17-03-2020

Communist zijn, IS marxist zijn en marxist zijn, IS communist zijn – GEEN communist zijn, wil zeggen GEEN marxist zijn



Stalin(1950): “ Onze kaders moeten de marxistische economische theorie goed kennen.De eerste, oudere generatie van Bolchewieken had zich daar ten gronde in verdiept. We studeerden Het Kapitaal, maakten samenvattingen, we discuteerden onderling om elkaars kennis te testen. Dit was onze kracht. Dit hielp ons zeer. De tweede generatie was minder goed voorbereid. Men was bezig met praktisch werk en opbouw. Zij bestudeerden het marxisme doorheen brochures. De derde generatie was gewoonweg “opgegroeid” op basis van pamfletten en krantenartikels. Zij hebben geen echt begrip van het marxisme. Zij willen gewoon gevoed worden met hetgeen makkelijk verteerbaar is. De meesten van hen werd opgevoed op basis van citaten, niet op basis van studie van Marx en Lenin. Als dit zo verder gaat, gaan velen degenereren. Men zal beslissen dat Het Kapitaal niet nodig is aangezien we het socialisme opbouwen. Dit betekent ontaarding. Dit betekent de dood. (…) Neem Het Kapitaal van Marx en De Ontwikkeling van Kapitalisme van Lenin en gebruik ze als leidraad bij je werk.” (“Conversation with Stalin on Questions of Political Economy”, by Ethan Pollock in Working Paper no. 33, WOODROW WILSON INTERNATIONAL CENTER FOR SCHOLARS) 

Als communisten moeten we het besef hebben dat de “toepassing van het dialectisch en historisch materialisme” de essentie uitmaakt van “ontwikkelen van de strategie om de werkende klasse te mobiliseren voor haar historische taak (in overeenstemming met haar objectieve klassenbelang): het breken van de kapitalistische productieverhoudingen.

Marx en Engels (en Lenin) stellen duidelijk – denk ik – “een marxist is een communist, een communist is een marxist” … dus géén communist, dan ook geen marxist

Marx’ leer wekt in de hele beschaafde wereld de grootste vijandschap en haat van de hele burgerlijke (zowel de officiële als de liberale) wetenschap, die in het marxisme zoiets als een ‘schadelijke sekte’ ziet. Een andere houding kan men ook niet verwachten, want er kan geen ‘onpartijdige’ sociale wetenschap bestaan in een maatschappij, die opgebouwd is op de klassenstrijd. Hoe men het ook beziet, de hele officiële en liberale wetenschap verdedigt de loonslavernij, terwijl het marxisme deze slavernij meedogenloos de oorlog heeft verklaard. Een onpartijdige wetenschap verwachten in een maatschappij van loonslavernij is een even dwaze naïviteit als van fabrikanten onpartijdigheid verwachten in de kwestie of het arbeidsloon niet moet verhoogd en de kapitaalwinst niet verlaagd moet worden.
Maar dit is nog niet alles. De geschiedenis van de filosofie en de geschiedenis van de sociale wetenschap tonen overduidelijk aan, dat het marxisme niets bevat dat lijkt op ‘sektarisme’ in de zin van een in zich besloten, starre leer, die opkwam terzijde van de hoofdweg van de ontwikkeling der wereldbeschaving. Integendeel, de hele genialiteit van Marx bestaat juist daarin, dat hij antwoord heeft gegeven op de vragen die reeds door de progressieve gedachte van de mensheid werden gesteld. Zijn leer kwam op als een directe en onmiddellijke voortzetting van de leer van de grootste vertegenwoordigers van filosofie, politieke economie en socialisme.(…)
Het geniale van Marx ligt hierin, dat hij eerder dan alle anderen daaruit de gevolgtrekking maakte en consequent doortrok, welke uit de wereldgeschiedenis naar voor komt. Deze conclusie is de leer van de klassenstrijd.
De mensen waren en blijven domme slachtoffers van bedrog en zelfbedrog in de politiek, zolang ze achter alle zedelijke, religieuze, politieke en sociale frases, verklaringen en beloften niet de belangen van deze of gene klasse weten te ontdekken. De voorstanders van hervormingen en verbeteringen zullen altijd weer bedrogen worden door de verdedigers van het oude, zolang ze niet inzien, dat elke oude instelling, hoe barbaars en verrot deze ook mag zijn, zich staande houdt door de kracht van deze of gene heersende klassen. Om de weerstand van deze klassen te breken bestaat er slechts één middel: in de ons omringende maatschappij de krachten te vinden, voor te lichten en te organiseren, die de macht kunnen — en gezien hun maatschappelijke positie ook moeten — vormen, welke het oude uit de weg kan ruimen om het nieuwe te creëren.
Alleen het filosofische materialisme van Marx wees het proletariaat de uitweg uit de geestelijke knechting, waarin alle onderdrukte klassen tot nu toe kwijnden. Alleen de economische theorie van Marx heeft de reële positie van het proletariaat in het algemene systeem van het kapitalisme duidelijk gemaakt.1

Friedrich Engels in “Socialisme, van utopie tot wetenschap”:
De beschouwingswijze van de utopisten heeft de socialistische opvattingen van de 18de eeuw lang beheerst en beheerst ze ten dele nog. Ze werd nog tot voor zeer kort door alle Franse en Engelse socialisten gehuldigd; daartoe behoort ook het vroegere Duitse communisme, Weitling inbegrepen. Het socialisme is voor hen allen de uitdrukking van de absolute waarheid, rede en gerechtigheid; het behoeft slechts ontdekt te worden om door eigen kracht de wereld te veroveren; aangezien de absolute waarheid onafhankelijk is van tijd, ruimte en menselijke historische ontwikkeling, is het zuiver toeval wanneer en waar zij wordt ontdekt. Daarbij is dan de absolute waarheid, rede en gerechtigheid bij iedere stichter van een school verschillend; en aangezien hij elk van hen de bijzondere soort van absolute waarheid, rede en gerechtigheid weer afhangt van zijn subjectieve verstand, van zijn levensomstandigheden, zijn mate van kennis en geschooldheid in het denken, is voor dit conflict van absolute waarheden geen andere oplossing mogelijk dan dat zij elkaar over en weer afslijpen.
Dat kon dan weer niets anders opleveren dan een soort eclectisch doorsnee socialisme, zoals het inderdaad tot op heden in de hoofden van de meeste socialistische arbeiders in Frankrijk en Engeland heerst; een uiterst veelsoortige schakeringen toelatend mengelmoes van de minder aanstoot verwekkende kritische uitspraken, economische leerstellingen en maatschappelijke toekomstbeelden van de verschillende sektestichters, een mengelmoes dat des te gemakkelijker tot stand komt, naarmate in de stroom van de debatten van de afzonderlijke bestanddelen de scherpe kanten van de concreetheid zijn afgeslepen, zoals bij ronde kiezelstenen in een beek. Om van het socialisme een wetenschap te maken, daarvoor moest het eerst op een reële grondslag geplaatst worden.
(...)
Voortaan verscheen het socialisme niet meer als de toevallige ontdekking van deze of gene geniale kop, maar als het noodzakelijke product van de strijd tussen twee historisch ontstane klassen, het proletariaat en de bourgeoisie. Het was niet meer zijn taak een zo volmaakt mogelijk maatschappijsysteem te scheppen, maar het historische economische verloop, waaruit deze klassen en hun strijd noodzakelijk waren voortgekomen, te onderzoeken en in de daardoor ontstane economische situatie de middelen tot oplossing van het conflict te ontdekken. Met deze materialistische beschouwing was echter het tot dusver bestaande socialisme even onverenigbaar als de natuurbeschouwing van het Franse materialisme met de dialectiek en de nieuwere natuurwetenschap. Het tot nu toe bestaande socialisme bekritiseerde weliswaar de bestaande kapitalistische productiewijze met haar gevolgen, maar het kon ze niet verklaren en er dus ook niet mee klaar komen; het kon ze alleen als slecht verwerpen. Hoe heftiger het tegen de van deze productiewijze onafscheidelijke uitbuiting van de arbeidersklasse ijverde, des te minder was het in staat duidelijk aan te geven waarin deze uitbuiting bestaat en hoe ze ontstaat. Het ging er echter om de kapitalistische productiewijze enerzijds in haar historische verband en haar noodzakelijkheid voor een bepaald tijdperk van de geschiedenis, dus ook de noodzakelijkheid van haar ondergang, te verklaren; anderzijds echter ook haar innerlijke aard bloot te leggen, die nog steeds verborgen was. Dit geschiedde door het onthullen van de meerwaarde.
Bewezen werd dat het toe-eigenen van onbetaalde arbeid de grondvorm van de kapitalistische productiewijze en van de door haar tot stand gebrachte uitbuiting van de arbeider is; dat de kapitalist, zelfs wanneer hij de arbeidskracht van zijn arbeider koopt tegen de volle waarde, die zij als waar op de warenmarkt heeft, daaruit toch meer waarde haalt dan hij ervoor betaald heeft; en dat deze meerwaarde in laatste instantie de waardesom vormt waaruit de steeds toenemende kapitaalmassa zich in de handen van de bezittende klassen ophoopt. De toedracht zowel van de kapitalistische productie als van de productie van kapitaal was verklaard.
Deze beide grote ontdekkingen: de materialistische geschiedbeschouwing en de onthulling van het geheim van de kapitalistische productie door middel van de meerwaarde hebben wij aan Marx te danken. Met deze ontdekkingen werd het socialisme een wetenschap die, en daar gaat het nu allereerst om, in al haar onderdelen en samenhangen verder uitgewerkt moet worden.(…)
Proletarische revolutie: oplossing van de tegenstrijdigheden: Het proletariaat maakt zich meester van de openbare macht en verandert met behulp van die macht de maatschappelijke productiemiddelen, die aan de handen van de bourgeoisie ontglippen, in openbare eigendom. Door deze daad bevrijdt het de productiemiddelen van de eigenschap als kapitaal, die zij tot dusverre hadden, en geeft het aan hun maatschappelijke karakter de volle vrijheid om zich te ontplooien. Een maatschappelijke productie naar een vooraf vastgesteld plan wordt nu mogelijk. De ontwikkeling van de productie maakt het voortbestaan van verschillende maatschappelijke klassen tot een anachronisme. Naarmate de anarchie van de maatschappelijke productie verdwijnt, slaapt ook de politieke autoriteit van de staat in. De mensen, eindelijk meesters van hun eigen wijze van vermaatschappelijking, worden daarmee tegelijk meesters van de natuur, meesters van zichzelf — vrij.
Deze wereldbevrijdende daad te volbrengen is de historische roeping van het moderne proletariaat. Haar historische voorwaarden en daarmee haar natuur zelf te doorgronden en zo aan de tot actie geroepen, thans onderdrukte klasse de voorwaarden en de aard van haar eigen actie tot bewustzijn te brengen, dat is de taak van de theoretische uitdrukking van de proletarische beweging, van het wetenschappelijke socialisme.2

Marx en Engels in “Het Communistisch Manifest”:
De communisten zijn geen bijzondere partij tegenover de andere arbeiderspartijen.
Zij hebben geen belangen die van de algemene belangen van het proletariaat gescheiden zijn.
Zij stellen geen bijzondere3 beginselen op waarnaar zij de proletarische beweging willen modelleren.
De communisten onderscheiden zich slechts als volgt van de overige proletarische partijen: enerzijds brengen zij in de verschillende nationale klassengevechten van de proletariërs de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het hele proletariaat naar voor en laten ze die tot hun recht komen, anderzijds vertegenwoordigen zij in de verschillende ontwikkelingsfasen van de strijd tussen burgerij en proletariaat steeds het belang van de hele beweging.
Praktisch zijn de communisten dus het meest besliste, steeds voortstuwende deel van de arbeiderspartijen van alle landen. Zij hebben een stap voor op de overige massa van het proletariaat: het theoretisch inzicht in de voorwaarden, het verloop en de algemene resultaten van de proletarische beweging.
Het naaste doel van de communisten is hetzelfde als dat van alle andere proletarische partijen: de vorming van het proletariaat tot klasse, omverwerping van de heerschappij van de burgerij, verovering van de politieke macht door het proletariaat.4

En dus….
Dus zo meen ik te kunnen stellen dat een communist wel een marxist MOET zijn (en het zich daarom eigen maakt om het als “wapen” te kunnen hanteren) … maar dat iedereen die claimt dat hij “marxist” is, dit zeker NIET kan zijn, als hij of zij niet een communist is.
Het marxisme is de toepassing van een wetenschappelijke methode om datgene, vooral dus de maatschappij waarin men leeft – en dat is NU de KAPITALISTISCHE maatschappij-, te analyseren om die te willen veranderen door handelend op te treden. De wetenschappelijke methode is de objectieve kant, de keuze voor datgene wat men wil veranderen is de subjectieve kant. Bij Marx (en Engels) is dat: de keuze voor de kant van de onderdrukten, de uitgebuitenen.
Ik daag iedereen en elke partij uit, die stelt dat ze “marxist(isch) zijn”, “maar zeker niet communistisch willen worden genoemd” aam te tonen dat ik een foute voorstelling heb van wat “marxisme” is, zoals ik dat hieronder doe….

Aan de ene kant wordt marxisme soms uitgelegd als zijnde “een kennis te hebben van de meerwaardetheorie”. Aan de andere kant wordt marxisme (via referenties naar werken van “de jonge Marx”) uitgelegd als zijnde “een progressieve stroming die opkomt voor de verdediging van een specifieke doelgroep/minderheid/ ...”, maar waarbij het draait over “verbeteringen” BINNEN het systeem. Dat wordt dan onduidelijk voorgesteld als “door handelen om de maatschappij te veranderen” ´... in het best dan nog opgevat als “klassenstrijd”.


Een objectieve analyse vanuit een subjectief gekozen klassenpositie
Daar waar bijvoorbeeld “Beitrage zur kritik der politische Ökonomie” een objectieve analyse is van de wetmatigheden van het kapitalisme, is “Het Communistisch Manifest” een uitdrukking van de klassenpositie die Marx en Engels innemen: aan de kant van de arbeidersklasse, hoewel latere analyse (zoals “Beitrage zur Kritik….”) de inzichten brengt wat de karakteristieken van de klassen (zowel wat betreft de kapitalisten-klasse als wat betreft de arbeiderklasse) zijn.
Er zit heel wat dialectiek in Het Communistisch manifest: zij geeft een historische analyse van de ontwikkeling van de maatschappij vanuit het feodalisme in een burgerlijke maatschappij, beheerst door de kapitalistische productieverhoudingen, daar waar de èchte analyse nog moet gemaakt worden …. en de wetenschappelijke methode (het dialectisch en historisch materialisme) nog moet worden ontwikkeld. Het is niet voor niets dat Engels “Het communistisch manifest” van 1847, heeft HER-uitgegeven in 1888, met voetnoten -van Engels- erbij, die juist die “latere analyse” erin “verwerkt” ….(zonder de oorspronkelijke tekst te wijzigen).

De filofische analyses die de vorige maatschappijen “analyseerden”, de ideologien die de ordening van de maatschappij bepaalden – meestal een vorm van “staats-godsdienst – moesten in 1847 nog grotendeels weerlegd worden.
De meer godsdienst-vrije filosofische analyse en bepaling van de ordening van de maatschappijen (ik denk dus aan Hegel en Feuerbach), dààr moest nog het dialectisch en historisch materialisme uit ontwikkeld worden.
De conclusie (waartoe Marx – en Engels- toe kwamen om dan -wat marx betreft de analyse “Beitrage...” en later Het Kapitaal te doen schrijven) moest nog definitief bepaald worden zoals die in de Inleiding van “Beitrage zur kritiek der politische Öconomie”(Marx) staat:

Het algemene resultaat waartoe ik kwam en dat mij, nadat het eenmaal was verkregen, tot leidraad diende bij mijn studies, kan kort worden geformuleerd als volgt: In de maatschappelijke productie van hun leven treden de mensen in bepaalde, noodzakelijke van hun wil onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen; deze productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaald ontwikkelingsniveau van hun materiële productiekrachten. Het geheel van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de materiële basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en waaraan specifieke maatschappelijke vormen van bewustzijn beantwoorden. De wijze waarop het materiële leven wordt geproduceerd, is voorwaarde voor het sociale, politieke en geestelijke levensproces in het algemeen. Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun zijn, maar omgekeerd hun maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt. Op een bepaalde trap van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen, of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan deze verhoudingen om in ketenen daarvan. Dan breekt een tijdperk van sociale revolutie aan. Met de verandering van de economische grondslag wentelt zich — langzaam of snel — de gehele reusachtige bovenbouw om. Wanneer men dergelijke omwentelingen onderzoekt, moet men altijd onderscheid maken tussen de materiële omwenteling in de economische voorwaarden van de productie, die natuurwetenschappelijk exact kan worden vastgesteld, en de juridische, politieke, godsdienstige, artistieke of filosofische, kortom ideologische vormen, waarin de mensen zich van dit conflict bewust worden en het uitvechten. Zomin als men een individu beoordeelt naar wat het van zichzelf vindt, zomin kan men een dergelijk tijdperk van omwenteling beoordelen vanuit zijn eigen bewustzijn; men moet veeleer dit bewustzijn verklaren uit de tegenspraken van het materiële leven, uit het bestaande conflict tussen maatschappelijke productiekrachten en productieverhoudingen. Een maatschappijformatie gaat nooit onder, voordat alle productiekrachten tot ontwikkeling gebracht zijn die zij kan omvatten, en nieuwe, hogere productieverhoudingen treden nooit in de plaats, voordat de materiële bestaansvoorwaarden ervoor in de schoot van de oude maatschappij zelf zijn uitgebroed. Daarom stelt de mensheid zich altijd slechts taken, die zij kan volbrengen. Want bij nader toezien zal steeds blijken, dat de taak zelf eerst opkomt, waar de materiële voorwaarden voor haar volbrenging reeds aanwezig zijn of althans in staat van wording verkeren.

Waarbij de inzichten -eenmaal verworven- tot de conclusie moest leiden:
De burgerlijke productieverhoudingen zijn de laatste antagonistische vorm van het maatschappelijke productieproces; antagonistisch niet in de zin van individueel antagonisme, maar van een antagonisme dat voortkomt uit de maatschappelijke levensvoorwaarden van de individuen. Maar de productiekrachten die in de schoot van de burgerlijke maatschappij tot ontwikkeling komen, scheppen tegelijk de materiële voorwaarden om dit antagonisme op te lossen. Met deze maatschappijformatie eindigt daarom de voorgeschiedenis van de menselijke maatschappij.

Het kapitalisme is, historisch gezien, “van voorbijgaande aard” en gebaseerd op gewelddadige “onteigening” – dit is geen waarde-oordeel maar gewoon een vaststaand historisch feit
Waarbij het kapitalisme als productie-systeem vanuit het oogpunt van de totale ontwikkeling van de mensheid eigenlijk maar een “kleine voorbijgaande” ontwikkeling is. De analyse leidt tot de conclusie dat het kapitalisme is gebaseerd op onteigening en geweld en dat zijn wetmatigheden uiteindelijk ongeschikt zijn, om de maatschappelijke behoeftes te vervullen. Eenmaal dit besef is verworven door de klasse die objectief tegengestelde belangen heeft met het kapitalisme – de werkers-klasse – kan zij bewust een einde stellen aan het kapitalisme.
Die analyse, waarvan de “aanzet” gemaakt is in Het Communistisch Manifest, is uiteindelijk gemaakt in “Het Kapitaal”.
Het boekje “Loonarbeid en kapitaal” moest na Het Communistisch Manifest eigenlijk al een eerste “populaire analyse” zijn. De analyse in dat boekje is later verbeterd door “Beitrage zur kritik der Politische Ökonomie” en uiteindelijk door “Het Kapitaal
Maar Engels heeft “Loonarbeid en kapitaal” (omwille van zijn “toegankelijkheid” en populair karakter) opnieuw uitgegeven – met “verbeteringen zoals Marx het gewild zou hebben”.
Dit maakt van het boekje (in zijn “heruitgave”-vorm!) een goed volgende tekst (na hv Het Communistisch Manifest) om te bestuderen (om niet “meteen” aan Het Kapitaal te moeten beginnen).  – Wordt nog vervolgd –

1 https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1913/1913driecomponenten.htm, V.I. Lenin, “Drie bronnen en drie bestanddelen van het marxisme”, Geschreven: maart 1913, Eerste publicatie: Prosveshcheniye, Volume 3, augustus 1913. Transcriptie naar HTML: Geert Cool, oktober 2003 – Deze versie: Marxists Internet Archive, november 2003, verzorgd door Maarten Vanheuverswyn, bijgewerkt in december 2003
2 https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1880/utopie/1.htm, Friedrich Engels – De ontwikkeling van het socialisme van utopie tot wetenschap - Geschreven: Januari-maart 1880. Eerste publicatie: In de maart-, april- en mei-edities van de Revue Socialiste in 1880. Bron: Genomen uit een Progres-uitgave. Transcriptie: LSP. Deze versie: Verder aangepast voor het Marxistisch Internet-Archief (kleine taalkundige aanpassingen en wegwerken van transcriptiefouten) HTML: Maarten Vanheuverswyn
3 In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "bijzondere beginselen", "sektarische beginselen".

4 https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1848/manifest/index.htm, Karl Marx & Friedrich Engels, "Het Communistisch Manifest". Geschreven: eind 1847; Eerste publicatie: februari 1848. Bron: genomen uit een oude uitgave van de SDAP, vertaling door Herman Gorter. Proeflezen en correcties: Bert Altena. Transcriptie en HTML: Maarten Vanheuverswyn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten