de grond te eisen, men
moet ervan afzien om het socialistische doel klaar, duidelijk,
onverzettelijk en concreet uiteen te zetten.”2
4.4.
Kleinburgerlijke afwijkingen
In
onze partij blijven kleinburgerlijke opvattingen bestaan die de
revolutionaire praktijk afremmen.
De
ontplooiing van een revolutionaire praktijk vereist drie voorwaarden:
de klassenstrijd ontwikkelen en leiden, het politiek bewustzijn van
de massa's verhogen en de voorhoede organiseren in de partij terwijl
men de massa's samenbrengt in brede organisaties onder leiding van de
partij. Er is altijd een evenwicht nodig tussen strijd, bewustzijn en
organisatie. Eén van die drie aspecten kan het voornaamst
worden in een bepaalde situatie.
De
praktijk is het uitgangspunt en staat centraal in de
partijactiviteit. Dikwijls ontbreekt het ons aan initiatieven die de
massa's kunnen mobiliseren en laten de kaders zich verlammen door
vruchteloze discussies over “de lijn”.
Wij
kunnen eindeloos met een aantal kleinburgers discussiëren over
de “de criminaliteit onder jonge immigranten”en zelfs de “lijn
daarover”in het lang en het breed uitwerken. Maar waartoe dient dat
alles? Tot welke praktijk leidt dat? Het is veel belangrijker
activisten te organiseren die bereid zijn om onder de jonge
immigranten te werken, om hen een alternatief te bieden voor drugs en
kleine criminaliteit, om het vorming te geven over de banden tussen
drugs, kapitalisme en repressie.
Wij
hebben een lijn over Joegoslavië en over het oorlogsgevaar, die
beter uitgewerkt is dan die van onze tegenstanders. Maar toch slagen
we er niet in om aansprekende projecten uit te werken, die een brede
praktijk en mobilisatie mogelijk maken.
De
verhouding tussen het interne en externe werk staat daarbij ter
discussie. Wij besteden te veel tijd aan het interne werk, ten koste
van de praktijk. Daardoor vergeten wij dat het revolutionaire werk
onder de massa's de bestaansreden is van de partij. Het gaat
daarenboven niet alleen over de verhouding tussen het interne en het
externe werk, maar ook over het doel en de kwaliteit van het interne
werk, de geest waarin het uitgevoerd wordt. Het externe werk moet het
interne werk motiveren, inspireren en nieuwe impulsen geven, anders
verstikt het interne werk het externe werk.
De
partij produceert een enorme massa documenten en teksten. Maar
tijdens de debatten die de partij organiseert, blijven de meeste
leden en kaders passief, zij komen niet tussen over fundamentele
politieke punten, zij stellen niets voor om de massa's te mobiliseren
en de aanwezigen aan het werk te zetten. Het is dan logisch dat,
wanneer men voor onbekend of vijandig publiek staat, men passief
blijft en het initiatief aan de burgerij overlaat.
Dat
toont aan dat het interne werk niet leert hoe men de massa's moet
overtuigen of hoe men hen moet organiseren. Dat zijn nochtans twee
fundamentele taken voor een communist.
Lenin
zei in dat verband: “De beweging van de revolutionaire daad kan
ontaarden tot een beweging van het woord.”3
(....)
Zich
tevreden stellen met communistische woorden en bang zijn om over te
gaan tot de actie, is kenmerkend voor de kleinburgerlijke ideologie.
Dat
komt dikwijls tot uitdrukking in de gewoonte om zich te installeren
in de routine, in het gewone gangetje van het “normale” politieke
werk. Een staking, een betoging of een andere actie wordt dan
beschouwd als een verstoriend element, een taak er-nog-eens-bovenop,
waar men met tegenzin en te laat naartoe gaat.
Dat
komt ook tot uiting bij stakingen en massa-acties, wanneer de
militanten denken of hopen “dat het snel zal gedaan zijn”.
De
kaders moeten de werkelijkheid kennen die ze geacht worden te leiden
en te veranderen. Van zodra een organisatie een bepaalde ontwikkeling
kent, is er een bureaucratisch apparaat nodig om haar functies op te
nemen. Maar dat apparaat kan de kaders “opslorpen”, de kaders
kunnen zich erin opsluiten en het contact met de realiteit aan de
basis verkiezen.
De
toekomst van de partij hangt niet alleen af van de uitwerking van
onze politieke en organisatorische lijn, maar ook van het opdoen van
voorhoede-ervaringen tijdens grote strijdbewegingen en campagnes aan
de basis.
De
hoogste kaders moeten beide leiden. Voorhoede-ervaringen opdoen kan
belangrijker zijn voor de toekomst van de partij dan het opstellen
van een nieuw document. Men moet dus het belang van bepaalde interne
taken afwegen tegen het belang van een actie of een campagne van
nationaal belang.
Wanneer
kaders aan de klassenstrijd deelnemen, kunnen ze “met een been erin
staan en met het andere been erbuiten”. Zij kunnen hun nationale
taak inroepen en erin wegvluchten.
Zij
kunnen ook formee deelnemen aan de strijd, zich “als een gewone
militant gedragen” en de leidende taken die van hen verwacht
worden, niet uitvoeren.
Radicalistische
kritieken op militanten verbergen dikwijls een verkeerde houding
tegenover klassenstrijd. De kaders moeten hun kennis op de proef
stellen, zich in de strijd vormen en omvormen en een concrete en
overtuigende opvoeding geven aan kameraden die fouten begaan. Maar
kaders kunnen zich steunen op hun boekenwijsheid en “vertellen”
hoe men zich in het vuur van de klassenstrijd moet gedragen. Zij
ontvluchten dan het vuur van de klassenstrijd en voorkomen dat ze hun
theoretische kennis in de praktijk moeten omzetten.
In
elk van die gevallen wordt onze communistische lijn een dode en
steriele theorie, “leeg geredeneer”. Op dat vlak gelijken wij dan
op de opportunisten die Lenin aan de kaak stelde omdat zij vergeten:
“dat een marxist de eerste is om de weg van de directe
revolutionaire strijd in te slagen, hij gaat recht naar het gevecht
toe, hij verwerpt de illusie rond de mogelijke kansen op verzoening.
(...) Een marxist is ook de laatste om de directe
revolutionaire weg te verlaten. Hij doet dat slechts nadat hiij alle
mogelijkheden uitgeput heeft...”.
Welke
houding nemen we aan tegenover wat de burgerij “de rellen van de
jonge immigranten”noemt? Natuurlijk klagen wij de smerige
gifspuiterij van de pers aan. Maar dat kan iedere kleinburger doen.
De communisten moeten zich in de praktijk storten, aan de kant van
de meest onderdrukte massa's. Onze voornaamste bezorgdheid moet juist
zijn om hen te helpen zich te organiseren om te strijden, verzet te
bieden, hun situatie en hun standpunten bekend te maken, een
socialistische bewustzijn te verwerven. Onze belangrijkste taak is
niet”de lijn uitwerken”om een antwoord te geven op de
kleinburgers, maar wel een politiek uit te werken voor de praktijk
onder de onderdrukten. De spontane reacties van sommige kaders en
leden op de jongerenrellen worden gekleurd door kleinburgerlijke
vooroordelen
Toen
er zich begin 1927 “rellen” voordeden met boeren in Hounan, ging
Mao er naartoe om enquêtes te houden. Mao schriijft: “De
middengroep zegt: 'Het gaat zeer slecht!' In die woelige stemming en
onder invloed van diegenen die zegden 'het gaat zeer slecht', voelen
zelfs eerlijke revolutionairen zich teneergedrukt. Zij zegden: 'Ja,
het gaat slecht, maar dat is onvermijdelijk in een periode van
revolutie.' Kortom, het was onmogelijk om te ontkennen dat 'het
slecht ging'. Maar wat de boeren doen is volledig juist! Zij handelen
zeer goed. 'Het gaat zeer goed!' Dat is de theorie van de boeren en
van alle andere revolutionairen.”4
“Alle revolutionaire kameraden zouden zich achter hen moeten
scharen. Ons aan het hoofd stellen van de boeren en hen leiden?
Achter hen blijven en er tevreden mee zijn om hen op een autoritaire
manier fel te bekritiseren? Of ons tegen hen opstellen om hen te
bekampen?”5
In
dezelfde geest bekritiseert Lenin de kleinburgerlijke tendens binnen
de Russische sociaal-democratie.
“Het
toppunt van hypocrisie is het volgende: in woorden de revolutie
erkennen en de arbeiders allerlei ronkende volzinnen voorspiegelen
zeggend dat ze de revolutie aanhingen, maar in de praktijk een zuiver
reformistische houding aannemen tegenover de kiemen, de ontluikende
stuwing en groeikracht van de revolutie die leeft in de massa-acties
die de burgerlijke wetten doorbreken en de wettelijkheid stukslaan.
Massastakingen, betogingen, soldatenprotesten, meetings onder de
troepen, het verspreiden van pamfletten in de kazernes en militaire
kampen, enz., zijn hiervan voorbeelden.” 6
Het
intellectualisme en het rechtsopportunisme verzetten zich tegen de
praktijk en de strijd, het activisme verzet zich tegen het bewustzijn
en de organisatie.
In
sommige stakingen hebben wij bewonderenswaardig werk geleverd, maar
zijn we er niet in staat geweest, de fundamentele politieke lessen
binnen te brengen bij de voorhoede en de massa. In bepaalde gevallen
hebben de fascisten garen kunnen spinnen uit de ervaring van de
arbeiders.
In
andere stakingen en acties hebben wij bij tientallen arbeiders de
interesse voor de politiek wakker gemaakt, zonder echter de nodige
inspanningen te doen om hen te organiseren. Zonder het minste werk
geleverd te hebben, zijn de trotskistische parasieten een aantal
voorhoede-elementen gaan opzoeken om hen te organiseren.
Praktijk
en strijd, zinder politiek werk rond de fundamentele punten van het
communistisch programma, zonder organisatie, leiden alleen maar tot
impasse en mislukking.7
5.
De omvorming van de wereldopvatting
De
omvorming van de wereldopvatting, de kritiek op de burgerlijke
opvattingen en het verwerven van een proletarische wereldopvatting
zijn fundamentele zaken voor iedere communist, en dat gedurende zijn
hele leven(…).
Naarmate
onze partij een zekere politieke en organisatorische consolidatie
heeft gekend, is de omvorming van wereldopvatting voor veel leden een
abstract gegeven geworden en werken zij niet systematisch meer aan de
omvorming van hun wereldopvatting, doorheen de studie, het werk en de
dagelijkse praktijk(…).
De
omvorming van de wereldopvatting eist speciale inspanningen van de
kaders. Tot op het einde van zijn leven moet een communistisch kader
er zich op toeleggen xijn kennis en xijn vaardigheden te verbeteren
en zijn ideologische en politieke zwakheden te corrigeren(…)
Mao
Zedong heeft de politieke fouten van Deng Xiaoping grondig
gekritiseerd. Hij legde daarbij de nadruk op het feit dat Deng aan de
revolutie deelgenomen had, niet op basis van een marxistische
wereldopvatting, maar op basis van een revolutionaire anti-feodaal en
anti-imperialistisch standpunt. Deng heeft een aantal formele
zelfkritieken gemaakt, maar na de dood van Mao is hij weergekeerd tot
zijn oude burgerlijke en kleinburgerlijke opvattingen.
De
communisten hebben viijf wapens om hun wereldopvatting om te vormen
Eén.
Een communist moet zich engageren in een revolutionaire praktijk en
de klassenstrijd voeren tegen het kapitalisme en het imperialisme(…).
Twee.
Een communist werkt aan zijn omvorming door de lijn van de partij en
de werken van Marx, Lenin, Stalin en Mao Zedong te studeren(…)
Drie.
Om zijn wereldopvatting om te vormen moet iedere communist kritieken
maken op de belangrijkste revisionistische stromingen in de
arbeidersbeweging(…).
Vier.
Een communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen
met de massa's, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire
ideeën.
In
de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de
massa's was. Op de werkende massa's steunen, hen opvoeden, de juiste
ideeën en voorstellen onder hen opsporen en concentreren,
diegenen die aarzelen proberen te overtuigen, dat is altijd een
fundamentele werkmethode van de communisten geweest. Op die manier
kan men de massa's revolutionariseren en zichzelf omvormen. De
massa's maken de geschiedenis wanneer ze geleid worden door een
authentieke voorhoedepartij. Ook op ogenblikken dat de massa's
overspoeld worden met reactionaire ideeën, moeten de communisten
voortdurend en geduldig onder hen werken om ideeën en
voorstellen te ontdekken die hen de mogelijkheid bieden zich te
bevrijden van deze burgerlijke beïnvloeding.
De
Statuten van de Partij van de Arbeid van België stellen:
“Om
het marxisme-leninisme werkelijk te beheersen, moeten de
intellectuelen zich met de arbeiders verenigen en van hen de
proletarische kwaliteiten leren. Zij moeten de klassepositie en de
klassegevoelens, de revolutionaire geest en de praktische ervaring
van de arbeiders leren en hun zin voor praktijk, doeltreffendheid en
discipline overnemen. (...) Zij zullen de steriele ideeën en de
aarzeling in de actie bekampen, en van de arbeiders leren de theorie
en de praktijk te verbinden en de woorden in daden om te zetten.”8
Tijdens
de grote anti-communistische campagne van de jaren 1989-1991 werden
alle communisten zwaar op de proef gesteld. Iedereen kan bij zichzelf
nagaan of hij discussies gezocht heeft met de massa's en of hij
gevochten heeft om hen van het doel van die contrarevolutie te
overtuigen. Op dat vlak reiken het rechts-opportunisme en het
sektarisme elkaar de hand en versmelten ze als het waren. Beide
tendenzen vermijden om zich onder de massa's te begeven en voeren
geen overtuigende strijd. Een aantal opportunistische elementen
hebben gezegd dat de anti-communistische campagne “geen voordelig
klimaat schiep”. Het omgekeerde is waar, Alleen door de
ideologische strijd kunnen wij punten scoren, kunnen wij de
progressieve elementen overtuigen zich bij ons te voegen. Wanneer de
burgerij overdrijft met haar anti-communistische leugens, trekken de
opportunisten zich terug. Echte communisten zien hierin kansen.: in
dergelijke omstandigheden kunnen progressieven zich rekenschap geven
van de leugenachtigheid van de burgerij en overtuigd geraken van de
juistheid van de communistische analyse(…..)
Viijf.
(…)
De
omvorming van de wereldopvatting wil alle kaders op een
onafhankelijke wijze leren denken en hen een onwankelbare
revolutionaire geest bijbrengen.
De
burgerij maakt de communistische partij zwart door te zeggen “één
man denkt, de anderen lopen mee”. De omvorming van wereldopvatting
is erop gericht elk kader in staat te stellen volledig onafhankelijk
de meest ingewikkelde problemen van de revolutie op te lossen…. . (…)
Het
verschijnen van routinegeest en bureaucratisme in een partij,
betekent intellectuele stagnatie bij de kaders. Dat vormt een
dodelijk gevaar en is een bron van revisionisme. Dat gevaar doet zich
voor wanneer de vijf wapens voor de omvorming van de wereldopvatting
niet langer gebruikt worden.
Om
op onafhankelijke revolutionaire manier te leren denken en een
onwankelbare revolutionaire geest te ontwikkelen, moet men de
moeilijkste, de cruciale problemen aanpakken. De kaders die
“wegvluchten van het vuur”, die rond de pot draaien of de
beslissende problemen laten aanslepen, instaleren de routine en de
bureaucratie(…..)9
In
hoofdstuk 3 van Partij van de revolutie worden dan VIER
assen aangegeven “om de Partij te rectificeren”
Ondanks de onvolkomenheden waaraan “het geheel van
congresdocumenten” lijdt (zoals ik aan het begin aangaf) – en
JUIST DAAROM – is het duidelijk dat die “4 assen” ook
gezien moeten worden ALS EEN GEHEEL. Eén as (of zelfs
een DEEL van “één as”) om welke reden dan
ook is DOGMATISME en als dit BEWUST gebeurd voor een
bepaald doel dat is er sprake van REVISIONISME.
Het
is omdat het “geheel van congresdocumenten” juist aan
“dezelfde onvolkomenheden” lijden als degene
die het vijfde congres zélf had vastgesteld, waaraan de
partij in zijn geheel leed, dat bepaalde AFZONDERLIJKE documenten
(uitgewerkt door een individueel daartoe aangewezen kader)
politiek en ideologisch soms juist MEER aan die bepaalde
“onvolkomenheden” onderhevig zijn als andere. Maar het
congres in zijn geheel heeft gekozen voor het geheel van documenten.
Hierdoor zijn, achteraf gezien (en die hadden door “rectificaties”
op bijvoorbeeld op het Zesde Congres kunnen zijn recht getrokken),
onderlinge tegenstrijdigheden tussen verschillende delen uit het
“geheel van congresdocumenten” geslopen.
Die tegenstrijdigheden word juist “onzichtbaar” als men
(dogmatisch) een bepaald DEEL selecteert UIT dat “geheel van
congresdocumenten”.
Met
de bovenstaande verduidelijkingen lezen we in hoofstuk 3 (in Partij
van de revolutie) over de “VIER assen om de Partij te
rectificeren”.
- De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen
- De verantwoordelijkheid van de hoogste kaders
Volledig
zijn verantwoordelijkheid opnemen,betekent dat men een klare kijk
heeft, dat men de grote historische perspectieven ziet, dat men de
verschillende wegen die de toekomst nemen, voorziet.
Volledig
zijn verantwoordelijkheid opnemen, betekent dat men een
marxistisch-leninistische beoordeling maakt over het geheel van de
partijsactiviteiten en dat men strategische initiatieven formuleert
voor een fundamentele verandering en heroriëntering van de
partij.
Volledig
zijn verantwoordelijkheid opnemen, betekent dat men
marxistisch-leninistische kaders vormt die in staat zijn om het
revolutionaire werk van generatie tot generatie voort te zetten.
Het
zijn de massa's die de revolutie maken. Maar het hangt van de
revolutionaire capaciteit van de partij en voornamelijk van haar
leidende kern of de revolutie op het gunstige moment de macht zal
kunnen veroveren.
De
revolutionaire massa's kunnen zich maar inzetten als zij geleid
worden door een echt revolutionaire leiding. Wanneer dergelijke
leiding ontbreekt, zal de revolutie mislukken. De oorzaken van de
mislukking liggen bij de fouten van de leidende kaders: hun
marxistische kennis was onvoldoende; zij schatten de ontwikkeling van
de klassentegenstellingen op nationaal en internationaal niveau
slecht in, zij namen geen vastberaden en offensieve houding aan op
het beslissende ogenblik; enz.
De
communistische kaders moeten lessen trekken uit al deze fouten en hun
verantwoordelijkheid volledig opnemen.
De
kleinburgerlijke elementen capituleren voor de moeilijkheden en
stellen een struisvogelpolitiek voor: zij ontvluchten hun
verantwoordelijkheden, die zij te zwaar achten en “hopen” dat een
ander ze in hun plaats zal opnemen.
Toch
stopt de klassenstrijd niet omdat kaders verstoppertje spelen. De
klassenstrijd ontwikkelt zich onophoudelijk. Als het proletariaat er
niet optimaal op voorbereid is, dragen de kleinburgerlijke deserteurs
daar een grote verantwoordelijkheid voor.
Waaruit
bestaat de verantwoordelijkheid van de hoogste kaders?
1.
De kaders moeten de grote revoluties en contrarevoluties van de
moderne tijden bestuderen en de klassenstrijd in de Belgische
geschiedenis
Wij
moeten ons inspannen om de sterke en zwakke punten van de
verschillende revoluties te kennen, de punten die de overwinning of
de nederlaag ervan hebben bepaald. We moeten de kenmerken bestuderen
van de revolutionaire partijen die het verschil uitmaakten tussen de
zegenvierende machtsovernames (USSR in 1917, China in 1949 en Albanië
in 1945) of een militaire nederlaag (Duitsland en Hongarije in
1918-1919, Griekenland in 1949). We moeten de beslissende invloed die
de partij en een aantal leiders op bepaalde momenten in de
geschiedenis hebben gehad, onderzoeken.
Het
is fundamenteel dat men een vastberaden klassepositie verwerft, dat
men de weg van de socialistische revolutie verdedigt en het
burgerlijk reformisme bekampt.
Lenin
zegt: "Het proletariaat strijdt en zal verder blijven strijden
om de vroegere macht te vernietigen. Heel zijn propaganda, zijn
agitatie, zijn organisatie en zijn mobilisatiemachine zijn daarop
gericht. Als het er niet in slaagt de macht volledig te vernietigen,
zal het op zijn minst een gedeeltelijke vernietiging beogen, maar het
zal dergelijke partiële actie nooit positief voorstellen om de
steun van het volk te vragen. Men steunt effectief een daadwerkelijke
strijd van hen die het maximum proberen te bereiken (en die in geval
van mislukking het minimum bereiken). Maar men steunt geen
opportunisten die al op de doelstellingen afknibbelen,
nog voor de strijd is begonnen.10
De revolutionaire klassenstrijd is de echte motor van de
geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van de strijd
en drukken slechts mislukte pogingen uit om deze strijd te
verzwakken, minder scherp te maken. (...) De eerste doctrine is
materialistisch, de tweede idealistisch. De eerste is revolutionair,
de tweede reformistisch. De eerste vormt de basis voor de tactiek van
het proletariaat in de kapitalistische landen, de tweede voor de
tactiek van de burgerij. (...) Uit de eerste visie volgt de
revolutionaire, autonome tactiek van de voorhoedeklasse. In geen
enkel geval kunnen we onze taken beperken tot steun aan de meest
verspreide ordewoorden van de hervormingsgezinde burgerij. We voeren
een onafhankelijke politiek en stellen slechts ordewoorden voor die
hervormingen nastreven die onbetwistbaar de belangen van de
revolutionaire strijd dienen en die onbetwistbaar de
onafhankelijkheid, het bewustzijn en de strijdbaarheid van het
proletariaat verhogen. Alleen deze tactiek laat ons toe de
hervormingen te neutraliseren die van boven komen, zij zijn
altijd dubbelzinnig, altijd schijnheilig en steeds vol valstrikken
van burgerij en politie. (...) In de praktijk is het juist
door deze revolutionaire, onafhankelijke, massale en verbeten
klassenstrijd dat hervormingen worden afgedwongen. (...) Door onze
ordewoorden te vermengen met deze van de hervormingsgezinde burgerij,
verzwakken we de revolutionaire zaak, en bijgevolg
ook die van de hervormingen, want
we verminderen zo de onafhankelijkheid, de onverzettelijkheid en de
kracht van de revolutionaire krachten.”11
Hoe
leggen de kaders hun taken vast? Deze kwestie maakt het mogelijk te
weten of een kader in alles uitgaat van het standpunt van de
socialistische revolutie of van het standpunt van de hervorming van
het kapitalisme.
Vanuit
het standpunt van het proletariaat is de socialistische revolutie een
objectieve noodzaak en duwt heel de historische evolutie in die
richting.
Vanuit
het standpunt van de burgerij is de socialistische revolutie een
schadelijke, zelfs misdadige utopie.
Strijden
de kaders voortdurend om in staat te zijn steeds hogeren taken te
kunnen opnemen of zetten zij stappen terug naar lagere taken?
Zijn
taken op een laag niveau vastleggen betekent: aanvaarden dat de hoge
taken van de revolutie niet worden gerealiseerd, zich op voorhand
reeds instellen op de mislukking van de revolutionaire strijd en zich
neerleggen bij het behoud van het kapitalisme. Wie de klassenstrijd
met dergelijke ideologie "leidt", zal de arbeidersklasse
altijd naar de capitulatie en de nederlaag leiden.
De
opportunisten geloven niet dat de hoogste taken van de revolutie
"realiseerbaar" zijn. Zij spreken erover voor de vorm, maar
de revolutie is niet in hun concrete handelingen aanwezig. Volgens
hen zal het niet mogelijk zijn de hoogste taken te verwezenlijken,
men moet zich houden aan wat vandaag mogelijk is. En wat mogelijk is,
is wat reeds gebeurt, hetgeen waarvoor de arbeiders nu vechten. De
huidige strijd, de huidige beweging, het huidige werk is alles; het
uiteindelijke doel, de socialistische revolutie, is niets, is niet te
verwezenlijken, bepaalt noch oriënteert het huidige werk.
2.
De hoogste kaders moeten zich verantwoordelijk voelen voor het leven
en de werking van de partij onder alle mogelijke omstandigheden.
Zij
moeten de huidige situatie van de revolutionaire bewegingen in de
wereld bestuderen, om een duidelijk beeld te hebben van de eisen die
gesteld worden aan partijen in omstandigheden van ernstige
economische crisis, fascisme, oorlog, militaire bezetting,
burgeroorlog.
Tijdens
deze studie moeten de hoogste kaders in de eerste plaats een antwoord
zoeken op de volgende vragen.
Welke
beslissende, essentiële taken heeft een partij correct kunnen
vervullen en lagen aan de basis van haar vooruitgang?
Welke
waren de beslissende taken die de partij zich in elke fase van haar
ontwikkeling heeft gesteld en hoe heeft ze die correct kunnen
oplossen?
Welke
doorslaggevende, essentiële fouten op organisatorisch, politiek
en tactisch vlak, hebben een aantal partijen naar de nederlaag
geleid, zoals dat het geval was in Indonesië, Chili, Nicaragua,
Salvador?
Het
is op die manier dat een kader moet uitgaan van de objectieve noden
van de revolutie op lange termijn, om de leidinggevende taken van de
partij vast te leggen. Dat is diametraal tegengesteld aan de methode
waarbij men vertrekt van de eigen “know-how” om te bepalen welke
taken men zal opnemen.
De
verantwoordelijkheidszin van de hoogste kaders moet tot uiting komen
in de zin voor initiatief en de creativiteit voor de grote politieke,
tactische en organisatorische problemen.
3.
De hoogste kaders moeten zich verantwoordelijk voelen voor het geheel
van de activiteiten van de partij, zich informeren over alle
werkterreinen van de partij om een oordeel te kunnen uitbrengen en
strategische standpunten te kunnen formuleren.
Men
moet zich ook interesseren voor de terreinen die wij nu nog niet
aanpakken maar die wij in de toekomst moeten veroveren.
De
hoogste kaders moeten hun algemene kennis verruimen, zich
interesseren voor de marxistisch-leninistische en progressieve
literatuur over alle terreinen van het politieke, economische,
sociale en culturele leven.
4.
De hoogste kaders zijn een verantwoordelijk voor de opleiding van de
kaders en dus voor de toekomst van de partij.
1.2.
De fundamentele houding om zijn verantwoordelijkheid op te nemen
Die
kan in vier punten worden samengevat.
1.
Zich omvormen om de sleutelproblemen op te lossen.
2.
Zich volledig inzetten voor de partij.
3.
Volledig verantwoordelijk zijn voor een sector en
medeverantwoordelijk voor het geheel.
4.
Intensief werken en kwaliteit afleveren. (...)
1.3.
De partij leiden (...)
1.3.1
De partijlijn uitwerken (...)
1.3.2.
Strategische initiatieven nemen, nieuwe terreinen veroveren. (...)
1.3.3.
Gebruik maken van de bijzonderheden van elke conjunctuur
De
kaders moeten hun verantwoordelijkheid opnemen in elke conjunctuur,
de mogelijkheden ervan aangrijpen en aangepaste plannen, ordewoorden
en initiatieven zoeken.
Het
feit dat te weinig wordt nagedacht over de specifieke politieke
conjunctuur, over de mogelijkheden die zij biedt om de krachten of
bondgenoten te winnen en het gebrek aan initiatieven die daarmee
overeenstemmen, betekent een rem voor de partij.
Dogmatisme
en suivisme verhinderen de kaders om hun verantwoordelijkheid op te
nemen. Het dogmatisme klampt zich vast aan de grote principes zonder
een analyse te maken van de specifieke conjunctuur en dus van de
manier waarop de marxistisch-leninistische ideeën “gerealiseerd”
moeten worden. Suivisme doet voort met dezelfde routine, ook indien
een nieuwe conjunctuur als gevolg heeft dat de massa's zich willen
organiseren en actie voeren rond nieuwe thema's.
In
1988 hebben wij een correcte analyse gemaakt van de wereldwijde
opkomst van de reformistische en revisionistische opvattingen. De
trotskisten en revisionisten stonden voor een complete ineenstorting
van hun politiek. Zij probeerden gebruikt te maken van de
reformistische golf om te manoeuvreren en om te overleven, op kosten
van de partij. Die hardnekkige vijanden van het communisme voerden
propaganda voor “de eenheid van klein links” om de communistische
partij te omsingelen, te ondermijnen en er sympathisanten weg te
lokken. Het kwam erop aan weerstand te bieden tegen de verleiding te
plooien voor het “eensgezinde” offensief van de kleinburgerij.
Voor alles dienden we onze eigen marxistisch-leninistische
standpunten te consolideren. Als wij op dat precieze ogenblik een
eenheidsinitiatiefmet die anti-communisten aanvaard hadden, zouden de
verwoede aanvallen van de trotskisten en de revisionisten, op het
ogenblik van de gebeurtenissen van Tien An Men, een verwoestend
effect hebben gehad in onze rangen. Het rechts opportunisme vormde
toen het grootste gevaar in de partij.
Nochtans
moesten we ook de reële eenheidswil van vele progressieven
erkennen. We moesten die wil respecteren en het debat richten op het
fundamenteel programma van een echte “eenheid van
anti-kapitalistisch links”. Dat hebben wij gedaan met ons voorstel
voor eenheid. Progressieven stonden open voor deze fundamentele
discussie, zelfs al gingen zij niet akkoord met ons en al volgden zij
eerder de opportunisten.
Maar
een jaar later, op het ogenblik van Timisoara en de contrarevolutie
in de USSR, konden zijn onze standvastigheid rond de principes beter
waarderen en kwameen zij dichter bij ons. Het links opportunisme en
het sektarisme zijn blind voor de eerlijke wil tot eenheid bij vele
progressieven. Zij werkten niet actief met ons platform om nieuwe
krachten te winnen.
Het
kwam er dus in de eerste plaats op aan om de partij te versterken,
maar er moest met de potentiële bondgenoten ook aan een front
gewerkt worden.
In
1994 hebben wij niet begrepen dat de conjunctuur veranderd was en dat
bewuste syndicalisten en arbeiders een alternatief zochten. Door
suivisme en routinegeest hebben wij het initiatief overgelaten aan de
trotskistische en revisionistische bankroetiers. Met hun demagogie
over “verenigd links” hebben ze een aantal revolutionaire
syndicalisten en arbeiders kunnen misleiden en hen voor de kar
spannen van een project dat slechts neerkwam op een gecamoufleerde
steun aan de sociaal-democratie. Het ontbrak ons aan een actieve
geest van politieke strijd. Wij hadden een correct eenheidsplatform
kunnen opstellen, vanuit een andere optiek dan in 1988, gericht op
syndicalisten en arbeiders. (...)
2. De
politiek op de commandopost stellen
2.1.
De politieke vraagstukken moeten centraal staan in het partijleven
De
politiek en tactiek centraal stellen in de strijd, betekent: het
marxisme-leninisme integreren in de enquêtes en in het
onderzoek over de huidige realiteit.
De
partijleden eisen dat de hoogste kaders systematisch onze
marxistisch-leninistische lijn uitwerken, door de realisatie van
fundamentele analyses, van resoluties over het geheel, van tactische
resoluties en door de systematisering van ervaringen.
De
leiding schrijft dikwijls praktische richtlijnen, maar zelden werkt
zij een politieke nota uit die toelaat de zienswijze van de kaders
fundamenteel te veranderen.
Demobilisatie
is zelden politiek en ideologisch in de werkelijke betekenis van het
woord, dit wil zeggen overtuigend meningen en gewoonten bekritiseren
die in de partij ingeworteld zijn en die de belangrijkste rem op het
werk vormen.
Op
het Centraal Comité zijn de debatten over verschillende
politieke visies onvoldoende aan de orde. De discussies handelen
dikwijls over organisatorische en ideologische kwesties. (...)
De
nationale kaders en de afdelingshoofden moeten “politieke leiders”
zijn. Zij moeten een oordeel uitspreken over de belangrijke politieke
gebeurtenissen. (...)
We
moeten de opvatting bekritiseren dat de provinciale kaders “geen
tijd hebben op politieke taken uit te voeren”.
De
politieke strijd moet de ziel zijn van een Provinciaal Comité.
Alleen op die manier zullen de celleidersvergaderingen gericht zijn
op het politieke leven en op de strijd tussen twee lijnen. Als de
provinciale leiding de politiek niet op de commandopost plaatst, dan
worden de celleidersvergaderingen formeel, steriel en bureaucratisch.
Een
kader dat vele jaren de provincies geleid heeft, heeft gevraagd om
vrijgesteld te worden van die taak, om een “politieke taak” te
krijgen. Maar het werk van de provincies leiden is een politieke taak
bij uitstek waarbij men het marxisme moet integreren in onze
politieke en organisatorische praktijk.
Een
revolutionaire geest hebben, betekent voor een kader: zijn politieke
standpunten over alle belangrijke kwesties op nationaal en
internationaal vlak naar voor brengen.
De
kameraden die in de fabrieken werken, zijn elke dag verplicht om te
antwoorden op de vragen van de arbeiders. Zij zijn verplicht om hun
kennis te gebruiken om een zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven,
ook al zijn ze niet vertrouwd met de materie.
De
vorming over de politieke lijn aan de basis is onvoldoende.
De
essentiële artikels van Solidair worden onvoldoende gebruikt
voor de vorming van de leden.
De
nationale leiding heeft nog niet vastgelegd welke de fundamentele
documenten zijn die door de verschillende niveaus moeten
geassimileerd worden: sympathisanten, leden, celleiders,
middenkaders.
2.2.
Vechten tegen het spontaneïsme
(...)
Het
spontaneïsme duikt vooral op onder de vorm van reformistische
stromingen, die zich soms hevig kanten tegen de kwalen van de
kapitalistische maatschappij, zonder de economische en politieke
fundamenten in vraag te stellen.
Een
spontaneïst kan relatief passief blijven en suivistisch de
stellingen binnen de vakbond volgen.
Een
spontaneïst kan ook een activist zijn, die van de hak op de tak
springt, zonder een samenhangende communistische lijn uit te werken
of zonder de partij op te bouwen.
Het
spontaneïsme kan men ook terugvinden in een terroristische
stroming. Wanneer ernstige crisissen de maatschappij dooreenschudden,
dan stort een deel van de wanhopige kleinburgerij zich in de
“spontane weg” van individuele avonturistische acties.
Wij
verzetten ons tegen alle spontaneïstische stromingen. Een
communistisch standpunt vereist een hoge graad van bewustzijn bij de
uitwerking van theoretische, politieke en organisatorische
stellingen.
De
hele werking van een communistische partij moet geïnspireerd
zijn door de plicht alle vormen van klassenstrijd te leiden, om ze
verder te ontwikkelen tot de socialistische revolutie en de
omverwerping van de dictatuur van de burgerij en tot de instelling
van het socialisme, dankzij de dictatuur van het proletariaat.
In
Wat te doen? Heeft Lenin duidelijk de verhouding bepaald
tussen de spontane anti-kapitalistische strijd en de rol van de
communistische partij.
“Hoe
groter de spontane geestdrift van de massa's (...) hoe sneller de
noodzaak zich voordoet van een hoge graad van bewustzijn in het
theoretische, politieke en organisatorische werk van de
sociaal-democratie”12
“Ofwel gaat men door de knieën voor de spontaniteit van de
beweging, dat betekent dat men de rol van de sociaal-democratie
herleidt tot de rol van een gewone dienaar van de bestaande
arbeidersbeweging (...) ofwel aanvaardt men dat de massabeweging ons
nieuwe theoretische politieke en organisatorische taken oplegt, die
veel complexer zijn dan de taken waarmee men zich tot voor het
verschijnene van de massabeweging tevreden kon stellen.”13
Talrijke
Russische sociaal-democraten missen initiatief en energie, hun
propaganda, agitatie en politieke organisatie reiken niet ver, zij
hebben geen 'plannen' om het revolutionaire werk breder aan te
pakken.”14
“Om in de ogen van de publieke opinie een politieke kracht te
worden (...) moet men met taaie volharding werken om ons bewustzijn,
onze zin voor initiatief en onze energie te verhogen.”15
(...)
In
de strijd tegen het spontaneïsme legde Lenin vooral de nadruk op
de cruciale rol van een strikte organisatie. Die organisatie is zowel
nodig om al diegenen die een bijdrage willen leveren aan de strijd
voor het socialisme te verenigen en te disciplineren, als om zich te
beschermen tegen de vernietigende activiteiten van de vijand.
“De
spontane strijd van het proletariaat zal pas een werkelijke
'klassenstrijd' van het proletariaat worden als ze geleid wordt door
een sterke revolutionaire organisatie.”16
Wij
hebben een tekort aan manschappen, omdat er geen leiders zijn, geen
politieke cheffen, geen organisatorische talenten die tegelijk een
breed, gecoördineerd en harmonisch werk aankunnen, zodat we alle
krachten, zelfs de minst betekenenden, kunnen inschakelen.”17
“De
strijd tegen de politieke politie vereist juist bijzondere
eigenschappen, hij eist beroepsrevolutionairen.”18
“Voor de militanten van onze beweging is het enige ernstige
principe op het vlak van de organisatie: strikte geheimhouding, de
strengste keuze van de leden, opleiding van beroepsrevolutionairen.”19
In
onze partij uit het spontaneïsme van het activistische en
suivistische soort zich uit door het ontbreken van een ernstige
studie van het marxisme-leninisme en de revolutionaire ervaringen,
door het gebrek aan visie en ambitie en door het ontbreken van
strategische plannen.
Deze
spontane tendens valt terug op eenvoudige of gekende taken,
capituleert voor essentiële taken en vlucht voor de
verantwoordelijkheid om de politieke en organisatorische lijn voor
de revolutie uit te werken. De kritiek dat veel kaders zich niet
toespitsen op de politieke strijd, is juist. Hun stijl blijft
dikwijls spontaneïstisch en activistisch, zij doen aan
“journalistiek”, geven kruimels informatie en brokjes analyse,
zonder samenhang.
Het
spontaneïsme miskent het vitale belang van de studie en de
toepassing van het marxisme-leninisme. Het verwaarloost de
beslissende politieke en organisatorische taken en beperkt zich tot
lagere taken.
Het
suivisme, het rechts opportunisme, past zich aan de bestaande
politieke situatie aan. Maar er staan ons grote omwentelingen te
wachten. De studie van het marxisme-leninisme is van levensbelang om
gewapend te zijn voor de komende revolutionaire gevechten.
Uit
de “cultus van het spontaneïsme” kan het revisionisme
voortkomen. Een aantal kaders beweren dat “de dagelijkse leiding
van de partij zoveel werk vraagt, dat ze onmogelijk het
marxisme-leninisme kunnen studeren of strategische initiatieven
kunnen uitwerken.” Niets kan rechtvaardigen dat kaders het
marxisme-leninisme of de partijlijn niet bestuderen. Hun leven als
communist hangt daarvan af. Alleen de intensiteit van de studie
verschilt naargelang de verschillende essentiële taken die de
kader toegewezen krijgen.
Het
spontaneïsme van de hoogste kaders belet ook de opleiding van
nieuwe generaties authentieke communisten. Dat spontaneïsme
drijft de jonge kaders tot blind activisme en verhindert dat zijn in
de praktijk het marxisme-leninisme verwerven. Dat gaat soms zover dat
de studie die opgegeven wordt in de kaderscholen tegengewerkt wordt.
In
onze partij manifesteert het spontaneïsme zich ook op het
politieke vlak onder de vorm van het rechts-opportunisme en van
economistische en reformistische lijnen.
Het
economisme is de politieke lijn die beweert dat de revolutionaire
krachten en het revolutionaire bewustzijn zich voornamelijk
ontwikkelen door het opdrijven en radicaliseren van de economische
strijd. Dat is de lijn van he economisme, het ouvrierisme en het
anarcho-syndicalisme. Die lijn verwaarloost onze essentIële
communistische taken: een marxistisch-leninistische politiek en
tactiek uitwerken, die onder de brede massa verspreiden, de invloeden
van de sociaal-democratie bekampen en een sterke communistische
partij, het essentiële wapen voor de revolutie, opbouwen.
Het
reformisme is de politieke lijn die uitgaat van een eerlijke
verontwaardiging over het onrecht en over de uitbuiting. Het stort
zich in allerlei gevechten om iets te doen aan de kwalen van de
burgerlijke maatschappij, zonder echter de fundamenten van die
maatschappij zelf in vraag te stellen. (...)
Het
spontaneïsme in de partij neemt dezelfde politieke lijn aan als
de radicale reformisten in de linkervleugel van de
sociaal-democratie. (...)
Men
moet durven ingaan tegen burgerlijke en reformistische ideeën
bij de massa's. Men moet de strijdwil van de massa's beschermen, de
massa-actie ontwikkelen en ervan profiteren om revolutionaire ideeën
in de geesten van de mensen te verankeren.
De
spontaneïtische lijn die zich binnen de partij manifesteert, is
niet gericht op de voorbereiding van de revolutie, doorheen talrijke
sociale en politieke gevechten. Zij is niet gericht op de
omverwerping van de kapitalistische orde. Het spontaneïsme gaat
niet uit van de overtuiging dat de kapitalistische en
imperialistische orde onrechtvaardig, misdadig en barbaars is. Het
gaat er niet van uit dat die orde moet vernietigd worden om de weg
vrij te maken voor het socialisme. Het bereidt de toekomst niet voor.
Het hecht geen belang aan de beslissende taken die we in de toekomst
moeten opnemen opdat het socialisme zou overwinnen. Aangezien het
spontaneïsme er niet op gebrand is om de socialistische
revolutie te verwezenlijken, hecht het weinig belang aan de opbouw
van het beslissende instrument voor die revolutie: de communistische
partij. Tijdens activiteiten “vergeet” men de partij op te bouwen
en de nieuwe contacten politieke en organisatorisch te consolideren.
Het
spontaneïsme in de partij verwijst naar fundamentele vragen. Is
men er werkelijk van overtuigd dat de overheersing van het kapitaal
de fundamentele oorzaak van alle kwalen in de maatschappij? Is men er
werkelijk van overtuigd dat alleen de socialistische revolutie de weg
naar het socialisme kan vrijmaken? Is men er werkelijk van overtuigd
dat alleen de communistische partij de strijd voor het socialisme kan
leiden? Is men overtuigd van de noodzaak om de voorhoede in de partij
te organiseren en van de noodzaak om de lijn van de partij onder de
brede massa's te verspreiden? Heeft men een duidelijk zicht op de
aard van de taken van een partij die het moet opnemen tegen een
onverbiddelijke vijand, die de burgerlijke wetten, de modernste
technologie en het ganse arsenaal van de burgerlijke media ter
beschikking heeft; een vijand die tot alles bereid is om de
overheersing van het grootkapitaal in stand te houden.
2.3.
Vechten tegen het intellectualisme
(...)
Het
intellectualisme is de tegenhanger van het spontaneïsme
Het
marxisme staat voor de eenheid tussen theorie en praktijk. Het
spontaneïsme is de praktijk zonder de marxistisch-leninistische
theorie. Het intellectualisme maakt de theorie los van de
praktijk.(...)
Het
intellectualisme haalt al zijn kennis uit de theorie. Het heeft
alleen maar misprijzen voor de praktijk en de strijd.(...)
Op
politieke vragen zegt het intellectualisme: ja in principe, maar neen
in de feiten.
In
de breuk tussen de theorie en de praktijk kunnen het meest
intellectualisme en het meest verwerpelijke reformisme elkaar vinden.
Om de geradicaliseerde massa's weg te houden van de socialistische
revolutie, zei Emile Vandervelde in 1923: “De dictatuur van het
proletariaat, ja, door het vuur en in het bloed als het moet, maar
...” En zijn “maar” drukt uit dat hij helemaal niet de
bedoeling heeft om naar de praktijk over te gaan.20
Wij
doen vaak grote inspanningen om de schandalige plannen van de
burgerij te beschrijven, om aan te tonen hoe gewelddadig, onmenselijk
en verwerpelijk de vijand is, om te voorspellen met hoeveel kracht en
geweld hij het proletariaat zal aanvallen. Maar dat alles heeft nog
niet te maken met het marxisme-leninisme. Het proletariaat weet dat
allemaal, het maakt het dagelijks mee. De specifieke opdracht van de
communisten bestaat erin de tegenaanval voor te bereiden,
mobiliserende initiatieven te ontwikkelen, realistische strijdplannen
te ontwerpen, precieze ordewoorden naar voor te schuiven.
3. Het
bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken
3.1. De
massalijn
Het
bureaucratisme installeert zich stap voor stap onder de kaders, het
doet de fundamentele stellingen over de massalijn vervagen.
In
het besluit van De Geschiedenis van de Communistische Partij der
Sovjet-Unie (bolsjewiki) zegt Stalin: “Tenslotte leert de
geschiedenis van de partij, dat de partij van de arbeidersklasse,
zonder uitgebreide verbindingen met de massa's, zonder het vermogen
om naar de stem van de massa's te luisteren en hun dringende
behoeften te begrijpen, zonder de bereidheid, niet alleen om de
massa's te onderrichten, maar ook om van de massa's te leren, geen
werkelijke massapartij kan zijn, die in staat is, de miljoenen van de
arbeidersklasse en van alle werkers aan te voeren.
De
partij is onoverwinnelijk, als zij het verstaat, zoals Lenin zegt '
zich te verbinden, dichter komen tot, tot op zekere hoogte, zo gij
wilt, samen te smelten met de meest omvangrijke massa van de werkers,
in de eerste plaats de proletarische massa, maar ook met de
niet-proletarische werkende massa'.
De
partij gaat ten gronde als zij zich opsluit in haar enge
partijschelp, als zij zich van de massa's losmaakt, als zij zich met
een bureaucratisch floers bedekt.”21
…
In
zijn “Rapport aan het plenum” van februari 1937, dat ook ging
over de kwestie van de zuiveringen, heeft Stalin het over de
massalijn van de bolsjevistische partij. Men kan duidelijk merken dat
Mao zich laten inspireren heeft door de stellingen van Stalin en dat
het absoluut verkeerd is te beweren dat “Stalin de massalijn niet
toepaste”. Die stelling van de Engelse maoisten werd door Harpal
Brar bekritiseert in zijn boek Trotskyism or Leninism?22
De pagina's 479-605 van dit werk analyseren deze trotskistische
stellingen die in naam van een slecht begrepen “maoisme”
verdedigd werden.
Stalin
zegt: “Lenin heeft ons niet alteen geleerd dat we de massa's moeten
onderrichten, maar eveneens dat wij moeten leren van de massa's.
Dat
betekent in de eerste plaats dat wij, de leiders, niet zelfgenoegzaam
mogen worden en dat we moeten begrijpen dat als wij leiders zijn, dat
niet wil zeggen dat we al de noodzakelijke kennis bezitten om op een
juiste manier leiding te geven.(...)
Dat
betekent in de tweede plaats dat de ervaring van leidinggeven niet
voldoende is om op een juiste manier leiding te geven. Het is
noodzakelijk deze ervaring te vervolledigen. (...) met de ervaring
van de massa', met de ervaring van alle partijleden en met de
ervaring van de arbeidersklasse. (...)
Dat
betekent in de derde plaats dat we onze banden met de massa's geen
moment mogen loslaten en dat we die banden zeker niet mogen
verbreken.
Dat
betekent in de vierde plaats dat we een luisterend oor moeten bieden
aan de stem van de massa's, aan de stem van de eenvoudige
partijleden, aan de stem van wat men de “eenvoudige mensen”
noemt, aan de stem van het volk.”23
Mao
formuleerde de massalijn met de volgende woorden: “In al het
praktische werk van onze partij gaat alle juiste leiding
noodzakelijkerwijze 'van de massa's, naar de massa's'. Dit betekent:
neem de ideeën van de massa's (verspreide en onsystematische
ideeën) en concentreer ze (verander ze in geconcentreerde en
systematische ideeën door ze te bestuderen), ga dan naar de
massa's en verbreid en verklaar deze ideeën tot de massa's ze
als hun eigen ideeën in zich opgenomen hebben. Houd eraan vast
en zet ze om in actie, en test de juistheid van deze ideeën in
zulke actie. Concentreer dan nogmaals de ideeën van de massa's
en ga weer naar de massa's, zodat in de ideeën wordt volhard en
ze worden doorgevoerd. En zo verder, telkens opnieuw in een eindeloze
spiraal, terwijl de ideeën telkens juister vitaler en rijker
worden.”24
3.1.1.
De massa's zijn de ware helden
De
partij is het essentiële instrument dat de massa's de
mogelijkheid biedt om zich bewust te worden van hun historische
belangen en zich te organiseren om de macht te grijpen.
Men
moet de plaats van de massa's en die van de partij in het
revolutionaire proces correct beoordelen. Het bureaucratisme, net
zoals het avonturisme of het terrorisme, draait de rollen om. Mao
heeft gezegd: “Het volk, en alleen het volk, is de drijvende kracht
bij het maken van de wereldgeschiedenis.”25
“De massa's zijn de werkelijke helden, terwijl wijzelf dikwijls
kinderlijk en onwetend zijn; zonder dit te begrijpen is het
onmogelijk zelfs maar de meest rudimentaire kennis te vergaren.”26
“De massa's beschikken over een onbegrensde creatieve kracht. Zij
kunnen zich organiseren en zij zijn in staat om hun inspanningen op
alle terreinen te richten.”27
De
massa's maken de revolutie, onder leiding van de partij.
Het
vertrouwen van de massa's winnen, de massa's organiseren rond de
partij, dat zijn de essentiële taken voor de voorbereiding van
de socialistische revolutie.. We kunnen de revolutie niet alleen
maken met de partij en de “zuivere politiek.” De partij heeft
nood aan transmissieriemen, zij moet inspanningen doen om de massa
van werkers te beïnvloeden die nog niet het zelfde hoog
bewustzijn of organisatiegraad hebben als de voorhoede. We moeten
leren om organisatievormen te leiden die niet “zuiver” zijn.
De
communistische militanten moeten overal aanwezig zijn waar de
massa's strijd voeren en politieke actie ondernemen.
We
moeten de massa's mobiliseren, hun zin voor initiatief en
creativiteit stimuleren rond die punten die interessant zijn voor de
partij. We moeten de juiste ideeën concentreren, hun concrete
belangen vertolken, maar ook op gepaste en bevattelijke wijze onze
essentiële revolutionaire ideeën binnenbrengen.
3.1.2.
Bolsjewieken zijn de mensen van de massa …
Stalin
zegt:”De banden met de massa's, die banden versterken, de
bereidheid om te luisteren naar de stem van de massa's: dat vormt de
kracht en de onoverwinnelijkheid van de bolsjewistische leiding.”28
Wij
leren niet systematisch aan de jongeren en de nieuwe leden dat “de
bolsjewieken mensen van de massa's zijn”, dat men een agitator moet
zijn, de mensen moet meetrekken, discussiëren en overtuigen, dat
men een organisator moet zijn, contacten moet leggen met zoveel
mogelijk mensen en die contacten moet onderhouden. Het aantal kranten
dat per militant verkocht wordt, toont goed onze zwakte op dit
terrein.
Wij
hebben kaders die al twintig jaar kwalitatief agitatiewerk
verrichten, die mensen aan het werk zetten, recruteren... maar wij
hebben geen cursussen, geen handboeken, geen scholen waar de basis
dit elementaire werk kan leren. De massalijn moet aangeleerd worden
en de ervaringen op het vlak van agitatie en rekrutering moeten
doorgegeven worden.
3.1.3.
Enquêtes doen en bilans maken
De
massalijn toepassen betekent het dialectisch materialisme in de
praktijk brengen. Het materialisme bestaat erin in alle objectiviteit
kennis te nemen van alle feiten, alle ervaringen, voorstellen en
ideeën van de basis. De dialectiek bestaat erin, met behulp van
het marxisme-leninisme, al deze gegevens te analyseren en de
positieve aspecten te scheiden van de negatieve.
Massalijn
en enquêtes
Om
een juiste politieke lijn en tactiek uit te werken, is het
noodzakelijk om enquêtes te doen over de impact van het werk
van de partij en over opvattingen van de massa's.
De
Chinese Communistische Partij formuleert hierover volgende lessen:
“Men
moet voortdurend sociale enquêtes verrichten en daarbij
vertrekken van het standpunt van het marxisme-leninisme en het
gezichtspunt en de methode ervan toepassen. Dit betekent: beginnen
met de zintuigelijke kennis en de talrijke gegevens van de
zintuigelijke waarneming, die bijeengebracht werden tijdens de
enquêtes, onderwerpen aan een proces dat erin bestaat het kaf
van het koren te scheiden, wat vals is uit te schakelen om het ware
te behouden, over te gaan van één aspect van de
verschijnsels naar een ander aspect, van buiten naar binnen. Met
andere woorden: men moet die gegevens onderwerpen aan een
wetenschappelijke analyse en synthese om ze op het niveau van de
theorie te brengen, die op haar beurt toelaat een juiste lijn en
juiste politieke principes en maatregelen uit te werken; deze lijn,
principes en maatregelen en de theorie worden dan toegepast in de
praktijk zodat de geest zich kan omvormen in materie.”
“Het
proletariaat verbergt zijn gezichtspunt nooit. Het is van mening dat
enquêtes en studie verrichten over de maatschappij betekent dat
men alles waarneemt en ontleedt, uitgaande van het marxistische
standpunt, door het gezichtspunt en de methode van het marxisme toe
te passen. Het is alleen met deze wetenschappelijke methode die
ontelbare malen in de praktijk werd geverifieerd, dat men werkelijk
een objectieve toestand kan begrijpen, dat men kan weten welke
voorstellen en verklaringen juist zijn en overeenstemmen met een
objectieve werkelijkheid, en welke verkeerd zijn en niet
overeenstemmen met de objectieve werkelijkheid. Alleen zo kan men een
concrete en historische eenheid verwezenlijken tussen de universele
marxistische waarheid en de concrete revolutionaire praktijk en kan
men de wereld leren kennen en actief veranderen. Er is een schijn van
waarachtigheid en objectiviteit, wanneer men geen enkele
klasse-analyse maakt van de objectieve voorwaarden en wanneer men de
methode aanneemt die erin bestaat 'alles te noteren wat men heeft
gehoord', maar in werkelijkheid betekent dit dat men dit dat men het
ware en het valse, het juiste en het verkeerde met elkaar verwart.
Dat is niet de marxistische enquête- en studiemethode, maar wel
de zogezegd 'objectieve weergave' die de burgerij onveranderlijk
gebruik om de massa zand in de ogen te strooien, en waartegen wij ons
resoluut verzetten.”
Enquêtes
en studie veronderstellen dat men alle opinies aanhoort, of ze nu
positief of negatief zijn. Het komt erop aan 'zijn feeling te
ontwikkelen en elk ding te onderzoeken, om te oordelen of het goed of
slecht is, of men het moet aanvaarden of afwijzen'. De opinies onder
het volk kunnen verschillen over eenzelfde ding: wat men moet doen is
een onderscheid maken tussen die opinies nadat men ze heeft aanhoord.
Men moet de verkeerde posities bekritiseren teneinde ze recht te
zetten. Wat de aanvallen van de klassevijand betreft, die moet men
ontmaskeren en krachtig bekritiseren teneinde het onkruid om te
vormen in meststof.”29.
Er
moeten systematisch en permanent enquêtes gedaan worden om op
tijd de veranderingen in de publieke opinie, in de houding van de
massa's te ontdekken. Die veranderingen bepalen te te volgen tactiek,
de actievormen die wij zullen voorstellen. De enquêtes laten
ons toe het opportunisme te ontmaskeren, dat achterloopt op de
strijdwil van de massa's, en het avonturisme en de overhaasting, die
de massa's willen forceren. De partij mag geen voorstellen of
initiatieven lanceren vooraleer er enquêtes gedaan werden.
In
een rapport staat:” In de studentenbeweging geven wij er ons
rekenschap van dat de leden en de kaders weinig contact onderhouden
met de massa's en de progressieve elementen. Zij weten niet wat er
leeft onder de massa's. Soms gebeurt het dat wij initiatieven
lanceren die ver van de massa's staan. Als we enquêtes zouden
doen, zouden we dat kunnen vermijden. Dikwijls weten wij niet wat
voorstellen aan de massa's en de progressieven. Door de enquêtes
kunnen we te weten komen wat zij wilen aanpakken.”
Massalijn
en bilan
Een
bilan maken betekent: de juiste ideeën concentreren, de beste
ervaringen van de massa's centraliseren.
De
Chinese Communistische Partij schrijft in dat verband:
“Voorzitter
Mao leert ons: 'Een kader heeft niet alleen de verantwoordelijkheid
om de oriëntatie van de strijd aan te geven en de taken te
bepalen, hij moet ook het bilan maken van de concrete ervaring en
deze onmiddellijk propageren onder de massa's teneinde te
populariseren wat juist is en te beletten dat men vervalt in dezelfde
fouten.'
Dit
omvat twee aspecten. Enerzijds moet de fundamentele ervaring die werd
opgedaan in een bepaalde periode van de proletarische revolutionaire
beweging, grondig ontleed worden; anderzijds moet het bilan van de
concrete ervaring, opgedaan in verschillende gevechten die aan de
gang zijn, tijdig worden gemaakt.”
“Voorzitter
Mao hecht het grootste belang aan de initiatieven en het scheppend
genie van de massa's. Hij weet de voorhoede-ervaring, die verworven
werd door de massa's en die een fundamenteel karakter en een algemene
waarde heeft, op een wetenschappelijke manier te synthetiseren en
samen te vatten.
Hij
signaleert op het gepaste moment de verkeerde ideologische stromingen
van rechts of van 'uiterst links', die men moet bekampen of voorkomen
tijdens de actie. Onophoudelijk voedt hij de kaders op en verstrekt
hij nieuwe richtlijnen die vervolgens terugkeren om te worden
geconcretiseerd in de revolutionaire praktijk van de massa's; dat
laat toe het verzet en het ondermijndingswerk van de klassevijand te
breken en zonder ophouden nieuwe overwinningen te behalen.
Tegelijkertijd
doet voorzitter Mao persoonlijk enquêtes en onderzoek naar
typevoorbeelden. Op het gepaste ogenblik weet hij de
voorhoede-ervaring te ontdekken die de oriëntatie van de
beweging in haar verschillende ontwikkelingsfasen vertegenwoordigt.
Hij maakt daarvan het bilan op, veralgemeent dit en leidt zo de
voortdurende vooruitgang van de beweging.”30
Het
bilan is een toepassing van de massalijn: centralisatie, kritische
studie en beoordeling van de ervaring.
Het
werk voor het bilan begint vanaf het moment dat een actie gestart
wordt. Als men tussendoor geen beoordeling maakt, dan is het
onmogelijk om een nuttig bilan te maken. Voor elke belangrijke
activiteit moeten we een kort bilan te maken. Voor elke belangrijke
activiteit moeten we een kort bilan maken over de essentie, met de
bedoeling om effectieve veranderingen te realiseren. Dat voorontwerp
van een mobiliserend bilan laat toe om de verschillende ideeën
en voorstellen te verzamelen en het definitieve bilan uit te diepen.
…
Massalijn
en voorhoede-ervaring
De
kaders moeten zich persoonlijk inzetten in de strijd om de cruciale
problemen op te lossen. Zij moeten de middenkaders en de leden
mobiliseren om hun meningen en voorstellen naar voor te brengen. Door
de juiste ideeën te concentreren, helpen de kaders bij het
uitwerken van voorhoede-ervaringen die dan gebruikt kunnen worden om
heel de partij te oriënteren.
Men
moet een bepaalde plaats kiezen om te werken.
De
leiders moeten materiaal uit de eerste hand verwerven. Men moet
zijn krachten bundelen om “uitroeiingsgevechten”te leveren en
problemen met een algemene draagwijdte op te lossen. De kaders
moeten hun werk in een specifieke eenheid verbinden met hun werk voor
het geheel, zij moeten de problemen van het geheel analyseren in het
kader van hun eenheid en de verworven ervaring veralgemenen in een
aantal eenheden die belangrijk zijn voor de partij.31
“Er
bestaat eenheid tussen het bijzondere en het algemene; in elk ding
bestaat de algemeenheid zowel als de bijzonderheidvan de
tegenstelling.”32
In
elk van de specifieke activiteiten waaraan hij deelneemt, moet een
kader proberen het universele, datgene wat algemeen geldend is, te
ontdekken. …
3.1.4.
De massa's opvoeden:”de emmer opnemen waar hij zich bevindt”
Om
de revolutie te maken, moeten de massa's geschoold worden in de
partijlijn.
Hoe
kunnen de communisten de massa's opvoeden?
Mao
heeft gezegd: “Elke communist die in een massabeweging werkt,
behoort een vriend van de massa's te zijn en niet de baas over hen te
spelen; hij moet een onvermoeibare leraar zijn en geen bureaucratisch
politicus.”33
Mao
heeft ook gezegd: “Al het werk dat voor de massa's wordt gedaan,
moet uitgaan van hun behoeften en niet, hoe goedbedoeld ook, van het
verlangen van een individu. Het gebeurt vaak dat de massa's objectief
een zekere verandering nodig hebben, maar dat ze zich subjectief nog
niet van de behoefte bewust zijn en niet bereid of besloten zijn de
verandering door te voeren. In zulke gevallen moeten we geduldig
wachten. We moeten de verandering niet doorvoeren voor het grootste
deel van de massa's zich door ons werk van de behoefte bewust is
geworden en bereid en besloten is deze uit te voeren. Anders zullen
we ons van de massa's isoleren.”34
De
leraar moet uitgaan van de punten die zijn leerlingen begrijpen om
ze tot nieuwe kennis te brengen. De partij moet niet uitgaan van
“de juiste lijn” en die dan over de massa's uitstormen, zonder
zich de vraag stellen of zij wel kunnen volgen. Het gebeurt vaak dat
wij een “juist standpunt” verkondigen, maar dat het de massa's
tot wie wij ons richten, doet afhaken. Telkens als wij ons tot de
massa's richten (scholieren, derdewereldactivisten, studenten,
syndicalisten) moeten wij ons eerst rekenschap geven van hun niveau
en hun vragen, en hen dan enkele politieke stappen vooruit doen
zetten. Wij moeten inspanningen doen om juiste ordewoorden te
formuleren, maar we moeten onze voorstellen ook confronteren met het
standpunt van de voorhoede. Formuleringen die onbegrijpelijk zijn
voor de voorhoede, zullen ook niet door de massa begrepen worden.
“Van
de massa's, naar de massa's” is niet hetzelfde als “uitgaan van
het marxisme-leninisme om terug te keren naar het
marxisme-leninisme”. Natuurlijk moeten wij het marxisme-leninisme
goed kennen. Maar het marxisme-leninisme is een wapen om de realiteit
te kennen en te veranderen.
“De
emmer opnemen waar hij staat”, zich op het niveau van de massa's
plaatsen, betekent dat we ons in onze discussies niet mogen beperken
tot datgene wat strikt noodzakelijk is om onze politieke lijn te doen
aanvaarden. We moeten ons leren “aanpassen” aan de massa's,
deelnemen aan hun activiteiten en elementen van de politieke lijn bij
hen binnenbrengen op momenten dat zij die kunnen begrijpen en er
kunnen achterstaan.
Als
we niet voldoende met de mensen spreken, en als we hun strijd niet
delen, zelfs op secundaire punten, dn zullen we hen nooit kunnen
winnen voor de belangrijke doelstellingen.
Om
de syndicalisten op een aantal klasseposities te verenigen, moeten we
eerst heel goed hun karakteristieken, hun politieke en ideologische
standpunten en hun sterke en zwakke punten kennen. Wij moeten weten
welke de meest linkse ideeën zijn die bij hen leven, en ons
daarop steunen.
Als
we alleen maar aandacht hebben voor een “juist” en
“marxistisch-leninistisch” standpunt, zonder rekening te houden
met de politieke eigenheden van dat milieu en met tactische
kwesties, dan zullen we nooit een stevige inplanting in de vakbonden
bereiken. De eerlijke syndicalisten zullen de indruk hebben dat wij
niet naar hen luisteren, dat wij alles beter weten, dat wij ons
altijd op de voorgrond dringen, dat we altijd overdrijven, enz.
3.1.5.
Zich bezighouden met de dagelijkse problemen van de massa's
Mao
heeft gezegd: “Wij moeten nauwkeurig aandacht schenken aan het
welzijn van de massa's, te beginnen met de problemen van land en
arbeid tot aan die van brandstoffen, rijst keukenolie en zout. (...)
We moeten de massa's helpen inzien dat we hun belangen
vertegenwoordigen en dat ons leven nauw met het hunne verbonden is.
We moeten hen helpen, uitgaande van deze dingen, begrip te krijgen
voor de hogere taken die we ons gesteld hebben, zodat ze de revolutie
gaan steunen.”35
Met
het huidige niveau van de massa's is het onmogelijk om ons te doen
erkennen als “hun”partij, als we hun concrete problemen en hun
dagelijkse noden niet ernstig aanpakken. Wij moeten de beste
verdedigers zijn van die belangen, maar we moeten er ook beter in
slagen om die belangen te verbinden met de grote lijnen van ons
nationaal en internationaal programma.
De
partij moet zich profileren en haar revolutionaire eigenheid aan de
brede massa's doen begrijpen doorheen campagnes voor de verdediging
van hun belangen, door de strijd rond sociaal-economische thema's
die de mensen beroeren. De partij moet haar invloed uitbreiden door
agitatie, door campagne te voeren en eventueel kleine, maar tastbare
resultaten en overwinningen te behalen.
Door
actie en agitatie moet de partij zich doen erkennen als de enige
partij die werkelijk de belangen en waarden verdedigt waar de massa's
het meest aan gehecht zijn: een waardige en menselijke job, gratis
geneeskunde, democratische sociale verkiezingen, bescherming van
delegees, een alternatief om de rijken de crisis te doen betalen,
enz.
Zich
niet bekommeren om “het zout en de olie”, zoals Mao het zegde, is
gauchisme en misprijzen voor de massa's. Iemand die zich bekommert
voor de echte problemen die de massa's bezighouden, mag niet als een
economist of een humanist afgeschilderd worden. Het komt er vooral op
aan op welke manier men die problemen aanpakt. Gebruikt men ze om
een reformistische en humanitaire ideologie te verspreiden of om de
massa's op te voeden in een revolutionaire geest en lijn?
3.1.6.
De massa's leiden, de massa's winnen
Een
echte communistische partij bezit de vastberaden wil om de massa's en
de massaorganisaties te winnen. Onze analyses, aanklachten,
ordewoorden, eisen en initiatieven moeten er voor alles op gericht
zijn om de massa's en de massaorganisaties voor de partij te winnen.
Wanneer we onze lijn uitwerken, moeten we er vooral aandacht aan
besteden om resultaten te behalen in de concrete agitatie, in onze
practijk, acties en organisatie. Mem moet zin hebben voor de
klassenstrijd en zin voor praktijk.
De
partij moet de wil hebben om in alle belangrijke bewegingen tussen te
komen en xe te leiden. Het rechts opportunisme en het sektarisme
leggen er zich bij neer dat de partij altijd gemarginaliseerd wordt
door de burgerij. Zij voeren geen strijd om de leiding over de
massabewegingen te krijgen.
Wij
zijn een politieke partij die erop gericht is de massa's aan te
voeren en die hiertoe de voorhoede organiseert.
De
partij moet initiatieven nemen, mobiliserende actievormen uitwerken
en voorstellen, op een politieke manier mobiliseren, dit wil zeggen
op een aangepaste manier de reformistische opvattingen te
bekritiseren.
Om
de massabewegingen te winnen en te leiden, moet men vertrouwen
hebben in diegenen die ze leiden. Men moet een onderscheid maken
tussen de linkervleugel, het centrum en de rechtervleugel. Men moet
met iedereen goede contacten onderhouden, de linkervleugel winnen en
opvoeden, het centrum doen vooruitgaan en de rechtervleugel
neutraliseren.
De
partijleden moeten leren de massa's te leiden, te vechten om aan het
hoofd te staan van massabewegingen, de praktische en politieke
leiders te zijn die door de massa's worden erkend. Wij zijn geen
sekte die de Waarheid in pacht heeft, een Waarheid die ontoegankelijk
is voor de gewone sterveling.
De
partij leiden en de massabewegingen leiden zijn twee verschillende
zaken.
Bepaalde
kameraden, die het geheel van ons programma en onze visie kennen,
moeten de ideeën en voorstellen verdedigen waarin de massa's
zich kunnen herkennen. Het feit dat deze kameraden bij de partij
zijn, kan openlijk bekend of niet bekend zijn, de essentie is dat zij
standpunten verdedigen die de grote meerderheid kunnen verenigen.
Onze
kracht in de studentenbeweging van de jaren '60 was dat wij in de
kern die de oprichting van een communistische organisatie
voorbereidde, kameraden hadden die door de massaorganisaties aanvaard
werden (leiding van de faculteit, algemene studentenraad,
universiteitskrant), en die in staat waren de beweging te leiden.
Wij
moeten kameraden vormen die in staat zijn te vechten voor
verantwoordelijke posities in massaorganisaties van arbeiders, grote
vredesbewegingen, derde wereldbewegingen of anti-racistische
bewegingen.
De
partij moet op het niveau van de massabewegingen radicaal
democratische initiatieven voorstellen, die de geest van de mensen
voorbereiden op revolutionaire standpunten. Tegelijkertijd moeten de
kameraden die het frontwerk doen, equêteren om de beste
elementen te vinden en ze in contact brengen met de partij (via
publicaties, bezoeken, uitnodigingen)
Volgens
een ééngemaakt plan zullen andere kameraden het
openlijke partijwerk verrichten en de nodige politieke en
ideologische strijd voeren om de toekomstige evolutie van de
massabewegingen voor te bereiden, Anders vervallen wij in economisme
en spontaneïsme, en zullen de massa's die ons op bepaalde punten
volgen, zich door de reformistische of fascistische ideologie laten
vangen.
3.1.7.
De massa's organiseren
De
communisten moeten de meest dringende noden en problemen van de
massa's kennen , die stevig in handen nemen om de massa's te
organiseren en massa-organisaties oprichten.
Men
moet leren van zijn vijanden.
Het
is noodzakelijk strijd te voeren, tegen Artsen Zonder Grenzen. Maar
we moeten eveneens rekening houden met de altruïstische
gevoelens, en de reële noden waarop zij gebouwd zijn. Wij moeten
van hun “sterke punten” leren om ze over te nemen en ze te
gebruiken voor de revolutie. We moeten de ambitie hebben om Artsen
Zonder Grenzen op het humanitaire terrein te “verslaan”, door
concrete medische projecten voor te stellen die de slachtoffers in de
Derde Wereld eveneens helpen bewust te worden en zich te organiseren.
Wij
kunnen ook de ervaring van de katholieke kerk in de jaren twintig en
dertig bestuderen, of de ervaring van de socialistische beweging uit
die tijd. Zij richtten toen brede “a-politieke”
massa-organisaties op rond specifieke punten die de massa's
interesseerden en gebruikten die om hun ideologie door te geven. De
sport-, pioniers- en toneelverenigingen, koren, enz., van de
Belgische Werkliedenpartij, zijn hiervan een mooi voorbeeld.
Wij
moeten een aantal “niet-politieke”interessegebieden gebruiken om
de jongeren te organiseren. De massasport en de strijd tegen drugs
beantwoorden aan reële behoeften van immigrantenfamilies. De
communisten moeten organisatoren zijn van het leven van de massa's.
Door
de kinderen uit arbeidersmilieus te organiseren, kunnen wij een
politieke invloed uitoefenen op de jongeren die monitor zijn, op de
ouders en de gezinnen. In de volkswijken is het probleem van de
kinderen en de jongeren zeer belangrijk. Het gaat dus niet op “het
allerlaatste project”of om “iets voor kinderen”.
Kortom
wij moeten de concrete noden van de mensen aanpakken, acties en
activiteiten organiseren waarvan men de noodzaak inziet en die
toelaten een groot aantal mensen te bereiken en te organiseren.
(...)
De
massalijn toepassen, betekent ook de progressieve krachten
mobiliseren om deel te nemen aan projecten van de partij, en krachten
van de partij mobiliseren om initiatieven te steunen die door
progressieven worden georganiseerd. (...)
De
leiding moet zoveel mogelijk gebruik maken van de kennis, de
capaciteiten en de ervaringen van de leden. De lijn die erin bestaat
om de wijsheid van de partijleden te concentreren, om de leden te
mobiliseren om de problemen op te lossen, is stilaan verwaarloosd. De
leiding moet lagere kaders en leden betrekken bij een aantal
nationale taken om de aanwezige kennis in de partij beter te
gebruiken. …De middenkaders hebben de verantwoordelijkheid om aan
de nationale leiding een duidelijke en concrete analyse te bezorgen
van hetgeen leeft aan de basis. Zij moeten van de leiding
fundamentele antwoorden eisen op de gestelde problemen…. Het is de
plicht van de hoogste kaders om de tussenkaders te mobiliseren, en de
massalijn toe te passen binnen de partij. (..)
Een
te veel aan intern werk doodt de revolutionaire geest en de zin voor
realiteit. Dat is één van de hoofdoorzaken van het
bureaucratisme.
Mao
zegt:”alsonze partijleden hun hele leven binnen blijven zitten en
nooit naar buiten komen om de wereld en de storm te trotseren, wat
hebben ze dan voor nut voor het Chinese volk? Helemaal niets!
Dergelijke mensen hebben we niet nodig als partijleden. Wij,
communisteen, moeten de wereld en de storm trotseren, die de grote
wereld en die machtige storm vol massale strijd.”36
(..)
Stalin
heeft gezegd:”Eens een juiste politieke lijn aangegeven is, beslist
het organisatiewerk over alles, ook over het lot van de politieke
lijn zelf, over de realisatie of over de mislukking ervan. In
werkelijkheid werd de overwinning behaald door de verbeten en
systematische strijd tegen allerhande moeilijkheden die zich
verzetten tegen de toepassing van de partijlijn; door die
moeilijkheden te overwinnen, door de partij en de arbeidersklasse
hiervoor te mobiliseren, door de strijd te organiseren, door de
ongeschikte militanten af te zetten en beteren te kiezen die bekwaam
zijn om die strijd tegen de moeilijkheden te voeren.”37
38
Er
is dan nog de vierde as “Het individualisme bekampen en de
controle versterken” waarvan ik nog niets van overgetypt heb en
waarvan ik nu hier niets van kan weergeven. Dit weerhoudt mij niet
van het herhalen van het principe, gesteld door het 5e Congres dat
“de Derde As” (zijnde “Hoofdstuk
III, deel 3 Het Bureaucratisme bestrijden,de banden met de massa's
versterken”) .... niet los kan worden gezien (hetgeen men
later -dogmatisch – wél zal doen .... en wel BEWUST -
hetgeen REVISIONISME is) van de ANDERE DRIE ASSEN. (en zeker niet
van de AS: “de POLITIEK op de commandopost zetten”)
Degene
in de PVDA die dit BEWUST heeft gedaan is Boudewijn Deckers ,
de meerderheid van kaders en militanten hebben dit gewoon DOGMATISCH
(slaafs en blind) “geassimileerd”. Het moment dat dit BEWUST is
gedaan is toen het het voorstel werd opgesteld voor wat later is
genoemd “de
Resolutie van 1999”.
(Lees
over de “geschiedenis” van de Resolutie van 1999 de artikels in
het kader met titel “1999,
ideologische aanval op revolutionair karakter van PVDA door
verburgerlijkte kaders, geholpen door "dogmatische verblinding"
bij veel leden.op
pagina 2004: Revisionistische coup in PVDA.
1
Lenin,
Encore à propos du Ministére de la douma, in Oeuvres
Deel 11, Editions sociales Paris, Editions du Progrès Moskou
1966, p.67-68.
2
Lenin,
L'esprit petit-bourgeois dans les milieux révolutionaires, in
Oeuvres Deel II, Editions sociales Parijs, Editions du Progrés
Moskou, 1966, p. 254.
3Lenin,
Tweeërlei tactiek van de sociaal-democratie in de
democratiische revolutie, in Keuze uit zijn werken Deel
1, Uitgeverij Progres Moslou, Pegasus Amsterdam, 1972, p. 240.)
4Mao
Zedong, Rapport sur l'enquête menée dans le Hunan à
propos du mouvement paysan, in Oeuvres choisis Deel 1.,
Editions en langues étrangères, Beijing, 1967, p.
25-36.
5Ibidem,
p. 22.
6Lenin,
Les tâches de la IIIe Internationale, in Oeuvres
Deel 29, Editions Parijs, Editions en langues étrangères
Moskou, 1962, p.511.
7Hoofdstuk
1 De organisatie van een partij van het bolsjevistische type(..) 4.
Zich engageren in de praktijk en in de revolutionaire klassenstrijd
(...)
8Partij
van de Arbeid van België, Statuten, PVDA-uitgaven,
Brussel 1994, p. 29.
9Hoofdstuk
1 De organisatie van een partij van het bolsjevistische type(..) 5.
De omvorming van de wereldopvatting
10Lenin,
Combat pour le pouvoir en “combat” pour une aumône, (14
juni 1906), in Oeuvres Deel II, Editions sociale Parijs, Editions du
Progrés Moskou, 1966, p.24-15.
11Lenin,
Encore à propos du ministère issu de la Douma, (28
juni 1906), in Oeuvres Deel II, Op.cit, p.67-88.
12Lenin,
Que faire?, in Oeuvres Deel 6, Editions sociale Parijs en Editions
du Progrès Moskou, 1965, p. 404. Zie Lenin Wat te doen?,
Uitg.Pegasus, Amsterdam, 1977, p.64.
13Ibidem,
p. 397 en Ibidem p. 57.
14Ibdidem,
p.401 en Ibidem p. 61.
15Ibidem,
p. 442 en Ibidem p.105.
16Ibidem,
p.487 en ibidem, p. 157.
17Ibidem,
p. 480 en Ibidem, p. 148.
18Ibidem,
p. 461 en Ibidem, p. 126.
19Ibidem,
p. 492 en Ibidem, p. 164.
20Vandervelde
Emile, Faut-il changer notre programme, Uitg.Progres, Moskou, 1970,
p.54 en 56-57
21
Stalin,
Geschiedenis
van de Communistische partij der Sovjetunie (bolsjewiki),
fascimili het Progressieve Boek, uitgave van 1938, p. 476-477.
22
Harpal
Bral, Trotskysm
or Leninism?,
Edition Harpral Brar, Londen, 1993, pp. 479-605.
23Stalin,
Discours de clôture au plénum du Comité
central du PC(b) de l'URSS, in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau
d'Edition, Parijs, 1977, p.161.
24
Citaten
van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij
Vereniging België-China, 1971, p.136-137.
25
Ibidem,
p. 126.
26Ibidem,
p. 126.
27Ibidem,
p.127.
28
Stalin,
Discours
de clôture au plénum du Comité central du PC(b)
de l'URSS,
in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau d'Edition, Parijs, 1977, p.163.
29
Pékin
Information, 1971, n° 22.
30
Ibidem,
n° 12.
31
Ibidem,
n° 46.
32
Mao
Zedong, Over
de tegenstelling,
in Vier
filosofische essays,
La Taupe, 1970, p.69.
33
Citaten
van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij
Vereniging België-China, 1971, p.283..
34
Ibidem,
p. 132-133.
35Citaten
van voorzitter Mao Tsetoeng, (het rode boekje), uitgeverij
Vereniging België-China, 1971, p. 141.
36
Ibidem,
p. 285.
37
Stalin,
Rapport
au XVIIième Congrès du Parti sur l'activité du
Comité central du Parti Communiste (bolchevik) de l' URSS
(24 janvier 1934), in
Les questions du léninisme,
Editions en langues étrangères, Beijing, 1977, p. 765.
38Hoofdstuk
3. Vier assen om de Partij te rectificeren: 1. De
verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen; 2. De politiek op
de commandopost stellen; 3. Het bureaucratisme bestrijden, de banden
met de massa's versterken; 4. Het individualisme bekampen en de
controle versterken
Geen opmerkingen:
Een reactie posten