De “problemen” die de PVDA nu aangeeft met Frank
Hosteaux te hebben, zijn in feite een gevolg van het verregaand
opportunisme dat de PVDA totaal heeft overwoekerd.
Eén voorbeeld: ALS men als communistische partij
meedoet met verkiezingen, en men schuift leden naar voor om op een
lijst te staan (waarbij men rekening houdt eventueel verkozen te
worden en dus “parlementair werk” zal moeten doen, zijn dat juist
die leden, militanten of kaders met de meest revolutionaire
ideologie, standvastigheid en JUIST NIET “frontfiguren”,
“stemmenkanonnen”, “bekendheden” Eén citaat uit “de
linkse stroming, kinderziekte van het communisme”, van Lenin, hét
boek waarmee “gezwaaid” wordt door Peter Mertens:
“Onder omstandigheden echter, waarbij men de ‘leiders’ vaak in de illegaliteit moet verbergen, is het bijzonder moeilijk goede, betrouwbare, beproefde, gezaghebbende ‘leiders’ te vormen, en deze moeilijkheden kan men niet met succes te boven komen zonder de ‘leiders’ onder andere ook in de parlementaire arena op de proef te stellen. Kritiek, en wel de scherpste, meest meedogenloze en onverzoenlijke kritiek, moet niet tegen het parlementarisme of tegen de parlementaire activiteit worden gericht, maar tegen die leiders die de parlementsverkiezingen en de tribune van het parlement niet op een revolutionaire, communistische manier weten te gebruiken, en sterker nog tegen diegenen die dat niet willen. Slechts een dergelijke kritiek, uiteraard verbonden met het wegjagen van de ondeugdelijke en het vervangen van hen door deugdelijke leiders, zal nuttige en vruchtbare revolutionaire arbeid zijn, die tegelijkertijd zowel de ‘leiders’ opvoedt, opdat zij de arbeidersklasse en de werkende massa’s waardig zijn, alsook de massa’s opvoedt, opdat zij leren de weg te vinden in de politieke toestand en de dikwijls zeer gecompliceerde en ingewikkelde taken te begrijpen, die uit deze toestand voortspruiten.1 2
Aangezien Peter Mertens vrij zeker kon zijn dat quasi
NIEMAND in de partij het hele werk “de linkse stroming,
kinderziekte van het communisme ....” ooit helemaal bestudeerd had,
omdat de gangbare praktijk in de PVDA van “marxisme toepassen”
was het zoeken van citaten van Lenin die op zichzelf en gerukt uit
hun context precies bewezen wat men wilde bewijzen kon hij vanuit
BURGERLIJKE hoek de radicaal antiimperialistische KLEINBURGELIJKE
stroming in de PVDA bestrijden.
Eén manipulatie
moest dan wel doorgevoerd worden: “links-opportunisme” moest
worden “gauchisme” omdat anders zou kunnen besloten worden dat
tegenover dit “links-opportunisme” de RECHTS-opportunistische
lijn stond, wellicht een juiste conclusie aangezien de radikaal
anti-imperialistische KLEINBURGERLIJKE stroming werd bestreden vanuit
BURGERLIJKE hoek.
Gauchisten werden dus
communisten die zich vergisten, tegenover communisten die een
correcte strategie volgden.... en zo werd dit dan ook schijnbaar
uitgedrukt in de uitgezochte citaten van Lenin:
“Voor de communisten in Duitsland heeft het parlementarisme natuurlijk ‘politiek afgedaan’, maar het komt er juist op aan dat wij datgene dat voor ons heeft afgedaan, niet als afgedaan beschouwen voor de klasse, niet als afgedaan voor de massa’s. Hier juist zien we opnieuw dat de ‘linksen’ niet weten te oordelen dat zij niet als partij van de klasse, als partij van de massa’s weten te handelen. U hebt de plicht niet af te dalen tot het peil van de massa’s, niet tot het peil van de achtergebleven lagen van de klasse. Dat is onbetwistbaar. U hebt de plicht hun de bittere waarheid te vertellen. U hebt de plicht hun burgerlijk-democratische en parlementaire vooroordelen bij hun ware naam te noemen. Maar u hebt tegelijkertijd de plicht de feitelijke graad van het bewustzijn en de rijpheid juist van de gehele klasse (en niet alleen van haar communistische voorhoede), juist van de gehele werkende massa (en niet alleen van haar meest vooruitstrevende vertegenwoordigers) nuchter te onderzoeken.”
Gesuggereerd of als
waarheid geïnduceerd werd zo:
Deelname aan verkiezingen
om verkozenen te hebben (parlementair werk) als hoofdtaak van
“communistische partij.
Inhoud van
verkiezingcampagne afgestemd op “verzuchtingen van mensen”,
voorhoederol van communistische partij wordt een “last” in
afstemming op verkiezingen: “het belerende vingertje”, “de
juiste lijn over de massa's heen gieten”,,.....
over rechts opportunisme
wordt niet gesproken of als zijnde een “linkse”
afleidingsmanoever
In plaats van dialectiek,
metafysica: “verkiezingen” halen uit een hele partij-werking en
dan absoluteren
In plaats van
materialisme, idealisme: vooringenomen opvattingen (dus in feiten
IDEEEN)“bewijzen” als zijnde waarheid of gewoon in uitgangspunt
als correct zijnde “feit” stellen.
eclecticisme: citaten die
toepassend zijn (voor het “bewijzen” van de vooringenomen
stellingen) pikken uit context (is ook dogmatisme)
“sovietunie is geen”
model, maw oktoberrevolutie moeten niet bestudeerd worden als eerste
grootschalige revolutie en opbouw van socialisme,
“met lenin zwaaien “
wordt door doctrinairen of dogmatici gedaan, maar wordt als
“overtuigingstactiek” voor de eigen achterban evengoed zelf
gedaan
Alleen de uitgezochte
citaten zijn “te gebruiken”, het bestuderen van héél
het werk 'IN zijn historische context wordt zeker niet gedaan (en men
rekent erop dat de meeste leden dit ook niet zullen doen....) Want
dan valt men als revisionist door de mand...:
De burgerlijke stroming
(het reformisme van de “renegaten” van de 2e Internationale als
hoofdvijand bestempeld,; de mobilisatie en organisatie van de werkers
voor de revolutie via de uitbouw van een organisatie van de voorhoede
van de arbeidersklasse als belangrijkste strategie, waarbij men ook
moest proberen weliswaar secundaire maar toch storende “linkse”
fouten te vermijden, DAT was de hoofdstrekking van het boek “de
linkse stroming, kinderziekte van het communisme....” De
belangrijkste stellingen, uitgangspunten, voorgestelde strategieën
van de BURGERLIJKE stroming worden dan ook in grote delen van het
boek weerlegd, tegengesproken en bekritiseerd. Een echt goede
bestudering van het boek had dat kunnen aantonen, waarop men de
BURGERLIJKE stroming (waar in 2004 Boudewijn Deckers en Peter Mertens
dé protagonisten van waren) had kunnen bestrijden.
Uit “De linkse
stroming, een kinderziekte van het communisme”, van V.I.
Lenin (de passages die Peter Mertens juist tegenspreken, en hem
kunnen ontmaskeren, en die een tegengestelde opvatting weergeven als
die hij aan de uitgezochte citaten geeft zijn in vet-cursief):
I. In welk opzicht kan men
van de internationale betekenis van de Russische revolutie spreken?
In de eerste maanden na de
verovering van de politieke macht door het proletariaat in Rusland op
7 november 1917 (25 oktober oude tijdrekening) kon het de schijn
hebben alsof ten gevolge van de reusachtige verschillen tussen het
achterlijke Rusland en de ontwikkelde West-Europese landen, de
revolutie van het proletariaat in deze landen zeer weinig op de onze
zou lijken. Nu beschikken wij al over een vrij aanzienlijke
internationale ervaring, waaruit met grote zekerheid blijkt dat enige
grondtrekken van onze revolutie geen plaatselijke, geen specifiek
nationale, geen uitsluitend Russische, maar internationale betekenis
hebben. Ik spreek hier niet van internationale betekenis in de ruime
zin van het woord: wat de inwerking van onze revolutie op alle landen
betreft, hebben niet enkele, maar al haar grondtrekken en vele van
haar secundaire trekken internationale betekenis. Neen, ik spreek
erover in de meest strikte betekenis van het woord, d.w.z. wanneer
men onder internationale betekenis verstaat dat hetgeen bij ons
gebeurd is internationale geldigheid heeft of zich met een
historische onvermijdelijkheid op internationale schaal zal herhalen,
moet men aan enkele grondtrekken van onze revolutie zo’n betekenis
toekennen.
Het zou natuurlijk een
grote fout zijn deze waarheid te overdrijven en haar tot meer dan
enkele grondtrekken van onze revolutie uit te breiden. Het zou
evenzeer onjuist zijn buiten beschouwing te laten dat na de
overwinning van de proletarische revolutie, al is het maar in één
van de ontwikkelde landen, naar alle waarschijnlijkheid een scherpe
wending zal intreden, dat namelijk Rusland spoedig daarna geen land
meer zal zijn dat als voorbeeld kan dienen, maar weer een (in de
‘sovjet-’ en in socialistische betekenis) achtergebleven land.
Maar
op het gegeven historische moment is het nu eenmaal zo dat het
Russische voorbeeld alle landen iets, en wel iets ongemeen
essentieels uit hun onvermijdelijke en niet ver verwijderde toekomst
toont. De vooruitstrevende arbeiders van alle landen hebben dit al
lang begrepen — nog vaker overigens niet zozeer begrepen als wel
met het instinct van de revolutionaire klasse beseft, aangevoeld.
Vandaar de internationale ‘betekenis’ (in de engere zin van
het woord) van de sovjetmacht en evenzeer van de grondslagen der
bolsjewistische theorie en tactiek. Dat is niet begrepen door de
‘revolutionaire’ leiders van de Tweede Internationale van het
slag van Kautsky in Duitsland en Otto Bauer en Friedrich Adler in
Oostenrijk, die dan ook reactionairen, verdedigers van het ergste
opportunisme en van het sociale verraad zijn gebleken. (...)3
....ik heb al
verschillende keren, (en hierop kunnen de door mij gekende huidige
kaders binnen de PVDA GEEN zinninge concrete TEGEN-argumenten geven)
aangetoond dat de huidige kaders (met wellicht uitzondering van Kris
Hertogen ...- al is hij geen nationaal kader meer in de PVDA denk ik)
in hun ideologie en in hun politiek denken en klassepositie
overeenkomen met die “ ‘revolutionaire’ leiders van de
Tweede Internationale van het slag van Kautsky in Duitsland en Otto
Bauer en Friedrich Adler in Oostenrijk, die dan ook reactionairen,
verdedigers van het ergste opportunisme en van het sociale verraad
zijn gebleken”.
“II. Een van de
voornaamste voorwaarden van het succes van de bolsjewieken
(...)
Zou men er niet beter aan
doen de aan de sovjetmacht en de bolsjewieken toegezwaaide lof
veelvuldiger te verbinden met een zeer ernstige analyse van de
oorzaken, die ertoe hebben geleid dat de bolsjewieken de voor het
revolutionaire proletariaat noodzakelijke discipline konden scheppen?
Het bolsjewisme bestaat
als stroming van het politieke denken en als politieke partij sinds
het jaar 1903. Alleen de geschiedenis van het bolsjewisme gedurende
de gehele tijd van zijn bestaan kan op bevredigende wijze verklaren
waardoor het in staat is geweest de voor de overwinning van het
proletariaat noodzakelijke ijzeren discipline tot stand te brengen en
die onder de moeilijkste omstandigheden te handhaven.
En dan komt allereerst
de vraag naar voren: waardoor wordt de discipline van de
revolutionaire partij van het proletariaat gehandhaafd? Waardoor
wordt ze gecontroleerd, waardoor versterkt? In de eerste plaats door
het klassenbewustzijn van de proletarische voorhoede en door haar
toewijding aan de revolutie, door haar uithoudingsvermogen, haar
zelfopoffering, haar heldendom. In de tweede plaats door haar
vermogen zich met de meest brede massa’s van het werkende volk,
allereerst met de proletarische, maar ook met de niet-proletarische
werkende massa’s te verbinden, toenadering met hen tot stand te
brengen, ja zelfs, zo men wil, tot op zekere hoogte met hen samen te
smelten. In de derde plaats door de juistheid van de politieke
leiding, die door deze voorhoede wordt gerealiseerd, door de
juistheid van haar politieke strategie en tactiek, onder de
voorwaarde dat de brede massa’s zich door eigen ervaring van deze
juistheid overtuigen. Zonder deze voorwaarden kan in een
revolutionaire partij, die werkelijk bij machte is de partij van de
vooruitstrevende klasse te zijn, wiens taak het is de bourgeoisie
omver te werpen en de gehele maatschappij om te vormen, de discipline
niet verwezenlijkt worden. Zonder deze voorwaarden worden de pogingen
om discipline te scheppen onvermijdelijk een fictie, een frase, een
farce. Deze voorwaarden kunnen echter aan de andere kant niet ineens
ontstaan. Ze worden slechts door moeizame arbeid, door harde ervaring
tot stand gebracht, wat wordt vergemakkelijkt door de juiste
revolutionaire theorie, die op haar beurt geen dogma is, maar slechts
nauw samenhangt met de praktijk van een werkelijke massabeweging en
een werkelijk revolutionaire beweging definitief vorm aanneemt.
Als het bolsjewisme in de
jaren 1917-1920 onder ongelooflijk moeilijke omstandigheden de
strengste centralisatie en een ijzeren discipline wist te scheppen en
met goed gevolg wist toe te passen, dan is de oorzaak daarvan heel
eenvoudig gelegen in een reeks historische bijzonderheden van
Rusland.
Aan de ene kant is het
bolsjewisme in 1903 ontstaan op de hechte grondslag van de
marxistische theorie. Dat echter deze — en alleen deze —
revolutionaire theorie juist is, is niet alleen bewezen door de
internationale ervaringen van de gehele 19e eeuw, maar in het
bijzonder ook door de ervaringen met de dwalingen en verwarringen,
met de fouten en teleurstellingen van het revolutionaire denken in
Rusland. In de loop van ongeveer een halve eeuw, ongeveer vanaf de
veertiger tot de negentiger jaren van de vorige eeuw, zocht het
vooruitstrevende denken in Rusland, onder het juk van het
ongelooflijk barbaarse en reactionaire tsarisme, gretig naar de
juiste revolutionaire theorie en volgde het met een verbazingwekkende
ijver en oplettendheid elk ‘laatste woord’ van Europa en Amerika
op dit gebied. Rusland heeft zich het marxisme als de enig juiste
revolutionaire theorie waarlijk door lijden eigen gemaakt, door een
halve eeuw van ongehoorde kwellingen en offers, weergaloos
revolutionair heldendom, ongelooflijke energie en toegewijd zoeken,
leren, in de praktijk beproeven van teleurstellingen, van toetsen en
vergelijken met de ervaringen van Europa. Dank zij het door het
tsarisme opgedrongen emigrantenleven beschikte het revolutionaire
Rusland in de tweede helft van de 19e eeuw over een zodanige
overvloed aan internationale verbindingen, over een zo
voortreffelijke kennis van alle vormen en theorieën van de
revolutionaire beweging van de wereld als geen ander land op de
aardbol bezat.
Aan de andere kant had het
bolsjewisme, dat op deze granieten theoretische grondslag was
ontstaan, een praktische geschiedenis van vijftien jaar (1903-1917)
achter zich, die, wat rijkdom aan ervaring betreft, haar gelijke niet
kent. Want geen ander land had in die vijftien jaren ook maar bij
benadering zoveel doorgemaakt op het gebied van revolutionaire
ervaring, van snelle en veelvuldige verandering van de verschillende
vormen van de beweging: de legale en illegale, de vreedzame en
stormachtige, de ondergrondse en openlijke, het werk in kleine
groepen en het massawerk, de parlementaire en de terroristische vorm
van de beweging. In geen ander land was in een zo korte tijdspanne zo
een rijkdom aan vormen, schakeringen en methoden van de strijd van
alle klassen uit de moderne maatschappij geconcentreerd geweest, en
wel van een strijd die als gevolg van de achterlijkheid van het land
en van het zware juk van het tsarisme bijzonder snel rijp werd en
zich bijzonder begerig en met succes het passende ‘laatste woord’
van de Amerikaanse en Europese politieke ervaringen eigen maakte.4
Peter Mertens en de rest
van de verburgerlijkte leiding van de PVDA gaan met het argument dat
het een verkeerde taktiek is (binnen de oriëntatie van de
partij-werking op VERKIEZINGEN wel te verstaan) “jte willen de
uiste lijn over de massa's heen gieten” gaat in TEGEN deze lessen
vanuit de praktijk :“voorwaarden van succes bij de bolsjevieken”.
Het gaat er vooral om de taak van VOORHOEDE correct op te nemen.
"V. Het ‘linkse’
communisme in Duitsland: Leiders — partij — klasse — massa
De Duitse communisten,
over wie we thans moeten spreken, noemen zich geen ‘linksen’,
maar — als ik me niet vergis — ‘principiële oppositie’.
Dat zij echter ten volle de symptomen van de ‘kinderziekte van de
linkse stroming’ vertonen, zal uit de verdere uiteenzetting
duidelijk worden.
De door de ‘plaatselijke
groep Frankfort a/Main’ uitgegeven kleine brochure De scheuring van
de KPD (Spartacusbond), die het standpunt van deze oppositie
weergeeft, zet uitermate plastisch, nauwkeurig, duidelijk en bondig
de wezenlijke kern van de opvattingen van deze oppositie uiteen.
Enkele citaten zullen voldoende zijn om de lezer van deze wezenlijke
kern in kennis te stellen:
“De Communistische
Partij is de partij van de meest consequente klassenstrijd (...)”
“In politiek opzicht
doet deze tussentijd” (tussen kapitalisme en socialisme) “zich
voor als de periode van de proletarische dictatuur.”
“Nu echter ontstaat de
vraag: wie moet de dictatuur uitoefenen: de communistische partij of
de proletarische klasse?(...) Moet men principieel streven naar de
dictatuur van de communistische partij of naar de dictatuur van de
proletarische klasse?”
(Cursiveringen en
spatiëringen in de citaten geheel volgens de originele tekst.)
Voorts beschuldigt de
schrijver van de brochure de ‘centrale’ (het centraal comité)
van de Communistische Partij van Duitsland ervan dat ze wegen zoekt
naar een coalitie met de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij
van Duitsland en dat deze ‘centrale’ het vraagstuk ‘van de
principiële erkenning van alle politieke middelen’ van de
strijd, ook van het parlementarisme, alleen aan de orde heeft gesteld
om haar werkelijke en voornaamste bedoelingen inzake een coalitie met
de Onafhankelijken te verhullen. De brochure vervolgt dan:
“De oppositie heeft een
andere weg gekozen. Zij is van mening dat het bij het vraagstuk van
de heerschappij van de communistische partij en van de dictatuur van
de partij slechts om een vraagstuk van tactiek gaat. In elk geval is
de heerschappij van de communistische partij de laatste vorm van elke
partijheerschappij. Men moet principieel streven naar de dictatuur
van de proletarische klasse. En alle maatregelen van de partij, haar
organisaties, haar strijdvorm, haar strategie en tactiek moeten
daarop worden af gestemd. Dientengevolge moet elk compromis met
andere partijen, elke terugkeer naar de historisch en politiek
afgedane strijdvormen van het parlementarisme, elke politiek van het
laveren en pacteren met alle kracht van de hand worden gewezen (...)
Met nadruk moet gewezen worden op de specifiek proletarische methoden
van de revolutionaire strijd. En om vat te krijgen op zo ruim
mogelijke proletarische kringen en lagen, die onder leiding van de
communistische partij in de revolutionaire strijd moeten optrekken,
moeten nieuwe organisatievormen op de breedst mogelijke basis en op
zo ruim mogelijke schaal tot stand gebracht worden. Dit reservoir van
alle revolutionaire elementen is de in de bedrijfsorganisaties
verankerde Arbeiders-Unie. Daarin vinden elkaar alle proletariërs
die gehoor gegeven hebben aan de oproep: bedank voor de vakbonden!
Hier schaart het strijdende proletariaat zich in de breedst mogelijke
slagorde aaneen. Het zich uitspreken voor de klassenstrijd, voor het
radensysteem en voor de dictatuur is voldoende om opgenomen te
worden. Al het overige, de politieke opvoeding van de strijdende
massa’s en de politieke oriëntatie in de strijd, is de taak
van de communistische partij, die buiten de Arbeiders-Unie staat
(...)”
“Twee communistische
partijen staan dus thans tegenover elkaar: een partij van de leiders,
die tracht van bovenaf de revolutionaire strijd te organiseren en in
de hand te houden, tot compromissen en parlementarisme bereid, om
situaties te scheppen die haar de toegang tot een coalitieregering
veroorloven, in handen waarvan de dictatuur zou moeten liggen, en een
partij van de massa’s, die het oplaaien van de revolutionaire
strijd van onderaf verwacht, in deze strijd alle parlementaire en
opportunistische methoden van de hand wijst en slechts één
doelbewuste methode kent en beoefent, namelijk die van het
meedogenloos neerslaan van de bourgeoisie, om daarna de proletarische
klassedictatuur op te richten ter verwezenlijking van het socialisme”
(...)
(...) Daar de dictatuur
van de leiders — hier de dictatuur van de massa’s!
Dat is de leuze.”
Dit zijn de meest
wezenlijke passages die de opvattingen van de oppositie in de
Communistische Partij van Duitsland kenmerken.
Elke bolsjewiek die de
ontwikkeling van het bolsjewisme sinds 1903 bewust heeft meegemaakt
of van nabij heeft gevolgd, zal bij het lezen van deze regels
onmiddellijk zeggen: “Wat een oude, al lang bekende rommel! Wat een
‘linkse’ kinderachtigheid!”
Laten we echter de
aangehaalde plaatsen iets nader bekijken.
Alleen al de manier waarop
het probleem wordt gesteld: “Dictatuur van de partij of dictatuur
van de klasse? — Dictatuur (partij) van de leiders of dictatuur
(partij) van de massa’s?” getuigt van een ongelooflijke en
oeverloze begripsverwarring. Die lui spannen zich in om iets heel
bijzonders te verzinnen en maken zich in hun ijver om wijs te lijken
belachelijk. Iedereen weet dat de massa’s in klassen zijn verdeeld;
dat men massa’s en klassen alleen dan tegenover elkaar kan
plaatsen, wanneer men de overgrote meerderheid zonder meer, niet
gerangschikt naar de positie in het maatschappelijke bestel van de
productie, tegenover die categorieën plaatst die in het
maatschappelijke bestel van de productie een bijzondere positie
innemen; dat de klassen gewoonlijk en in de meeste gevallen, althans
in de moderne beschaafde landen, door politieke partijen worden
aangevoerd; dat de politieke partijen in de regel worden geleid door
meer of minder stabiele groepen van de meest gezaghebbende, meest
invloedrijke, meest ervaren en op de meest verantwoordelijke posten
geplaatste personen, die men leiders noemt. Dit zijn waarheden als
een koe. Dat is allemaal simpel en duidelijk. Waarvoor was er dan in
plaats daarvan een koeterwaals, een nieuw Volapuk5
nodig? Aan de ene kant zijn de mensen klaarblijkelijk in
verwarring geraakt, doordat zij in een moeilijke situatie kwamen,
toen een snelle afwisseling van legaliteit en illegaliteit van de
partij de gebruikelijke, normale, eenvoudige verhouding tussen
leiders, partijen en klassen verstoorde. In Duitsland, evenals in
andere Europese landen, is men te veel gewend geraakt aan de
legaliteit, aan de vrije en regelrechte verkiezing van de ‘leiders’
door regelmatige congressen, aan de gemakkelijke controle op de
klassensamenstelling van de partijen door middel van
parlementsverkiezingen, openbare vergaderingen, de pers, de
stemmingen in de vakverenigingen en andere organisaties enzovoort.
Toen men, als gevolg van de stormachtige loop van de revolutie en van
de ontwikkeling van de burgeroorlog, van deze gewoonten snel moest
overgaan tot het afwisselen van legaliteit en illegaliteit, tot het
combineren ervan, tot ‘ongemakkelijke’, ‘ondemocratische’
methoden van het selecteren of vormen of in stand houden van
‘leidersgroepen’ — toen raakten die mensen hun bezinning kwijt
en begonnen grove onzin uit te kramen. Waarschijnlijk zijn de
Nederlandse ‘Tribunisten’6,
die het ongeluk hadden in een klein land met de tradities en
verhoudingen van een bijzonder bevoorrechte en bijzonder stabiele
legaliteit geboren te zijn, en die de afwisseling van legaliteit en
illegaliteit nooit hebben meegemaakt, zelf in de war en de kluts
kwijt geraakt en hebben ze tot de absurde bedenksels bijgedragen.
Aan de andere kant hebben
wij hier eenvoudig te maken met het gedachteloos gebruiken, zonder
enig verband, van de thans in de ‘mode’ geraakte trefwoorden
‘massa’ en ‘leiders’. Men heeft er veel over horen praten dat
de ‘leiders’ aangevallen en tegenover de ‘massa’ geplaatst
worden, en heeft dat stevig in zijn hoofd geprent, maar om erover na
te denken wat het ene te maken heeft met het andere, en een duidelijk
inzicht in de kwestie te krijgen, daartoe was men niet bij machte.
De scheiding tussen
‘leiders’ en ‘massa’s’ trad in alle landen aan het einde
van de imperialistische oorlog en na de oorlog bijzonder duidelijk en
scherp aan de dag. De voornaamste oorzaak van dit verschijnsel hebben
Marx en Engels in de jaren 1852-1892 vele keren verduidelijkt aan het
voorbeeld van Engeland. De monopoliepositie van Engeland had ertoe
geleid dat zich van de ‘massa’ een half-kleinburgerlijke,
opportunistische ‘arbeidersaristocratie’ afzonderde. De leiders
van deze arbeidersaristocratie liepen voortdurend over naar de kant
van de bourgeoisie en werden — direct of indirect — door haar
onderhouden. Marx haalde zich de eervolle haat van dit tuig op de
hals, doordat hij ze openlijk als verraders brandmerkte. Het
moderne imperialisme (van de 20e eeuw) heeft voor enkele ontwikkelde
landen een bevoorrechte monopoliepositie geschapen, en op grondslag
daarvan is overal in de Tweede Internationale het type van de
verraderlijke leiders, van de opportunisten, van de
sociaal-chauvinisten ontstaan, die de belangen van hun gilde, van de
dunne laag van de arbeidersaristocratie vertegenwoordigen. De
opportunistische partijen kwamen geïsoleerd te staan van de
‘massa’s’, d.w.z. van de brede lagen van de werkende mensen,
van hun meerderheid, van de slechtst betaalde arbeiders. De
overwinning van het revolutionaire proletariaat is onmogelijk zonder
strijd tegen dit kwaad te voeren, zonder het ontmaskeren, brandmerken
en verjagen van de opportunistische, sociaalverraderlijke leiders.
Dat is dan ook de politiek van de Derde Internationale.
Het is belachelijke
onzin en dom gedoe om naar aanleiding daarvan door te draven en
de dictatuur van de massa’s en de dictatuur van de leiders in het
algemeen tegenover elkaar de plaatsen. Het is bijzonder komisch dat
in werkelijkheid in de plaats van de oude leiders, die algemeen
menselijke opvattingen over simpele zaken hebben, thans in de
praktijk (onder de dekmantel van de leuze ‘Weg met de leiders’)
nieuwe leiders komen die klinkklare onzin en kletskoek ten beste
geven. Dat zijn in Duitsland Laufenberg, Wolffheim, Horner7,
Karl Schröder, Friedrich Wendel, Karl Erler. De pogingen van
Erler het vraagstuk ‘uit te diepen’ en te verklaren dat de
politieke partijen in het algemeen ontbeerd kunnen worden en
‘burgerlijk’ zijn — dat zijn wel zulke Herculeszuilen van
dwaasheid, dat men alleen maar de handen ten hemel kan heffen.8
Hier ziet men waarachtig hoe uit een kleine fout steeds een
reusachtig grote kan voortkomen, wanneer men in de fout volhardt,
wanneer men hem grondig motiveert, wanneer men hem ‘consequent
doortrekt’.
Het ontkennen van het
begrip partij en van de partijdiscipline — dat is het waartoe de
oppositie is gekomen. Dat staat evenwel gelijk aan de volledige
ontwapening van het proletariaat ten gunste van de bourgeoisie.
Dat staat gelijk aan juist die kleinburgerlijke versplintering,
onbestendigheid en onbekwaamheid tot consequent optreden, tot
vereniging, tot eensgezinde actie, die onvermijdelijk elke
proletarische revolutionaire beweging te gronde moeten richten
wanneer men ze de vrije teugel laat. Het partijbeginsel vanuit
het gezichtspunt van het communisme ontkennen betekent een sprong
maken van de vooravond van de ineenstorting van het kapitalisme (in
Duitsland) niet naar de laagste en niet naar de middelste, maar naar
de hoogste fase van het communisme. Wij in Rusland maken (in het
derde jaar na de omverwerping van de bourgeoisie) de eerste stappen
van de overgang van het kapitalisme naar het socialisme of naar de
laagste fase van het communisme mee. De klassen zijn blijven bestaan
en zullen overal na het veroveren van de macht door het proletariaat
jarenlang blijven bestaan. Op zijn hoogst in Engeland, waar men geen
boeren kent (overigens wel kleine bezitters!), zal deze termijn
korter zijn. De klassen opheffen wil niet alleen zeggen de landheren
en kapitalisten wegjagen — dat hebben wij betrekkelijk gemakkelijk
gedaan — maar het wil ook zeggen de kleine warenproducenten
afschaffen, maar die kan men niet wegjagen, die kan men niet
onderdrukken, daar moet men mee leren leven; men kan (en moet) hen
alleen door zeer langdurige, langzame, voorzichtige organisatorische
arbeid omvormen en heropvoeden. Zij omgeven het proletariaat van alle
kanten met een kleinburgerlijke atmosfeer, zij doordrenken het ermee,
demoraliseren het ermee, brengen voortdurend binnen het proletariaat
het terugvallen in kleinburgerlijke karakterloosheid, versplintering,
individualisme, nu eens enthousiasme, dan weer moedeloosheid teweeg.
De meest strikte centralisatie en discipline binnen de politieke
partij van het proletariaat zijn noodzakelijk om hieraan weerstand te
bieden, om de organisatorische rol van het proletariaat (dit is
echter zijn voornaamste rol) op juiste wijze, met succes en
zegevierend te vervullen. De dictatuur van het proletariaat is een
taaie strijd, een bloedige en onbloedige, gewelddadige en vreedzame,
militaire en economische, opvoedkundige en administratieve strijd
tegen de machten en tradities van de oude maatschappij. De macht
der gewoonte van miljoenen en nog eens miljoenen is de
verschrikkelijkste macht. Zonder een ijzeren en in de strijd
gestaalde partij, zonder een partij die het vertrouwen geniet van al
wat in de gegeven klasse eerlijk is, zonder een partij die de
stemming van de massa’s weet te beoordelen en te beïnvloeden,
is het onmogelijk zo’n strijd met succes te voeren. Het is duizend
keer gemakkelijker de gecentraliseerde grote bourgeoisie te
overwinnen dan de miljoenen en nog eens miljoenen kleine bezitters
‘te overwinnen’; zij evenwel brengen door hun dagelijkse,
alledaagse, onmerkbare, ongrijpbare, ondermijnende werkzaamheid juist
die resultaten teweeg waaraan de bourgeoisie behoefte heeft, waardoor
de macht van de bourgeoisie wordt hersteld. Wie de ijzeren discipline
van de partij van het proletariaat (in het bijzonder tijdens zijn
dictatuur) ook maar het minst verzwakt, helpt in feite de bourgeoisie
tegen het proletariaat.
Naast het vraagstuk:
leiders — partij — klasse — massa dient men het vraagstuk van
de ‘reactionaire’ vakbonden aan de orde te stellen. Allereerst
echter zal ik me zelf nog enkele slotopmerkingen veroorloven op grond
van de ervaringen van onze partij. Er zijn in onze partij steeds
aanvallen op de ‘dictatuur van de leiders’ geweest. Ik herinner
me de eerste van die aanvallen in 1895, toen de partij formeel nog
niet bestond, maar toen zich in Petersburg een centrale groep begon
te formeren, die geroepen was de leiding van de districtsgroepen op
zich te nemen. Op het IXde Congres van onze partij (april 1920) was
er een kleine oppositie, die eveneens tegen de ‘dictatuur van de
leiders’, de ‘oligarchie’ enzovoort optrad. Vandaar dat de
‘kinderziekte’ ‘van het linkse communisme’ van de
Duitsers niets verwonderlijks, niets nieuws, niets schrikwekkends
bevat. Deze ziekte gaat zonder gevaar over en het organisme wordt
daarna zelfs krachtiger. Aan de andere kant heeft de snelle wisseling
van legale en illegale arbeid, samen met de noodzaak juist de
generale staf, juist de leiders bijzonder goed ‘te verstoppen’,
bijzonder goed verborgen te houden, bij ons soms tot uiterst
gevaarlijke verschijnselen aanleiding gegeven. Het ergste daarvan was
dat in 1912 de provocateur Malinovski in het centraal comité
van de bolsjewieken werd opgenomen. Hij liet vele tientallen van de
beste en trouwste kameraden in de val lopen, deed hen in het
tuchthuis belanden en verhaastte de dood van velen van hen. Als hij
niet nog groter onheil heeft gesticht, dan heeft het daaraan gelegen
dat er bij ons een juiste verhouding bestond tussen legale en
illegale arbeid. Om ons vertrouwen te winnen moest Malinovski ons als
lid van het centraal comité van de partij en als afgevaardigde
in de Doema helpen bij het uitgeven van legale dagbladen, die ook
onder het tsarisme de strijd tegen het opportunisme van de
mensjewieken wisten te voeren en in aangepaste verhulde vorm de
grondslagen van het bolsjewisme wisten te propageren. Met zijn ene
hand stuurde Malinovski vele tientallen van de beste
vertegenwoordigers van het bolsjewisme de verbanning en de dood in,
terwijl hij met z’n andere hand moest helpen door middel van de
legale pers vele tienduizenden nieuwe bolsjewieken op te voeden. Het
zou goed zijn als die Duitse (en ook Engelse en Amerikaanse, Franse
en Italiaanse) kameraden, die thans moeten leren revolutionaire
arbeid in reactionaire vakverenigingen te verrichten, over dit feit
eens grondig zouden nadenken.9
In vele landen,
waaronder ook de meest ontwikkelde, stuurt de bourgeoisie thans
ongetwijfeld provocateurs in de communistische partijen, en ze zal
dat ook in de toekomst doen. Een van de middelen om dit gevaar te
bestrijden is het op juiste wijze combineren van illegale en legale
arbeid.10
De essentie van wat de “De
linkse stroming, kinderziekte van het communisme” is. De
ontwikkeling van het imperialisme doet in veel landen een situatie
ontstaan waarin het lijkt dat het LEGALE werk voldoet om te werken
aan revolutie. Op deze basis ontwikkelt zich (het HOOFDgevaar voor de
prille communistische beweging) het RECHTS opportunisme of regelrecht
REFORMISME (met “marxistisch-klinkende frases) een dus BURGERLIJKE
stroming – die van de partijen van de 2e Internationale- ontstaat
er een dogmatisch geargumenteerde,soms anarchistisch lijkende,
“links” opportunistische stroming,....
Door keuze van citaten
wordt deze tegenstelling totaal in het ongerijmde getrokken: van
“linksen” die (met HUN opvatting van HOE meedoen met
VERKIEZINGEN) zouden staan tegenover de “revolutionairen”(maar in feite "rechtsopportunisten" waar Lenin het over heeft) die
getrouw in feite aan het Rode Boekje (CITATEN!)van Mao: "de massalijn toepassen",
"de emmer oppakken waar hij staat",......
VII. Moet men aan de
burgerlijke parlementen deelnemen?
De Duitse ‘linkse’
communisten geven op deze vraag met de grootst mogelijke minachting —
en met de grootst mogelijke lichtvaardigheid — een ontkennend
antwoord. Hun argumenten? In het eerder aangehaalde citaat hebben we
gelezen:
“(...) elke terugkeer
naar de historisch en politiek afgedane strijdvormen van het
parlementarisme (...) (moet) met alle kracht van de hand worden
gewezen.”
Dit is aanmatigend gezegd,
tot het belachelijke aan toe, en klaarblijkelijk onjuist. ‘Terugkeer’
naar het parlementarisme! Is er in Duitsland soms al een
sovjetrepubliek? Toch niet, zeker! Hoe kan men dan over een
‘terugkeer’ praten? Is dat niet een holle frase?
Het parlementarisme heeft
‘historisch afgedaan’. In propagandistisch opzicht is dat juist.
Maar iedereen weet dat het daarvandaan tot aan het praktisch te boven
komen ervan nog een heel lange weg is. Het kapitalisme kon al vele
tientallen jaren geleden, en wel met het volste recht, ‘historisch
afgedaan’ worden genoemd, maar dat ontslaat ons geenszins van de
noodzaak een zeer langdurige en zeer hardnekkige strijd te voeren op
de bodem van het kapitalisme. Het parlementarisme heeft in
wereldhistorische betekenis ‘historisch afgedaan’, d.w.z. het
tijdperk van het burgerlijke parlementarisme is voorbij, het tijdperk
van de dictatuur van het proletariaat is begonnen. Dat is
onbetwistbaar. De wereldhistorische maatstaf rekent echter met
tientallen jaren. Tien tot twintig jaar eerder of later, dat maakt,
naar wereldhistorische maatstaf gemeten, geen verschil, dat is —
vanuit het standpunt van de wereldgeschiedenis gezien — een
kleinigheid, die men zelfs bij benadering niet kan berekenen. Maar
juist daarom is het een theoretische onjuistheid, die de haren te
berge doet rijzen, zich ten aanzien van een vraagstuk van de
praktische politiek te beroepen op de wereldhistorische maatstaf.
Het parlementarisme heeft
‘politiek afgedaan’? Dat is een heel andere kwestie. Als dat
juist was, zouden de ‘linksen’ heel sterk staan. Het zou echter
door een zeer grondige analyse bewezen moeten worden, maar de
‘linksen’ weten nog niet eens hoe ze zo’n analyse moeten
aanpakken. In de Stellingen over het parlementarisme, die in nummer 1
van het Bulletin van het Voorlopige Amsterdamse Bureau van de
Communistische Internationale (‘Bulletin of the Provisional Bureau
in Amsterdam of the Communist International’, February 1920) zijn
gepubliceerd en die blijkbaar de opvattingen tot uiting brengen van
de Hollands-linkse of links-Hollandse richting, is de analyse, zoals
wij zullen zien, eveneens uiterst miserabel.
Ten eerste. De Duitse
‘linksen’ hebben, zoals bekend, tegen de mening van
vooraanstaande politieke leiders als Rosa Luxemburg en Karl
Liebknecht in, al in januari 1919 het parlementarisme als ‘politiek
afgedaan’ beschouwd. Zoals bekend hebben de ‘linksen’ zich
vergist. Dit alleen al gooit onmiddellijk en radicaal de stelling
ondersteboven dat het parlementarisme ‘politiek afgedaan’ zou
hebben. Het is aan de ‘linksen’ te bewijzen waarom hun
onbetwistbare fout van destijds thans heeft opgehouden een fout te
zijn. Ze leveren zelfs nog geen spoor van een bewijs en dat kunnen ze
ook niet. De houding van een politieke partij ten opzichte van haar
fouten is een van de belangrijkste en zekerste maatstaven ter
beoordeling van de ernst van een partij en van de wijze waarop zij
haar verplichtingen tegenover haar klasse en de werkende massa’s
daadwerkelijk vervult. Een fout openlijk toegeven, zijn oorzaken aan
het licht brengen, de omstandigheden die ertoe hebben geleid,
analyseren, de middelen om de fout te verhelpen zorgvuldig
onderzoeken — dat is het kenmerk van een ernstige partij, dat
betekent het vervullen van haar plichten, dat is opvoeding en
scholing van de klasse en daarna ook van de massa. Wanneer de
‘linksen’ in Duitsland (en in Nederland) deze verplichting niet
nakomen, wanneer zij de bestudering van hun klaarblijkelijke fout
niet met de grootste oplettendheid, zorgvuldigheid en voorzichtigheid
ter hand nemen, bewijzen zij juist daardoor dat zij niet een partij
van de klasse, maar een sekte, niet een partij van de massa’s, maar
een groep intellectuelen en een stuk of wat arbeiders zijn, die de
slechtste eigenschappen van de intellectuelen na-apen.
Ten tweede. In dezelfde
brochure van de Frankforter groep van de ‘linksen’, waaruit wij
eerder uitvoerige citaten hebben aangehaald, lezen wij: “De
miljoenen arbeiders die nog in de ban van de Centrumpolitiek” (de
politiek van de katholieke Centrumpartij) “verkeren, zijn
contrarevolutionair. De proletariërs van het platteland vormen
legioenen contrarevolutionaire troepen.” (Blz. 3 van bovengenoemde
brochure.)
Men merkt aan alles dat
dit met al te veel verve gezegd en overdreven is. Maar het hier
vermelde fundamentele feit is onbetwistbaar, en dat de ‘linksen’
het erkennen, getuigt bijzonder aanschouwelijk van hun fout. Hoe kan
men nu erover praten dat het ‘parlementarisme politiek afgedaan’
heeft, wanneer ‘miljoenen’ en ‘legioenen’ proletariërs
niet alleen voor het parlementarisme zonder meer opkomen, maar zelfs
direct ‘contrarevolutionair’ zijn!? Het is duidelijk dat het
parlementarisme in Duitsland politiek nog niet afgedaan heeft. Het is
duidelijk dat de ‘linksen’ in Duitsland hun eigen wens, hun eigen
ideologisch-politieke positie voor de objectieve werkelijkheid
aanzien. Dat is de gevaarlijkste fout die revolutionairen kunnen
maken. In Rusland, waar het ongemeen barbaarse en gruwelijke juk van
het tsarisme bijzonder langdurig en in bijzonder veelvuldige vormen
revolutionairen van uiteenlopende richtingen heeft voortgebracht,
revolutionairen wier overgave, enthousiasme, heldenmoed en wilskracht
bewonderenswaardig zijn, in Rusland hebben wij deze fout van zeer
nabij bij revolutionairen waargenomen, we hebben haar bijzonder
aandachtig bestudeerd, we kennen haar bijzonder goed en zien haar dan
ook bij anderen bijzonder duidelijk. Voor
de communisten in Duitsland heeft het parlementarisme natuurlijk
‘politiek afgedaan’, maar het komt er juist op aan dat wij
datgene dat voor ons heeft afgedaan, niet als afgedaan beschouwen
voor de klasse, niet als afgedaan voor de massa’s. Hier juist zien
we opnieuw dat de ‘linksen’ niet weten te oordelen dat zij niet
als partij van de klasse, als partij van de massa’s weten te
handelen. U hebt de plicht niet af te dalen tot het peil van de
massa’s, niet tot het peil van de achtergebleven lagen van de
klasse. Dat is onbetwistbaar. U hebt de plicht hun de bittere
waarheid te vertellen. U hebt de plicht hun burgerlijk-democratische
en parlementaire vooroordelen bij hun ware naam te noemen. Maar u
hebt tegelijkertijd de plicht de feitelijke graad van het bewustzijn
en de rijpheid juist van de gehele klasse (en niet alleen van haar
communistische voorhoede), juist van de gehele werkende massa (en
niet alleen van haar meest vooruitstrevende vertegenwoordigers)
nuchter te onderzoeken.
Zelfs als er geen
‘miljoenen’ en ‘legioenen’, maar louter een tamelijk
aanzienlijke minderheid van industriearbeiders achter de katholieke
papen aanloopt en een dergelijke minderheid van landarbeiders achter
de jonkers en grote boeren aanloopt, blijkt alleen daaruit al zonder
enige twijfel dat het parlementarisme in Duitsland politiek nog niet
afgedaan heeft, dat het deelnemen aan de parlementsverkiezingen en
aan de strijd op de parlementstribune voor de partij van het
revolutionaire proletariaat een absolute plicht is, juist om de
achtergebleven lagen van haar klasse op te voeden, juist om de
onontwikkelde, terneergedrukte, onwetende massa op het platteland
wakker te schudden en bewust te maken. Zolang u niet sterk genoeg
bent om het burgerlijke parlement en alle overige reactionaire
instellingen uiteen te jagen, bent u verplicht juist binnen deze
instellingen te werken, omdat zich daar nog arbeiders bevinden die
door de geestelijkheid en door het leven in de afgeslotenheid van de
provinciestadjes dom gehouden zijn. U loopt anders het risico
eenvoudig kletskousen te worden.
Ten derde. De ‘linkse’
communisten vertellen over ons, bolsjewieken, heel veel goeds. Soms
zou men willen zeggen: prijs ons wat minder, verdiep u toch wat meer
in de tactiek van de bolsjewieken, maak u er meer mee vertrouwd! Wij
hebben van september tot november 1917 deelgenomen aan de
verkiezingen voor het burgerlijke parlement van Rusland, de
Constituerende Vergadering. Was onze tactiek juist of niet? Zo niet,
dan moet dat duidelijk gezegd en bewezen worden; dat is noodzakelijk,
opdat het internationale communisme een juiste tactiek uitwerkt. Zo
ja, dan moeten daaruit bepaalde conclusies worden getrokken. Er kan
natuurlijk geen sprake van zijn dat de verhoudingen in Rusland op één
lijn worden gesteld met de verhoudingen in West-Europa. In het
bijzonder echter ten aanzien van de vraag wat de betekenis is van de
zin: “Het parlementarisme heeft politiek afgedaan!”, moet met
onze ervaring zeer beslist precies rekening gehouden worden, want
zulke uitspraken veranderen maar al te gemakkelijk in holle frasen
indien geen rekening wordt gehouden met de concrete ervaring. Konden
wij, Russische bolsjewieken, in september-november 1917 niet met meer
recht dan welke willekeurige communist in het Westen aannemen dat het
parlementarisme in Rusland politiek had afgedaan? Natuurlijk konden
wij dat, want het komt er immers niet op aan of de burgerlijke
parlementen lange of korte tijd bestaan, maar het komt erop aan in
hoeverre de brede massa’s van het werkende volk (ideologisch,
politiek, praktisch) bereid zijn het sovjetstelsel te aanvaarden en
het burgerlijk-democratische parlement uiteen te jagen (of toe te
laten dat het uiteengejaagd wordt). Dat in Rusland in
september-november 1917 de arbeidersklasse van de steden, de soldaten
en de boeren als gevolg van een reeks van bijzondere omstandigheden
buitengewoon goed voorbereid waren op het aanvaarden van het
sovjetstelsel en het uiteenjagen van zelfs het meest democratische
burgerlijke parlement, is een volkomen onbetwistbaar en volstrekt
vaststaand historisch feit. En toch hebben de bolsjewieken de
Constituerende Vergadering niet geboycot, maar hebben zowel voor als
ook na het veroveren van de politieke macht door het proletariaat aan
de verkiezingen deelgenomen. Dat deze verkiezingen buitengewoon
waardevolle (en voor het proletariaat uitermate nuttige) politieke
resultaten hebben opgeleverd, hoop ik te hebben aangetoond in het
eerdergenoemde artikel, waarin het materiaal over de verkiezingen
voor de Constituerende Vergadering in Rusland diepgaand wordt
onderzocht.
Daaruit volgt een
volstrekt onbetwistbare conclusie: bewezen is dat zelfs enige weken
voor de overwinning van de Sovjetrepubliek, ja zelfs na die
overwinning het deelnemen aan het burgerlijk-democratische
parlement voor het revolutionaire proletariaat niet alleen niet
schadelijk is, maar het voor het proletariaat gemakkelijker maakt de
achterlijke massa’s te bewijzen waarom zulke parlementen verdienen
uiteengejaagd te worden, het gemakkelijker maakt die met succes
uiteen te jagen, het gemakkelijker maakt het burgerlijke
parlementarisme “politiek af te doen”. Geen rekening houden
met deze ervaring en tegelijkertijd aanspraak maken op het
lidmaatschap van de Communistische Internationale, die haar tactiek
internationaal (niet als bekrompen of eenzijdig nationale, maar juist
als internationale tactiek) moet uitwerken, betekent een zeer
ernstige fout begaan en juist in de praktijk afwijken van het
internationalisme, terwijl men het met de mond belijdt.
Laten we nu eens kijken
naar de ‘Hollands-linkse’ argumenten voor het niet-deelnemen aan
parlementen. De belangrijkste van de bovengenoemde ‘Hollandse’
stellingen, de vierde stelling, luidt in de vertaling (uit het
Engels) als volgt:
“Wanneer het
kapitalistische productiesysteem in elkaar gestort is en de
maatschappij in een revolutionaire toestand verkeert, verliest de
parlementaire actie, vergeleken met de actie van de massa’s zelf,
geleidelijk aan betekenis. Als onder deze omstandigheden het
parlement het centrum en het orgaan wordt van de contrarevolutie,
terwijl aan de andere kant de arbeidersklasse de instrumenten van
haar macht in de vorm van de sovjets opbouwt, kan het zelfs
noodzakelijk worden zich van elke mogelijke deelneming aan
parlementaire actie te onthouden.”
De eerste zin is duidelijk
onjuist, want actie van de massa’s — bv. een grote staking — is
altijd en geenszins alleen gedurende de revolutie of in een
revolutionaire situatie belangrijker dan parlementaire actie. Dit
duidelijk onhoudbare, historisch en politiek onjuiste argument laat
alleen maar bijzonder aanschouwelijk zien dat de schrijvers niet het
minst rekening houden met de ervaringen van Europa (de Franse vóór
de revoluties van 1848 en 1870, de Duitse uit de jaren 1878 tot 1890
enzovoort), noch met de Russische ervaringen (zie hierboven), die
aantonen hoe belangrijk het is de legale en de illegale strijd met
elkaar te verbinden. Deze kwestie is in het algemeen alsook in het
bijzonder daarom van de allergrootste betekenis, omdat in alle
beschaafde en ontwikkelde landen snel het tijdstip nadert waarop een
dergelijke verbinding voor de partij van het revolutionaire
proletariaat meer en meer een noodzakelijkheid wordt — ten dele al
geworden is —, en wel als gevolg van het rijp worden en het
naderbij komen van de burgeroorlog tussen proletariaat en
bourgeoisie, als gevolg van heftige vervolgingen van de communisten
door de republikeinse en in het algemeen de burgerlijke regeringen,
die op alle mogelijke manieren de wetten aan hun laars lappen (het
voorbeeld van Amerika alleen al is veelzeggend genoeg) enzovoort. De
Nederlanders en in het algemeen de linksen hebben deze uiterst
belangrijke kwestie absoluut niet begrepen.
De tweede zin is in de
eerste plaats historisch onjuist. Wij, bolsjewieken, hebben zelfs aan
de meest contrarevolutionaire parlementen deelgenomen, en de ervaring
heeft laten zien dat zo’n deelneming voor de partij van het
revolutionaire proletariaat juist na de eerste burgerlijke revolutie
in Rusland (1905) niet alleen nuttig, maar ook noodzakelijk was om de
tweede burgerlijke (februari 1917) en daarna de socialistische
(oktober 1917) revolutie te kunnen voorbereiden. In de tweede plaats
is deze zin verbazend onlogisch. Uit het feit dat het parlement het
orgaan en ‘centrum’ van de contrarevolutie wordt (in
werkelijkheid is het nooit het ‘centrum’ geweest en kan het dat
ook niet zijn, maar dit slechts terzijde) en de arbeiders hun
machtsinstrumenten scheppen in de vorm van de sovjets, volgt dat de
arbeiders zich erop moeten voorbereiden — ideologisch, politiek en
technisch — het parlement door middel van de sovjets te bestrijden,
het parlement door middel van de sovjets uiteen te jagen. Daaruit
volgt echter geenszins dat een dergelijk uiteenjagen door de
aanwezigheid van een sovjetoppositie binnen het contrarevolutionaire
parlement bemoeilijkt of toch niet vergemakkelijkt zou worden. Wij
hebben gedurende onze zegevierende strijd tegen Denikin en Koltsjak
geen enkele keer gemerkt dat het bestaan van een sovjetoppositie, van
een proletarische oppositie bij hen voor onze overwinningen van
weinig of geen belang zou zijn geweest. Wij weten heel goed dat het
uiteenjagen van de Constituante op 5 januari 1918 niet bemoeilijkt
maar vergemakkelijkt werd door het feit dat er binnen de uiteen te
jagen contrarevolutionaire Constituante zowel een consequente, de
bolsjewistische, alsook een inconsequente, de linkse
sociaal-revolutionaire, sovjetoppositie aanwezig was. De schrijvers
van de stelling zijn volkomen in de war en ze hebben de ervaring van
talrijke, zo niet van alle revoluties vergeten, die bewijst dat het
in tijden van revolutie bijzonder nuttig is de massa-acties buiten
het reactionaire parlement te verbinden met een oppositie, die met de
revolutie sympathiseert (of beter nog: de revolutie direct
ondersteunt), binnen dit parlement. De Nederlanders en de ‘linksen’
in het algemeen oordelen hier als doctrinairen van de revolutie, die
nooit aan een werkelijke revolutie hebben deelgenomen of zich niet in
de geschiedenis van de revoluties hebben verdiept of de subjectieve
‘afwijzing’ van een bepaalde reactionaire instelling naïef
aanzien voor de daadwerkelijke vernietiging ervan door het
samenwerken van een gehele reeks van objectieve factoren. Het
zekerste middel om een nieuwe politieke (en niet alleen een
politieke) idee in diskrediet te brengen en haar schade te berokkenen
bestaat eruit dat men haar tot in het ongerijmde verdedigt. Want men
kan elke waarheid, wanneer men haar ‘overdadig’ maakt (zoals de
oude Dietzgen placht te zeggen), wanneer men haar overdrijft, wanneer
men haar buiten de grenzen van haar werkelijke toepasselijkheid
uitstrekt, tot een ongerijmdheid maken, en onder deze omstandigheden
wordt ze onvermijdelijk ongerijmd. En juist deze slechte dienst
bewijzen de Nederlandse en de Duitse linksen de nieuwe waarheid dat
de sovjetmacht superieur is aan de burgerlijk-democratische
parlementen. Vanzelfsprekend zou iemand, die net als vroeger en heel
in het algemeen zou willen zeggen dat het onder geen enkele
omstandigheid toelaatbaar is van het deelnemen aan burgerlijke
parlementen af te zien, ongelijk hebben. Ik kan hier geen poging doen
de voorwaarden te formuleren waaronder een boycot nuttig is, want dit
geschrift stelt zich de veel bescheidener taak in verband met enkele
actuele vraagstukken van de internationale communistische tactiek een
studie te maken van de Russische ervaringen. De ene keer (1905)
hebben de Russische ervaringen ons een succesvolle en juiste en een
andere keer (1906) een onjuiste toepassing van de boycot door de
bolsjewieken opgeleverd. Als we het eerste geval analyseren, zien we
dat het ons is gelukt het bijeenroepen van een reactionair parlement
door de reactionaire regering te verhinderen in een situatie waarin
de buitenparlementaire revolutionaire actie van de massa’s (vooral
de stakingsbeweging) zich met een ongewone snelheid uitbreidde,
waarin geen enkele laag van het proletariaat en van de boeren de
reactionaire regering op welke wijze dan ook kon ondersteunen en het
revolutionaire proletariaat door de stakingsstrijd en door de
beweging onder de boeren zich verzekerd had van de invloed op de
achterlijke brede massa’s. Het is volkomen duidelijk dat deze
ervaring niet toegepast kan worden op de tegenwoordige verhoudingen
in Europa. Het is ook volkomen duidelijk — op grond van de
hierboven aangevoerde argumenten — dat het zich onthouden van het
deelnemen aan parlementen, zoals dat door de Nederlanders en de
‘linksen’, hoewel ook onder zekere voorwaarden, wordt bepleit,
principieel onjuist en voor de zaak van het revolutionaire
proletariaat schadelijk zou zijn.
In West-Europa en Amerika
heeft het parlement zich de bijzondere haat van de vooraanstaande
revolutionairen uit de arbeidersklasse op de hals gehaald. Dat valt
niet te ontkennen. Het is volstrekt begrijpelijk, want men kan zich
moeilijk iets laaghartigers, gemeners, verraderlijkers voorstellen
dan het gedrag van de overgrote meerderheid van de socialistische en
sociaaldemocratische afgevaardigden in het parlement tijdens en na de
oorlog. Het zou echter niet alleen onverstandig, maar regelrecht
misdadig zijn, als men aan deze stemming zou toegeven wanneer de
vraag moet worden beslist hoe het algemeen erkende kwaad moet worden
bestreden. In vele landen van West-Europa is de revolutionaire
stemming thans in zekere zin een ‘nieuwigheid’ of ‘zeldzaamheid’,
waarop men al te lang, vergeefs, ongeduldig heeft gewacht, en
misschien dat men daarom zo gemakkelijk aan deze stemming toegeeft.
Natuurlijk kan zonder revolutionaire stemming onder de massa’s en
zonder voorwaarden, die het groeien van zo een stemming bevorderen,
de revolutionaire tactiek niet in de daad omgezet worden; wij in
Rusland hebben ons echter door al te langdurige, moeilijke, bloedige
ervaringen overtuigd van de waarheid dat de revolutionaire tactiek
niet op een revolutionaire stemming alleen kan worden opgebouwd. De
tactiek moet opgebouwd worden op een nuchtere, streng objectieve
beoordeling van alle klassenkrachten van de desbetreffende staat (en
van de hem omringende staten, alsmede van alle staten in de gehele
wereld) en moet rekening houden met de door de revolutionaire
bewegingen vergaarde ervaringen. Het is zeer gemakkelijk van zijn
‘revolutionaire gezindheid’ blijk te geven alleen door gescheld
op het parlementaire opportunisme, alleen door het afwijzen van het
deelnemen aan de parlementen, maar juist omdat dit maar al te
gemakkelijk is, vormt het geen oplossing van het moeilijke, uiterst
moeilijke vraagstuk. In de Europese parlementen is het veel
moeilijker een werkelijk revolutionaire parlementsfractie tot stand
te brengen dan het in Rusland het geval is geweest. Dat is zeker.
Maar dit is slechts een bijzondere uitdrukking van de algemene
waarheid dat het voor Rusland in de concrete, historisch buitengewoon
eigenaardige situatie van 1917 gemakkelijk was aan de socialistische
revolutie te beginnen, terwijl het voor Rusland moeilijker zal zijn
dan voor de Europese landen die revolutie voort te zetten en te
voltooien. Al in het begin van 1918 heb ik op deze omstandigheid
moeten wijzen, en de ervaringen van de daaropvolgende twee jaren
hebben de juistheid van deze gedachtengang ten volle bevestigd.
Specifieke voorwaarden als: 1. de mogelijkheid de Sovjetomwenteling
te verbinden met de dankzij deze omwenteling tot stand gebrachte
beëindiging van de imperialistische oorlog, die de arbeiders en
boeren onbeschrijfelijk had uitgeput; 2. de mogelijkheid gedurende
zekere tijd de op leven en dood gevoerde strijd tussen de beide
machtige wereldgroepen van imperalistische rovers uit te buiten, de
beide groepen, die zich niet konden verenigen tegen hun Sovjetvijand;
3. de mogelijkheid — ten dele dankzij de enorme uitgestrektheid van
het land en de slechte verkeersmiddelen — een betrekkelijk
langdurige burgeroorlog te doorstaan; 4. het bestaan van een zo
diepgaande burgerlijk-democratische revolutionaire beweging onder de
boeren, dat de partij van het revolutionaire proletariaat de
revolutionaire eisen van de partij van de boeren (de
sociaal-revolutionairen, een partij, die in haar meerderheid
uitgesproken vijandig tegenover het bolsjewisme stond) kon overnemen
en deze dankzij het veroveren van de politieke macht door het
proletariaat onverwijld kon realiseren — zulke specifieke
voorwaarden zijn thans in West-Europa niet aanwezig, terwijl een
herhaling van zulke of soortgelijke voorwaarden niet zo gemakkelijk
zal voorkomen. Naast een reeks andere oorzaken is het daardoor voor
West-Europa uiteraard moeilijker dan het voor ons is geweest aan de
socialistische revolutie te beginnen. Deze moeilijkheid te willen
‘omzeilen’ doordat men over de moeilijke taak van het gebruik
maken van reactionaire parlementen voor revolutionaire doeleinden zou
willen ‘heerspringen’, is je reinste kinderachtigheid. U wilt een
nieuwe maatschappij opbouwen? En toch vreest u moeilijkheden bij het
tot stand brengen van een goede parlementsfractie van overtuigde,
trouwe, heldhaftige communisten in het reactionaire parlement! Is dat
soms niet kinderachtig? Als Karl Liebknecht in Duitsland en Z.
Höglund in Zweden zelfs zonder ondersteuning van de massa’s
van onderop voorbeelden hebben weten te geven van een waarlijk
revolutionair gebruik van reactionaire parlementen, waarom zou dan
een snel groeiende revolutionaire massapartij onder de naoorlogse
verhoudingen van teleurstelling en verbittering van de massa’s niet
in staat zijn in de ergste parlementen een communistische fractie
voor zich te smeden? Juist omdat de achterlijke massa’s van de
arbeiders en — in nog sterkere mate — de kleine boeren in
West-Europa veel sterker dan in Rusland doordrongen zijn van
burgerlijk-democratische en parlementaire vooroordelen, kunnen (en
moeten) de communisten alleen in zulke instellingen als de
burgerlijke parlementen van binnenuit een langdurige, hardnekkige en
voor geen moeilijkheden terugdeinzende strijd voeren om deze
vooroordelen aan de kaak te stellen, te verdrijven en te boven te
komen.
De Duitse ‘linksen’
klagen over de slechte ‘leiders’ van hun partij en raken daarover
in vertwijfeling, waarbij zij tot het belachelijke ‘afwijzen’ van
de ‘leiders’ doordraven. Onder omstandigheden echter, waarbij
men de ‘leiders’ vaak in de illegaliteit moet verbergen, is het
bijzonder moeilijk goede, betrouwbare, beproefde, gezaghebbende
‘leiders’ te vormen, en deze moeilijkheden kan men niet met
succes te boven komen zonder de ‘leiders’ onder andere ook in de
parlementaire arena op de proef te stellen. Kritiek, en wel de
scherpste, meest meedogenloze en onverzoenlijke kritiek, moet niet
tegen het parlementarisme of tegen de parlementaire activiteit worden
gericht, maar tegen die leiders die de parlementsverkiezingen en de
tribune van het parlement niet op een revolutionaire, communistische
manier weten te gebruiken, en sterker nog tegen diegenen die dat niet
willen. Slechts een dergelijke kritiek, uiteraard verbonden met het
wegjagen van de ondeugdelijke en het vervangen van hen door
deugdelijke leiders, zal nuttige en vruchtbare revolutionaire arbeid
zijn, die tegelijkertijd zowel de ‘leiders’ opvoedt, opdat zij de
arbeidersklasse en de werkende massa’s waardig zijn, alsook de
massa’s opvoedt, opdat zij leren de weg te vinden in de politieke
toestand en de dikwijls zeer gecompliceerde en ingewikkelde taken te
begrijpen, die uit deze toestand voortspruiten.11
12
(...)
X. Enkele conclusies
In de Russische
burgerlijke revolutie van 1905 trad een buitengewoon eigenaardige
wending van de wereldgeschiedenis aan de dag: in een van de
achterlijkste kapitalistische landen van de wereld bereikte de
stakingsbeweging een omvang en een kracht als nooit tevoren in de
wereld. Alleen al in de eerste maand van 1905 bedroeg het aantal
stakers het tienvoudige van het jaarlijkse gemiddelde aantal stakers
in de daaraan voorafgaande tien jaren (1895-1904), en van januari tot
oktober 1905 namen de stakingen ononderbroken en in een reusachtige
omvang toe. Onder de invloed van een reeks zeer eigenaardige
historische omstandigheden demonstreerde het achterlijke Rusland de
wereld als eerste land niet alleen een sprongsgewijze toenemen van de
activiteit van de onderdrukte massa’s gedurende de revolutie (wat
in alle grote revoluties het geval is geweest), maar ook de betekenis
van het proletariaat, die oneindig groter was dan het aandeel van het
proletariaat in de bevolking; voorts de verbinding van de economische
met de politieke staking, waarbij laatstgenoemde omsloeg in de
gewapende opstand, en het ontstaan van de sovjets als een nieuwe vorm
van massastrijd en van massaorganisatie van de door het kapitalisme
onderdrukte klassen.
De revolutie van februari
en die van oktober 1917 hebben ertoe geleid dat de sovjets zich in
het gehele land alzijdig konden ontwikkelen en daarna de overwinning
in de proletarische, socialistische omwenteling behaalden. En in
nauwelijks twee jaar tijd openbaarde zich het internationale karakter
van de sovjets, de uitbreiding van deze strijd- en organisatievorm
tot de arbeidersbeweging van de gehele wereld, openbaarde zich de
historische missie van de sovjets, de doodgraver, erfgenaam, opvolger
van het burgerlijke parlementarisme en van de burgerlijke democratie
in het algemeen te zijn.
Dat is echter nog niet
alles. De geschiedenis laat nu zien dat de arbeidersbeweging in alle
landen voor de taak komt te staan (en er reeds aan is begonnen), de
strijd door te maken van het groeiende, sterker wordende, naar de
overwinning voorwaarts gaande communisme vooral en in hoofdzaak
tegen het eigen ‘mensjewisme’ (in ieder land), d.w.z. tegen het
opportunisme en sociaal-chauvinisme, en in de tweede plaats — om zo
te zeggen ter aanvulling — tegen het ‘linkse’ communisme.
Eerstgenoemde strijd is in alle landen, blijkbaar zonder enige
uitzondering, als strijd tussen de (vandaag al praktisch ter ziele
zijnde) Tweede en de Derde Internationale tot ontwikkeling gekomen.
De als tweede genoemde strijd kan men waarnemen in Duitsland zowel
als in Engeland, in Italië zowel als in Amerika (althans een
bepaald deel van de ‘Industriearbeiders van de Wereld’ en van de
anarcho-syndicalistische stromingen verdedigt de fouten van het
linkse communisme, terwijl tegelijkertijd nagenoeg algemeen, nagenoeg
onverdeeld instemming wordt betuigd met het sovjetstelsel) en in
Frankrijk (de houding van een deel van de voormalige syndicalisten
ten opzichte van de politieke partij en het parlementarisme, waarbij
wederom het sovjetstelsel wordt erkend), d.w.z. zonder enige twijfel
niet alleen op internationale, maar op wereldschaal.
Terwijl evenwel de
arbeidersbeweging overal een in wezen gelijksoortige voorbereidende
school voor de overwinning op de bourgeoisie doormaakt, voltrekt deze
ontwikkeling zich in elk land op haar eigen wijze. De grote,
ontwikkelde kapitalistische landen gaan daarbij veel sneller langs
deze weg voorwaarts dan het bolsjewisme, dat van de geschiedenis een
termijn van vijftien jaar had gekregen om zich als georganiseerde
politieke stroming op de overwinning voor te bereiden. De Derde
Internationale heeft in een zo kort tijdsbestek als één
jaar reeds een beslissende overwinning behaald. Ze heeft de gele,
sociaal-chauvinistische Tweede Internationale verslagen, die nog maar
enkele maanden geleden onvergelijkelijk sterker was dan de Derde
Internationale, die hecht en machtig scheen te zijn, die in elk
opzicht — direct en indirect, materieel (ministerposten,
paspoorten, pers) en ideologisch — de steun van de
wereldbourgeoisie genoot.
Het komt er nu helemaal op
aan dat de communisten van elk land zich een zeer duidelijk beeld
vormen zowel van de voornaamste principiële taken van de strijd
tegen het opportunisme en het ‘linkse’ doctrinarisme, als van de
concrete bijzonderheden die deze strijd in elk land afzonderlijk
aanneemt en onvermijdelijk moet aannemen op grond van het bijzondere
karakter van zijn economie, politiek en cultuur, zijn nationale
samenstelling (Ierland enzovoort), zijn koloniën, zijn
godsdienstige indeling enzovoort, enzovoort. Overal bespeurt men een
zich verbreidende en toenemende ontevredenheid over de Tweede
Internationale, zowel wegens haar opportunisme, alsook wegens haar
onmacht of haar onbekwaamheid een werkelijk gecentraliseerd,
werkelijk leidinggevend centrum tot stand te brengen, dat leiding zou
kunnen geven aan de internationale tactiek van het revolutionaire
proletariaat in zijn strijd voor een de gehele wereld omspannende
sovjetrepubliek. Men moet zich er duidelijk rekenschap van geven dat
zo een leidinggevend centrum in geen geval kan worden opgebouwd op
het in starre schema’s vastleggen, mechanisch gelijkstellen en
vereenzelvigen van de tactische regels voor de strijd. Zolang er
nationale en staatkundige verschillen tussen de volken en landen
bestaan — deze verschillen zullen echter nog zeer, zeer lang
blijven bestaan, zelfs na het verwerkelijken van de dictatuur van het
proletariaat op wereldschaal —, vereist de eenheid van de
internationale tactiek van de communistische arbeidersbeweging van
alle landen niet het afschaffen van de veelvormigheid, niet het
opheffen van de nationale verschillen (dat zou op dit moment een
zinloze dagdromerij zijn), maar het toepassen van de fundamentele
beginselen van het communisme (sovjetmacht en dictatuur van het
proletariaat) op zodanige wijze dat deze beginselen, op onderdelen
juist gevarieerd en aan de nationale en staatkundige verschillen
juist aangepast, er juist op toegepast worden. Het opsporen,
bestuderen, aan het licht brengen, gissen en aanvoelen van het
nationaal bijzondere, het nationaal specifieke bij het concreet
aanpakken door elk land van de uitvoering van de voor alle landen
gelijke internationale taak, van de overwinning op het opportunisme
en het linkse doctrinarisme binnen de arbeidersbeweging, van het
omverwerpen van de bourgeoisie, van de oprichting van de
sovjetrepubliek en de proletarische dictatuur — dat is de
voornaamste taak van het historische moment, dat alle ontwikkelde (en
niet alleen de ontwikkelde) landen tegenwoordig doormaken. Voor het
winnen van de voorhoede van de arbeidersklasse, voor haar overgang
naar de kant van de sovjetmacht tegen het parlementarisme, naar de
kant van de dictatuur van het proletariaat tegen de burgerlijke
democratie is het belangrijkste (natuurlijk bij lange na nog niet
alles, maar toch wel het belangrijkste) al gedaan. Het is nu zaak
alle krachten, de gehele aandacht te concentreren op de volgende
stap, die minder belangrijk schijnt te zijn — en dat vanuit een
bepaald standpunt ook inderdaad is —, maar feitelijk dichter bij de
concrete oplossing van de taak staat, namelijk het opsporen van de
vorm van de overgang naar de proletarische revolutie of van het
aanpakken ervan.
Ideologisch is de
proletarische voorhoede gewonnen. Dat is de hoofdzaak. Zonder deze
eerste voorwaarde kan men niet eens de eerste stap naar de
overwinning zetten. Van hieraf tot aan de overwinning is het evenwel
nog tamelijk ver. Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De
voorhoede alleen in de beslissende strijd werpen, zolang de gehele
klasse, zolang de brede massa’s niet het standpunt hebben ingenomen
dat zij de voorhoede hetzij directe steun verlenen, hetzij op zijn
minst er een welwillende neutraliteit tegenover in acht nemen en de
tegenstander van de voorhoede elke mogelijke steun ontzeggen, zou
niet alleen een domheid, maar ook een misdaad zijn. Opdat echter
werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa’s
werkende en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt
komen, is propaganda alleen, is agitatie alleen onvoldoende. Daar is
de eigen politieke ervaring van deze massa’s voor nodig. Deze wet
ligt aan alle grote revoluties ten grondslag, hetgeen thans met een
verbazingwekkende kracht en overtuiging niet alleen in Rusland, maar
ook in Duitsland bevestigd is. Het waren niet alleen de op een laag
cultureel peil staande, veelal ongeletterde massa’s van Rusland,
maar ook de op een hoog cultureel peil staande, in het algemeen
geletterde massa’s van Duitsland, die eerst aan het eigen lijf heel
de machteloosheid, heel de karakterloosheid, heel de hulpeloosheid,
heel de pluimstrijkerij tegenover de bourgeoisie, heel de gemeenheid
van een regering van de ridders van de Tweede Internationale, heel de
onvermijdelijkheid van een dictatuur van de extreme reactionairen
(Kornilov13
in Rusland, Kapp en co14
in Duitsland) als enige alternatief van de dictatuur van het
proletariaat hebben moeten ervaren om zich overtuigd tot het
communisme te wenden.
De eerstkomende taak
van de klassenbewuste voorhoede in de internationale
arbeidersbeweging, d.w.z. van de communistische partijen, groepen en
stromingen, bestaat erin dat zij de brede (thans merendeels nog
sluimerende, apatische, door overgeleverde denkbeelden bevangen,
trage, nog niet wakker geschudde) massa’s naar haar nieuwe positie
weet te leiden, juister gezegd, dat zij niet alleen de eigen partij,
maar ook deze massa’s leiding weet te geven, terwijl zij naar de
nieuwe positie overgaan, de nieuwe positie innemen. Wanneer de eerste
historische taak (het winnen van de klassenbewuste voorhoede van het
proletariaat voor de sovjetmacht en de dictatuur van de
arbeidersklasse) niet volbracht kon worden zonder de volledige
ideologische en politieke overwinning op het opportunisme en
sociaal-chauvinisme, kan de tweede taak, die nu de eerstkomende wordt
en bestaat uit het vermogen de massa’s de nieuwe positie te doen
innemen, die de overwinning van de voorhoede in de revolutie kan
verzekeren, niet volbracht worden, zonder dat er een einde gemaakt
wordt aan het linkse doctrinarisme, zonder dat men de fouten ervan
volledig te boven komt en zich ervan bevrijdt.
Zolang het erom ging (en
voor zover het er nog om gaat) de voorhoede van het proletariaat voor
het communisme te winnen, stond en staat de propaganda op de eerste
plaats. Zelfs propagandacirkels met alle daaraan vastklevende zwakten
zijn in zo’n geval nuttig en leveren vruchtbare resultaten op. Als
het gaat om het praktisch in actie komen van de massa’s, om het
rangschikken — als men het zo mag zeggen — van miljoenenlegers,
om het groeperen van alle klassenkrachten van een gegeven
maatschappij voor de laatste en beslissende slag, kan men met
propagandistische bedrevenheid alleen, met het herhalen van de
waarheden van het ‘zuivere’ communisme alleen niets meer
uitrichten. Het is hier zaak niet met honderden en duizenden te
rekenen, zoals dat in de grond van de zaak wordt gedaan door de
propagandist, die als lid van een kleine groep nog geen massa’s
heeft aangevoerd; men moet hier met miljoenen en nog eens met
miljoenen rekenen. Men moet zich hier niet alleen de vraag stellen of
wij de voorhoede van de revolutionaire klasse hebben overtuigd, maar
bovendien ook of de historisch werkzame krachten van alle klassen,
van onvoorwaardelijk alle klassen van de gegeven maatschappij zonder
uitzondering, zodanig opgesteld zijn dat de beslissende slag al
volkomen rijp geworden is, en wel zo dat 1. alle ons vijandige
klassekrachten voldoende in verwarring zijn geraakt, voldoende met
elkaar overhoop liggen, zich door de strijd, die hun krachten te
boven gaat, voldoende verzwakt hebben; dat 2. alle weifelende,
onzekere, onstandvastige tussenelementen, d.w.z. de kleine burgerij,
de kleinburgerlijke democratie, die wij van de bourgeoisie
onderscheiden, zich voor de ogen van het volk voldoende hebben
ontmaskerd, zich door hun bankroet in de praktijk voldoende te
schande hebben gemaakt; dat 3. in het proletariaat de stemming van de
massa’s is omgeslagen ten gunste van steun aan de meest
vastberaden, grenzeloos stoutmoedige, revolutionaire acties tegen de
bourgeoisie en zich machtig ontwikkelt. Als dat het geval is, is de
tijd voor de revolutie rijp, dan is — wanneer wij alle
bovengenoemde, in het kort geschetste voorwaarden juist hebben
beoordeeld en het tijdstip juist hebben gekozen — onze overwinning
zeker.
De meningsverschillen
tussen de Churchills en Lloyd Georges — deze politieke types zijn
er, met geringe nationale verschillen, in alle landen — aan de ene
kant en tussen de Hendersons en de Lloyd Georges aan de andere kant
zijn vanuit het standpunt van het zuivere, d.w.z. abstracte, d.w.z.
nog niet tot praktische politieke massa-actie gerijpte communisme
volstrekt onbelangrijk en onbetekenend. Maar gezien vanuit het
standpunt van deze praktische actie van de massa’s zijn deze
verschillen uiterst en uiterst belangrijk. Er rekening mee te houden
om het tijdstip vast te stellen waarop de onder deze ‘vrienden’
onvermijdelijke conflicten, door welke al deze ‘vrienden’
bijeengenomen worden verzwakt en ontkracht, volledig tot rijpheid
zullen zijn gekomen — daaruit bestaat de taak, de gehele activiteit
van de communist, die niet alleen een bewuste, overtuigde, van de
idee doordrongen propagandist wil zijn, maar ook een praktische
leider van de massa’s in de revolutie. Men moet volstrekte trouw
aan de ideeën van het communisme verenigen met het vermogen alle
noodzakelijke praktische compromissen te sluiten, te laveren, te
pacteren, in zigzaglijn voorwaarts te gaan, de terugtocht te
aanvaarden en dergelijke, om het ogenblik sneller dichterbij te
brengen waarop de Hendersons (de helden van de Tweede Internationale,
om maar geen namen van afzonderlijke personen te noemen, die
vertegenwoordigers van de kleinburgerlijke democratie zijn, maar zich
socialist noemen) de politieke macht in handen nemen en zich eraan
uitputten; om hun onvermijdelijke bankroet in de praktijk te
bespoedigen, waardoor de massa’s juist in onze geest, juist in de
richting van het communisme opgeklaard worden; om de onvermijdelijke
wrijvingen, twisten, conflicten, de volledige breuk tussen de
Hendersons, Lloyd Georges en Churchills (de mensjewieken en
sociaal-revolutionairen, de kadetten, de monarchisten; de
Scheidemanns, de bourgeoisie, de Kapp-lieden enzovoort) te
bespoedigen en het juiste ogenblik te bepalen, waarop de onenigheid
tussen al deze ‘steunpilaren van de heilige private eigendom’
haar hoogtepunt zal hebben bereikt, opdat het proletariaat door een
vastberaden aanval hen allen verslaat en de politieke macht verovert.
De geschiedenis in het
algemeen en de geschiedenis van de revoluties in het bijzonder is
steeds rijker van inhoud, steeds gevarieerder, veelzijdiger,
levendiger, grilliger dan de beste partijen, de meest klassenbewuste
voorhoeden van de verst ontwikkelde klassen zich dit voorstellen. Dat
is ook begrijpelijk, want de beste voorhoeden brengen het bewustzijn,
de wil, de hartstocht, de fantasie van tienduizenden tot uitdrukking,
terwijl daarentegen de revolutie op momenten van een bijzondere
opleving en van een bijzondere inspanning van alle menselijke
vermogens wordt verwezenlijkt door het bewustzijn, de wil, de
hartstocht, de fantasie van vele miljoenen, die door de scherpste
klassenstrijd opgezweept worden. Hieruit volgen twee zeer belangrijke
praktische conclusies: ten eerste, dat de revolutionaire klasse,
wanneer zij haar taak wil volbrengen, alle vormen of kanten van de
maatschappelijke activiteit zonder enige uitzondering moet weten te
beheersen (waarbij zij na het veroveren van de politieke macht, soms
met groot risico en onder reusachtig gevaar, datgene voltooit wat zij
voordien niet voltooid heeft); ten tweede, dat de revolutionaire
klasse erop moet zijn voorbereid zo snel mogelijk en onverwacht de
ene vorm te vervangen door de andere.
Eenieder zal toegeven dat
het onverstandig, zelfs misdadig is, wanneer een leger zich er niet
op voorbereidt alle soorten wapens, alle strijdmiddelen en
strijdmethoden, waarover de vijand beschikt of kan beschikken, te
beheersen. Voor de politiek geldt dit echter nog meer dan voor het
krijgswezen. Het is in de politiek in nog mindere mate mogelijk van
te voren te weten welk strijdmiddel onder deze of gene toekomstige
omstandigheden voor ons bruikbaar en voordelig zal zijn. Als wij niet
alle strijdmiddelen onder de knie hebben, kunnen wij een zware —
soms zelfs een beslissende — nederlaag lijden, wanneer van onze wil
onafhankelijke veranderingen in de situatie van de andere klassen een
vorm van optreden op de agenda plaatsen, waarin wij bijzonder zwak
zijn. Als wij alle strijdmiddelen beheersen, zullen wij beslist de
overwinning behalen, want wij vertegenwoordigen de belangen van de
werkelijk vooruitstrevende, werkelijk revolutionaire klasse; wij
zullen zelfs dan overwinnen, wanneer de omstandigheden het ons niet
mogelijk maken dat wapen te gebruiken dat voor de vijand het
gevaarlijkst is, het wapen waarmee het snelst dodelijke slagen kunnen
worden toegebracht. Onervaren revolutionairen zijn vaak van mening
dat legale strijdmiddelen opportunistisch zijn, omdat de bourgeoisie
de arbeiders op dit gebied bijzonder vaak (meestal in ‘vreedzame’,
niet-revolutionaire tijden) heeft bedrogen en in de luren gelegd,
terwijl illegale strijdmiddelen daarentegen revolutionair zouden
zijn. Dat is evenwel onjuist. Het is juist dat die partijen en
leiders opportunisten en verraders van de arbeidersklasse zijn die
niet in staat of bereid zijn (zeg niet: ik kan niet, zeg liever: ik
wil niet!) illegale strijdmiddelen te gebruiken, bv. onder
omstandigheden zoals ze tijdens de imperialistische oorlog van
1914-1918 bestonden, toen de bourgeoisie van de meest vrije,
democratische landen de arbeiders met een ongekende brutaliteit en
wreedheid bedroog en niet toestond dat de waarheid over het
roofzuchtige karakter van de oorlog werd gezegd. Maar revolutionairen
die de illegale strijdvormen niet met alle legale vormen weten te
verbinden, zijn zeer slechte revolutionairen. Het is niet moeilijk
een revolutionair te zijn wanneer de revolutie al uitgebroken en
ontbrand is, wanneer jan en alleman zich bij de revolutie aansluit,
louter uit dweperij, omdat het mode is, soms ook om redenen van
persoonlijke baantjesjagerij. Het proletariaat heeft naderhand, na
zijn overwinning, de grootste moeite, men zou kunnen zeggen er zijn
handen vol aan, zich van zulke quasi-revolutionairen ‘te
bevrijden’. Het is veel moeilijker — en veel waardevoller — de
kunst te verstaan een revolutionair te zijn wanneer de voorwaarden
voor een directe, openlijke, werkelijk door de massa’s gesteunde,
werkelijk revolutionaire strijd nog niet voorhanden zijn, de kunst te
verstaan de belangen van de revolutie (propagandistisch,
agitatorisch, organisatorisch) te verdedigen in niet-revolutionaire,
vaak zelfs direct reactionaire instellingen, in een
niet-revolutionaire situatie, temidden van een massa die de noodzaak
van revolutionaire methoden van optreden niet onmiddellijk weet te
begrijpen. Het vermogen de concrete weg of het bijzondere
keerpunt van de gebeurtenissen, waardoor de massa’s dichter bij de
werkelijke, beslissende, laatste, grote revolutionaire strijd worden
gebracht, op te sporen, aan te voelen, juist te bepalen — dat is de
voornaamste taak van het tegenwoordige communisme in West-Europa en
Amerika.
(...) Ook bij onze
verkiezingen hebben we steeds meer dan genoeg te maken gehad met
opportunistisch, zuiver burgerlijk, commercieel, schurkachtig
kapitalistisch gedoe. De communisten in West-Europa en in Amerika
moeten leren een nieuw, een ander parlementarisme tot leven te
brengen, dat niets van doen heeft met opportunisme en
baantjesjagerij. Het moet zo zijn dat de partij van de communisten
haar leuzen uitgeeft en dat echte proletariërs met de hulp van
de ongeorganiseerde en terneergedrukte armsten der armen manifesten
uitdelen en verspreiden, de woningen van de arbeiders, de hutten van
de dorpsproletariërs en de in uithoeken van de wereld levende
boeren opzoeken (er zijn in Europa gelukkig veel minder uithoeken van
de wereld op het platteland dan bij ons, en in Engeland zo goed als
geen), de kroegen ingaan waar de heel eenvoudige mensen verkeren en
zich toegang verschaffen tot bonden, verenigingen, toevallige
vergaderingen van het gewone volk. Ze mogen met het volk niet in
een geleerde (en niet in een al te ‘parlementaire’) taal spreken,
ze mogen in geen geval uit zijn op een ‘zetel’ in het parlement,
maar moeten overal het denken wakker schudden, de massa in beweging
brengen, de bourgeoisie aan haar woord houden, gebruik maken van het
door de bourgeoisie tot stand gebrachte apparaat, van de door haar
uitgeschreven verkiezingen, van de door haar aan het gehele volk
gerichte oproepen, en het volk met het bolsjewisme vertrouwd maken op
een manier zoals dat (onder de heerschappij van de bourgeoisie) nooit
mogelijk is geweest behalve tijdens verkiezingscampagnes (afgezien
natuurlijk van tijden van grote stakingen, toen bij ons net zo’n
apparaat van een het gehele volk omvattende agitatie op nog
intensievere wijze werkzaam was). Dit in West-Europa en Amerika
ten uitvoer leggen is zeer moeilijk, onvoorstelbaar moeilijk, maar
het kan en moet gedaan worden, want zonder moeite kunnen de taken van
het communisme nu eenmaal niet volbracht worden. De moeite moet
echter gericht zijn op het volbrengen van de steeds veelvuldigere
praktische taken, die steeds meer vervlochten zijn met alle takken
van het openbare leven en door middel waarvan meer en meer de ene tak
na de andere, het ene gebied na het andere aan de bourgeoisie
ontworsteld wordt.(...)15
1Ik
heb te weinig gelegenheid gehad het ‘linkse’ communisme in
Italië te leren kennen. Ongetwijfeld hebben partijgenoot
Bordiga en zijn fractie van de ‘communistische onthouders’
(Comunista astensionista) ongelijk, wanneer zij het niet-deelnemen
aan het parlement bepleiten. Ten aanzien van één punt
echter schijnt pgt. Bordiga gelijk te hebben — voor zover men zich
een oordeel kan vormen op grond van twee nummers van zijn krant Il
Soviet (nr. 3 en 4 van 18 januari en 1 februari 1920), van vier
exemplaren van het voortreffelijke tijdschrift van pgt. Serrati
Comunismo (nr. 1-4 van 1 oktober tot 30 november 1919) en van enkele
losse nummers van Italiaanse burgerlijke kranten, die ik in de
gelegenheid was te lezen. Partijgenoot Bordiga en zijn fractie
hebben nl. gelijk met hun aanvallen op Turati en diens
geestverwanten, die in een partij blijven, welke de sovjetmacht en
de dictatuur van het proletariaat heeft erkend, die leden van het
parlement blijven en hun ongemeen schadelijke, oude,
opportunistische politiek voortzetten. Partijgenoot Serrati en de
gehele Italiaanse Socialistische Partij [26] maken natuurlijk een
fout doordat zij dit dulden, een fout, die evenveel schade dreigt
aan te richten en een even groot gevaar dreigt te doen ontstaan als
in Hongarije, waar de Hongaarse Turati’s zowel de partij als de
radenregering van binnenuit hebben gesaboteerd. [27] Deze verkeerde,
inconsequente of karakterloze houding ten opzichte van de
opportunistische parlementariërs brengt enerzijds het ‘linkse’
communisme voort en rechtvaardigt anderzijds tot op zekere hoogte
het bestaan ervan. Pgt. Serrati heeft kennelijk ongelijk wanneer hij
de afgevaardigde Turati ‘inconsequentie’ verwijt (Comunismo nr.
3), want inconsequent is juist de Italiaanse Socialistische Partij,
die dergelijke opportunistische parlementariërs als Turati en
co duldt. — Noot van Lenin
[26] De Italiaanse
Socialistische Partij werd in 1892 als ‘Partij van de Italiaanse
Arbeiders’ opgericht. In 1893 nam zij de naam ‘Italiaanse
Socialistische Partij’ aan. In december 1914 werd een groep
renegaten (onder wie Mussolini), die de imperialistische politiek
van de bourgeoisie verdedigden en zich voor de oorlog uitspraken,
uit de partij gesloten. Na de Oktoberrevolutie in Rusland werd de
linkervleugel binnen de partij sterker. In januari 1921, op het
congres in Livorno, braken de linksen met de Socialistische Partij,
organiseerden hun eigen congres en stichtten de Italiaanse
Communistische Partij.
[27] De Radenregering in
Hongarije werd op 21 maart 1919 door de leden van de
Sociaaldemocratische en de Communistische Partij gezamenlijk
opgericht. Reeds op 1 augustus 1919 werd zij door imperialistische
interventie uit het buitenland en door contrarevolutionairen in het
binnenland ten val gebracht.
2Uit
“De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme”, van
V.I. Lenin
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm)
Geschreven: april-mei 1920.Bron: Een uitgave van Progres Moskou,
copyright Pegasus.Vertaling: A.J. Gerritsen en J.B. de Klerk.
Transcriptie: Vonk, mei 2004. Uit hoofdstuk VII. Moet men aan de
burgerlijke parlementen
deelnemen?(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/7.htm)
3Uit
“De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme”, van
V.I. Lenin
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm)
Geschreven: april-mei 1920.Bron: Een uitgave van Progres Moskou,
copyright Pegasus.Vertaling: A.J. Gerritsen en J.B. de Klerk.
Transcriptie: Vonk, mei 2004. Uit hoofdstuk I. In welk opzicht kan
men van de internationale betekenis van de Russische revolutie
spreken?
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/1.htm)
4Uit
“De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme”, van
V.I. Lenin
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm)
Geschreven: april-mei 1920.Bron: Een uitgave van Progres Moskou,
copyright Pegasus.Vertaling: A.J. Gerritsen en J.B. de Klerk.
Transcriptie: Vonk, mei 2004. Uit hoofdstuk II. Een van de
voornaamste voorwaarden van het succes van de bolsjewieken
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/2.htm)
5
‘Volapuk’:
kunstmatige wereldtaal, uitgedacht door de predikant Schleyer te
Litzelstetten.
6
Nederlandse
‘Tribunisten’ noemt Lenin de leden van de Communistische Partij
van Holland. Aanvankelijk waren de Tribunisten een linkse groep van
de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP). In 1907 richtten zij
het blad De Tribune op. In 1909 werden de Tribunisten uit de SDAP
gesloten en organiseerden zij een zelfstandige partij, de
Sociaaldemocratische Partij (SDP). De Tribunisten vormden de
linkervleugel van de arbeidersbeweging in Nederland, maar waren geen
consequent revolutionaire partij. In 1918 namen de Tribunisten deel
aan de oprichting van de Communistische Partij van Holland.
7
K.
Horner: A. Pannekoek; K. Erler: H. Laufenberg.
8
‘Kommunistische
Arbeiterzeitung’ (nr. 32 van 7 februari 1920, Hamburg, De
ontbinding van de partij, artikel door Karl Erler): “De
arbeidersklasse kan de burgerlijke staat niet verbrijzelen zonder
vernietiging van de burgerlijke democratie, en ze kan de burgerlijke
democratie niet vernietigen zonder de partijen te verbrijzelen.”
De grootste warhoofden
onder de Romaanse syndicalisten en anarchisten kunnen ‘tevreden’
zijn: solide Duitsers, die zichzelf klaarblijkelijk voor marxisten
verslijten (K. Erler en K. Horner leveren door hun artikelen in het
genoemde blad een bijzonder solide bewijs dat zij zich als solide
marxisten beschouwen, en kletsen op een bijzonder komische manier
ongelooflijke onzin bij elkaar, waardoor zij er blijk van geven dat
zij van het abc van het marxisme niets hebben begrepen), durven de
grootste ongerijmdheden te verkondigen. Het louter erkennen van het
marxisme vrijwaart niet voor fouten. Dat weten de Russen bijzonder
goed, want bij ons was het marxisme bijzonder vaak ‘mode’.
De ‘Kommunistische
Arbeiterzeitung’ was een orgaan van de kleinburgerlijke,
anarcho-syndicalistische groep van ‘linkse’ communisten, die
zich in 1919 losscheurden van de Communistische Partij van Duitsland
(Spartacusbond). De krant verscheen van 1919 tot 1927
9Malinovski
was in krijgsgevangenschap in Duitsland. Toen hij onder het bewind
van de bolsjewieken naar Rusland terugkeerde, werd hij door onze
arbeiders onmiddellijk voor het gerecht gebracht en doodgeschoten.
De mensjewieken vielen ons op een bijzonder giftige wijze aan wegens
onze fout dat wij een provocateur in het centraal comité van
onze partij hadden. Toen wij echter onder Kerenski eisten dat de
president van de Doema, Rodsjanko, gearresteerd en veroordeeld zou
worden, omdat hij al voor de oorlog op de hoogte was van de
provocatorische activiteit van Malinovski, maar dit niet meegedeeld
had aan de trudoviken en de arbeiders in de Doema, werden wij noch
door de mensjewieken, noch door de sociaal-revolutionairen
ondersteund, die met Kerenski in de regering zaten, en Rodsjanko
bleef op vrije voeten en kon ongehinderd naar Denikin ontkomen. —
noot van Lenin
10Uit
“De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme”, van
V.I. Lenin
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm)
Geschreven: april-mei 1920.Bron: Een uitgave van Progres Moskou,
copyright Pegasus.Vertaling: A.J. Gerritsen en J.B. de Klerk.
Transcriptie: Vonk, mei 2004. Uit hoofdstuk V. Het ‘linkse’
communisme in Duitsland: Leiders — partij — klasse — massa
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/5.htm)
11Ik
heb te weinig gelegenheid gehad het ‘linkse’ communisme in
Italië te leren kennen. Ongetwijfeld hebben partijgenoot
Bordiga en zijn fractie van de ‘communistische onthouders’
(Comunista astensionista) ongelijk, wanneer zij het niet-deelnemen
aan het parlement bepleiten. Ten aanzien van één punt
echter schijnt pgt. Bordiga gelijk te hebben — voor zover men zich
een oordeel kan vormen op grond van twee nummers van zijn krant Il
Soviet (nr. 3 en 4 van 18 januari en 1 februari 1920), van vier
exemplaren van het voortreffelijke tijdschrift van pgt. Serrati
Comunismo (nr. 1-4 van 1 oktober tot 30 november 1919) en van enkele
losse nummers van Italiaanse burgerlijke kranten, die ik in de
gelegenheid was te lezen. Partijgenoot Bordiga en zijn fractie
hebben nl. gelijk met hun aanvallen op Turati en diens
geestverwanten, die in een partij blijven, welke de sovjetmacht en
de dictatuur van het proletariaat heeft erkend, die leden van het
parlement blijven en hun ongemeen schadelijke, oude,
opportunistische politiek voortzetten. Partijgenoot Serrati en de
gehele Italiaanse Socialistische Partij [26] maken natuurlijk een
fout doordat zij dit dulden, een fout, die evenveel schade dreigt
aan te richten en een even groot gevaar dreigt te doen ontstaan als
in Hongarije, waar de Hongaarse Turati’s zowel de partij als de
radenregering van binnenuit hebben gesaboteerd. [27] Deze verkeerde,
inconsequente of karakterloze houding ten opzichte van de
opportunistische parlementariërs brengt enerzijds het ‘linkse’
communisme voort en rechtvaardigt anderzijds tot op zekere hoogte
het bestaan ervan. Pgt. Serrati heeft kennelijk ongelijk wanneer hij
de afgevaardigde Turati ‘inconsequentie’ verwijt (Comunismo nr.
3), want inconsequent is juist de Italiaanse Socialistische Partij,
die dergelijke opportunistische parlementariërs als Turati en
co duldt. — Noot van Lenin
[26] De Italiaanse
Socialistische Partij werd in 1892 als ‘Partij van de Italiaanse
Arbeiders’ opgericht. In 1893 nam zij de naam ‘Italiaanse
Socialistische Partij’ aan. In december 1914 werd een groep
renegaten (onder wie Mussolini), die de imperialistische politiek
van de bourgeoisie verdedigden en zich voor de oorlog uitspraken,
uit de partij gesloten. Na de Oktoberrevolutie in Rusland werd de
linkervleugel binnen de partij sterker. In januari 1921, op het
congres in Livorno, braken de linksen met de Socialistische Partij,
organiseerden hun eigen congres en stichtten de Italiaanse
Communistische Partij.
[27] De Radenregering in
Hongarije werd op 21 maart 1919 door de leden van de
Sociaaldemocratische en de Communistische Partij gezamenlijk
opgericht. Reeds op 1 augustus 1919 werd zij door imperialistische
interventie uit het buitenland en door contrarevolutionairen in het
binnenland ten val gebracht.
12Uit
“De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme”, van
V.I. Lenin
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm)
Geschreven: april-mei 1920.Bron: Een uitgave van Progres Moskou,
copyright Pegasus.Vertaling: A.J. Gerritsen en J.B. de Klerk.
Transcriptie: Vonk, mei 2004. Uit hoofdstuk VII. Moet men aan de
burgerlijke parlementen
deelnemen?(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/7.htm)
13
Kornilov:
tsaristisch generaal die de contrarevolutionaire putsch van de
bourgeoisie en de grootgrondbezitters in augustus 1917 leidde. Het
doel was Petrograd te bezetten, de bolsjewistische partij te
vernietigen, de militaire dictatuur in het land te vestigen om aldus
het herstel van de monarchie voor te bereiden.
14
Kapp
en co: bedoeld wordt de Kapp-putsch, een militair-monarchistische
staatsgreep in Duitsland, onder leiding van Kapp en generaal
Luttwitz, die door de reactionaire kringen van het Duitse
monopoliekapitaal en het grootgrondbezit werd georganiseerd. Op 13
maart 1920 werden troepen naar Berlijn gestuurd, waarop de regering
naar Stuttgart vluchtte en door de militaristen voor afgezet werd
verklaard. Er werd een nieuwe regering gevormd, hetgeen door de
arbeiders met machtige demonstraties en stakingen werd beantwoord.
Reeds op 17 maart werd de regering-Kapp tot aftreden gedwongen.
15Uit
“De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme”, van
V.I. Lenin
(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/index.htm)
Geschreven: april-mei 1920.Bron: Een uitgave van Progres Moskou,
copyright Pegasus.Vertaling: A.J. Gerritsen en J.B. de Klerk.
Transcriptie: Vonk, mei 2004. Uit hoofdstuk X. Enkele
conclusies(https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1920/kinderziekten/10.htm)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten