Stalin(1950): “ Onze kaders moeten de marxistische economische theorie goed kennen.De eerste, oudere generatie van Bolchewieken had zich daar ten gronde in verdiept. We studeerden Het Kapitaal, maakten samenvattingen, we discuteerden onderling om elkaars kennis te testen. Dit was onze kracht. Dit hielp ons zeer. De tweede generatie was minder goed voorbereid. Men was bezig met praktisch werk en opbouw. Zij bestudeerden het marxisme doorheen brochures. De derde generatie was gewoonweg “opgegroeid” op basis van pamfletten en krantenartikels. Zij hebben geen echt begrip van het marxisme. Zij willen gewoon gevoed worden met hetgeen makkelijk verteerbaar is. De meesten van hen werd opgevoed op basis van citaten, niet op basis van studie van Marx en Lenin. Als dit zo verder gaat, gaan velen degenereren. Men zal beslissen dat Het Kapitaal niet nodig is aangezien we het socialisme opbouwen. Dit betekent ontaarding. Dit betekent de dood. (…) Neem Het Kapitaal van Marx en De Ontwikkeling van Kapitalisme van Lenin en gebruik ze als leidraad bij je werk.” (“Conversation with Stalin on Questions of Political Economy”, by Ethan Pollock in Working Paper no. 33, WOODROW WILSON INTERNATIONAL CENTER FOR SCHOLARS)
Als communisten moeten we het besef hebben dat de “toepassing van het dialectisch en historisch materialisme” de essentie uitmaakt van “ontwikkelen van de strategie om de werkende klasse te mobiliseren voor haar historische taak (in overeenstemming met haar objectieve klassenbelang): het breken van de kapitalistische productieverhoudingen.
Marx
en Engels (en Lenin) stellen duidelijk – denk ik – “een marxist
is een communist, een communist is een marxist” … dus géén
communist, dan ook geen marxist
Lenin
in "Drie bestanddelen van het marxisme":
Marx’
leer wekt in de hele beschaafde wereld de grootste vijandschap en
haat van de hele burgerlijke (zowel de officiële als de liberale)
wetenschap, die in het marxisme zoiets als een ‘schadelijke sekte’
ziet. Een andere houding kan men ook niet verwachten, want er kan
geen ‘onpartijdige’ sociale wetenschap bestaan in een
maatschappij, die opgebouwd is op de klassenstrijd. Hoe men het ook
beziet, de hele
officiële
en liberale wetenschap verdedigt de
loonslavernij, terwijl het marxisme deze slavernij meedogenloos de
oorlog heeft verklaard. Een onpartijdige wetenschap verwachten in een
maatschappij van loonslavernij is een even dwaze naïviteit als van
fabrikanten onpartijdigheid verwachten in de kwestie of het
arbeidsloon niet moet verhoogd en de kapitaalwinst niet verlaagd moet
worden.
Maar
dit is nog niet alles. De geschiedenis van de filosofie en de
geschiedenis van de sociale wetenschap tonen overduidelijk aan, dat
het marxisme niets bevat dat lijkt op ‘sektarisme’ in de zin van
een in zich besloten, starre leer, die opkwam terzijde
van
de hoofdweg van de ontwikkeling der wereldbeschaving. Integendeel, de
hele genialiteit van Marx bestaat juist daarin, dat hij antwoord
heeft gegeven op de vragen die reeds door de progressieve gedachte
van de mensheid werden gesteld. Zijn leer kwam op als een directe en
onmiddellijke voortzetting
van
de leer van de grootste vertegenwoordigers van filosofie, politieke
economie en socialisme.(…)
Het
geniale van Marx ligt hierin, dat hij eerder dan alle anderen daaruit
de gevolgtrekking maakte en consequent doortrok, welke uit de
wereldgeschiedenis naar voor komt. Deze conclusie is de leer van de
klassenstrijd.
De
mensen waren en blijven domme slachtoffers van bedrog en zelfbedrog
in de politiek, zolang ze achter alle zedelijke, religieuze,
politieke en sociale frases, verklaringen en beloften niet de
belangen
van
deze of gene klasse weten te ontdekken. De voorstanders van
hervormingen en verbeteringen zullen altijd weer bedrogen worden door
de verdedigers van het oude, zolang ze niet inzien, dat elke oude
instelling, hoe barbaars en verrot deze ook mag zijn, zich staande
houdt door de kracht van deze of gene heersende klassen. Om de
weerstand van deze klassen te breken bestaat er slechts
één middel:
in de ons omringende maatschappij de krachten te vinden, voor te
lichten en te organiseren, die de macht kunnen — en gezien hun
maatschappelijke positie ook moeten
—
vormen, welke het oude uit de weg kan ruimen om het nieuwe te
creëren.
Alleen
het filosofische materialisme van Marx wees het proletariaat de
uitweg uit de geestelijke knechting, waarin alle onderdrukte klassen
tot nu toe kwijnden. Alleen de economische theorie van Marx heeft de
reële positie van het proletariaat in het algemene systeem van het
kapitalisme duidelijk gemaakt.1
Friedrich
Engels in “Socialisme, van utopie tot wetenschap”:
De
beschouwingswijze van de utopisten heeft de socialistische
opvattingen van de 18de eeuw lang beheerst en beheerst ze ten dele
nog. Ze werd nog tot voor zeer kort door alle Franse en Engelse
socialisten gehuldigd; daartoe behoort ook het vroegere Duitse
communisme, Weitling inbegrepen. Het socialisme is voor hen allen de
uitdrukking van de absolute waarheid, rede en gerechtigheid; het
behoeft slechts ontdekt te worden om door eigen kracht de wereld te
veroveren; aangezien de absolute waarheid onafhankelijk is van tijd,
ruimte en menselijke historische ontwikkeling, is het zuiver toeval
wanneer en waar zij wordt ontdekt. Daarbij is dan de absolute
waarheid, rede en gerechtigheid bij iedere stichter van een school
verschillend; en aangezien hij elk van hen de bijzondere soort van
absolute waarheid, rede en gerechtigheid weer afhangt van zijn
subjectieve verstand, van zijn levensomstandigheden, zijn mate van
kennis en geschooldheid in het denken, is voor dit conflict van
absolute waarheden geen andere oplossing mogelijk dan dat zij elkaar
over en weer afslijpen.
Dat
kon dan weer niets anders opleveren dan een soort eclectisch doorsnee
socialisme, zoals het inderdaad tot op heden in de hoofden van de
meeste socialistische arbeiders in Frankrijk en Engeland heerst; een
uiterst veelsoortige schakeringen toelatend mengelmoes van de minder
aanstoot verwekkende kritische uitspraken, economische leerstellingen
en maatschappelijke toekomstbeelden van de verschillende
sektestichters, een mengelmoes dat des te gemakkelijker tot stand
komt, naarmate in de stroom van de debatten van de afzonderlijke
bestanddelen de scherpe kanten van de concreetheid zijn afgeslepen,
zoals bij ronde kiezelstenen in een beek. Om van het socialisme een
wetenschap te maken, daarvoor moest het eerst op een reële grondslag
geplaatst worden.
(...)
Voortaan
verscheen het socialisme niet meer als de toevallige ontdekking van
deze of gene geniale kop, maar als het noodzakelijke product van de
strijd tussen twee historisch ontstane klassen, het proletariaat en
de bourgeoisie. Het was niet meer zijn taak een zo volmaakt mogelijk
maatschappijsysteem te scheppen, maar het historische economische
verloop, waaruit deze klassen en hun strijd noodzakelijk waren
voortgekomen, te onderzoeken en in de daardoor ontstane economische
situatie de middelen tot oplossing van het conflict te ontdekken. Met
deze materialistische beschouwing was echter het tot dusver bestaande
socialisme even onverenigbaar als de natuurbeschouwing van het Franse
materialisme met de dialectiek en de nieuwere natuurwetenschap. Het
tot nu toe bestaande socialisme bekritiseerde weliswaar de bestaande
kapitalistische productiewijze met haar gevolgen, maar het kon ze
niet verklaren en er dus ook niet mee klaar komen; het kon ze alleen
als slecht verwerpen. Hoe heftiger het tegen de van deze
productiewijze onafscheidelijke uitbuiting van de arbeidersklasse
ijverde, des te minder was het in staat duidelijk aan te geven waarin
deze uitbuiting bestaat en hoe ze ontstaat. Het ging er echter om de
kapitalistische productiewijze enerzijds in haar historische verband
en haar noodzakelijkheid voor een bepaald tijdperk van de
geschiedenis, dus ook de noodzakelijkheid van haar ondergang, te
verklaren; anderzijds echter ook haar innerlijke aard bloot te
leggen, die nog steeds verborgen was. Dit geschiedde door het
onthullen van de meerwaarde.
Bewezen
werd dat het toe-eigenen van onbetaalde arbeid de grondvorm van de
kapitalistische productiewijze en van de door haar tot stand
gebrachte uitbuiting van de arbeider is; dat de kapitalist, zelfs
wanneer hij de arbeidskracht van zijn arbeider koopt tegen de volle
waarde, die zij als waar op de warenmarkt heeft, daaruit toch meer
waarde haalt dan hij ervoor betaald heeft; en dat deze meerwaarde in
laatste instantie de waardesom vormt waaruit de steeds toenemende
kapitaalmassa zich in de handen van de bezittende klassen ophoopt. De
toedracht zowel van de kapitalistische productie als van de productie
van kapitaal was verklaard.
Deze
beide grote ontdekkingen: de materialistische geschiedbeschouwing en
de onthulling van het geheim van de kapitalistische productie door
middel van de meerwaarde hebben wij aan Marx te danken. Met deze
ontdekkingen werd het socialisme een wetenschap die, en daar gaat het
nu allereerst om, in al haar onderdelen en samenhangen verder
uitgewerkt moet worden.(…)
Proletarische
revolutie:
oplossing van de tegenstrijdigheden: Het proletariaat maakt zich
meester van de openbare macht en verandert met behulp van die macht
de maatschappelijke productiemiddelen, die aan de handen van de
bourgeoisie ontglippen, in openbare eigendom. Door deze daad bevrijdt
het de productiemiddelen van de eigenschap als kapitaal, die zij tot
dusverre hadden, en geeft het aan hun maatschappelijke karakter de
volle vrijheid om zich te ontplooien. Een maatschappelijke productie
naar een vooraf vastgesteld plan wordt nu mogelijk. De ontwikkeling
van de productie maakt het voortbestaan van verschillende
maatschappelijke klassen tot een anachronisme. Naarmate de anarchie
van de maatschappelijke productie verdwijnt, slaapt ook de politieke
autoriteit van de staat in. De mensen, eindelijk meesters van hun
eigen wijze van vermaatschappelijking, worden daarmee tegelijk
meesters van de natuur, meesters van zichzelf — vrij.
Deze
wereldbevrijdende daad te volbrengen is de historische roeping van
het moderne proletariaat. Haar historische voorwaarden en daarmee
haar natuur zelf te doorgronden en zo aan de tot actie geroepen,
thans onderdrukte klasse de voorwaarden en de aard van haar eigen
actie tot bewustzijn te brengen, dat is de taak van de theoretische
uitdrukking van de proletarische beweging, van het wetenschappelijke
socialisme.2
Marx
en Engels in “Het Communistisch Manifest”:
De
communisten zijn geen bijzondere partij tegenover de andere
arbeiderspartijen.
Zij hebben geen belangen die van de algemene belangen van het proletariaat gescheiden zijn.
Zij stellen geen bijzondere3 beginselen op waarnaar zij de proletarische beweging willen modelleren.
De communisten onderscheiden zich slechts als volgt van de overige proletarische partijen: enerzijds brengen zij in de verschillende nationale klassengevechten van de proletariërs de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het hele proletariaat naar voor en laten ze die tot hun recht komen, anderzijds vertegenwoordigen zij in de verschillende ontwikkelingsfasen van de strijd tussen burgerij en proletariaat steeds het belang van de hele beweging.
Zij stellen geen bijzondere3 beginselen op waarnaar zij de proletarische beweging willen modelleren.
De communisten onderscheiden zich slechts als volgt van de overige proletarische partijen: enerzijds brengen zij in de verschillende nationale klassengevechten van de proletariërs de gemeenschappelijke, van de nationaliteit onafhankelijke belangen van het hele proletariaat naar voor en laten ze die tot hun recht komen, anderzijds vertegenwoordigen zij in de verschillende ontwikkelingsfasen van de strijd tussen burgerij en proletariaat steeds het belang van de hele beweging.
Praktisch
zijn de communisten dus het meest besliste, steeds voortstuwende deel
van de arbeiderspartijen van alle landen. Zij hebben een stap voor op
de overige massa van het proletariaat: het theoretisch inzicht in de
voorwaarden, het verloop en de algemene resultaten van de
proletarische beweging.
Het
naaste doel van de communisten is hetzelfde als dat van alle andere
proletarische partijen: de vorming van het proletariaat tot klasse,
omverwerping van de heerschappij van de burgerij, verovering van de
politieke macht door het proletariaat.4
En
dus….
Dus
zo meen ik te kunnen stellen dat een communist wel een marxist MOET
zijn (en het zich daarom eigen maakt om het als “wapen” te kunnen
hanteren) … maar dat iedereen die claimt dat hij “marxist”
is, dit zeker NIET kan zijn, als hij of zij niet een communist is.
Het
marxisme is de toepassing van een wetenschappelijke methode om
datgene, vooral dus de maatschappij waarin men leeft – en dat is NU
de KAPITALISTISCHE maatschappij-, te analyseren om die te willen
veranderen door handelend op te treden. De wetenschappelijke methode
is de objectieve kant, de keuze voor datgene wat men wil
veranderen is de subjectieve kant. Bij Marx (en Engels) is
dat: de keuze voor de kant van de onderdrukten, de uitgebuitenen.
Ik
daag iedereen en elke partij uit, die stelt dat ze “marxist(isch)
zijn”, “maar zeker niet communistisch willen worden
genoemd” aam te tonen dat ik een foute voorstelling heb van wat
“marxisme” is, zoals ik dat hieronder doe….
Zo
schreef ik zelf in 25-05-2019 Marxisme, de opvatting van “een marxistische partij” – zoals de PVDA - hierover … en de opvatting van Marx zèlf hierover:
Aan
de ene kant wordt marxisme soms uitgelegd als zijnde “een kennis te
hebben van de meerwaardetheorie”. Aan de andere kant wordt marxisme
(via referenties naar werken van “de jonge Marx”) uitgelegd als
zijnde “een progressieve stroming die opkomt voor de verdediging
van een specifieke doelgroep/minderheid/ ...”, maar waarbij het
draait over “verbeteringen” BINNEN het systeem. Dat wordt dan
onduidelijk voorgesteld als “door handelen om de maatschappij te
veranderen” ´... in het best dan nog opgevat als “klassenstrijd”.
Een
objectieve analyse vanuit een subjectief gekozen klassenpositie
Daar
waar bijvoorbeeld “Beitrage zur kritik der
politische Ökonomie” een objectieve analyse is van
de wetmatigheden van het kapitalisme, is “Het
Communistisch Manifest” een uitdrukking van de
klassenpositie die Marx en Engels innemen: aan de kant van de
arbeidersklasse, hoewel latere analyse (zoals “Beitrage zur
Kritik….”) de inzichten brengt wat de karakteristieken van de
klassen (zowel wat betreft de kapitalisten-klasse als wat betreft de
arbeiderklasse) zijn.
Er
zit heel wat dialectiek in Het Communistisch
manifest: zij geeft een historische analyse van de
ontwikkeling van de maatschappij vanuit het feodalisme in een
burgerlijke maatschappij, beheerst door de kapitalistische
productieverhoudingen, daar waar de èchte analyse nog moet gemaakt
worden …. en de wetenschappelijke methode (het dialectisch en
historisch materialisme) nog moet worden ontwikkeld. Het is niet voor
niets dat Engels “Het communistisch manifest” van
1847, heeft HER-uitgegeven in 1888, met
voetnoten -van Engels- erbij, die juist die “latere analyse” erin
“verwerkt” ….(zonder de oorspronkelijke tekst te wijzigen).
De
filofische analyses die de vorige maatschappijen “analyseerden”,
de ideologien die de ordening van de maatschappij bepaalden –
meestal een vorm van “staats-godsdienst – moesten in 1847 nog
grotendeels weerlegd worden.
De
meer godsdienst-vrije filosofische analyse en bepaling van de
ordening van de maatschappijen (ik denk dus aan Hegel en Feuerbach),
dààr moest nog het dialectisch en historisch materialisme uit
ontwikkeld worden.
De
conclusie (waartoe Marx – en Engels- toe kwamen om dan -wat marx
betreft de analyse “Beitrage...” en later Het Kapitaal te doen schrijven) moest nog definitief bepaald
worden zoals die in de Inleiding van “Beitrage zur kritiek der politische Öconomie”(Marx)
staat:
Het
algemene resultaat waartoe ik kwam en dat mij, nadat het eenmaal was
verkregen, tot leidraad diende bij mijn studies, kan kort worden
geformuleerd als volgt: In de maatschappelijke productie van hun
leven treden de mensen in bepaalde, noodzakelijke van hun wil
onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen; deze
productieverhoudingen beantwoorden aan een bepaald
ontwikkelingsniveau van hun materiële productiekrachten. Het geheel
van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de
maatschappij, de materiële basis waarop zich een juridische en
politieke bovenbouw verheft en waaraan specifieke maatschappelijke
vormen van bewustzijn beantwoorden. De wijze waarop het materiële
leven wordt geproduceerd, is voorwaarde voor het sociale, politieke
en geestelijke levensproces in het algemeen. Het is niet het
bewustzijn van de mensen dat hun zijn, maar omgekeerd hun
maatschappelijk zijn dat hun bewustzijn bepaalt. Op een bepaalde trap
van hun ontwikkeling raken de materiële productiekrachten van de
maatschappij in tegenspraak met de bestaande productieverhoudingen,
of, wat slechts een juridische uitdrukking voor hetzelfde is, met de
eigendomsverhoudingen, waarin zij zich tot dusver hadden bewogen. Van
vormen waarin de productiekrachten tot ontwikkeling kwamen, slaan
deze verhoudingen om in ketenen daarvan. Dan breekt een tijdperk van
sociale revolutie aan. Met de verandering van de economische
grondslag wentelt zich — langzaam of snel — de gehele reusachtige
bovenbouw om. Wanneer men dergelijke omwentelingen onderzoekt, moet
men altijd onderscheid maken tussen de materiële omwenteling in de
economische voorwaarden van de productie, die natuurwetenschappelijk
exact kan worden vastgesteld, en de juridische, politieke,
godsdienstige, artistieke of filosofische, kortom ideologische
vormen, waarin de mensen zich van dit conflict bewust worden en het
uitvechten. Zomin als men een individu beoordeelt naar wat het van
zichzelf vindt, zomin kan men een dergelijk tijdperk van omwenteling
beoordelen vanuit zijn eigen bewustzijn; men moet veeleer dit
bewustzijn verklaren uit de tegenspraken van het materiële leven,
uit het bestaande conflict tussen maatschappelijke productiekrachten
en productieverhoudingen. Een maatschappijformatie gaat nooit onder,
voordat alle productiekrachten tot ontwikkeling gebracht zijn die zij
kan omvatten, en nieuwe, hogere productieverhoudingen treden nooit in
de plaats, voordat de materiële bestaansvoorwaarden ervoor in de
schoot van de oude maatschappij zelf zijn uitgebroed. Daarom stelt de
mensheid zich altijd slechts taken, die zij kan volbrengen. Want bij
nader toezien zal steeds blijken, dat de taak zelf eerst opkomt, waar
de materiële voorwaarden voor haar volbrenging reeds aanwezig zijn
of althans in staat van wording verkeren.
Waarbij
de inzichten -eenmaal verworven- tot de conclusie moest leiden:
De
burgerlijke productieverhoudingen zijn de laatste antagonistische
vorm van het maatschappelijke productieproces; antagonistisch niet in
de zin van individueel antagonisme, maar van een antagonisme dat
voortkomt uit de maatschappelijke levensvoorwaarden van de
individuen. Maar de productiekrachten die in de schoot van de
burgerlijke maatschappij tot ontwikkeling komen, scheppen tegelijk de
materiële voorwaarden om dit antagonisme op te lossen. Met deze
maatschappijformatie eindigt daarom de voorgeschiedenis van de
menselijke maatschappij.
Het
kapitalisme is, historisch gezien, “van voorbijgaande aard” en
gebaseerd op gewelddadige “onteigening” – dit is geen
waarde-oordeel maar gewoon een vaststaand historisch feit
Waarbij
het kapitalisme als productie-systeem vanuit het oogpunt van de
totale ontwikkeling van de mensheid eigenlijk maar een “kleine
voorbijgaande” ontwikkeling is. De analyse leidt tot de conclusie
dat het kapitalisme is gebaseerd op onteigening en geweld en dat zijn
wetmatigheden uiteindelijk ongeschikt zijn, om de maatschappelijke
behoeftes te vervullen. Eenmaal dit besef is verworven door de klasse
die objectief tegengestelde belangen heeft met het kapitalisme – de
werkers-klasse – kan zij bewust een einde stellen aan het
kapitalisme.
Die
analyse, waarvan de “aanzet” gemaakt is in Het Communistisch Manifest, is
uiteindelijk gemaakt in “Het Kapitaal”.
Het
boekje “Loonarbeid en kapitaal”
moest na Het Communistisch Manifest
eigenlijk al een eerste “populaire analyse” zijn. De analyse in
dat boekje is later verbeterd door “Beitrage zur
kritik der Politische Ökonomie”
en uiteindelijk door “Het Kapitaal”
Maar
Engels heeft “Loonarbeid en kapitaal”
(omwille van zijn “toegankelijkheid” en populair karakter)
opnieuw uitgegeven – met “verbeteringen zoals Marx het gewild
zou hebben”.
Dit
maakt van het boekje (in zijn “heruitgave”-vorm!) een goed
volgende tekst (na hv Het Communistisch Manifest) om te
bestuderen (om niet “meteen” aan Het Kapitaal te moeten
beginnen). – Wordt nog vervolgd –
1
https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1913/1913driecomponenten.htm,
V.I.
Lenin, “Drie bronnen en drie bestanddelen van het marxisme”,
Geschreven: maart
1913, Eerste
publicatie: Prosveshcheniye,
Volume 3, augustus 1913. Transcriptie
naar HTML: Geert
Cool, oktober 2003 – Deze
versie: Marxists
Internet Archive, november 2003, verzorgd door Maarten
Vanheuverswyn,
bijgewerkt in december 2003
2
https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1880/utopie/1.htm,
Friedrich Engels – De ontwikkeling van het socialisme van utopie
tot wetenschap - Geschreven: Januari-maart 1880. Eerste
publicatie: In de maart-, april- en mei-edities van de Revue
Socialiste in 1880. Bron: Genomen uit een Progres-uitgave.
Transcriptie: LSP. Deze versie: Verder aangepast voor het
Marxistisch Internet-Archief (kleine taalkundige aanpassingen en
wegwerken van transcriptiefouten) HTML: Maarten Vanheuverswyn
3
In de Engelse uitgave van 1888 staat in plaats van "bijzondere
beginselen", "sektarische beginselen".
4
https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1848/manifest/index.htm,
Karl Marx & Friedrich Engels, "Het Communistisch Manifest".
Geschreven: eind 1847; Eerste publicatie: februari 1848. Bron:
genomen uit een oude uitgave van de SDAP, vertaling door Herman
Gorter. Proeflezen en correcties: Bert Altena. Transcriptie en HTML:
Maarten Vanheuverswyn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten