HYPOTHESE:
Op basis van een niet als zodanig herkend DOGMATISME en
dus niet bestreden, is het mogelijk dat een fractie of enkele
kaders die bewust gekozen hebben voor de burgerij, een
burgerlijke ideologie en burgerlijke lijn binnen brengen IN een
communistische partij, geformuleerd in marxistisch klinkende frasen …
en zo leden/kaders (die ideologisch “verblind” zijn door een
hardnekkig dogmatisme) te “winnen” voor die burgerlijke lijn…..
waardoor de voordien COMMUNISTISCHE partij van karakter veranderd.
Op
EXTERNET VII, sprak Flor De Wit over de PCB(ML), die ook gekend was
als “Clartè”, hetgeen eigenlijk de naam van hun blad was.
De PCB(ML) was ontstaan uit de “groep rond Grippa” (eerst
nog IN de KBP, maar later eruit gezet), die zelf een reactie was
tegen het opkomend revisionisme in de KPB. Flor vertelde dat er in
Wallonië vooral, een grote toeloop was van arbeiders en
syndicalisten die, uit onvrede met de gang van zaken in de CPB/KPB,
toetraden tot de PCB(ML). Met andere woorden, de PCB(ML) was op een
bepaald moment goed ingeplant in de arbeidersbeweging. Toch bleef
daar op een bepaald moment, niets meer van over. Ik vroeg aan Flor:
“Hoe komt het dat van een stevige inplanting in de
arbeiderswereld er op korte tijd niets meer van overgebleven is?”
Flor;
antwoordde kort: “Er is één hoofdoorzaak: ‘De drie
Werelden-theorie’… en die pluim komt van Mao. “ Nu verschil
ik een beetje van mening met Flor over het feit of “De Drie
Wereldentheorie” echt door Mao Zedong is opgesteld…..volgens
mij is die opgesteld door Deng Xiaoping. Maar we zijn het erover eens
dat het een wangedrocht is van DOGMATISME. En of men
dit zelf nu “maoisme” noemt of een “dogmatisch
afwijking van wat het maoisme zou moeten zijn”, feit is,
volgens mij, dat ALS de PCB (ML) ten onder is gegaan door een
“dogmatisme dat men ‘maoisme’ zou KUNNEN noemen”, de
degeneratie van de PVDA OOK een gevolg is van een “dogmatisme in
de vorm van een ‘maoisme’ “. (Hier in Peking Review nr 51 (1975) een artikel OVER de PCB(ML) )
Hoe
een burgerlijke lijn stap voor stap kon ontwikkelen IN de PVDA op
basis van een BEWUST dogmatische (“maoïstische”) formulering?
Door een ideologische “luiheid” bij het grootste deel van de
leden, waar Ludo Martens nochtans tegen waarschuwde in “Tegen het
liberalisme” in “Van Tien An Men tot Timisoara ….”
Op de uitgave van 2007 staat Nadine Rosa-Rosso niet meer vermeld |
“Partij
van de revolutie” is een boek samengesteld uit de
verschillende documenten (die als “voorstel” geschreven zijn door
een tiental nationale kaders van die tijd) die op het Vijfde Congres
na discussie en amendering, hun definitieve formulering kregen. Die
verschillende documenten zijn “verwerkt” in de
verschillende hoofdstukken (en delen van hoofdstukken) in het boek
met begeleidende “bindteksten”.
Als auteurs/samenstellers zijn op het boek vermeld: Ludo Martens en Nadine Rosa-Rosso. Maar aangezien Ludo Martens rond de tijd van de samenstelling van het boek “Partij van de revolutie” (zoals nadrukkelijk “toegestaan” door het congres) meer bezig was met (en er ook meer aanwezig was in) Congo, én gezien de formulering en stijl van de tekst, heeft eerder “de tweede in de partij”, Boudewijn Dekkers de rol van ghost-writer vervuld. (Een nog te vervolledigen “versie” online van Partij van de revolutie)
Als auteurs/samenstellers zijn op het boek vermeld: Ludo Martens en Nadine Rosa-Rosso. Maar aangezien Ludo Martens rond de tijd van de samenstelling van het boek “Partij van de revolutie” (zoals nadrukkelijk “toegestaan” door het congres) meer bezig was met (en er ook meer aanwezig was in) Congo, én gezien de formulering en stijl van de tekst, heeft eerder “de tweede in de partij”, Boudewijn Dekkers de rol van ghost-writer vervuld. (Een nog te vervolledigen “versie” online van Partij van de revolutie)
De
invloed van Boudewijn Dekkers is goed te merken…… algemene
marxistisch-klinkende frasen en dubbelzinnige formuleringen moeten de
onderling tegenstrijdige stellingen, analyses, en
“taakstellingen” maskeren. Ik merkte dit toen ik pas
laattijdig (in 1997 of zoiets) mij het boek aanschafte en het pas
ongeveer in 1999 goed ben beginnen te bestuderen. Ik was aanwezig op
het 5e congres(!) en in het begin lijkt het wel juist “te
beantwoorden aan de geest van het congres”, zeg maar... (alleen
wat algemeen geformuleerd,…. ) Totdat je merkt dat bepaalde zaken
weggelaten worden, gewoon verzwegen en bepaalde zaken als prioritair
worden gesteld … en er blijkbaar een bepaalde lijn wordt
binnengebracht in de partij…. die NA het congres meer en meer de
overhand zou krijgen en de andere “aandachtspunten” gewoon
“wegdrukte”.....Soms twijfel je dan over jezelf, omdat je
blijkbaar de enige bent die dit ziet en aanbrengt…
OPM:
Natuurlijk kun je Nadine Rosa-Rosso (op het 5e congres benoemd
als algemeen secretaris en “mede-auteur” van Partij van de
revolutie) nalatigheid verwijten, in de zin dat ze de
“liquidatie-lijn” die Boudewijn Deckers er heeft laten
‘insijpelen” niet opgemerkt en niet bestreden heeft.
De
inzet van het 5e congres werd in Partij van de revolutie
aldus geformuleerd:
hoofdstuk
1 De organisatie van een partij van het Bolsjewistische type
De
overwinning of de nederlaag van de revolutie en de toekomst van het
socialisme hangt voornamelijk af van de politieke lijn van de
communistische partij. Zonder politieke lijn is het onmogelijk de
revolutie naar de overwinning te leiden. (…)
Door het organisch werk wordt de politieke lijn een materiële kracht. (….)
Door het organisch werk wordt de politieke lijn een materiële kracht. (….)
Hier
wordt gesteld alsof iedereen weet wat “de politieke lijn”
is van de PVDA…. en dat die aanwezig is. De meeste partijleden
(ook ik tot pakweg 1999 – ik zal dit later uitleggen) aanvaard(d)en
automatisch deze formulering. Nu, volgens mij is “de politieke
lijn van de PVDA” in eerste instantie het fundamenteel
PROGRAMMA van de PVDA.
En dat is – omdat er nooit een vernieuwing is
geweest – het programma van 1979, oftewel het
congresdocument van het Eerste (oftewel Stichtings-) Conges.
(https://docs.google.com/document/d/1JOdQiIglbUYSycHalNHhwdKYQ8oovLYwYAH5m07xV1k/edit?usp=sharing)
In de partij (het stond – en staat nog? – in de statuten dat
ieder partijlid het moest kennen, en propageren) werd er altijd
“melding” gemaakt van “het programma” …. maar
waarvan (sinds 1987 – sinds het boek “Glasnost en
Perestroika” van Gorbatschov – dit leg ik OOK later nog uit)
IEDEREEN in de partij veronderstelde dat het “eigenlijk verwees
naar het nog te vernieuwen programma … dat echter nooit vernieuwd
is geworden”.
Ik
beschouw dit nu als een vorm van DOGMATISME (waar ik mezelf ook
ideologisch van heb moeten bevrijden)
Nu,
wat betreft “politieke lijn van de PVDA” staat in het boek
“Partij van de revolutie”:
Binnen
de Partij van de Arbeid van België is er een grote eensgezindheid
over beslissende politieke vraagstukken die tal van organisaties uit
elkaar hebben doen spatten.
Deze
eensgezindheid is tot stand gekomen doorheen ruime debatten: de
resultaten ervan zijn vastgelegd in definitieve documenten.
De
revolutionaire moraal; Partij en Front; De
partijopvatting; De crisis in de revolutionaire
beweging in West-Europa, dateren van 1983.1
Dat
laatste kende een vervolg in de strijd tegen de “zes dissidenten”
in 1990. het boek Van Tien An Men tot Timisoara bevat
de neerslag ervan.2
De
analyse van de ontaarding van de Sovjet-Unie is opgetekend in USSR,de
fluwelen contrarevolutie.3
De verdediging van de grote revolutionaire periode in de Sovjet-Unie
vormt het onderwerp van Een andere kijk op Stalin.4
De
analyse van het kapitalisme en de syndicale strategie worden
ontwikkeld in De Generale Maatschappij en De Tijd
staat aan onze kant5.
De
principes van de nationaal-democratische revolutie in de Derde Wereld
zijn te lezen in Tien jaar revolutie in Kongo.
De
analyse van de huidige en internationale situatie vindt men terug in
de 1 mei-toespraken van 1989-1995.
De
partij in haar geheel en de kaderploeg in het bijzonder, zijn één
gebleven en de marxistisch-leninistische standpunten werden versterkt
tijdens de heftige anti-communistische campagne van 1989-1992.
Ten
eerste is hier een opsomming van de documenten van de verschillende
congressen, BEHALVE die van het eerste, dat nochtans het
belangrijkste document betreft waarover “politieke eenheid”
zou moeten zijn: het PROGRAMMA (1979). In die zin is, spreken
van “een grote eensgezindheid”, al aangeven dat er een
probleem is, STATUTAIR MOESTEN al deze documenten GEKEND,
GEASSIMILEERD zijn en TE GEBRUIKEN (in propaganda, agitatie of voor
concrete analyse “van het moment”)!
Ten
tweede is er, wat betreft politieke eenheid in de partij blijkbaar
toch een probleem; In feite is het CENTRALE probleem gesteld op
het Vijfde Congres om DRINGEND op te lossen:
De
fundamentele analyses, waarvan de essentiële stellingen niet worden
gecontesteerd, zijn uitgewerkt door een erg beperkt aantal kaders.
De
eenheid rond de lijn is soms formeel en de vermelde documenten werden
niet altijd voldoende geassimileerd.
Terzelfder
tijd kan men in bepaalde sectoren een langzame, bijna onmerkbare,
ideologische en politieke verrotting vaststellen.(...)
Sommige
sectoren van de partij worden routinematig geleid zonder krachtige
revolutionaire geest. De kaders en de leden worden er niet consequent
opgevoed in het marxisme-leninisme, krijgen geen diepgaande kritiek
op hun werk, noch hulp om hun zwakheden te overwinnen. Dat alles
houdt risico' s in voor de toekomst. Als het in die sectoren begint
te branden, zullen er kaders van elders moeten komen blussen.
(...)
(...)
We
moeten de tendensen tot liberalisme, laksheid en liquidationisme
onder de kaders, zoals beschreven staat in het boek Van Tien An
Men tot Timisoara niet onderschatten6.
In
de partij bestaat er een potentiële liquidatiestroming, die heeft
zich vanaf de jaren tachtig sluipend en ongemerkt genesteld. Ze kan
opnieuw de kop opsteken, zodra de partij moeilijke momenten doormaakt
of wanneer er ernstige problemen opduiken.
Het
gebrek aan verantwoordelijkheidszin en aan discipline, het rechts
opportunisme en het bureacratisme kunnen zich onder andere
ontwikkelen omdat sommige kaders, door hun politieke passiviteit en
stilzwijgen, toelaten dat de situatie verrot.
De
zaak van de anti-partijgroep in 1989-1990 heeft bewezen dat er sinds
een aantal jaren een gevaarlijke laksheid ontwikkeld. (...)
“De
eenheid rond de lijn is soms formeel en de vermelde documenten werden
niet altijd voldoende geassimileerd”… Hier wordt het
centrale cruciale probleem van het Vijfde Congres zèlf geformuleerd
in een vage, DOGMATISCHE vorm. En iedereen weet, of DENKT te
weten wat “de lijn” dan inhoudt … maar NERGENS is
melding van het meest essentiele punt van “de lijn”: Het
fundamenteel programma of het document van het EERSTE congres,
want nog niet vernieuwd...
Het
hele 2e congres in 1983 is gegaan over die “potentiële
liquidatiestroming”!
Daarom
is het merkwaardig dat Hoofdstuk 1 De organisatie van een
partij van het Bolsjewistische type, verder gaat met door te
stellen
Ook
al heeft onze partij nog talrijke politieke zwakheden, ons
belangrijkste probleem is de organisatorische achterstand.
En
zo wordt in typisch Boudewijn Deckers ’’vage” formulering, gesteld:
1.
Voor een bolsjewistische leiding
(...)
Onze
partij is opgericht is opgericht in september 1970, toen het besluit
werd genomen om een marxistisch-leninistische organisatie op te
richten, waarvan de hoofdtaak zich in de arbeidersklasse moest
situeren.
Boudewijn Deckers maakt van "Partij van de revolutie" ipv een door IEDER lid als COMMUNIST te assimileren richtlijn ... tot een "handboek voor kaders" ... om "leiding te geven aan massa 'lid-kaart-leden' "
Er worden voorwaarden gesteld aan kaders, gemengd met wat de
voorwaarden zijn voor IEDER lid van een communistische partij.
Zo wordt het boek “Partij van de revolutie” niet meer een
“door IEDER LID te bestuderen en te assimileren
CONGRES-document” maar eerder een soort “handleiding voor
partij-KADERS”
Slechts
door de hoofdtegenstelling te definiëren en resultaten af te
dwingen, kunnen de kaders een greep hebben op de realiteit. Zo kan de
wil en de vastberadenheid van de kaders, om de partij efficiënt en
met gezag te leiden, worden afgemeten.
Als
wij ons verliezen in details, als wij op onrealistische wijze een
groot aantal te realiseren punten aangeven, zaaien wij enkel
verwarring. De militanten zullen willekeurig het een of ander punt
nemen, dat in ieder geval niet zal worden verwezenlijkt in de gegeven
verwarring. De inspanningen naar alle kanten zullen geen enkel
resultaat opleveren, geen enkele beslissende verandering. Te veel
secundaire doelstellingen aanwijzen, heeft als practisch resultaat
dat de essentiële doelstelling niet wordt bereikt.
Wanneer
wij een realistische planning opmaken, moeten we de
hoofdtegenstelling aanduiden en de details laten vallen. De
militanten kunnen dan hun inspanningen daarop concentreren en
successen boeken. Wanneer wij ons op de essentie toespitsen, kunnen
de kaders leiden, controle uitoefenen en de zaken in de hand houden….
(…)
Om communist te worden, moeten we het leven en de strijd in de fabrieken, de werkplaatsen en de volkswijken kennen. We moeten de uitbuiting kennen van de volksmassa's in de Derde Wereld en hun verzet. Deze twee realiteiten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en moeten samen bestudeerd worden.
Om communist te worden, moeten we het leven en de strijd in de fabrieken, de werkplaatsen en de volkswijken kennen. We moeten de uitbuiting kennen van de volksmassa's in de Derde Wereld en hun verzet. Deze twee realiteiten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden en moeten samen bestudeerd worden.
Alle
intellectuelen worden door de burgerij opgevoed in een elitaire
ideologie. Hun levens- en werkomstandigheden zijn gemakkelijk of op
zijn minst doenbaar. Hun maarschappelijke situatie maakt hen heel
ontvankelijk voor de politieke en ideologische leugens waarmee de
burgerij hen onophoudelijk overspoelt om hen te binden aan haar
“democratische” systeem, “het beste in de hele wereld”.
Men
moet bewuste en soms moeilijke inspanningen doen om die 'ideologische
omsingeling' te doorbreken, om zich onder de arbeiders en werkers en
onder de massa's in de Derde Wereld te begeven, om van hen te leren.
Eerst moeten we hun levens- en werkomstandigheden leren kennen, dan
kunnen we ook leren van hun strijdervaringen. (...)
Om
communist te worden moeten de jongeren zich onder de arbeiders
begeven, deelnemen aan hun strijd, sociale enquêtes doen.(…)
Een
communist moet in de eerste plaat een revolutionaire klassepositie
verwerven. Dat betekent, naast een definitief engagement aan de zijde
van de uitgebuite arbeiders en werkers, eveneens een keuze voor de
revolutionaire klassenstrijd en een inzicht in de fundamentale
veranderingen in de revolutionaire strijd.
Zijn
de KADERS “de communisten ...”, of heeft “de
communisten ….” betrekking op ALLE partijleden die door lid
te worden van de PVDA duidelijk erkennen “dat zij communist
willen worden”?
In
de OORSPRONKELIJKE (besproken en gestemde) congres-documenten heeft
men het over wat de verplichtingen zijn van IEDER lid van de
communistische partij. ( in AL de congresdocumenten van AL de
congressen is dat duidelijk ook zo)
Maar
de vermelde vaagheid is door BOUDEWIJN DECKERS in het boek “Partij
van de revolutie” ingebracht: Het continu hebben over “de
verplichtingen van de KADERS”, waarbij wordt “gesugereerd”
dat die verplichtingen niet in dezelfde mate kunnen worden
afgedwongen bij “gewone leden”…. Dat Boudewijn Deckers hiermee
een duidelijke bedoeling heeft(had) zal verderop duidelijk worden...
Naar document van 5e congres (1996) "Omvorming van wereldopvatting" - dat ook al stond in "Van Tien An Men tot Timisoara" (1992) - dat verwijst naar de COMMUNISTISCHE identiteit van IEDER LID, wordt NA congres NOOIT meer gerefereerd
Vervolgens
in een heel apart hoofdstuk, het document dat geschreven is
als voorstel voor het congres door Ludo Martens, over noodzakelijke
“omvorming van wereldopvatting”, niet “als opdracht
voor de kaders” maar als essentieel voor IEDEREEN die
communist wil worden en lid van een communistische partij. Dit
document dat moet opgenomen worden, want het is een gestemd
congresdocument (en is ook nog een tekst die voorkomt in het boek
“Van Tien An Men tot Timisoara”, - en wel het hoofdstuk
“tegen het liberalisme” - dus al lang VOOR het 5e congres)
is een beetje een probleem voor Boudewijn Deckers. Want het gaat in
tegen zijn bedoeling om een onderscheid te maken tussen kaders en
gewone leden. De goede lezer zal dan ook tegenstellingen zien tussen
wat er in DIT hoofdstuk staat en op ander plaatsen in andere
hoofdstukken geschreven is…. En in feite (dat heb ik impliciet
aangegeven in …06-05-15 Resolutie van 1999: van "Partij van de revolutie" naar "Partij van verkiezingscampagnes") heeft Boudewijn Deckers zèlf ideologische problemen met dit
hoofdstuk. Je zou kunnen zeggen dat hij omwille van de
“partijopvatting” zoals die uit het
hoofdstuk “Omvorming van wereldopvatting” spreekt,
in 1997 ontslag nam als partij-kader én als partijlid,
en dat hij werd “overgehaald” werd (door
Herwig Lerouge) om terug lid te worden wanneer dat de ideologie die
uit “hoofstuk III, deel 3. De massalijn...”
spreekt, toonaangevend zou worden in de PVDA. Dit gebeurde door
de Resolutie van 1999.
Het
congresdocument van het 5e congres - dat al VOOR het
congres bepalend was voor de “communistische identiteit”
bij ALLE leden …..maar waar zeker NA 1999 NOOIT meer over werd
gesproken:
5.
Omvorming van wereldopvatting
De
omvorming van de wereldopvatting, de kritiek op de burgerlijke
opvattingen en het verwerven van een proletarische wereldopvatting
zijn fundamentele zaken voor iedere communist, en dat gedurende zijn
hele leven.
Iedereen
die geboren wordt en die in een kapitalistische maatschappij leeft
draagt daarvan de kenmerken mee in zijn wereldopvatting. Al duizenden
jaren hebben de verschillende uitbuitende klassen hun dictatuur aan
de maatschappij opgelegd. De oude feodale, burgerlijke en
kleinburgerlijke opvattingen wegen zwaar door op het bewustzijn.
Iedere revolutionair moet bijgevolg lange en zware inspanningen
leveren om zich te ontdoen van individualistische en egoïstische
opvattingen die eigen zijn aan de uitbuitende klassen, en om zijn
leven volledig ten dienste te stellen van de partij, van de
arbeidersklasse en de revolutie.
Deze
radicale omvorming vereist hardnekkige, volgehouden en dikwijls
pijnlijke inspanningen waaraan niemand kan ontsnappen. In een
maatschappij die gebaseerd is op uitbuiting, wordt niemand als
communist geboren. Zelfs iemand die lange tijd voor het communisme
gevochten heeft, kan nog omslagen, wanneer hij op een bepaald moment
in zijn leven zijn omvorming verwaarloost. De wereld verandert,
nieuwe uitdagingen dienen zich aan, de kenmerken van de strijd
veranderen: iedee communist moet zich omvormen om nieuwe
omstandigheden het hoofd te kunnen bieden. Naarmate onze partij een
zekere politieke en organisatorische consolidatie heeft gekend, is de
omvorming van wereldopvatting voor veel leden een abstract gegeven
geworden en werken zij niet systematisch meer aan de omvorming van
hun wereldopvatting, doorheen de studie, het werk en de dagelijkse
praktijk.
De
partij voert een vastberaden ideologische en politieke strijd met de
kameraden die lid willen worden, opdat zij zouden breken met de meest
voorkomende burgerlijke opvattingen. Maar lid worden van de partij is
slechts het begin van een lang proces van omvorming. Men wordt
evenmin een deskundig technicus, economist of chirurg door een
ingangsexamen af te leggen. Op dezelfde manier moet men minstens tien
jaar bewuste en volgehouden inspanningen leveren om zijn
communistische opvoeding te vervolmaken, algemene revolutionaire
kennis op te doen en standvastige posities te verwerven. Zijn oude
opvattingen, gewoontes en tekortkomingen overwinnen, is een lang en
moeilijk proces. Strijd voor echte omvorming gebeurt niet zonder
pijn. Daarover moet men constant zijn fouten bekritiseren, de strijd
tussen twee lijnen voeren en zelfkritiek beoefenen. Dat fundamentele
punt wordt in theorie wel erkend, maar vaak onderschat of afgevoerd.
Bij nieuwe kaders beklemtonen we te weinig dat ze moeten breken met
een aantal vastgeankerde burgerlijke en kleinburgerlijke gewoontes,
net een verkeerde houding ten opzichte van de werkende bevolking, met
het vooruitzicht op een “normale” burgerlijke toekomst en
carrière. Men kan geen communisten vormen als men die breekpunten
probeert te vermijden of te verzachten. Alleen door die lastige
breekpunten te trotseren en te verwerken, vormt een communist zijn
karakter.
De
omvorming van de wereldopvatting eist speciale inspanningen van de
kaders. Tot op het einde van zijn leven moet een communistisch kader
er zich op toeleggen zijn kennis en zijn vaardigheden te verbeteren
en zijn ideologische en politieke zwakheden te corrigeren.
Om
de door het congres bepaalde en geconstateerde problemen inzake
ideologisch en politieke eenheid en de daarmee verbonden
“taakstelling voor de kaders” ( en blijkbaar niet voor
IEDER LID…..) te komen, wordt in hoofdstuk 3 de strategie
opgesteld om die problemen aan te pakken en op te lossen. … en
blijkbaar vormen die “vier assen” een
eenheid, ze moeten tegelijk doorgevoerd worden.
Hoofdstuk
3 Vier assen om de partij te rectificeren
-
De verantwoordelijkheidszin van de kaders verhogen
-
De verantwoordelijkheid van de hoogste kaders
(...)
Het
zijn de massa's die de revolutie maken. Maar het hangt van de
revolutionaire capaciteit van de partij en voornamelijk van haar
leidende kern of de revolutie op het gunstige moment de macht zal
kunnen veroveren.
De
revolutionaire massa's kunnen zich maar inzetten als zij geleid
worden door een echt revolutionaire leiding. Wanneer dergelijke
leiding ontbreekt, zal de revolutie mislukken. (...)
De
communistische kaders moeten lessen trekken uit al deze fouten en hun
verantwoordelijkheid volledig opnemen.
(...)
Toch
stopt de klassenstrijd niet omdat kaders verstoppertje spelen. De
klassenstrijd ontwikkelt zich onophoudelijk. Als het proletariaat er
niet optimaal op voorbereid is, dragen de kleinburgerlijke deserteurs
daar een grote verantwoordelijkheid voor.(…)
Lenin
zegt: "Het proletariaat strijdt en zal verder blijven strijden
om de vroegere macht te vernietigen. Heel zijn propaganda, zijn
agitatie, zijn organisatie en zijn mobilisatiemachine zijn daarop
gericht. Als het er niet in slaagt de macht volledig te vernietigen,
zal het op zijn minst een gedeeltelijke vernietiging beogen, maar het
zal dergelijke partiële actie nooit positief voorstellen om de steun
van het volk te vragen. Men steunt effectief een daadwerkelijke
strijd van hen die het maximum proberen te bereiken (en die in geval
van mislukking het minimum bereiken). Maar men steunt geen
opportunisten die al op de doelstellingen afknibbelen, nog
voor de strijd is begonnen.7
De revolutionaire klassenstrijd is de echte motor van de
geschiedenis. De hervormingen zijn een nevenresultaat van de strijd
en drukken slechts mislukte pogingen uit om deze strijd te
verzwakken, minder scherp te maken. (...) De eerste doctrine is
materialistisch, de tweede idealistisch. De eerste is revolutionair,
de tweede reformistisch. De eerste vormt de basis voor de tactiek van
het proletariaat in de kapitalistische landen, de tweede voor de
tactiek van de burgerij. (...) Uit de eerste visie volgt de
revolutionaire, autonome tactiek van de voorhoedeklasse. In geen
enkel geval kunnen we onze taken beperken tot steun aan de meest
verspreide ordewoorden van de hervormingsgezinde burgerij. We voeren
een onafhankelijke politiek en stellen slechts ordewoorden voor die
hervormingen nastreven die onbetwistbaar de belangen van de
revolutionaire strijd dienen en die onbetwistbaar de
onafhankelijkheid, het bewustzijn en de strijdbaarheid van het
proletariaat verhogen. Alleen deze tactiek laat ons toe de
hervormingen te neutraliseren die van boven komen, zij zijn
altijd dubbelzinnig, altijd schijnheilig en steeds vol valstrikken
van burgerij en politie. (...) In de praktijk is het juist
door deze revolutionaire, onafhankelijke, massale en verbeten
klassenstrijd dat hervormingen worden afgedwongen. (...) Door onze
ordewoorden te vermengen met deze van de hervormingsgezinde burgerij,
verzwakken we de revolutionaire zaak, en bijgevolg
ook die van de hervormingen, want
we verminderen zo de onafhankelijkheid, de onverzettelijkheid en de
kracht van de revolutionaire krachten.”8
De
hoogste kaders zijn een verantwoordelijk voor de opleiding van de
kaders en dus voor de toekomst van de partij.
1.2.
De fundamentele houding om zijn verantwoordelijkheid op te nemen
Die
kan in vier punten worden samengevat.
1.
Zich omvormen om de sleutelproblemen op te lossen.
2.
Zich volledig inzetten voor de partij.
3.
Volledig verantwoordelijk zijn voor een sector en
medeverantwoordelijk voor het geheel.
4.
Intensief werken en kwaliteit afleveren. (...)
1.3.
De partij leiden
(...)
1.3.1
De partijlijn uitwerken
(…)
De
kaders zijn volledig verantwoordelijk voor de uitwerking van de
partijlijn op een welbepaald domein.(..)
De
lijn uitwerken, dat is wetenschappelijk werk verrichten, partijwerk
en praktisch werk.
De
“partijlijn uitwerken”, wat anders kan dat
zijn dan …. het fundamenteel programma herzien of/en actualiseren?
Het is typisch voor Boudewijn Deckers dat hij vaag en onduidelijk is.
Zo LIJKT het of “er gezegd wordt wat er gezegd moet worden”,
maar je weet toch nooit zeker of het wel zo is als je denkt dat het
is….. maar je durft er niet aan te twijfelen ,”want het is
toch duidelijk”? Ik weet niet hoe het met u is, maar toen het
voor duidelijk werd …. moest ik gelijk denken aan “De kleren
van de keizer”
-
De politiek op de commandopost stellen
2.1.
De politieke vraagstukken moeten centraal staan in het partijleven
De
politiek en tactiek centraal stellen in de strijd, betekent: het
marxisme-leninisme integreren in de enquêtes en in het onderzoek
over de huidige realiteit.
De
partijleden eisen dat de hoogste kaders systematisch onze
marxistisch-leninistische lijn uitwerken, door de realisatie van
fundamentele analyses, van resoluties over het geheel, van tactische
resoluties en door de systematisering van ervaringen.
De
leiding schrijft dikwijls praktische richtlijnen, maar zelden werkt
zij een politieke nota uit die toelaat de zienswijze van de kaders
fundamenteel te veranderen.
De
mobilisatie is zelden politiek en ideologisch in de werkelijke
betekenis van het woord, dit wil zeggen overtuigend meningen en
gewoonten bekritiseren die in de partij ingeworteld zijn en die de
belangrijkste rem op het werk vormen.
Op
het Centraal Comité zijn de debatten over verschillende politieke
visies onvoldoende aan de orde. De discussies handelen dikwijls over
organisatorische en ideologische kwesties. (...)
en
revolutionaire geest hebben, betekent voor een kader: zijn politieke
standpunten over alle belangrijke kwesties op nationaal en
internationaal vlak naar voor brengen.
De
kameraden die in de fabrieken werken, zijn elke dag verplicht om te
antwoorden op de vragen van de arbeiders. Zij zijn verplicht om hun
kennis te gebruiken om een zo goed mogelijk antwoord te kunnen geven,
ook al zijn ze niet vertrouwd met de materie.
De
vorming over de politieke lijn aan de basis is onvoldoende.
“De
politiek op de commandopost stellen” wordt dan ….”De
politiek en tactiek centraal stellen in de
strijd” … we zullen verderop zien waarom Boudewijn Deckers
dit doet, dit is géén “verspreking” of “een
nuancering”, maar een BEWUST gekozen formulering!
2.2.
Vechten tegen het spontaneïsme
(...)
Het
spontaneïsme duikt vooral op onder de vorm van reformistische
stromingen, die zich soms hevig kanten tegen de kwalen van de
kapitalistische maatschappij, zonder de economische en politieke
fundamenten in vraag te stellen. (…)
Een
communistisch standpunt vereist een hoge graad van bewustzijn bij de
uitwerking van theoretische, politieke en organisatorische
stellingen.
De
hele werking van een communistische partij moet geïnspireerd zijn
door de plicht alle vormen van klassenstrijd te leiden, om ze verder
te ontwikkelen tot de socialistische revolutie en de omverwerping van
de dictatuur van de burgerij en tot de instelling van het socialisme,
dankzij de dictatuur van het prolerariaat.
In
Wat te doen? Heeft Lenin duidelijk de verhouding bepaald
tussen de spontane anti-kapitalistische strijd en de rol van de
communistische partij.
“Hoe
groter de spontane geestdrift van de massa's (...) hoe sneller de
noodzaak zich voordoet van een hoge graad van bewustzijn in het
theoretische, politieke en organisatorische werk van de
sociaal-democratie”9
“Ofwel gaat men door de knieën voor de spontaniteit van de
beweging, dat betekent dat men de rol van de sociaal-democratie
herleidt tot de rol van een gewone dienaar van de bestaande
arbeidersbeweging (...) ofwel aanvaardt men dat de massabeweging ons
nieuwe theoretische politieke en organisatorische taken oplegt, die
veel complexer zijn dan de taken waarmee men zich tot voor het
verschijnene van de massabeweging tevreden kon stellen.”10
Talrijke
Russische sociaal-democraten missen initiatief en energie, hun
propaganda, agitatie en politieke organisatie reiken niet ver, zij
hebben geen 'plannen' om het revolutionaire werk breder aan te
pakken.”11
“Om in de ogen van de publieke opinie een politieke kracht te
worden (...) moet men met taaie volharding werken om ons bewustzijn,
onze zin voor initiatief en onze energie te verhogen.”12
(...)
In
de strijd tegen het spontaneïsme legde Lenin vooral de nadruk op de
cruciale rol van een strikte organisatie. Die organisatie is zowel
nodig om al diegenen die een bijdrage willen leveren aan de strijd
voor het socialisme te verenigen en te disciplineren, als om zich te
beschermen tegen de vernietigende activiteiten van de vijand.
“De
spontane strijd van het proletariaat zal pas een werkelijke
'klassenstrijd' van het proletariaat worden als ze geleid wordt door
een sterke revolutionaire organisatie.”13
Wij
hebben een tekort aan manschappen, omdat er geen leiders zijn, geen
politieke cheffen, geen organisatorische talenten die tegelijk een
breed, gecoördineerd en harmonisch werk aankunnen, zodat we alle
krachten, zelfs de minst betekenenden, kunnen inschakelen.”14
“De
strijd tegen de politieke politie vereist juist bijzondere
eigenschappen, hij eist beroepsrevolutionairen.”15
“Voor de militanten van onze beweging is het enige ernstige
principe op het vlak van de organisatie: strikte geheimhouding, de
strengste keuze van de leden, opleiding van beroepsrevolutionairen.”16
(…)
In
onze partij manifesteert het spontaneïsme zich ook op het politieke
vlak onder de vorm van het rechts-opportunisme en van economistische
en reformistische lijnen.
Het
economisme is de politieke lijn die beweert dat de revolutionaire
krachten en het revolutionaire bewustzijn zich voornamelijk
ontwikkelen door het opdrijven en radicaliseren van de economische
strijd. Dat is de lijn van he economisme, het ouvrierisme en het
anarcho-syndicalisme. Die lijn verwaarloost onze essentIële
communistische taken: een marxistisch-leninistische politiek en
tactiek uitwerken, die onder de brede massa verspreiden, de invloeden
van de sociaal-democratie bekampen en een sterke communistische
partij, het essentiële wapen voor de revolutie, opbouwen.
Het
reformisme is de politieke lijn die uitgaat van een eerlijke
verontwaardiging over het onrecht en over de uitbuiting. Het stort
zich in allerlei gevechten om iets te doen aan de kwalen van de
burgerlijke maatschappij, zonder echter de fundamenten van die
maatschappij zelf in vraag te stellen. (...)
Het
spontaneïsme in de partij neemt dezelfde politieke lijn aan als de
radicale reformisten in de linkervleugel van de sociaal-democratie.
(…)
2.3.
Vechten tegen het intellectualisme
(…)
In
de breuk tussen de theorie en de praktijk kunnen het meest
intellectualisme en het meest verwerpelijke reformisme elkaar vinden.
Om de geradicaliseerde massa's weg te houden van de socialistische
revolutie, zei Emile Vandervelde in 1923: “De dictatuur van het
proletariaat, ja, door het vuur en in het bloed als het moet, maar
...” En zijn “maar” drukt uit dat hij helemaal niet de
bedoeling heeft om naar de praktijk over te gaan.17
Wij
doen vaak grote inspanningen om de schandalige plannen van de
burgerij te beschrijven, om aan te tonen hoe gewelddadig, onmenselijk
en verwerpelijk de vijand is, om te voorspellen met hoeveel kracht en
geweld hij het proletariaat zal aanvallen. Maar dat alles heeft nog
niet te maken met het marxisme-leninisme. Het proletariaat weet dat
allemaal, het maakt het dagelijks mee. De specifieke opdracht van de
communisten bestaat erin de tegenaanval voor te bereiden,
mobiliserende initiatieven te ontwikkelen, realistische strijdplannen
te ontwerpen, precieze ordewoorden naar voor te schuiven.
Het
is door de vage niet-scherpe formulering niet zo duidelijk, maar
eigenlijk wordt hier gesteld dat het prioritair gaat om het
opstellen van een revolutionaire strategie om dan de
organisatieprincipes en lidmaatschapvoorwaarden op te stellen
IN FUNCTIE VAN en in OVEREENSTEMMING van die revolutionaire
strategie (en DAAR gaat het in “Wat te doen?”
eigenlijk dan ook over…)
Vervolgens
wordt er gesproken over ‘de derde as”….
-
Het bureaucratisme bestrijden, de banden met de massa's versterken
-
De massalijn
(…) Mao formuleerde de massalijn met de volgende woorden: “In al het praktische werk van onze partij gaat alle juiste leiding noodzakelijkerwijze 'van de massa's, naar de massa's'. Dit betekent: neem de ideeën van de massa's (verspreide en onsystematische ideeën) en concentreer ze (verander ze in geconcentreerde en systematische ideeën door ze te bestuderen), ga dan naar de massa's en verbreid en verklaar deze ideeën tot de massa's ze als hun eigen ideeën in zich opgenomen hebben. Houd eraan vast en zet ze om in actie, en test de juistheid van deze ideeën in zulke actie. Concentreer dan nogmaals de ideeën van de massa's en ga weer naar de massa's, zodat in de ideeën wordt volhard en ze worden doorgevoerd. En zo verder, telkens opnieuw in een eindeloze spiraal, terwijl de ideeën telkens juister vitaler en rijker worden.”18 (…)De partij is het essentiële instrument dat de massa's de mogelijkheid biedt om zich bewust te worden van hun historische belangen en zich te organiseren om de macht te grijpen.Men moet de plaats van de massa's en die van de partij in het revolutionaire proces correct beoordelen. Het bureaucratisme, net zoals het avonturisme of het terrorisme, draait de rollen om. Mao heeft gezegd: “Het volk, en alleen het volk, is de drijvende kracht bij het maken van de wereldgeschiedenis.”19 “De massa's zijn de werkelijke helden, terwijl wijzelf dikwijls kinderlijk en onwetend zijn; zonder dit te begrijpen is het onmogelijk zelfs maar de meest rudimentaire kennis te vergaren.”20 “De massa's beschikken over een onbegrensde creatieve kracht. Zij kunnen zich organiseren en zij zijn in staat om hun inspanningen op alle terreinen te richten.”21 (….)Wij leren niet systematisch aan de jongeren en de nieuwe leden dat “de bolsjewieken mensen van de massa's zijn”, dat men een agitator moet zijn, de mensen moet meetrekken, discussiëren en overtuigen, dat men een organisator moet zijn, contacten moet leggen met zoveel mogelijk mensen en die contacten moet onderhouden. Het aantal kranten dat per militant verkocht wordt, toont goed onze zwakte op dit terrein.Wij hebben kaders die al twintig jaar kwalitatief agitatiewerk verrichten, die mensen aan het werk zetten, recruteren... maar wij hebben geen cursussen, geen handboeken, geen scholen waar de basis dit elementaire werk kan leren. De massalijn moet aangeleerd worden en de ervaringen op het vlak van agitatie en rekrutering moeten doorgegeven worden.
-
Hier
LIJKT het of er gerefereerd wordt naar het hoofdstuk “Omvorming
van wereldopvatting”, met het citaat dat “de
bolsjewieken mensen van de massa’s zijn”. Maar Ludo Martens
gebruikte dat citaat hèèl anders dan Boudewijn Deckers….:
Een
communist vormt zijn wereldopvatting om door banden aan te knopen met
de massa's, met het doel hen te winnen voor de revolutionaire ideeën.
In
de jaren dertig zei men graag dat een bolsjeviek een man van de
massa's was. Op de werkende massa's steunen, hen opvoeden, de juiste
ideeën en voorstellen onder hen opsporen en concentreren, diegenen
die aarzelen proberen te overtuigen, dat is altijd een fundamentele
werkmethode van de communisten geweest. Op die manier kan men de
massa's revolutionariseren en zichzelf omvormen. De massa's maken de
geschiedenis wanneer ze geleid worden door een authentieke
voorhoedepartij. Ook op ogenblikken dat de massa's overspoeld worden
met reactionaire ideeën, moeten de communisten voortdurend en
geduldig onder hen werken om ideeën en voorstellen te ontdekken die
hen de mogelijkheid bieden zich te bevrijden van deze burgerlijke
beïnvloeding.
De
Statuten van de Partij van de Arbeid van België stellen:
“Om
het marxisme-leninisme werkelijk te beheersen, moeten de
intellectuelen zich met de arbeiders verenigen en van hen de
proletarische kwaliteiten leren. Zij moeten de klassepositie en de
klassegevoelens, de revolutionaire geest en de praktische ervaring
van de arbeiders leren en hun zin voor praktijk, doeltreffendheid en
discipline overnemen. (...) Zij zullen de steriele ideeën en de
aarzeling in de actie bekampen, en van de arbeiders leren de theorie
en de praktijk te verbinden en de woorden in daden om te zetten.”22
Boudewijn Deckers formuleert "De massalijn" met CITATEN van Mao IN TEGENSTELLING tot "de communistische partij als organisatie van de voorhoede van de arbeidersklasse" zoals in "Omvatting van wereldopvatting" wordt gesteld
Meer
en meer blijkt dat “de massalijn” wordt gesteld TEGENOVER
“de communistische partij organiseert de voorhoede van de
arbeidersklasse”. Boudewijn Deckers schept hier BEWUST een
misleiding met “enquêtes” In een cel rond een bedrijf waar
partijmilitanten werken (vaak “undercover” dus niet openlijk
gekend als communisten) betekende het doen van enquêtes het opzoeken
van arbeiders of/en syndicalisten van het bedrijf waar de
(undercover-)militant werkt, en meestal op aanwijzing VAN die
militant. Op de cel werd dan besproken, waar dat gesprek (enquête)
over zou gaan en wat er moest proberen te worden bereikt. Het
bezoekend cellid kon verder gaan in het gesprek, dan waar de op het
bedrijf werkende militant dit kan.
In
de tekst van Boudewijn Dekkers wordt dit “enquête-werk”gesuggereerd
dat het gaat om een soort “opinie-peiling” (dat wordt ook wel
“enquête” genoemd)
De
massalijn toepassen betekent het dialectisch materialisme in de
praktijk brengen. Het materialisme bestaat erin in alle objectiviteit
kennis te nemen van alle feiten, alle ervaringen, voorstellen en
ideeën van de basis. De dialectiek bestaat erin, met behulp van het
marxisme-leninisme, al deze gegevens te analyseren en de positieve
aspecten te scheiden van de negatieve.
Om
een juiste politieke lijn en tactiek uit te werken, is het
noodzakelijk om enquêtes te doen over de impact van het werk van de
partij en over opvattingen van de massa's. (….)
Enquêtes
en studie veronderstellen dat men alle opinies aanhoort, of ze nu
positief of negatief zijn. Het komt erop aan 'zijn feeling te
ontwikkelen en elk ding te onderzoeken, om te oordelen of het goed of
slecht is, of men het moet aanvaarden of afwijzen'. De opinies onder
het volk kunnen verschillen over eenzelfde ding: wat men moet doen is
een onderscheid maken tussen die opinies nadat men ze heeft aanhoord.
Men moet de verkeerde posities bekritiseren teneinde ze recht te
zetten. Wat de aanvallen van de klassevijand betreft, die moet men
ontmaskeren en krachtig bekritiseren teneinde het onkruid om te
vormen in meststof.”23.
Er
moeten systematisch en permanent enquêtes gedaan worden om op tijd
de veranderingen in de publieke opinie, in de houding van de massa's
te ontdekken. Die veranderingen bepalen te te volgen tactiek, de
actievormen die wij zullen voorstellen. De enquêtes laten ons toe
het opportunisme te ontmaskeren, dat achterloopt op de strijdwil van
de massa's, en het avonturisme en de overhaasting, die de massa's
willen forceren. De partij mag geen voorstellen of initiatieven
lanceren vooraleer er enquêtes gedaan werden. (...)
“Voorzitter
Mao hecht het grootste belang aan de initiatieven en het scheppend
genie van de massa's. Hij weet de voorhoede-ervaring, die verworven
werd door de massa's en die een fundamenteel karakter en een algemene
waarde heeft, op een wetenschappelijke manier te synthetiseren en
samen te vatten.
Hij
signaleert op het gepaste moment de verkeerde ideologische stromingen
van rechts of van 'uiterst links', die men moet bekampen of voorkomen
tijdens de actie. Onophoudelijk voedt hij de kaders op en verstrekt
hij nieuwe richtlijnen die vervolgens terugkeren om te worden
geconcretiseerd in de revolutionaire praktijk van de massa's; dat
laat toe het verzet en het ondermijndingswerk van de klassevijand te
breken en zonder ophouden nieuwe overwinningen te behalen.
Tegelijkertijd
doet voorzitter Mao persoonlijk enquêtes en onderzoek naar
typevoorbeelden. Op het gepaste ogenblik weet hij de
voorhoede-ervaring te ontdekken die de oriëntatie van de beweging in
haar verschillende ontwikkelingsfasen vertegenwoordigt. Hij maakt
daarvan het bilan op, veralgemeent dit en leidt zo de voortdurende
voortuitgang van de beweging.”24
(...)
Om
de revolutie te maken, moeten de massa's geschoold worden in de
partijlijn.
Hoe
kunnen de communisten de massa's opvoeden?
Mao
heeft gezegd: “Elke communist die in een massabeweging werkt,
behoort een vriend van de massa's te zijn en niet de baas over hen te
spelen; hij moet een onvermoeibare leraar zijn en geen bureaucratisch
politicus.”25
Mao
heeft ook gezegd: “Al het werk dat voor de massa's wordt gedaan,
moet uitgaan van hun behoeften en niet, hoe goedbedoeld ook, van het
verlangen van een individu. Het gebeurt vaak dat de massa's objectief
een zekere verandering nodig hebben, maar dat ze zich subjectief nog
niet van de behoefte bewust zijn en niet bereid of besloten zijn de
verandering door te voeren. In zulke gevallen moeten we geduldig
wachten. We moeten de verandering niet doorvoeren voor het grootste
deel van de massa's zich door ons werk van de behoefte bewust is
geworden en bereid en besloten is deze uit te voeren. Anders zullen
we ons van de massa's isoleren.”26
De
leraar moet uitgaan van de punten die zijn leerlingen begrijpen om
ze tot nieuwe kennis te brengen. De partij moet niet uitgaan van
“de juiste lijn” en die dan over de massa's uitstormen, zonder
zich de vraag stellen of zij wel kunnen volgen. Het gebeurt vaak dat
wij een “juist standpunt”
verkondigen, maar dat het de massa's tot wie wij ons richten, doet
afhaken. (...)
Mao
heeft gezegd: “Wij moeten nauwkeurig aandacht schenken aan het
welzijn van de massa's, te beginnen met de problemen van land en
arbeid tot aan die van brandstoffen, rijst keukenolie en zout. (...)
We moeten de massa's helpen inzien dat we hun belangen
vertegenwoordigen en dat ons leven nauw met het hunne verbonden is.
We moeten hen helpen, uitgaande van deze dingen, begrip te krijgen
voor de hogere taken die we ons gesteld hebben, zodat ze de revolutie
gaan steunen.”27
Met
het huidige niveau van de massa's is het onmogelijk om ons te doen
erkennen als “hun”partij, als we hun concrete problemen en hun
dagelijkse noden niet ernstig aanpakken. Wij moeten de beste
verdedigers zijn van die belangen, maar we moeten er ook beter in
slagen om die belangen te verbinden met de grote lijnen van ons
nationaal en internationaal programma.
De
partij moet zich profileren en haar revolutionaire eigenheid aan de
brede massa's doen begrijpen doorheen campagnes voor de verdediging
van hun belangen, door de strijd rond sociaal-economische thema's
die de mensen beroeren. De partij moet haar invloed uitbreiden door
agitatie, door campagne te voeren en eventueel kleine, maar tastbare
resultaten en overwinningen te behalen.
Door
actie en agitatie moet de partij zich doen erkennen als de enige
partij die werkelijk de belangen en waarden verdedigt waar de massa's
het meest aan gehecht zijn: een waardige en menselijke job, gratis
geneeskunde, democratische sociale verkiezingen, bescherming van
delegees, een alternatief om de rijken de crisis te doen betalen,
enz.
Zich
niet bekommeren om “het zout en de olie”, zoals Mao het zegde, is
gauchisme en misprijzen voor de massa's. Iemand die zich bekommert
voor de echte problemen die de massa's bezighouden, mag niet als een
economist of een humanist afgeschilderd worden. Het komt er vooral op
aan op welke manier men die problemen aanpakt. Gebruikt men ze om
een reformistische en humanitaire ideologie te verspreiden of om de
massa's op te voeden in een revolutionaire geest en lijn? (..)
Elke
basiseenheid moet beschikken over een eenvoudige en realistische
taakomschrijving, die hoofdzakelijk op het werk naar buiten uit
georiënteerd is.
Een
basiscel bestaat voor alles om welomschreven taken uit te voeren.
Haar activiteit is hoofdzakelijk gericht op de massa’s. De leden
vormen zich politiek om correct dit massawerk te kunnen doen.
Opvoeding, vorming en studie gebeuren in functie van de praktijk en
via prikkels die uit de praktijk komen.
Op
het niveau van de basis moet de partij een massakarakter hebben.(…)
We
moeten vereenvoudigde cellen vormen, aangepast aan het niveau van de
arbeiders en werkers. (...)
Mensen
engageren zich in een organisatie om concrete taken uit te voeren die
zijzelf als belangrijk beschouwen. Wij recruteren mensen om taken uit
te voeren waarvan ze zelf de noodzaak inzien (…)
Wij
bekampen het intellectualisme: recruteren om mensen “te vormen”,
om “zich rond de tafel te zetten”, zonder band met concreet werk.
(..)
Door
concrete projecten, op laag niveau, kunnen we nieuwe krachten
recruteren.
Uiteindelijk
is er dan nog de “vierde as”….
-
Het individualisme bekampen en de controle versterken
(...) Door
de controle kunnen de leidende kaders beslissen of de doelstellingen
al dan niet bereikt werden. In het negatieve geval kunnen zij dan
bijkomende maatregelen treffen.
De
planning en het opstellen van richtlijnen zijn dus fundamentele
functies. Het is onmogelijk om na te gaan of een bepaalde taak
correct verloopt, als er geen plannen or richtlijnen bestaan om dat
te controleren. (...)
Lenin
wees duidelijk op de onverzoenbare tegenstelling tussen de
proletarische partijgeest en het burgerlijk individualisme.
“juist
het marxisme als ideologie van het door het kapitalisme geschoolde
proletariaat leerde en leert de weifelende intellectuelen het
verschil tussen de uitbuitende kant van de fabriek (de discipline op
de angs voor de hongerdood berust) en haar organiserende kant (de
discipline die berust op de gemeenschappelijke, door de voorwaarden
van de technisch hoogontwikkelde productie verenigde arbeid).
Discipline en organisatie die de burgerlijke intellectueel zo
moeilijk begrijpt, maakt het proletariaat zich bijzonder gemakkelijk
eigen, dankzij de 'school', die het in de fabriek doorloopt. De
dodelijke angst voor deze school, het volledige onbegrip voor haar
organiserende betekenis zijn juist karakteristiek voor de denkwijzen
die de kleinburgerlijke bestaansvoorwaarden die het edelanarchisme,
het anarchisme van de 'weledelgeboren' heren, opleveren (...)De
partijorganisatie schijnt hem een monsterachtige 'fabriek”. De
arbeidsverdeling onder leiding van een centraal bureau roept bij hem
een tragikomisch gejammer op over het veranderen van mensen in
'radertjes en schroefjes'. De vermelding van het organisatiestatuut
van de partij roept een verachterlijke grimas op.”28
Van
al de congres-documenten werd NA het congres, ALLEEN gebruikt als basis “om
te rectificeren”: “Hoofdstuk III, deel 3 Het bureaucratisme
bestrijden, de banden met de massa's versterken – De massalijn”
Van
alle “rectificaties” die er zouden zijn op basis van de
documenten van het vijfde congres zij er alleen die overgebleven
(doorgedrukt door een fractie die uiteindelijk koos voor een
BURGERLIJKE wereldopvatting – én klassenpositie) op basis van de
“hoofdstuk 3, deel 3,….”
En
NIEMAND (behalve blijkbaar mezelf….) heeft dit aangeklaagd,
geanalyseerd of bestreden. Zelfs niet die 6% die TEGEN Peter Mertens
stemde op het negende congres uit onvrede over de resulterende
situatie waarin de PVDA toen was gekomen, nochtans het eindpunt van
een ontwikkeling die zij tot dan toe ondersteunde.
De
“marxistische” juistheid wordt “bewezen” met …. CITATEN van
Mao Zedong. ….en het dogmatissche blindheid bij de leden is zo
groot dat Boudewijn Deckers het zich kan veroorloven om in de
voetnoten niet de oorspronkelijke teksten te aan te halen waar die
citaten uitkomen … maar gewoon te vermelden waar die citaten ooit
zijn verzameld …. Het Rode Boekje. Om zeker te zijn van de
“aanvaarding” van zijn tekst heeft hij ook nog zogezegd verwezen
naar Stalin …. Waarbij hij suggereert dan Mao Zedong met zijn
“massalijn” (maar wat dus een samenraapsel van CITATEN van
Mao,….) eigenlijk de mosterd haalde bij Stalin. Maar ook is hier
Boudewijn Deckers’ zijn bedrog NOOIT ontmaskerd. Integendeel, vanaf
1999 zal zijn lijn algemeen aanvaard worden … met zelfs de plicht
van ieder lid om deze te assimileren.
In
het besluit van De Geschiedenis van de Communistische Partij der
Sovjet-Unie (bolsjewiki) zegt Stalin: “Tenslotte leert de
geschiedenis van de partij, dat de partij van de arbeidersklasse,
zonder uitgebreide verbindingen met de massa's, zonder het vermogen
om naar de stem van de massa's te luisteren en hun dringende
behoeften te begrijpen, zonder de bereidheid, niet alleen om de
massa's te onderrichten, maar ook om van de massa's te leren, geen
werkelijke massapartij kan zijn, die in staat is, de miljoenen van de
arbeidersklasse en van alle werkers aan te voeren.
De
partij is onoverwinnelijk, als zij het verstaat, zoals Lenin zegt '
zich te verbinden, dichter komen tot, tot op zekere hoogte, zo gij
wilt, samen te smelten met de meest omvangrijke massa van de werkers,
in de eerste plaats de proletarische massa, maar ook met de
niet-proletarische werkende massa'.
De
partij gaat ten gronde als zij zich opsluit in haar enge
partijschelp, als zij zich van de massa's losmaakt, als zij zich met
een bureaucratisch floers bedekt.”29
In zijn “Rapport aan het plenum” van februari 1937, dat ook ging over de kwestie van de zuiveringen, heeft Stalin het over de massalijn van de bolsjevistische partij. Men kan duidelijk merken dat Mao zich laten inspireren heeft door de stellingen van Stalin en dat het absoluut verkeerd is te beweren dat “Stalin de massalijn niet toepaste”. (...) (T)rotskistische stellingen die in naam van een slecht begrepen “maoisme” verdedigd werden.
Stalin zegt: “Lenin heeft ons niet alteen geleerd dat we de massa's moeten onderrichten, maar eveneens dat wij moeten leren van de massa's.
Dat betekent in de eerste plaats dat wij, de leiders, niet zelfgenoegzaam mogen worden en dat we moeten begrijpen dat als wij leiders zijn, dat niet wil zeggen dat we al de noodzakelijke kennis bezitten om op een juiste manier leiding te geven.(...)
Dat betekent in de tweede plaats dat de ervaring van leidinggeven niet voldoende is om op een juiste manier leiding te geven. Het is noodzakelijk deze ervaring te vervolledigen. (...) met de ervaring van de massa', met de ervaring van alle partijleden en met de ervaring van de arbeidersklasse. (...)
Dat betekent in de derde plaats dat we onze banden met de massa's geen moment mogen loslaten en dat we die banden zeker niet mogen verbreken.
Dat betekent in de vierde plaats dat we een luisterend oor moeten bieden aan de stem van de massa's, aan de stem van de eenvoudige partijleden, aan de stem van wat men de “eenvoudige mensen” noemt, aan de stem van het volk.”30
De manier waarop Boudewijn Deckers het eerste citaat, toegeschreven aan Stalin. “plukt’ uit de contekst van een grotere tekst is typisch 1. Hoe Boudewijn Deckers een bestaand dogmatisme gebruikt om een bepaalde ideologische lijn in de partij te brengen. 2. hoe de oorspronkelijke politieke en ideologische lijn van een hele tekst (zowel van Partij van de revolutie, maar ook die van “Conclusie” van Geschiedenis van de CP v d Soviet-unie (bolsjew.) ) verknipt en vervormd wordt door het ALEEN uit te gaan van een BEPERKEND CITAAT uit die tekst.
De HELE tekst uit “Conclusie” uit “Geschiedenis van de CP van de Soviet-Unie (bolsjewiki)“ komt “min of meer” overeen met wat in het GEHELE boek “Partij van de revolutie” (of in het gehele Hoofdstuk 3 Vier assen om de partij te rectificeren) staat (hoewel Stalin scherper formuleert dan Boudewijn Deckers die heel formalistisch, en vaag formuleert ...)
Maar doordat de meerderheid van de leden en kaders van de PVDA hun dogmatisme koester(d)en en nooit de context van de citaten ”controleerden”, hier dus in het boek “De geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki) (nochtans – ooit – verplicht studiemateriaal voor ALLE partijleden), slikten ze die MISLEIDENDE “analyse” van Boudewijn Deckers.
Het is maar als je (normaal dus verplichtend als partijlid - men sprak dan “onder kameraden” over “De Bolsjewiek”...) “De geschiedenis van de Communistische Partij der Sovjet-Unie (bolsjewiki)” GEHEEL bestudeerd, dat duidelijk wordt dat het laatste hoofdstuk “Conclusie” IN ZIJN GEHEEL toepasselijk is voor Hoofdstuk 1 De organisatie van een partij van het Bolsjewistische type èn Hoofdstuk 3 Vier assen om de partij te rectificeren.
OOK wordt dan duidelijk dat Boudewijn Deckers (op BEWUST “dogmatische wijze”) slechts een BEPERKT citaat uit dat hoofdstuk gebruikt om …. de “marxistische juistheid” van zijn naar voren geschoven “ANTI-bolsjewistische” stellingen “te bewijzen” in ZIJN naar voren geschoven tekst “Hoofdstuk III, deel 3, de massalijn….”
Het tweede citaat van Stalin is gebruikt op een “maoistische” manier. Waar de CITATEN van Mao over de zogenaamde “massalijn” komen uit teksten die het optreden van de communisten behandelen in bevrijde gebieden of na de revolutie tijdens de opbouw van het socialisme, is het tweede citaat van Stalin, geplukt uit een tekst van …. 1937, ook dus over het optreden van de communisten tijdens de opbouw van het socialisme.
Het is duidelijk dat “partijopvatting”, “partijlidmaatschap”, de “rol van de communistische partij” totaal anders is in de periode VOOR de revolutie dan die NA de revolutie als de macht van de kapitalisten en de kapitalistische productieverhoudingen omver geworpen zijn en de werkende klasse de macht heeft genomen en een nieuwe maatschappij opbouwen in het belang van HEEL het volk.
Zou het helpen, … is het mogelijk, om dogmatische blindheid te bestrijden?
In een poging om de leden van de PVDA ingedommeld in een “ideologische luiheid” van dogmatisme wakker te schudden heb ik de twee citaten van Stalin IN hun originele context weergegeven:
Redevoering van Stalin voor het plenum in 1937
De originele BRONNEN van de citaten van Mao Zedong (Citaten “verzameld” in het Rode Boekje) heb ik vermeld in de voetnoten van het overeenkomstige 'Chapter III, part 3' van “Party of the revolution” (de Engelse vertaling die ik – nog niet volledig – maakte van Partij van de revolutie.)
Awel, test uzelf!
Over“verlaagde” lidmaatschap-voorwaarden:
“...Aan de basis moet de partij een massa-karakter hebben….”
Resolutie 1999:
“... Wij moeten sommige van onze opvattingen over de
voorhoede-partij herzien …”
SOA-nota over 3e niveau van lidmaatschap:
"Het Centraal Comité (CC) van juni 1999 besloot om een
derde niveau van partijlidmaatschap in te voeren: 'Een laag leden
creëren die gewoon een partijkaart koopt om 'lid" te kunnen
zijn op het meest elementaire niveau'..."
U twijfelt, u kan het niet geloven....? Awel op één punt (Resolutie van 1999) heb ik reeds genoeg argumenten
Moest u twijfelen aan mijn analyse van een BEWUST BINNEN-gebrachte "sociaal-democratische liquidatielijn" IN het geheel van de congresdocumenten van het 5e congres (1996) in de vorm van "hoofdstuk III, deel 3, de massalijn", die dan aan de GEHELE partij werd opgelegd in de vorm van Resolutie van 1999 (en wat de GEHELE partij slikte, door een hardnekkige dogmatische blindheid geslagen)... dan kunt u die twijfel reeds toetsen aan mijn argumentatie in 24-07-17 1999, jaar van KWALITATIEVE "sprong" in het opportunisme, directe "aanleiding" voor definitieve breuk met revolutionair karakter door PVDA in 2004.
1Aja,
het waren CONGRESDOCUMENTEN
van het 2e
congres in 1983!
2Dit
boek kan worden beschoud als een verdere uitwerking van het
congresdocument van het 4e
congres URSS, fluwelen-contrarevolutie
èn een onderdeel van de documenten van
het Vijfde congres (in het boek “Partij van de revolutie”wordt
er op verschillend plaatsen naar verwezen en het hoofdstuk
“Omvorming van wereldopvatting” is ook een hoofdstuk uit Van
Tien An Men tot Timisoara ….”.
3Dus
het Congresdocument
van het 4e
congres in 1991.
4De
eerste teksten van wat later “Een
andere kijk op Stalin”
ging worden – en de meeste principiële standpunten die later in
dat boek komen zijn terug te vinden in het
congresdocument van het 4e
congres “URSS – de fluwelencontrarevolutie”
5“De
Tijd staat aan onze kant” is het congresdocument van het 3e
congres in 1990.
6Voila,
zo kan het boek Van
Tien An Men tot Timisoara
als een
door iedereen te assimileren CONGRESdocument
worden beschouwd.
7Lenin,
Combat pour le pouvoir en “combat” pour une aumône, (14 juni
1906), in Oeuvres Deel II, Editions sociale Parijs, Editions du
Progrés Moskou, 1966, p.24-15.
8Lenin,
Encore à propos du ministère issu de la Douma, (28 juni 1906), in
Oeuvres Deel II, Op.cit, p.67-88.
9Lenin,
Que faire?, in Oeuvres Deel 6, Editions sociale Parijs en Editions
du Progrès Moskou, 1965, p. 404. Zie Lenin Wat te doen?,
Uitg.Pegasus, Amsterdam, 1977, p.64.
10Ibidem,
p. 397 en Ibidem p. 57.
11Ibdidem,
p.401 en Ibidem p. 61.
12Ibidem,
p. 442 en Ibidem p.105.
13Ibidem,
p.487 en ibidem, p. 157.
14Ibidem,
p. 480 en Ibidem, p. 148.
15Ibidem,
p. 461 en Ibidem, p. 126.
16Ibidem,
p. 492 en Ibidem, p. 164.
17Vandervelde
Emile, Faut-il changer notre programme, Uitg.Progres, Moskou, 1970,
p.54 en 56-57
18Citaten
van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij
Vereniging België-China, 1971, p.136-137.
19Ibidem,
p. 126.
20.
Ibidem, p. 126.
21Ibidem,
p.127.
22Partij
van de Arbeid van België, Statuten,
PVDA-uitgaven, Brussel 1994, p. 29.
23Pékin
Information, 1971, n° 22.
24Ibidem,
n° 12.
25Citaten
van voorzitteer Mao Tsetoeng, (het Rode Boekje), Uitgeverij
Vereniging België-China, 1971, p.283..
26Ibidem,
p. 132-133.
27Citaten
van voorzitter Mao Tsetoeng, (het rode boekje), uitgeverij
Vereniging België-China, 1971, p. 141.
28Lenin,
Een stap voorwaarts, twee stappen terug, Uitgeverij SUN, Nijmegen,
1971, p. 87-88.
29Stalin,
Geschiedenis van de
Communistische partij der Sovjetunie (bolsjewiki),
fascimili het Progressieve Boek, uitgave van 1938, p. 476-477.
30. Stalin, Discours de clôture au plénum du Comité central du PC(b) de l'URSS, in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau d'Edition, Parijs, 1977, p.161.
30. Stalin, Discours de clôture au plénum du Comité central du PC(b) de l'URSS, in Oeuvres, Deel XIV, Nouveau Bureau d'Edition, Parijs, 1977, p.161.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten