30-05-2012

De Commune van Griekenland?


Zoals nu de Grieken, in afwachting van andere delen van de Europese arbeidersklasse wellicht geen andere weg zullen zien dan een revolutionaire omwenteling, zag het Parijse proletariaat zich geen andere uitweg dan de Commune van Parijs. Terecht of onterecht? Onmogelijk en hopeloos?
Als men de woorden leest van Karl Marx over de Commune van Parijs, lijkt het mij duidelijk wat zijn mening zou zijn over wat de Grieken wellicht zullen doen (waarbij de Portugezen, Spanjaarden en ook de Fransen, Duitsers, Belgen, Nederlanders, Britten, Ieren, Hongaren, Roemenen,.... zich best in zullen verenigen....)

Karl Marx in “Burgeroorlog in Frankrijk”:

Het is een bijzonder kenmerkend feit: trots al het gepraat en de onmetelijke literatuur van de laatste zestig jaren over de emancipatie van de arbeiders, nauwelijks nemen de arbeiders ergens de zaak in eigen handen, of terstond weerklinken weer de apologetische praatjes van de pleitbezorgers van de huidige maatschappij met haar beide polen: kapitaal en loonslavernij (de grondbezitter is thans nog maar de stille vennoot van de kapitalist), als leefde de kapitalistische maatschappij nog in de staat van de reinste maagdelijke onschuld, — al haar beginselen nog onontwikkeld, al haar zelfmisleidingen nog niet ontsluierd, al haar geprostitueerde werkelijkheid nog niet bloot gelegd! De Commune, roepen zij uit, wil de eigendom, de grondslag van alle beschaving, afschaffen. Jawel, mijne heren, de Commune wilde die klasseneigendom afschaffen, die de arbeid van velen in de rijkdom van de weinigen verandert. Ze stelde zich het onteigenen van de onteigenaars ten doel. Zij wilde de individuele eigendom tot een waarheid maken, door de productiemiddelen, de grond en het kapitaal, thans vóór alles de middelen tot knechting en uitbuiting van de arbeid, tot louter werktuigen van de vrije en geassocieerde arbeid te maken. Maar dit is het communisme, het “onmogelijke” communisme! Nu, de lieden uit de heersende klassen, die verstandig genoeg zijn om de onmogelijkheid van het voortduren van het huidige systeem in te zien, en zulke zijn er velen, hebben zich tot opdringerige en rumoerige apostels van de coöperatieve productie opgeworpen. Maar wanneer de coöperatieve productie niet slechts schijn en zwendel zal blijven, wanneer zij het kapitalistische stelsel moet verdringen, wanneer alle coöperaties samen de nationale productie volgens een gemeenschappelijk plan moeten regelen, ze aldus onder haar eigen leiding nemen en een einde maken aan de bestendige anarchie en de periodiek terugkerende convulsies, die het onvermijdelijke lot van de kapitalistische productie zijn, wat zou dit dan anders zijn, mijne heren, dan het communisme, het “mogelijke” communisme?

De arbeidersklasse eiste geen wonderen van de Commune. Zij behoeft geen kant-en-klare utopieën bij volksbesluit in te voeren. Zij weet, dat zij, om haar eigen bevrijding en daarmee die hogere levensvorm, die de huidige maatschappij door haar eigen economische ontwikkeling onweerstaanbaar tegemoet gaat, te voorschijn te brengen, — dat zij, de arbeidersklasse, een langdurige strijd, een ganse reeks van historische processen moet doormaken, waardoor de mensen evenals de toestanden volkomen anders zullen worden gemaakt. Zij behoeft geen idealen te verwezenlijken; zij moet slechts de elementen van de nieuwe maatschappij vrij maken, die zich reeds in de schoot van de ineenstortende bourgeoismaatschappij hebben ontwikkeld. In het volle bewustzijn van haar historische zending en van het heldhaftige besluit, haar waardig te handelen, kan de arbeidersklasse zich bepalen tot een glimlach over het plompe schelden van de lakeien van de pers, zowel als over de schoolmeesterachtige protectie van welmenende bourgeoisdoctrinairen, die hun onwetende gemeenplaatsen en sektarische grillen in de orakeltoon van de wetenschappelijke onfeilbaarheid voorpreken.

Toen de Parijse Commune de leiding van de revolutie in haar eigen hand nam, toen eenvoudige arbeiders voor de eerste maal waagden het regeringsprivilegie van hun “natuurlijke overheid”, de bezitters, aan te tasten en, onder omstandigheden van weergaloze moeilijkheden, hun werk bescheiden, nauwgezet en ijverig te verrichten, — te verrichten tegen salarissen, waarvan het hoogste nauwelijks een vijfde gedeelte was van wat, volgens een hooggeplaatst wetenschappelijke zegsman (Professor Huxley), het laagste is voor een secretaris van de Londense schoolraad, toen kromde zich de oude wereld in krampachtige woede bij het aanschouwen van de rode vaan, die, als het symbool van de republiek van de arbeid, boven het stadhuis wapperde.

En toch was dit de eerste revolutie, waarin de arbeidersklasse openlijk werd erkend als de enige klasse, die nog tot maatschappelijk initiatief in staat was; erkend zelfs door de grote massa van de Parijse middenklasse, kleinhandelaren, handwerkers, kooplieden, alleen met uitzondering van de rijke kapitalisten. De Commune had hen gered door een wijze afdoening van die steeds terugkerende oorzaak van twist in de middenklasse zelf, van de kwestie tussen schuldenaars en schuldeisers. Hetzelfde deel van de middenklasse had in 1848 aan het onderdrukken van de arbeidersopstand in juni deelgenomen; en terstond daarop was het door de Constituerende Vergadering zonder enige omslag aan zijn schuldeisers ten offer gebracht. Maar dit was niet de enige reden, waarom het zich thans bij de arbeiders aansloot. Het voelde dat er nog maar één keus was: de Commune of het keizerrijk, onverschillig onder welke naam. Het keizerrijk had deze middenklasse economisch te gronde gericht door zijn verkwisting van de openbare rijkdom, door de financierszwendel, die het had opgekweekt, door zijn hulpverlening bij de kunstmatig verhaaste centralisatie van het kapitaal en de daardoor bepaalde onteigening van een groot gedeelte van deze middenklasse. Het had haar politiek onderdrukt, haar zedelijke verontwaardiging gewekt door zijn orgiën; het had haar Voltairianisme beledigd door de opvoeding van haar kinderen aan de “onwetende broedertjes” uit te leveren; het had haar nationaal gevoel als Fransen in opstand gebracht, door haar hals over kop in een oorlog te storten, welke voor al de verwoesting, die hij aanrichtte, slechts één vergoeding liet: de vernietiging van het keizerrijk. Inderdaad: na de verhuizing van de hoge bonapartistische en kapitalistische zigeunerbende uit Parijs trad de ware ordepartij van de middenklasse naar voren als de “Union Républicaine”, schaarde zich onder de vanen van de Commune en verdedigde haar tegen de opzettelijke vervalsingen van Thiers. Of de dankbaarheid van deze grote massa van de middenklasse de huidige zware beproevingen zal bestaan, moet nog worden afgewacht.1

1http://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1871/1871burgeroorlog.htm, Karl Marx, “De burgeroorlog in Frankrijk”, Geschreven: 1871, Bron: Uitgeverij Pegasus Amsterdam, 1936, Vertaling: onbekend, Deze versie: Spelling, punctuatie, soms zinsbouw, Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2007

Geen opmerkingen:

Een reactie posten