27-05-2014

PVDA NU vergeleken met BWP TOEN, door Peter Mertens en “door de BWP zélf”.

In een persmededeling van de PVDA, na de verkiezingen:

Peter Mertens, voorzitter van de PVDA: “120 jaar geleden werd de eerste socialist, Edward Anseele, verkozen in de rode as van de Borinage over Luik tot Verviers. En Anseele sprak de taal van de hele werkende klasse. Vandaag is Raoul Hedebouw verkozen in diezelfde as. En Raoul Hedebouw zal de taal spreken van de hele werkende klasse." (...) Raoul Hedebouw en Marco Van Hees vertegenwoordigen de hele Belgische werkende bevolking in het federale parlement.1

Het is wel Peter Mertens zélf die een overeeenkomst ziet tussen de PVDA vandaag en de Belgische Werklieden Partij (BWP) “120 jaar geleden”.
Welnu in 1973 schreef iemand van de Belgische Werklieden Partij - toen reeds Belgische Socialistische Partij (BSP), maar toen nog steeds nationaal- , Jaak Brepoels een boek, “Wat zoudt ge zonder het werkvolk zijn? Anderhalve eeuw arbeidersstrijd in België2.
Dit boek schetst een kritisch beeld van een Partij (en Partijleiders zoals Edward Anseele) waar Peter Mertens zich mee vereenzelvigt.

“Ter lering ende vermaek”... een handvol stukken uit dit boek, zonder verder commentaar mijnerzijds:
“1864: De Eerste Internationale

Socialisten, anarchisten, syndicalisten uit verschillende landen zoeken naar een strategie om de maatschappij te veranderen. Er is veel discussie. Uiteindelijk is er een eenheid rond de volgende vage principes:
-de verovering van de staatsmacht langs de vorming van politieke partijen
-socialisering van de productiemiddelen
De Commune van Parijs zal deze stellingen konkreet maken, waarbij alle tegenstellingen binnen de 1e Internationale weer opduiken en ze doet uiteenbarsten.
Volgens Marx bewezen de ervaringen te Parijs dat men zich niet alleen moest richten op de verovering van de staatsmacht maar op de vernietiging van het burgerlijk staatsapparaat en de instalering van een arbeidersstaat (de dictatuur van het proletariaat). Dit kon niet zonder dat er een leidinggevende organisatie was die de meest bewuste de meest strijdbare arbeiders bijeenbracht. Dat was Marx' idee van socialistische partij: een revolutionaire partij
Volgens anderen bewees de Parijse Commune dat de revolutie niet haalbaar was. Men moest binnen de wettelijkheid blijven, zoveel mogelijk arbeiders verenigen in een partij, zijn rol spelen op het politieke toneel. Stakingen en klassestrijd was er alleen maar om invloed te winnen in het parlement. Door verkiezingen en coalities moest men proberen het staatsapparaat steeds socialistischer te maken. Dit waren de "reformisten", men dacht het kapitalisme te kunnen "hervormen". (...)

-De Belgische Werkliedenpartij is een feit (1885)
In april 1885 kwamen 112 arbeiders, die 59 basisgroepen vertegenwoordigden, samen in het oude vergaderlokaal van de Eerste Internationale De Zwaan op de Brusselse Grote Markt. Het ging om syndicaten, coöperatieven, mutualiteiten, zowel neutrale als uitgesproken socialistische. Op de agenda van deze samenkomst stond slechts één punt: de nuttigheid van de samenvoeging in één partij van alle arbeidersorganisaties van het land. De aanwezigen kwamen vrij vlug tot een akkoord. De Belgische Werkliedenpartij (BWP) was een feit.
Deze stap had al dit positief gevolg dat ze bijdroeg tot het politiseren van de aangesloten groepen, waarin politiek bewustzijn veelal bijna totaal afwezig was. Daar staat echte tegenover dat de feitelijke oprichting het werk was van arbeiders uit de ambachtelijke sector, die nog niet zolang geleden achter de 'blauwe' liberale vaandels gemarcheerd hadden. Op het stichtingscongres waren dan ook nauwelijks arbeiders uit de groot-industrie aanwezig.
Dezelfde pragmatische geest, die de oprichters bezield had, zou het toekomstig optreden van de partijleden blijvend beïnvloeden, ondanks het dikwijls revolutionair klinkend woordgebruik.

-Het programma is radicaal-democratisch
Men stelde zich in hoofdzaak tevreden met het opstellen van een eisenprogramma. Algemeen stemrecht, verplicht en gratis neutraal onderwijs, scheiding Kerk-staat, democratische organisatie van kosteloze rechtspraak. Op militair vlak: afschaffing van de loterij en het stelsel van plaatsvervanging, beslissingsrecht door het volk over oorlog en vrede. Gemeentelijke autonomie. Het economisch programma bevatte: afschaffing van kinderarbeid beneden de 12 jaar, kommissies van gezondheid en veiligheid in de fabrieken, verantwoordelijkheid van de patroon inzake arbeidsongevallen, geleidelijke omvorming van de openbare weldadigheid tot een stelsel van sociale zekerheid, afschaffing van invoerrechten, progressieve belasting op het inkomen, afschaffing van alle kontrakten en wetten waarbij openbaar bezit (Nationale Bank, spoorwegen, mijnen, gemeentelijke goederen...) vervreemd werd en hernieuwde opdracht van dit bezit aan de gemeenschap, vertegenwoordigd door gemeente en staat.
Dit was geen socialistische programma, eerder een radicaal-democratisch eisenpakket. De bekoming van algemeen stemrecht stond centraal. Dus ook op dit vlak haalden de neutralen hun slag thuis.

-Partijorganisatie
De BWP was geen nieuwe organisatie naast de bestaande, maar een samenbundeling van mutualiteiten, coöperatieven, vakbonden en studiekringen. Elke arbeidersgroep, die het programma van de partij onderschreef, kon toetreden. Ook op organisatorisch vlak was de houding van de partij zeer pragmatisch: zoveel mogelijk groepen moesten de kans krijgen toe te treden.
Jaarlijks kwamen afgevaardigden van de groepen samen in een Kongres. Dit koos de Algemene Raad, dat de werkelijke leiding van de partij waarnam. Het Bureau van de A.R., een soort dagelijks bestuur, bestond uit 9 leden, waaronder de secretaris en de afgevaardigden van d syndicaten, mutualiteiten en coöperatieven.

De eerste grote arbeidersopstanden. Het optreden van de BWP

-1886:Het oproer...
In 1886 kwam het weer tot een uitbarsting. In Luik werd door een anarchistische groep een meeting georganiseerd ter herdenking van de Parijse Commune. Tegen de avond kwam het tot heftige botsingen met de politie en de burgerwacht, die ingreep toen winkelramen en lantaarns aan diggelen geslagen werden. De volgenden dag werd het werk in enkele bedrijven in het Luikse neergelegd. Om op alles voorbereid te zijn werd Luik door het leger bezet, toen de staking zich veralgemeende. Doch dat was slechts olie op het vuur. De eerste doden vielen en de golf van, stakingen sloeg als een strovuur over naar de streek van Charleroi en iets later naar de Borinage en de Centre. De arbeiders bewapenden zich en koelden hun woeden op de machines die kapot geslagen werden. Elders werden fabrieken in brand gestoken en moesten ook de kastelen van de gehate patroons eraan geloven. De staking breidde zich nog verder uit tot de steengroeven van Lessines, Soignies, Doornik en Dinant. Het oproer kraaide.

-... kleurt de straten rood.
De regering droeg generaal Vandersmissen op de orde te herstellen. Wat hij voorbeeldig deed. De straten kleurden rood van het bloed. Op de stenen bleven tientallen doden en gewonden achter. Alsof dit nog niet genoeg was, trad de repressiemachine van de burgerij in werking. Na de gebeurtenissen, die aankwamen als een donderslag bij heldere hemel, kon ze haar wraakgevoelens ongebreideld botvieren. Ze wilde de kopstukken van het socialisme treffen. Anseele kreeg 6 maanden, omdat hij de soldaten opgeroepen had niet op hun broeders te schieten. Ook andere leiders kregen celstraffen of zware boetes. Willekeurig opgepakte arbeiders kregen straffen die gingen tot levenslang. De leiders van het syndicaat Union Verrière van Charleroi kregen 20, 15 of 12 jaar dwangarbeid, wat praktisch op het zelfde neerkwam.

-"Oproep tot kalmte"
Niet dat de socialisten de stakingen leidden. Integendeel, ze waren even verrast als de burgerij. In de betrokken gebieden stond de BWP nog nergens. Uit schrik dat ze bij een eerste repressiegolf zou weggemaaid worden, kantte de partij zich tegen uitbreiding van de staking naar Vlaanderen. In Gent, waar Anseele er slechts met moeite in slaagde de arbeiders in toom te houden, Verviers Antwerpen en Brussel organiseerde zij meetings met als thema "oproep tot kalmte". Wel steunde zij de stakers door brood uit de coöperatieven naar Wallonië te sturen. In de talrijke processen achteraf nam ze de verdediging van aangehouden arbeiders op zich.
(...)
Begin 1887 brak in Henegouwen de grève noire uit. Ondanks haar massaal karakter, kende ze niet de verhoopte uitbreiding, mede beïnvloed door het uitblijven van actieve steun van de BWP, die met de gebeurtenissen niets wilde te maken hebben. Wel kwam het tot vuurgevechten met de politie en weeklonken overal in Henegouwen dynamietontploffingen.

-Provocatie ...
Deze eerder avonturistische stakingen waren slechts koren op de molen van de repressie en voedde de wraakgevoelens van de burgerij tegenover een nog steeds ongeorganiseerd en dus weerloos proletariaat. Er kwamen nog andere feiten aan het licht. Tijdens het proces tegen de leiders van de beweging in mei 1889 bleek dat de stakingsleiding geïnfiltreerd was door agenten van de staatsveiligheid. Meer nog, bewezen werd dat deze verantwoordelijk waren voor de dynamietontploffingen. Zelfs de katholieke eerste minister was op de hoogte van deze provocaties of toch zeker van het feit dat een aantal aanstokers tot de staatsveiligheid behoorden. De klap op de vuurpijl was wel dat het ultra-geheime geachte kongres van de Parti Républicain socialiste van 1888 voorgezeten werd door een politiespion.

-... bewerkt de eenheid
De gematigde tactiek van de BWP-leiding won aan belang en aanzien. Voortaan kon de leiding met gemak elk radicalisme in daden afwijzen door de gebeurtenissen van 1887-1888 in herinnering te brengen. Toch was het geen overwinning over de ganse lijn. Het proletariaat had wel zijn eenheid teruggevonden, doch daarmee keerde de rust niet terug. Met de heropname van de Henegouwse arbeiders tekende zich opnieuw een oppositionele stroming af, die bestendig zou zorgen voor heel wat herrie in de schoot van de partij. Met name werd de discussie over de algemene staking opnieuw opgerakeld. Zij zorgde ervoor dat de BWP spectaculaire kinderjaren zou kennen. In de strijd op het algemeen stemrecht stonden de Henegouwse arbeiders aan de spits van de beweging.

Revolutionaire opleving van de arbeidersklasse. De BWP tracht de gemoederen te bedaren.

In 1880 kregen de progressisten slechts 8.000 man mee in een betoging voor het Algemeen Stemrecht. In 1886 stak de BWP hen reeds de loef af met een manifestatie van 30.000 arbeiders. De Waalse arbeiders waren voor harde acties. De BWP zag wel in dat de straatmanifestaties zonder gevolg bleven maar schrikte terug voor radicalere actiemiddelen. Nochtans had de leiding de slagkracht en de strijdvaardigheid van de Waalse arbeiders nodig, wat haar tot toegevingen dwong. Bij de Henegouwse arbeiders heerste een revolutionaire stemming en hun woordvoerders eisten de onmiddellijke uitvoering van de algemene staking. Met moeite slaagde de Algemene Raad erin de touwtjes in handen te houden door te beloven dat de algemene staking zou uitgeroepen worden op de dag dat de centrale sectie van de kamer de herziening van de grondwet zou verwerpen.

In 1891, op de vooravond van de strijd voor het algemeen stemrecht stelden de Waalse mijnwerkers die slechts aarzelend tot de partij toegetreden waren zich lijnrecht op tegenover partijleiding. De walen staken hun ongenoegen niet onder stoelen of banken. Enkel het besef dat een verdeeld proletariaat in de kaart van de burgerij zou spelen, weerhield hen ervan te breken met de partij. Toen op 20 april het gerucht de ronde deed dat na 1 mei zou gestaakt worden l, was er geen houden meer aan: de mijnwerkers legden het werk neer. De actie sloeg over naar Brussel en Gent. Spontaan namen de stakers het algemeen stemrecht op in hun eisenprogramma. Alhoewel de partijleiding alles in het werk stelde om de staking te breken of te beperken tot looneisen, haalden de mijnwerkers hun slag thuis: een opgeschrikte kamersectie stemde de inoverwegingneming van een voorstel tot algemeen stemrecht.
In november 1891 op het najaars-congres hadden de mijnwerkers reeds het vertragingspelletje doorzien door aan te dringen op de onmiddellijke uitroeping van de algemene staking.
In februari 1892, op een buitengewoon kongres van de BWP wist de partijleiding de gemoederen te bedaren, omdat een spoedige vreedzame oplossing in het verschiet leek. Het optimisme kreeg een ferme deuk toen een parlementaire kommissie van P. Janson (algemeen stemrecht op 21 jaar) geen bespreking waard gunde. De partijleiding was verslagen en uit Wallonië doemde het spook van de revolutie op. Ook te Gent stroomden duizenden ontgoochelde arbeiders samen en waren de kreten die schreeuwden om revolutionaire actie niet uit de lucht. Zelfs de Brusselaars begrepen dat de algemene staking niet meer tegen te houden was.
Tot 1893 nochtans zou het duren voor ze een feit was. Ze brak uit ondanks en tegen de wil van de partijleiding die de weg naar samenwerking met de liberalen niet wilde afsluiten. (...)

Nieuwe strijd voor het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht

Op het kongres van 1901 dook de vraag op of men niet terug moest grijpen naar de agitatie voor het Algemeen Stemrecht? Vooral de Waalse arbeiders spreken klare taal en eisten harde acties. Toch haalde de vertragings-tactiek van Anseele en co het. Er werd besloten een informatie-campagne te lanceren en de algemene staking uit te roepen, als de eerste niets zou uithalen. In het parlement werd nog geprobeerd de liberalen mee te krijgen.
Weer waren het de Henegouwse arbeiders die het sein tot de actie gaven: op 8 april 1902 brak in de Centre de staking uit, op het ogenblik dat de socialistische kamerfraktie een voorstel tot grondswetswijziging indiende. Onmiddellijk kwam het tot gewelddadige botsingen en vielen de eerste doden. De katholieke coöperatieven legden wapenarsenalen aan, om zich te socialistische revolutie die zij nabij achtten. Verschrikte burgers kochten de wapenwinkels leeg en organiseerden zich in speciale gevechtstroepen.

-Een dubbeltje op zijn kant
Het land zweefde op de rand van de burgeroorlog. Er ontploften dynamietladingen en openbare gebouwen zoals de Nationale Bank, werden het mikpunt van aanslagen. Met een verbeten brutaliteit trachtten de ordestrijdkrachten het oproer de kop in te drukken, met als enig resultaat dat de spontane woede van de arbeiders toenam. Sommige legereenheden bleken onbetrouwbaar, zoals in Gent, waar wederopgeroepen soldaten onder het zingen van de Marseillaise door de straten trokken.
En de BWP? De Algemene Raad wachtte af en liet de gebeurtenissen hun beloop gaan zonder ordenwoorden te lanceren. De druk van onderuit werd echter zo groot dat zij op 14 april verplicht wordt de algemene staking uit te roepen. Onmiddellijk legden 300.000 arbeiders het werk neer. De klerikale regering hield voet bij stuk. Op 18 april werd de inoverweging door het parlement verworpen. Diezelfde avond vielen te Leuven 6 doden en geraakten 14 arbeiders gewond onder de kogels van de burgerwacht. Om verder bloedvergieten te voorkomen, besloot de BWP op 20 april de staking te beëindigen.
1902: 6 doden te Leuven (uit: Partizanen in Vlaanderen, Louis Van Brussel)
'...Te Leuven betoogden dagelijks duizenden arbeiders. Op 18 april 1902 neemt de Leuvense burgerwacht de betogers onder vuur. Er vallen 6 doden en tientallen gekwetsten. Nog meer arbeiders leggen het werk neer. In spoedvergadering bijeengekomen beslist de Algemene Raad van de BWP de staking af te gelasten. De Leuvense afgevaardigden stemmen in blok tegen omdat de moordpartij de Leuvense arbeiders nog strijdlustiger gemaakt heeft. Terwijl duizenden Leuvenaars hun gevallen kameraden begraven, worden de gewonden voor de rechtbank gesleept en tot zware gevangenisstraffen veroordeeld. Alsof dat nog niet genoeg was, sloeg het patronaat na de slachting toe: tientallen vooruitstrevende arbeiders slaagden er niet meer in nog werk te vinden en weken uit naar Noord-Frankrijk....'

-De basis voelde zich verraden
De woede aan de basis was groot. Vakbondsleiders kregen het hard te verduren en zelfs partijmilitanten kregen van verbolgen arbeiders verwijten over hun lakse houding naar het hoofd geslingerd. In Verviers ontsnapte een lid van de Algemene Raad ternauwernood aan een steniging. Op het komende kongres leek een breuk onvermijdelijk! De partijleiding wierp al haar gezag in de weegschaal en slaagde de eenheid te bewaren.(...)

Lonken naar de liberalen

Hoewel het Algemeen Stemrecht centraal stond in hun programma, verwachten de socialisten meer heil van een alliantie (voor de verkiezingen) met de progressief liberalen dan van de strijd van de arbeiders. Hiervoor zwakten de eis af tot een compromisvoorstel: Algemeen Meervoudig Stemrecht.
De progressief-liberalen spraken zich uit tegen de stakingsbeweging,(1893) omdat dit een compromis in de weg stond en omdat ook de liberale patroons hierdoor getroffen werden die ook voor het algemeen stemrecht gewonnen waren. Het einde van de staking werd afgekondigd. In de algemene stakingen die volgden, zou de partijleiding elke actie afremmen om de liberale bondgenoot niet te ontstemmen. in plaats van de strijd van de arbeiders verder te ontwikkelen, dachten de leiders van de BWP manieren uit om toch maar in de regering te geraken.
1908. De katholieke meerderheid slonk tot 8 zetels. De dag dat de klerikale regering van het regeerbankje zou tuimelen leek niet ver meer. Binnen de BWP rees de vraag of zij in dat geval zou deelnemen aan een coalitieregering met de liberalen. De Algemene Raad sprak zich daar positief over uit. Het kongres van 1910 zou een uitspraak doen. Twee resoluties werden voorgedragen: die van Vandervelde haalde het met 202 stemmen tegen 77. Voorlopig bleef dit besluit echter zonder gevolg omdat de katholieken in 1910 een klinkende overwinning behaalden. (Vandervelde had zich in 1894 nog principieel verzet tegen elke samenwerking met de liberalen)

-Het bloedig neerslaan van de Parijse commune sloeg de socialisten met ontzetting en daarmee verzwond ook de hoop op een spoedige revolutionaire ommekeer.
-Het gebruik van radicale middelen werd alleen met de mond beleden. Vooral na de algemene staking zette de partijleiding hier een punt achter.
-Het geloof groeide dat hervorming van het kapitalisme naar socialisme mogelijk was. Via een verandering van de kieswetgeving hoopte de BWP naar een meerderheid te kunnen gaan.
-Hiervoor ging de BWP daarom allianties aan met het progressief gedeelte van de burgerij in plaats van de arbeidersklasse tot een hecht blok samen te smeden tegen die burgerij.
-Ideologisch werd minder en minder nadruk gelegd op de omverwerping van de kapitalistische maatschappij en de noodzakelijke onteigening van de kapitalisten. Angstvallig werd erover gewaakt slechts dàtgene in het programma te beklemtonen, wat de burgerij niet voor het hoofd stootte.
-In plaats van de arbeiders te organiseren tegen de nakende oorlog, stemde de socialisten voor de oorlogskredieten, en namen de beloning van de burgerij aan: een plaats in het oorlogskabinet, daarmee medeverantwoordelijk voor de dood van tienduizenden jonge arbeiders op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.

De vakbeweging
De oprichting van soliede weerstandsorganismen maakte de bijzondere zorg uit van de pas opgerichte partij. Met de vakbonden betrad men hét terrein waar de belangenstrijd tussen arbeid en kapitaal zijn beslag vind. Het zijn de vakbonden die vielen onder het verbod van samenspanning. De Coöperatieven en andere verenigingen voor onderlinge bijstand werden wel toegelaten omdat ze door de burgerij minder gevaarlijk werden geacht. Zij kenden daarom een veel grotere ontwikkeling dan de vakbonden.
De autonomie van de bonden en het eigenmachtig optreden, beschouwde de partij als een zwak punt. De BWP stuurde aan op samenbundeling waarbij de macht van de leiding voortdurend toenam. In 1898 werd de Syndicale Commissie opgericht. Aangezien de leiding vooral bezorgd was om het behoud van de coöperatieven, en de mogelijkheid van coalitie met de liberalen werkte zij vaak remmend op de ontwikkeling van de grote stakersbeweging. Het is dan ook opvallen dat iedere keer na de algemene staking van 1902 en 1914 het aantal gesyndikeerden sterk terugliep, als protest tegen de leiding.

-De vrijgestelden
Hoewel de vrijgestelden in de vakbond niet democratisch verkozen werden door de aangesloten leden maar aangeworven door de leiding, hadden ze toch veel te zeggen. Zij klaagden dikwijls over het al te lichtvaardig aangaan van stakingen die zij 'wilde' stakingen noemden. Daarom werden allerlei administratieve bepalingen uitgedacht om die 'wilde' stakingen zoveel mogelijk te beperken.

-Van strijd-sindikalisme naar overleg.
Bij sommige patroons groeide het besef dat de groeiende syndicalisatie een onomkeerbaar verschijnsel was, wat met zich meebracht dat zij naar nieuwe middelen zochten om de vakbeweging te lijmen. In de schoot van de partij gingen dikwijls stemmen op om de militanten, langs syndicale vormings-cursussen om, te scholen in administratie en boekhouding en in het zoeken om konflikten bevredigend op te lossen. Daarmee verplaatste de scholing zich langzaam van de fabriek naar de cursus. Ook dit mes sneed aan twee kanten: syndicale militanten werden dikwijls eerder goede beheerders dan basismilitanten. Het moet dan ook niet verwonderen dat de oprichting van een Centrale voor Arbeidersopvoeding mogelijk werd gemaakt met een gift van maar liefst 1.000.000 fr. van de grootkapitalist E.Solvay.3

De arbeiders-aristocratie
De eerste vormen van organisatie kwamen tot ontwikkeling bij arbeiders uit de ambachtelijke industrie. Het ging om relatief hooggeschoolde arbeiders, bij wie het middeleeuwse gildewezen, met zijn solidariteit tussen meester en gezel, nog sterk tot de verbeelding sprak. In deze kringen trof men nog een sterk beroepsgerichte houding aan en een vaktrots, die reeds in de 1e Internationale een echte solidariteit met de fabrieksarbeiders in de weg gestaan had. Hun mentaliteit bleef in wezen kleinburgerlijk: alhoewel ze loonarbeid verrichten, hoopten ze nog steeds ooit voor eigen rekening te werken en een bedrijfje te kunnen beginnen. Tegenover de patroons stonden ze sterker in hun schoenen omdat ze hoger geschoold waren dan de fabrieksarbeiders.
De meeste BWP-leiders waren opgegroeid en vertrouwd met de behoeften van deze groep arbeiders. Ze hadden zelfs de definitieve stoot gegeven aan de BWP, toen de economische crisis van de 70-er jaren hun levens-niveau verder naar omlaag trok. Ambachtelijke arbeiders duiken dan ook vanaf het eerste moment op in de partijkaders: Bertrand (marmerbewerker), Van Beveren (huisschilder), De Witte (kleermaker), Coenen (schoenmaker), Anseele (notarisklerk, later typograaf), Volders (bediende bij de Nationale Bank). De eerste verkozenen van de partij in de gemeenteraden ( in het Brusselse) waren een arbeider-behanger, een houtsnijder, een typograaf, een juwelier-arbeider).
Hoewel ze hun lot verbonden met dat van de fabrieksarbeiders, bleef hun mentaliteit doorwerken in de partij. Naar het wapen van de algemene staking grepen ze slechts met de grootste tegenzin en onder druk van de basis. Ze zweerden bij organisatievormen als coöperatieven, mutualiteiten,...
Waar de BWP fabrieksarbeiders groepeerde, gebeurde dat in hoofdzaak rond de coöperatieve bakkerijen. Al vlug zag men zich hier, evenals in het verzekeringswezen, genoodzaakt kapitalistische beheersvormen aan te wenden. Dat miste zijn uitwerking niet. Het ging om bloeiende ondernemingen en al vroeg zat bij de verantwoordelijken de schrik erin dat deze organisaties revolutionaire acties niet zouden overleven. In de middens van de coöperatieven, verzekeringen en ziekenfondsen trof men de grootste aanhangers aan van de verovering van de macht via het parlement omdat ze hier onmiddellijk voordeel in zagen. Nog voor de eerste wereldoorlog werden de mutualiteiten door de staat erkend en kregen ze subsidies. Wat een bijkomende reden was om niet met revolutionaire dreigementen of harde acties uit te pakken. Op die wijze ontwikkelde zich gelijklopend met de arbeiders-aristocratie een bureaucratisch apparaat van zaakvoerders, vrijgestelden...
De kleinburgerlijke arbeiders en de functionarissen van de coöperatieven vonden elkaar terug in de partijleiding (Algemene raad, het Bureau), waar ze de postjes onder elkaar verdeelden. Van deze groep ging zo een overheersende invloed uit dat het inhoudelijk en tactisch peil van de partij bedroevend laag bleef. Door hun belang (bv. de partij was financieel afhankelijk van de inschikkelijkheid van de coöperatieven en mutualiteiten) konden ze radicale stromingen onder zware druk zetten. Daar het Volkshuis in Brussel de as van het landelijke partijleven was, was een doorstroming van gematigde ideeën naar de parlementaire fraktie verzekerd.

Mutualiteiten en verzekeringen
Verenigingen voor onderlinge bijstand zoals ziekenfondsen, verzekeringen, pensioenkassen e.d. dateren al van lang voor de oprichting van de BWP. In een tijd, waarin het coalitieverbod als een zwaard van Damocles zweefde boven elke vorm van 'samenspanning' van arbeiders, waren zij de enige toegelaten vorm van arbeidersorganisatie. Door sommige utopische socialisten werd dit zelfs tot doctrine verheven.
Bij haar oprichting trof de BWP 665 kleine mutualiteiten aan, die een kleine tegemoetkoming uitkeerden aan arbeiders, die door ziekte of werkonbekwaamheid getroffen werden. In 1889 smolten 19 verenigingen uit het Gentse samen en sloten als Bond Moyson aan bij de BWP. In Wallonië werd "La Solidarité' aangetrokken. Toch stuitte de aansluiting van andere mutualiteiten op veel weerstand. Daarom besloot de BWP totaal nieuwe organisaties in het leven te roepen. Vanaf 1890 ontstonden de eerste gewestelijke federaties. Ook coöperatieven en vakbonden richtten eigen ziekenfondsen op.
De definitieve stoot werd begin deze eeuw gegeven. Al spoedig telde men over de 200.000 aangeslotenen. Vanaf 1909 werden de gewestelijke afdelingen in centrales ondergebracht en in 1912 zag het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten het licht. Naast de mutualiteiten werd in 1907 een centrale verzekeringsmaatschappij opgericht: La Prévoyance Sociale. Het politiek belang van deze instellingen reikte niet verder dan de financiële steun die ze gaven aan de activiteiten van de partij. Wel waren ze handige instrumenten om de arbeiders vaster te binden aan de socialistische organisaties en zorgden ze voor een vast kies-clientèle voor de partij.
In 1887 schreef L.Bertrand dat de onteigening van de kapitalisten en de in bezitname van de gronden en de fabrieken door de arbeidersklasse nooit langs de weg van de coöperatieve kon plaatsvinden. Doch de coöperatieve werd al vlug een onmisbare schakel en verwierf een overheersende invloed binnen de socialistische beweging.
De bloei van de coöperatieven stak schril af tegen de lijdensweg die de syndicaten volgden. De enorme stijging van de omzet deed al vlug de opvatting veld winnen dat het kapitalisme kon bevochten worden bij middel van de coöperatie.

-kapitalistisch beheer
Anseele was ook de man die achter de omvorming van sommige coöperatieve bedrijven tot puur kapitalistische ondernemingen zat. Het begon mat productie-coöperatieven zoals de Verenigde Wevers, waarvan het kapitaal bijeengebracht werd door uitgifte van aandelen, waarop uiteraard dividenden en interesten betaald werden. Vlak voor de oorlog kwam er nog een vlas- en katoenspinnerij bij en later zelfs een vissersvloot. De aandelen van deze 'socialistische' ondernemingen werden zelfs op de beurs genoteerd.
Dit 'succes' steeg Anseele naar het hoofd en vanaf 1911 liep hij met het plan rond, het rijtje van socialistische instellingen te bekronen met de oprichting van een echte bank. In de Vooruit spiegelde hij de arbeiders een toekomst voor vol rozegeur en maneschijn als die bank er kon komen: "De kleine mensen in België hebben minstens 800 miljoen bij de Spaarkas gedeponeerd. Indien wij nu verstandig waren en die 800 miljoen aan het kapitalistisch spaarwezen onttrokken om ze toe te vertrouwen aan een nationale arbeidsbank, om handel te drijven, om fabrieken te kopen, werkhuizen, mijnen, gronden, visserijsloepen, dan zouden binnen enkele jaren de arbeiders van België zaken doen voor honderden miljoenen per jaar, ze zouden miljoenen per jaar verdienen en tienduizenden arbeiders, arbeidsters en hun kinderen van de kapitalistische onderdrukking bevrijden. In minder dan één generatie zouden ze meester worden over een groot deel van de handel, de nijverheid en het bankwezen."
In 1913, n.a.v. de algemene staking, werd zijn droom gedeeltelijk verwezenlijkt door de oprichting van de Bank van de Arbeid als N.V. en met de Vooruit als belangrijkste aandeelhouder. De socialist was bankier geworden.4

Hoewel Jaak Brepoels militant was/is van de BWP (toen BSP) bleek hij toch op de eerste plaats leraar geschiedenis te zijn.

1http://pvda.be/persberichten/pvda-de-partij-van-het-echte-links-met-raoul-hedebouw-en-marco-van-hees-eindelijk-het, PVDA: “De partij van het echte links, met Raoul Hedebouw en Marco Van Hees, eindelijk in het Parlement”, 26 mei 2014, Persdienst PVDA
2Wat zoudt ge zonder het werkvolk zijn? Anderhalve eeuw arbeidersstrijd in België”, door Jaak Brepoels, Kritak, 1973., http://www.goodreads.com/book/show/17159554-wat-zoudt-gij-zonder-t-werkvolk-zijn-anderhalve-eeuw-arbeidersstrijd-i
3. Dezelfde Solvay geeft later ook financiële steun aan de nazi's (de NSDAP) in Duitsland.

4Uit “Wat zoudt ge zonder het werkvolk zijn? Anderhalve eeuw arbeidersstrijd in België”, door Jaak Brepoels, Kritak, 1973., http://www.goodreads.com/book/show/17159554-wat-zoudt-gij-zonder-t-werkvolk-zijn-anderhalve-eeuw-arbeidersstrijd-i

Geen opmerkingen:

Een reactie posten