Mensen,
die de standpunten van de PVDA op alle vlak analyseren en hiertegenover een eigen goed geargumenteerd
standpunt innemen (vanuit een zelfgekozen communistisch of
proletarisch klasse-standpunt)...wel, die zijn (zelfs BINNEN de PVDA bij
haar leden en kaders) op één hand te tellen!
Een
DEBAT of DISCUSSIE voeren hierover wordt dan wel moeilijk, aangezien
niemand kan (of durft) een goed geargumenteerde discussie voeren. Elk
voorgesteld debat wordt dan ook afgeblokt.
Zo maakte ik een document, dat voor een deel een verslag was van de pogingen
om deel te nemen aan een “debat over China” (dat Herwig Lerouge,
nationaal kader van de PVDA én hoofdredacteur van Marxistische
Studies zélf had aangekondigd!). De titel, “Is
een debat over China in de PVDA mogelijk” is op zich
een retorische vraag aangezien het antwoord al lang bekend was: "NEE".
Nu
lijkt het voor degenen die de standpunten over China van
de PVDA slechts van ver en oppervlakkig volgen, dat er nu in de
recente artikels( “China
waarheen?”
en
“Chinese
partijtop tekent strategie uit voor komende tien jaar”)
die Jo Cottenier (nationaal PVDA-kader) schreef, toch een wijziging
voordoet tav de officiële PVDA-standpunten die indertijd door
Boudewijn Deckers en Peter Franssen werden ingenomen.
Herwig
Lerouge die verwoordt hoe de PVDA China “analyseert” (...of hoe
Peter Franssen als PVDA-KADER dit doet)
Zo meent
Herwig Lerouge als nationaal kader van “een communistische partij
die het marxisme nog altijd als basis neemt om de wereld te
analyseren en een strategie te bepalen om de wereld te veranderen”
dat er nu dringend antwoord gegeven moet worden op de volgende vragen
van bezorgde partijleden en andere sympathisanten van het communisme:
“Maar
blijft dat zegevierende China ook socialistisch? Wordt de economie er
niet steeds meer beheerst door een nieuwe kapitalistenklasse? Kent
China niet steeds meer de klassieke kwalen van het kapitalisme:
stijgende werkloosheid, erbarmelijke werkomstandigheden, groeiende
tegenstelling tussen arm en rijk, tussen stad en platteland,
corruptie? Wat blijft er in de “socialistische markteconomie” nog
overeind van de klassieke principes van een socialistische economie:
centrale planning, staatseigendom van de grote bedrijven,
collectivisering van de landbouw? Zijn de boeren en de arbeiders in
China nog de meesters van de staat? Wat met de “voortzetting van de
klassenstrijd onder het socialisme”? Hoe werkt de Chinese
Communistische Partij aan het opheffen van de klassenverschillen?”
Herwig belooft die partijleden en
sympathisanten een marxistische
vorming over “het
socialisme in China”:
“Peter
Franssen, …beoordeelt de eerste dertig jaar van de Chinese
revolutie onder leiding van Mao Zedong op een dialectische manier. …
Maar in die periode maakte de partij ook vele linkse fouten, zegt
hij. En hij beschrijft ze.
Een gevolg daarvan was dat de welvaart
niet was wat kon verwacht worden. … Ook de commerciële sector
en de horeca ontwikkelden niet omwille van de starre opvatting over
de planeconomie die wilde dat ook de kleinhandel en de horeca in
handen moesten zijn van de staat. De ontwikkeling van de lichte
industrie zou in die fase van economische ontwikkeling het snelst
vooruit gaan als de krachten in de maatschappij op dit terrein
initiatief hadden mogen nemen. Maar dat strookte niet met de gangbare
opvattingen ten tijde van Mao Zedong.
Dat alles maakte de noodzaak
van een nieuwe economische aanpak op het einde van de jaren 1970 voor
de meeste hoge kaderleden van de partij duidelijk.
De auteur
steunt voluit de hervormingen en grijpt daarvoor terug naar Karl Marx
en Friedrich Engels die meenden dat het socialisme zou ontstaan in
die landen waar het kapitalisme zijn historische rol heeft vervuld.
…
Vooral vanaf de helft van de jaren 1950 dacht een deel van de
Chinese leiders teveel dat “het socialisme en het communisme uit
het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen
en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden”.
Dat het
socialisme maar ten volle kan opgebouwd worden in een land waar het
kapitalisme zijn rol heeft vervuld betekent helemaal niet dat de
Russische of Chinese communisten aan de macht moesten verzaken.
…(...)
In het begin van de jaren 1980 werkten de Chinese
marxisten de theorie uit van “de eerste fase van het socialisme”.
Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke
onderontwikkeling die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad
van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese
communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de
productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Dat impliceert dat de
historische rol van het privé-bezit nog niet vervuld is.
Peter
Franssen beschrijft hoe de Chinese Communistische Partij zich bij de
hervormingen baseert op heel concreet onderzoek en niet op versteende
dogma 's. …In een nog niet hoog ontwikkelde economie blijkt de
privé-uitbating dikwijls efficiënter en productiever dan
de collectieve uitbating. Maar het socialisme betekent wel dat de
privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet
komen of met andere woorden, dat het kapitalisme moet werken in
dienst van de socialistische opbouw.
De hele hervormingsdiscussie
gaat gepaard met het teruggrijpen naar de stellingen van Mao Zedong
over het zoeken van de waarheid in de feiten. …
…De Chinezen
zijn verplicht het marxisme te verdiepen en te innoveren om de
complexe problemen aan te kunnen. …
Sindsdien voert de Chinese
Communistische Partij radicale hervormingen door. De grond die
collectief werd bewerkt wordt toevertrouwd aan de boerengezinnen.
…Chinese privé-bedrijven worden opgezet.
Peter Franssen
beschrijft uitvoerig de successen van deze politiek, de bijsturingen
en ook de gevaren. Volgens hem is de Communistische Partij van China
zich zeer goed bewust dat de steeds verder uitdijende markt gevaren
inhoudt voor het socialisme(...). Moge dit artikel de aanzet zijn tot
een vruchtbaar debat…”
Een half jaar later, en twee
nummers van Marxistisch Studies later zegt Herwig Lerouge:
“Zoals
beloofd komen we in dit nummer terug op het Chinadebat met een eerste
bijdrage van een eminent Chinakenner, Frank Willems. …
In het
volgende nummer publiceren we de bijdragen van een aantal lezers die
bedenkingen en aanvullingen formuleerden bij het artikel van Peter
Franssen in Marxistische
Studies 78.”
De
“bijdrage” van Frank Willems is dan wel een
interview met Frank Willems gehouden ongeveer in dezelfde
periode(juni 2007) van de publicatie van de analyse van Peter.
Franssen…
Het was zeker géén reactie van Frank Willems
hierop....Van een debat gesproken…..!? Frank Willems volgt hierin
spontaan min of meer de lijn die Boudewijn in 2003 reeds aangaf. Dat
is zijn goed recht als hij géén lid is van de PVDA.
Voor Boudewijn Deckers en Peter Franssen komt het goed uit en Herwig
denkt de demonen van openlijke tegenstellingen in en rond de PVDA zo
te kunnen bedwingen met dit interview “als
reactie op het artikel van Peter Franssen”….
Boudewijn
Deckers bereidde het “officieel” standpunt over China voor (dat
verwoord mocht worden door Peter Franssen)
Boudewijn Deckers is
nationaal kader (historisch “no 2 in de partij”) van de PVDA
sinds haar ontstaan. Zijn analyse over China moet als
(“marxistische”) vorming dienen voor de partijleden, en de
interne eenheid bevorderen inzake standpunten “naar buiten” toe.
Hij was lid van verschillende delegaties naar China en als “nationaal
kader voor internationale betrekkingen” woordvoerder van de PVDA in
China. Zijn schijnbare, (maar BEWUST- vanuit een burgerlijk standpunt
ingenomen-) “héél genuanceerde standpunten”
geformuleerde over het socialisme in China,
maken een breuk met de partijstandpunten van de PVDA over de opbouw
van het socialisme in China, politieke ontwikkelingen in de CCP,
kritische opstelling over revisionistische ontwikkelingen. In de
onderstaande stukken van zijn analyse heb ik bepaalde stukken in
vet-italic
gezet.. Daar ontwikkelt hij standpunten die breken met de standpunten
collectief ingenomen op het Vierde
Congres van de PVDA (1992) én
de analyses die Ludo Martens - tot voor kort nog de voorzitter van de
PVDA - maakte, die
juist een verdere uitwerking waren van die congresbesluiten. (ik
wijdde hierin een heel hoofdstuk aan de standpunten ontwikkeld door
Ludo Martens)
Hier
hadden bewuste partijleden moeten de leiding wijzen op het
ONSTATUTAIR en FRACTIONISTISCH gedrag van Boudewijn Deckers. Maar de
door suivisme verblindde (niet meer hun eigen politieke geschiedenis
kennende) meerderheid van partijleden slikten de standpunten van
Boudewijn Deckers als zoete koek! ......Dus hieronder Boudewijn
Deckers over China:
“China
kende de voorbije dertig jaar grondige hervormingen. Leidt dat niet
tot een afwijking van het socialisme?
Na
de overwinning van de revolutie in 1949 haalden de geleidelijke
collectivisering van de landbouw, de nationalisatie van de industrie
en de planeconomie China uit zijn uiterst achterlijke toestand,
althans tot op bepaalde hoogte. In twee decennia tijd maakte het land
een onmetelijke vooruitgang mee.
… Begin
jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde
ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte,
onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de
collectivisering die tot dan toe heersten, ook al hadden die China
stevige fundamenten gegeven.
…Wij kunnen onmogelijk alle
aspecten van deze kwestie beoordelen.
Wij weten niet waarom de ervaring van de industrialisatie, de
collectivisering en de centrale planeconomie van de jaren ’30 in de
Sovjetunie niet op een of andere manier van toepassing zou zijn voor
China vandaag. We kunnen evenmin een volledige balans maken van de
hele Chinese ervaring tot eind de jaren ’70, noch de latere
trouwens. ..Volgens
Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC
etappes willen overslaan, met een snelle, grootschalige
collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie
van de productiekrachten.
De socialistische collectivisering vereist een materiële basis,
namelijk een omvangrijke industriële productie en een
gemechaniseerde landbouw.
… In
… de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke
fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde
die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische
politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van
egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder
naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel
aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder
het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de
economie. …
Eerst
moedigde China een decollectivisering aan op het platteland. De grond
bleef wel eigendom van de staat of van de gemeenschap. De
privé-productie ontwikkelde zich snel. …
In 1983 besloot
de CPC4 dat de hoofdtegenstelling in China lag tussen de groeiende
noden van het volk en de achterstand van de productiekrachten. In
1989 lanceerde de CPC5 een politiek van hervormingen en opening op de
buitenwereld. …De
CPC lijkt ons echt wel verenigd rond de huidige hervormingspolitiek.
…
Volgens
de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het
socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel
tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk
liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn
compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek
van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt.
…
China stapte ook af van de planeconomie zoals die de eerste
decennia was toegepast. Die was zo detaillistisch dat ze juist niét
tegemoet kon komen aan de reële noden. “In de feiten moest je
vroeger vaak in de file staan voor winkels waar ze de dingen die je
nodig had niét hadden. Dat probleem is nu grotendeels
opgelost.” Het invoeren van een regulerende markt en van de
concurrentie om aan te sporen tot een betere en efficiëntere
productie: ook dat gebeurt volgens de idee dat er een kapitalistische
markt is en een socialistische markt. …
In 1989, na de
gebeurtenissen van Tien An Men, hadden we de indruk dat het
kapitalisme tamelijk wild om zich heen greep en het hoofdaspect
dreigde te worden in China.
Maar vandaag beschikt de socialistische staat over steeds meer wetten
en reglementen om de ontwikkeling van de kapitalistische bedrijven
goed te controleren en te oriënteren naar een gemengde economie.
….
Officieel bestaat er in China geen klasse van kapitalisten,
ondanks de privatiseringen. Dat lijkt ons niet correct.… We hebben
de indruk dat de expansiemogelijkheden van een systeem dat in de
feiten kapitalistisch is, overschat worden. Men gaat voorbij aan de
wetten van het kapitalisme en de werkelijkheid van het kapitalisme. …
Hoe
is het mogelijk dat nu ook kapitalisten lid kunnen worden van de
communistische partij in China?Jiang
Zemin heeft de theorie ontwikkeld over de ‘drie
vertegenwoordigingen’ en de CPC beschouwt die als een verlengstuk
van het marxisme-leninisme, de gedachte Mao Zedong en de theorie van
Deng Xiaoping.
In het buitenland onthoudt men maar één aspect van die
theorie, namelijk dat kapitalisten voortaan lid mogen zijn van de
Communistische Partij. Maar dat is een simplistische vervalsing.
Wat
zijn die ‘drie vertegenwoordigingen’? De vereisten van de
ontwikkeling van de geavanceerde productiekrachten, de oriëntatie
van de geavanceerde Chinese cultuur en de belangen van de overgrote
meerderheid van de Chinese bevolking. ... Samengevat luidt de theorie
als volgt.Deze
theorie zet de macht van de CPC in een nieuw daglicht: de CCP moet de
voorhoede vormen van haar tijd, ze moet de kern vormen van het
Chinese volk, de leidende kern van de modernisering van China.
Ze
heeft het bewustzijn versterkt van de risico’s die gepaard gaan met
de macht. Historische ervaringen tonen aan dat naarmate je langer aan
de macht blijft, het risico om afgesneden te geraken van het volk
groter wordt.
De CPC heeft dan ook voorgesteld om haar massabasis
te verruimen.
…“tot de partij … toelaten al wie de statuten van de CPC erkent
en het programma aanvaardt, en van wie de massa’s oordelen dat ze
lid kunnen worden; dat na twee jaar stage in de partij en op
voorwaarde dat ze voldoen aan nog tal van andere criteria.” …
De
theorie over de opbouw van de partij stelt criteria op waarmee je
kunt vaststellen of een partij progressief is of niet. Het aantal
leden van arbeidersafkomst binnen de CPC is geen beslissend
criterium. Je moet vasthouden aan het marxisme, dat moet het leidend
programma zijn van de partij. Je moet kijken of de partij de belangen
van het grootst mogelijke deel van de bevolking vertegenwoordigt en
of ze een correcte oriëntatie geeft aan de maatschappelijke
ontwikkeling. Als we willen dat de partij aan de spits blijft van de
technologische ontwikkelingen, dan moeten we de toetreding
aanmoedigen van diegenen die de technologie beheersen. …Ons
vertrouwen in de CPC is gebaseerd op de verwezenlijkingen van vroeger
en nu. …
Dit vertrouwen is ook gebaseerd op de rectificaties
waar de CPC aan werkt of die ze aankondigt. …
Het lijkt erop dat
men de strijd tegen de corruptie en andere negatieve aspecten die de
CPC en de socialistische staat aanvreten sinds de hervorming, steeds
ernstiger neemt. …
Het
16e Congres onderstreepte de noodzaak van de studie van het
marxisme-leninisme en de gedachte Mao Zedong (en de theorieën
van Deng Xiaoping en Jiang Zemin). De toekomst zal uitwijzen of er
concrete maatregelen werden genomen om een grondige studie van het
marxisme-leninisme te organiseren op een voldoende ruime schaal.
…
Volgens sommige… Chinese kameraden… is het socialisme
precies de gemengde economie van vandaag. Er is geen groot verschil,
zeggen zij, tussen de kapitalistische en de socialistische economie:
het verschil ligt hem in de staat die geleid wordt door de CPC. Het
gaat dus niet om een tijdelijke politiek, beperkt tot de beginfase
van het socialisme maar om een permanent beleid.
Andere kameraden
leggen dan weer de nadruk op het einddoel, namelijk dat het geheel
van de productiemiddelen (opnieuw) eigendom wordt van de staat, ook
al is dat vandaag niet het hoofdprobleem. Nog anderen zeggen dat ze
het niet weten, dat de CPC er altijd al in geslaagd is een balans op
te maken van de ervaringen en dat ze dat met de hervormingen ook zal
doen maar nu is het daarvoor nog te vroeg.We
hebben onze vrees geuit dat zonder een klare oriëntatie op lange
termijn het kapitalistisch aspect van de economie steeds verder tot
ontwikkeling zal komen, terwijl de burgerlijke ideologie
onophoudelijk terrein kan winnen.
…
Uit de discussies die we hadden met hoge
partijverantwoordelijken, kunnen we
besluiten dat China er zich perfect van bewust is hét
strategisch doelwit te zijn van de Verenigde Staten.
Niet omdat het land een militaire bedreiging vormt voor de
Amerikaanse supermacht. China houdt zich strikt aan de principes van
de vreedzame coëxistentie tussen landen met verschillende
systemen. …De handel van de Oost- en Zuidoost-Aziatische landen met
China neemt voortdurend toe, ten nadele van de handel met de VS.
China is nu al de eerste handelspartner van de Republiek Korea
(Zuid-Korea), wat toch wel veel zegt over het verlies aan invloed van
de Amerikaanse supermacht in Azië. Tegelijk
verhoogt het socialistische China zijn politiek prestige in Azië
en in heel de derde wereld.
Dat
alles neemt niet weg dat het bruto binnenlands product van China nog
altijd maar 10 procent bedraagt van dat van de VS, hoewel de
bevolking vijf keer groter is. China
zal nog een aantal jaren Amerikaanse investeringen nodig hebben.
Zijn militaire slagkracht is veel kleiner dan die van de VS. China
heeft absoluut een vreedzame omgeving nodig om haar economische
ontwikkeling aan te houden,
wat trouwens ook een basis is voor het opdrijven van zijn defensie.
…
China
verzet zich natuurlijk tegen de oorlogszuchtige politiek van
Washington. … Maar in de Veiligheidsraad zal China zelden verder
gaan dan Frankrijk en Duitsland, toch veel machtiger rivalen van de
VS. China wil geen duivels oproepen die het nu (nog) niet kan
bezweren.
… Ondertussen pleit de Volksrepubliek telkens weer voor een
hervorming van de internationale instellingen zoals de Verenigde
Naties: ze vraagt een democratisering zodat de derde wereld er zijn
standpunten en belangen naar behoren zou kunnen verdedigen.”
Boudewijn
Deckers:“Wij
kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen.” Het
4e congres van de PVDA maakte een
“beoordeling” over
belangrijke
“aspecten van deze kwestie”:.
hier
De
standpunten van Ludo Martens (overeenkomstig met op congressen
genomen besluiten) zijn in tegenspraak met de “analyse” van
Boudewijn Deckers, lees
hier.
Op
basis van de “voorzichtige” analyse van Boudewijn Deckers
baseerde Peter Franssen zijn analyse (Ik gaf grote stukken van zijn
analyse en besprak zijn analyse op verschillende plaatsen; hier
een bespreking van een “analyse” die Peter Franssen maakte,
weliswaar in het Engels, - klikken op “downloaden” en dan
op “openen met Adobe-reader” als je het gewoon op het
scherm wilt lezen ).....
Maar
ik probeerde ooit als volgt een echt debat aan te gaan:
In juni 2007 kwam
nummer 78 van Marxistische Studies uit, waarin
PVDA-kader Peter Franssen een analyse schreef over China, “Welke
weg slaat China in?”.
Na die besteld en gelezen te hebben meende ik het volgende te moeten
opsturen naar Marxistische Studies (via een gewone mail en via de
webpagina “schrijf ons…” op marx.be) op 29 juni 2007:
“Ik
stel vragen bij het marxistische karakter van de analyse die Peter
Franssen geeft over de geschiedenis van China. Hij gaat o.a. uit van
een homogeen China, dat dan blijkbaar altijd bestaan heeft op het
grondgebied van de huidige Volksrepubliek. Hij doet dit, volgens
mij, om zijn vooringenomen “besluit” te kunnen naar voor
schuiven: “De denkpatronen en werkschema’s die wij gebruiken om
de Westerse maatschappelijke evolutie en toestand te analyseren,
kunnen alleen met de grootste voorzichtigheid en met oog voor de
specifieke situatie toegepast worden op China.”
Hij schuift
dan een empirisme als analyse-methode naar voor, eerder dan het
wetenschappelijk socialisme (zoals Marx en Engels dat hadden
uitgewerkt):”We mogen ons alleen baseren op de reële situatie
van een bepaald ogenblik en ons dan de vraag stellen welke
politieke, sociale en economische lijn in die situatie de beste is.”
In feite zegt hij zoals Deng Xiaoping: “Het maakt niet uit of een
kat wit of zwart is, als hij maar muizen vangt”
Hij, (en Deng)
zien de opbouw van het socialisme in hoofdzaak als: Zo groot
mogelijke ontwikkeling van de produktie-krachten. Een kapitalistische
ontwikkeling kan daarvoor zorgen. Dan is een kapitalistische
ontwikkeling binnen de bestaande socialistische matschappij
aangewezen en zelfs noodzakelijk.
Peter Franssen pleegt idealisme
en metafysica in plaats van het toepassen van het dialectisch en
historisch materialisme. Door zijn manier van subjectief formuleren
en de keuze van het weergeven van bepaalde feiten ander weg te
laten, laat hij de “praktijk” de “juistheid van de
hervormingen” van Deng en co na 1978 en het “rechtrekken van de
fouten van Mao Zedong” “bewijzen”.
“De theoretische
ommezwaai van Mao in de herfst van 1957 betekent het einde van het
eenheidsfront met de bourgeoisie die nu de vijand genoemd wordt. Het
is het einde van de politiek die sinds 1949 toegepast werd…(een)
…theoretische ommezwaai naar extreem links….
De Grote Sprong
Voorwaarts is het resultaat van de opvatting dat hoe hoger de graad
van socialisering van de productieverhoudingen is, hoe sneller de
productiekrachten groeien, welke ook de stand van de productiewijze
moge zijn. De economische catastrofe die de Grote Sprong Voorwaarts
is, bewijst de onjuistheid van die visie….
In 1957,… schrijft
Mao al teksten waarin hij het debat en de strijd in de partij
definieert als een strijd van klasse tegen klasse ….”
Enkele
beperkte opmerkingen hierover.
Het was Liu Shaoqi, vice
voorzitter van de CCP, die op het 8e
congres, in overeenstemming met de standpunten van Chroetsjov, zei:”
De nationale burgerlijke elementen bevinden zich in de overgangsfase
van uitbuiter naar arbeider”. De resolutie van het plenum van het
8e
congres van de CCP sprak zoals Chroetsjov van het einde van de
klassenstrijd: “ beslissende zege…behaald in de overgang naar
het socialisme….De tegenstelling tussen proletariaat en
bourgeoisie in ons land is definitief uit de weg geruimd.”
Wat
de internationale betrekkingen betrof prees Liu de stellingen die
Chroetsjov tijdens het Twintigste Congres uitgesproken had.
Er
bestond dus IN de partij een deel die openlijk het revisionisme van
Chroetsjov aanhing. Er bestonden ook IN de partij elementen (en Peng
Tehuai is daar het BEWEZEN voorbeeld van) die in samenspraak met
Chroetsjov, op internationale bijeenkomsten van communistische
partijen, teksten samenstelde die gelijkaardig geargumenteerde
aanvallen tegen Grote Sprong voorwaarts en de communes bevatten (en
die Peng dan gebruikte op partijdiscussies van de CCP), die
Chroetsjov OPENLIJK formuleerde tegen “de kleinburgers in de
Chinese communistische partij” (waarmee de strekking van Mao
bedoeld werd).
Het is de duidelijk theoretisch onderlegde en
BEWUST revisionistische fractie die door Mao “de burgerij in de
partij” wordt genoemd, niet diegenen die zich eerlijk maar misleid
bezondigen aan dogmatisme, empirisme, linkse of rechtse
uitschuivers.
Over de “catastrofe” van de Grote Sprong
Voorwaarts zei Zhou Enlai (degene waarmee, volgens Peter Franssen,
Mao “grote tegenstellingen” had):” De feiten bewijzen dat de
gelijktijdige ontwikkeling van grote, kleine en middelgrote
industriële ondernemingen en het gebruiken van moderne en
traditionele arbeiderstechnieken, het lopen op twee benen hun
voordelen hebben…er is een netwerk van ondernemingen gelegd; het
kost minder tijd ze te bouwen… het dwingt ons intensief naar
hulpbronnen te zoeken en de transportfaciliteiten economisch te
gebruiken… De staalcampagne biedt een indrukwekkende aanblik….het
is een onderdeel van het bewustwordingsproces dat de mensen leert
hoe we in China van een arm en naïf agrarisch land in een
geïndustrialiseerde natie moeten veranderen…uniek in de
geschiedenis van China”
Nu, Herwig Lerouge schreef in de
inleiding van no 78 van Marxistische Studies, waarin Peter Franssen
zijn analyse gaf van China:”Wie vraagtekens wil plaatsen, miskende
problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil
betwisten, kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt.”
Hierbij wil ik mezelf opgeven, voor een geargumenteerde kritiek
op het zogenaamde MARXISTISCHE gehalte van de analyse van Peter
Franssen. Ik vind deze discussie belangrijk, aangezien Peter
Franssen een Nationaal kader is van een zichzelf revolutionair en
marxistisch noemende partij en waar hij op een Marxistische
Universiteit als VOORBEELD wordt gesteld van een marxistische
analyse.”
Ik kreeg een reactie
van Herwig Lerouge, hoofdredacteur van Marxistische Studies, waarin
hij schreef: :
“Bedankt
voor je mail. we verzamelen voor het december nummer een aantal
reacties.”
Dus
in december 2007 zou een nieuw nummer UITKOMEN, met daarin “een
aantal reacties”….Dat wilde dus zeggen dat in de maanden voor
december die reacties uitgeschreven en verzameld moesten worden,
vervolgens het nummer gelay-out en gedrukt…. en dat er deadlines
gegeven moeten worden aan degenen die hun reactie “mogen”
schrijven voor Marxistische Studies….
Ergens
halfweg augustus 2007 schreef ik de volgende mail naar Herwig
Lerouge, hoofdredacteur van Marxistische Studies én nationaal
kader van de PVDA:
Aan
de hoofdredacteur van Marxistische Studies,
Herwig
Lerouge
Beste,
Je
mailde mij: “Bedankt
voor je mail. we verzamelen voor het december nummer een aantal
reacties.”
OK.
En wat en hoe wordt er nu gepland?
Er
zijn blijkbaar heel wat reacties gekomen op de analyse van Peter
Franssen, en blijkbaar van mensen die zelf zeggen te reageren vanuit
een toepassen van het marxisme of vanuit een bezorgdheid voor het
voorbestaan van het socialisme in China. Want andere vormen van
reacties zouden jullie wellicht niet opnemen in Marxistische
Studies.
Aan
de andere kant is het nog GEEN toezegging, aan mij gedaan, om een
bijdrage te schrijven in de kolommen van Marxistische
Studies.
Jullie zullen er wellicht eerst nog een
redactievergadering over moeten houden.
Maar dan moet er toch
contact genomen worden met de auteurs van “een aantal reacties”
die uitgekozen zullen worden om:
Ofwel gevraagd wordt of hun
reactie in Marxistische Studies mogen komen
Ofwel gevraagd wordt
een reactie-artikel te schrijven (waarbij jullie dan wellicht een
aantal voorwaarden verbinden al is het alleen maar het aantal
aanslagen, en een deadline…)
Ook
zullen jullie wellicht plannen hoe het debat nu verder wordt
gevoerd: via een discussietribune onder coördinatie van MS, of
via de publicatie van een NIEUWE en analyse van China, door een of
een groep van auteurs (onder leiding van de redactie van MS?...)
Maar
in ieder geval zal een marxistische analyse over het socialisme in
China onder het beleid van de huidige leiding van de CCP, het
probleem moeten “aanraken” van het al dan niet vermeend probleem
van het revisionisme dat, toch door Ludo Martens zelf en IN de
kolommen van Marxistische Studies, als de grootste bedreiding binnen
de internationale communistische beweging wordt bestempeld.
En
dit zal dan zijn gevolgen hebben voor een politiek debat IN de PVDA.
Want het kan niet zijn dat het gevaar van het revisionisme dan NIET
in de PVDA aanwezig is.
Over dit laatste, heb ik al jaren in de
vorm van reacties op artikels in Solidair (ook artikels door jou
geschreven) op jullie website(s) proberen te zetten. Mijn reacties
werden, zonder argumentatie, zonder opgegeven reden (ook blijkbaar
door jou) “gedumpt”. Ze haalden met andere woorden nooit de
“nesting” op de website. Je kreeg zelf (omdat ik nu je
email-adres ken) onlangs nog twee voorbeelden (waaronder een reactie
op JOU artikel) doorgestuurd. Andere reacties, gedaan op hetzelfde
moment en door anderen (maar wellicht niet zo kritisch) kwamen er
wel op….
Met
andere woorden, als jij als hoofdredacteur van Marxistische Studies,
het serieus meent met een marxistisch debat over China en de lijn
van de huidige leiding van de CCP, dan kan ik dus binnenkort (vooral
als het nummer van MS in december al beschikbaar moet zijn voor de
lezer!)het resultaat verwachten van de besluiten die de redactie van
Marxistische Studies hierover hebben genomen.
Groeten,
Nico
Met andere woorden: Zelfs
als mijn reactie op het artikel van Peter Franssen NIET voor
publicatie zou worden weerhouden,
verwachtte ik toch op zijn minst een reactie ter zake van Herwig
Lerouge.
Ik kreeg dus (zie hierboven )géén
richtlijnen voor het schrijven van een reactie in Marxistische
Studies, geen deadline, niets…..
Daarom stuurde ik eind augustus
2007 de volgende mail naar een aantal PVDA-leden en kaders, waarvan
ik het emailadres had:
Aan:...
Onderwerp:
Herwig Lerouge: "Wij gaan voort met het debat(over China)"
OK, IK DOE MEE!
Beste,
Herwig
Lerouge schrijft in "Socialisme op zijn Chinees"
(Marxistische Studies 78, "Welke weg slaat China in?",2007),
als inleiding op "De ontwikkeling van het socialisme in China"
van Peter Franssen: "Moge dit artikel helpen om de duidelijke
positieve resultaten te erkennen, een aantal manifeste onwaarheden te
doorprikken, om objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de
Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt. Maar wie
vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige
theoretische concepten wil betwisten, kan zijn opmerkingen in dit
tijdschrift kwijt."
En hij besluit: "Het is maar een
begin, wij gaan voort met het debat."
Ik
meende deze oproep te moeten beantwoorden met een mail naar
Marxistische Studies waarin ik stelde dat volgens mij de analyse van
Peter Franssen géén marxistische analyse is.
Ik
schreef, bereid te ziijn om in de kolommen van Marxistische Studies,
vooral één bepaald "theoretisch concept" te
"betwisten", namelijk Peter Franssen's (ook door Herwig
Lerouge zelf verdedigde) toepassing van wat men noemt: het
Wetenschappelijk Socialisme of het Dialectisch en Historisch
Materialisme oftewel het Marxisme.
Ik
meen aan te kunnen aantonen dat Peter Franssen eerder metafysica en
idealisme toepast. Hij doet dit, volgens mij, om ZO de revolutionaire
of marxistische "juistheid" van het huidige beleid van de
CCP te bewijzen.
Peter Franssen LAAT NA, de lezer in staat te
stellen: " objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de
Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt", en van
die argumenten het al dan niet marxistische gehalte aan te tonen. Of
de mogelijkheid te laten dat de lezer dit zelf kan doen.
Ik wil
ook doen wat Peter Franssen NIET DOET: inderdaad teruggrijpen naar
DIE documenten waarin bijvoorbeeld Deng Xiaoping en andere
partijkaders een uitgebreide argumentatie geven ter verantwoording
van het politiek-economisch beleid sinds 1978.
Deze
mail verstuurde ik al weken geleden…. (tussen twee haakjes in copy
ook naar Jo Cottenier)
Ik stuurde hem in copy onderandere naar de
redactie van Solidair. Van hen kreeg ik een mail waarin zij zeiden:
"Stuur je mail naar Herwig Lerouge, Peter Franssen en Jo
Cottenier"
Waarop ik antwoordde dat ik naar Jo Cottenier al
een mail gestuurd had en vroeg hen om mijn mail door te sturen naar
Peter Franssen en Herwig Lerouge (hoewel ik dacht dat Herwig als
HOOFD-redacteur van Marxistische Studies mijn mail toch al onder ogen
gehad zou moeten hebben)
Daarom
nu DEZE mail, met in bijlage, enkele krachtlijnen van mijn antwoord
op de analyse van Peter Franssen. Ik hoop dat men het debat niet wil
ontvluchten….
Groeten,
Nico
Deze
bijlage die ik verstuurde bij deze mail kunt
u hier lezen.
Is
Jo Cotternier nu het standpunt van de PVDA aan het wijzigen?
Jo
Cottenier nu:
“Een
‘beslissende’ in plaats van een ‘basisrol’ voor de markt, dat
is in geheimtaal de belangrijkste beslissing van het Centraal Comité
van de Chinese Communistische Partij, dat van 9 tot 12 november
bijeenkwam. Een beslissing met verstrekkende gevolgen.(...) (H)et
gaat tot hiertoe alleen over het woordje ‘beslissend’. Dat
woordje heeft voldoende lading om te stellen dat er een derde grote
hervorming van start gaat, na die van 1978 en van 1992. Een
hervorming die het ‘socialisme met Chinese kenmerken’ nog meer
hybride zal maken: naar een economie die in essentie niet verschilt
van een kapitalistische, met behoud van een socialistische
staatsstructuur, onder leiding van een communistische partij. Na het
Derde Plenum maken we ons nog meer zorgen over de vraag hoelang dit
houdbaar is.(..)”
“In
april van dit jaar liet het Politiek Bureau al weten dat er geen weg
terug is in het hervormingsproces. ("There is no way for China
to reverse or even stop the process"). Over welk proces gaat
het? Daarvoor is het nuttig een stap terug te zetten in de
geschiedenis van het Chinese socialisme.(...)
Deze
balans ligt aan de basis van ‘het proces’ dat in 1978 startte en
zopas, op het Derde Plenum van november 2013, een nieuwe spoorslag
kreeg. Partijleiders Deng Xiaoping en Chen Yun, schietschijven van de
Culturele Revolutie, werden in eer hersteld en startten een nieuwe
economische strategie, die de naam kreeg van opendeur- en
hervormingspolitiek. Er werden speciale zones opengesteld voor
buitenlandse investeringen, de landbouwcommunes werden afgeschaft en
binnen het kader van de geplande economie kwam er ook meer ruimte
voor markten. Volgens Chen Yun moest de vogel (de markt) wel binnen
de kooi blijven (de planning), maar zo had Deng Xiaoping het niet
begrepen. In 1993 forceerde hij de doorbraak naar ‘een
socialistische markteconomie’ waarbij hij beweerde dat planning en
markt helemaal niet tegengesteld zijn (‘als de kat maar muizen
vangt’). De planeconomie werd ingeruild voor een markteconomie. Op
deze basis kon China na tien jaar onderhandelen in 2001 toetreden tot
de Wereld Handelsorganisatie, wat de poorten wijd open zette voor de
export. China kon massief transformatie-industrie aantrekken, met
arbeidsintensief werk tegen lage lonen. Tot het uitbreken van de
wereldwijde crisis in 2008 was de stormachtige groei van de Chinese
economie vooral getrokken door de uitvoer en in tweede instantie door
staatsinvesteringen. De binnenlandse consumptie haalde in het
nationaal inkomen maar 35% van de bestedingen (tegenover 70% in de
VS, weliswaar met opgepept krediet).(...)
Het
Derde Plenum heeft praktisch ingevuld hoe die doelstellingen moeten
gerealiseerd worden. Daarbij wijkt China hoe langer hoe meer af van
de klassieke opvattingen over socialisme. De vijfjarenplannen hebben
niets meer gemeen met een planeconomie, maar zijn veeleer grote
oriëntaties. Het paradoxale is dat voor de uitvoering van dat
‘plan’ in toenemende mate zal gerekend worden op de markt. (zie
‘China waarheen?’)
De
Chinese communisten spreken over een ‘socialisme met Chinese
kenmerken’. Om die weg uit te stippelen hebben ze altijd als
argument ingeroepen dat China nog maar aan het prille begin staat van
een socialistische maatschappij. Wat de verwachting schept dat de
liberalisering van de economie vroeg of laat zal teruggedraaid
worden. Maar de beslissingen voor de komende 10 jaar tonen dat de
groei het enige houvast is en dat de socialistische ideologie meer en
meer op de achtergrond verdwijnt. Hoe verder men op die weg
evolueert, hoe moeilijker het wordt om ooit stappen in de andere
richting te zetten.“
Jo Cottenier, die normaal beter zou moeten weten, maakt zoals Boudewijn Deckers gebruik van het totaal GEBREK aan studie bij leden en mede-kaders van de PVDA over de geschiedenis van de Chinese revolutie en de ontwikkeling van de tegenstellingen IN de Chinese Communistische Partij (CCP), die er al waren reeds vanaf haar onstaan in 1922. Deze interne tegenstellingen zijn uiteindelijk beslecht in het voordeel van bewust burgerlijke krachten, die konden steunen op een sterke ontwikkeling van opportunisme in de CCP (in de vorm van gebrek aan inzicht hoe marxisme als een wetenschap gehanteerd moet worden om te komen tot kennis) bij een groot deel van andere kaders die dit koppelen aan een gewoon encyclopedische kennis van de inhoud van werken van Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao. Voor degenen die deze studie WEL deden, zoals het hun plicht was als lid van een communistische en revolutionaire partij is het duidelijk dat de analyses van Jo Cottenier GEEN fundamentele wijziging zijn van het "partijstandpunt" (zoals dat door Boudewijn Deckers héél subtiel in de PVDA heeft "ingevoerd") over China.
Wat
Jo Cottenier hier doet is geen analyse, maar in feite gewoon “volgen”
en “beschrijven”, van ingenomen beslissingen in de CCP. Hier
wordt géén duidelijk eigen standpunt
geformuleerd. En tegelijk wordt toch genoeg reserve opgebouwd om een
(voorlopige) overeenkomst met het partij-standpunt (tot nog toe..) te
“bewijzen” Tegelijk worden een aantal “hendels ingebouwd om het
eventueel mogelijk te maken (als dat nodig zou zijn), te “evolueren”
naar een gewijzigd partij-standpunt. Eigenlijk is deze vis noch vlees
houding, EIGEN aan “verburgerlijkte” kaders, zoals die dat ook
van Boudewijn Deckers ALTIJD geweest is . Deze houding laat toe dat
verdere duidelijk en uitgesproken BURGERLIJKE standpunten zich vrij
kunnen ontwikkelen, weliswaar “verpakt” in marxistisch klinkende
fraseologie (zoals die van Peter Franssen, maar ook die van Peter
Mertens) maar die door gebrek aan inzichten, studie of kritische
analyse bij de meerderheid van de leden, militanten en/of kaders niet
als “burgerlijk” zullen worden ontmaskerd en bestreden....
Mijn
analyses op basis van partij-teksten zélf of/en vanuit de
teksten van de besproken PVDA-kaders zélf: