05-01-2013

PSEUDO-marxistische vorming door verburgerlijkte PVDA-kaders beantwoordt aan kleinburgerlijke aspiraties van leden en sympathisanten.

MS 26 nov, 1995 : “Dossier Klassenstrijd” door o.a. Joris Van Gorp
MS 99 sept, 2012: “Over enkele denkpistes bij volgende grote conflicten” - Joris Van Gorp
Inleiding
Al vanaf het begin van AMADA (en ook sinds 1979 in de PVDA) voerden een deel van de kaders (bijvoorbeeld Boudewijn Deckers), die nooit gebroken hebben met hun burgerlijke afkomst, een strijd tegen degenen (bijvoorbeeld Ludo Martens) die een definitieve keuze maakten voor de “objectieve belangen van de arbeidersklasse” en een voorhoede-organisatie wilden uitbouwen ter mobilisering voor de revolutie IN een centrum van het imperialisme (Europa). De burgerlijke kaders namen de vorming van de leden op zich, zodat ze het suivistisch activisme van de militanten en leden konden bevorderen. Dit maakte de uitbouw van een voorhoede-organisatie van politiek bewuste en collectief meedenkende maar vooral klassebewuste militanten (met de leninistische partij-principes van de “bolchevieken” als voorbeeld bestudeerd ...) quasi-onmogelijk.
Die burgerlijke kaders konden ook een reeks middenkaders en militanten die op basis van een radicaal maar kleinburgerlijke wereldopvatting in AMADA of later in de PVDA zijn gekomen, hun “leeg” politiek denken “vullen” met HUN pseudo-marxisme... en hen ook inschakelen in het vormen en “motiveren” van de leden en andere militanten tot suivistisch activisten.
Voorbeelden van burgerlijke kaders: Boudewijn Deckers, Herwig Lerouge en Jo Cottenier....
Voorbeelden van kleinburgerlijke (politiek gezien) “leeghoofden” die hun politiek opstelling volledig lieten bepalen aan de hand van alle zwenkingen van die burgerlijke kaders: Peter Mertens, Tom De Meester, Peter Franssen, Joris Van Gorp,....(in deze categorie plaats ik ook een Kris Merckx)
Er zijn nog veel andere voorbeelden, maar van dezen die ik bij naam noem, kan ik, genoeg concrete argumenten aandragen (en deed dit reeds vele malen......)

Propaganda voor reformisme verantwoord door INTERNE (pseudo-)marxistische vorming

De PVDA is in voorbereiding van haar 9e congres (in 2013)die zou gaan over “het” socialisme: wat het is en hoe er te komen. Op haar 8e congres in 2008, zei de PVDA dat ze een soepele maar principevaste partij wilde zijn. Haar leden en sympathisanten maken zich kwaad als men de PVDA durft beschuldigen van puur REFORMISME: “Naar binnen toe zijn de discussies nog steeds fundamenteel, worden de leden gevormd in het marxisme en zijn we nog steeds de 'Partij van de Revolutie'1
Hoe gebeurt die vorming in het Marxisme dan? Het Nummer 99 – van september 2012 van “Marxistische Studies” zal ons dat leren!
Herwig Lerouge vat de essentie samen in het editoriaal van dat nummer:
Wil je winnen, blijf dan vechten. (...)
De strijd is hard. Hij wordt niet altijd bekroond met onmiddellijk succes. De heldhaftige stakingen in Griekenland en de gevechten in Spanje tonen ons dat wat schermutselingen niet zullen volstaan om de werkgevers te doen terugwijken. De concurrentie van banken en multinationals voor het behoud van hun marktoverwicht verscherpt de aanvallen op de loonkosten. De prijs van de arbeidskracht en van de sociale zekerheid moet kost wat kost naar beneden. Zelfs voor een kleine overwinning moet vandaag keihard gevochten worden. Dit systeem kan niet voorzien in de basisbehoeften van de bevolking. Zoveel maakt de situatie in de Zuid-Europese landen wel duidelijk. Er moet niet alleen gevochten worden, de werknemers moeten ook beseffen dat het hier gaat om de noodzaak om het systeem te veranderen. Zonder dit bewustzijn loeren moedeloosheid en fatalisme om de hoek. Voor een partij die het einde van het kapitalisme eist, is het dan ook belangrijk alle mogelijke lessen te trekken uit die strijdbewegingen. Zo kunnen we zorgen dat we de volgende strijd met meer trefzekerheid voeren, met nog meer vastberadenheid om dit systeem te veranderen. (...)
(D)rie maanden strijd en verzet tegen de plannen van de regering Di Rupo. Op meerdere punten ging de regering door de knieën. Toch slaagde ze erin haar belangrijkste doelen te realiseren. Iedereen in België moet voortaan twee jaar langer werken om op vervroegd pensioen te kunnen gaan. Werklozen krijgen een lagere uitkering. En bezuinigingen voor 11 miljard euro, waarvan 90 % op de rug van de werknemers.
Dit roept dan ook de vraag op hoe het mogelijk is dat een beweging die zo opmerkelijk en zo strijdbaar was, niet in staat is gebleken om de regering op deze drie punten op de knieën te krijgen. Het artikel van Joris Van Gorp onderzoekt deze kwestie.(...)
De hoofdredacteur van ons weekblad Solidair had een interview met de marxistische economist, Samir Amin. (,,,) Hij roept radicaal links op om hiervoor een antimonopolistisch front te vormen tegen deze oligarchie met alle werknemers en producenten die er het slachtoffer van zijn, waaronder een groot deel van de middenklassen, de boeren, de KMO’s en zelfs een aantal bedrijven.
Hij roept links op om te breken met strategieën die het kapitalisme helpen om uit de crisis te raken. We zitten vandaag niet meer in de naoorlogse periode die bol stond van de sociale compromissen tussen arbeid en kapitaal. Er zijn nostalgici die nog steeds denken dat ze het monopoliekapitalisme kunnen terugdringen op zijn posities van voor 1945. Maar dergelijke stappen achteruit zijn niet mogelijk in de geschiedenis. We moeten het kapitalisme te lijf gaan zoals dat er vandaag uitziet.
Binnen links formuleren sommigen oplossingen die niet raken aan de grond van het systeem. Daartoe behoren ook de voorstanders van een nieuwe vorm van links protectionisme, de voorstanders van de “demondialisering”. Ze eisen dat de regeringen een einde stellen aan de open grenzen, aan de concurrentie zonder weerga die leidt tot een neerwaartse spiraal op sociaal en fiscaal vlak. Volgens Henri Houben en Pol De Vos lost dit soort maatregelen niets op, integendeel, het zal leiden tot vergeldingsmaatregelen en oorlog. Vrijhandel en protectionisme zijn allebei een vorm van burgerlijk beleid. Bovendien zet protectionisme de mensen aan om alleen nog te denken in strikt nationale termen. Het zal onvermijdelijk de lokale werkgever en de lokale arbeider bij elkaar brengen, in plaats van de werknemers van verschillende landen te verenigen. Het geeft ons in geen geval een perspectief op een nieuwe maatschappij.2

Herwig Lerouge, géén communist, géén marxist, maar revisionist
Herwig Lerouge is gewiekst maar is géén communist of marxist. Hij is een REVISIONIST, dus iemand met een uiteindelijk BURGERLIJKE wereldopvatting die probeert met marxistisch klinkende fraseologie mensen AF TE HOUDEN van een zoeken naar een strategie en vormen van organisatie om zo snel en efficiënt naar revolutie te gaan. ALLE zogenaamde INTERNE marxistische vorming (waarbij analyses van partij-kaders in Marxistische Studies horen) dienen om de leden en sympathisanten van de PVDA te bevestigen dat hun kleinburgerlijke ideologie overeenkomt met de partijlijn en hun organisatievorm bepaald op het 8e congres in 2008. Dit heb ik al ontelbare keren aangetoond met documenten van de PVDA zélf. (op deze pagina al wat voorbeelden)
Hier blijkt Herwig Lerouge op een handige manier wat betreft de analyse over alternatief en hoe “de” (welke?...) strijd organiseren en oriënteren en de taak van eenieder die hiervoor zich inplant in de arbeidersklasse, die van de renegaat Joris Van Gorp naar voren schuift als “de” te bewandelen weg. (Ik zal in een ander artikel meer ingaan op het “weerleggen” van “sommige oplossingen” van “links” -artikel van Henri Houben en Pol De Vos - en het naar voren schuiven van de formulering van “een” analyse die al dan niet kan gesteld overeen te komen” met de standpunten van de PVDA al naargelang de discussie of het debat en het de PVDA ontslaat van de noodzaak van het naar voren brengen van een EIGEN analyse en strategie- interview met en artiel van Samir Amin)
Herwig Lerouge begint héél radicaal:
Er moet niet alleen gevochten worden, de werknemers moeten ook beseffen dat het hier gaat om de noodzaak om het systeem te veranderen. Zonder dit bewustzijn loeren moedeloosheid en fatalisme om de hoek. Voor een partij die het einde van het kapitalisme eist, is het dan ook belangrijk alle mogelijke lessen te trekken uit die strijdbewegingen. Zo kunnen we zorgen dat we de volgende strijd met meer trefzekerheid voeren, met nog meer vastberadenheid om dit systeem te veranderen.”
Waarna Herwig in plaats van te stellen hoe het antwoord van de PVDA (vertolkt door een Nationaal Kader, dat Joris Van Gorp tenslotte is) hierop luidt, gewoon overgaat naar het vermelden van “een volgend artikel”:
(D)rie maanden strijd en verzet tegen de plannen van de regering Di Rupo. Op meerdere punten ging de regering door de knieën. Toch slaagde ze erin haar belangrijkste doelen te realiseren. (,,,)Dit roept dan ook de vraag op hoe het mogelijk is dat een beweging die zo opmerkelijk en zo strijdbaar was, niet in staat is gebleken om de regering op deze drie punten op de knieën te krijgen. Het artikel van Joris Van Gorp onderzoekt deze kwestie”

Economisme en reformisme
Hier is Herwig Lerouge “medeplichtig” aan het promoten van het economisme en reformisme als “revolutionaire strategie”. Want hij vermeldt NIET (hoe kan hij het vergeten???) dat in 1995 Nationale kaders -waaronder JORIS VAN GORP zélf (.... maar in feite het hele Centraal Comité -waar Herwig Lerouge ALTIJD al deel vanuit gemaakt heeft) reeds een héél “Dossier Klassenstrijd” (gepubliceerd in Marxistische Studies no 26 – november 1995) opstelde. Het is déste opvallender omdat dit “Dossier Klassenstrijd” in feite waarschuwt en afstand neemt van zo'n analyse die Joris NU produceert. Dit kan alleen maar een weloverwogen misleidende strategie zijn!
Joris Van Gorp, vormt de leden en sympathisanten in het “marxistisch” alternatief van de PVDA, dat niets anders is dan het reeds door Lenin bestreden “economisme” en het reformisme van de 2e Internationale.
Hij begint met een “beschrijving”:
Drie maanden lang bewezen de Belgische vakbonden dat ze nog steeds alive and kicking zijn. (,,,) Drie maanden lang vochten de werknemers en hun vakbonden in Vlaanderen, in Wallonië en in het Brusselse samen, zij aan zij. Deze getuigenis van nationale eenheid van de arbeidersbeweging staat in schril contrast met de communautaire waanzin die ons land de voorbije 4 jaar meemaakte.
Als resultaat van deze beweging heeft de regering op verschillende punten moeten inbinden. (...)Ook andere maatregelen met terugwerkende kracht voor wie al tot bepaalde stelsels toetrad, kregen een bijsturing. (,,,) Voor de aangekondigde maatregelen tegen de werklozen bekwam de beweging een uitstel van 11 maanden, tot 1 november 2012.
De regering slaagde erin haar drie centrale doelstellingen te realiseren. Ten eerste zal iedereen in België in de toekomst twee jaar langer moeten werken alvorens te kunnen genieten van vervroegde pensionering. Allerlei loopbaanonderbrekingen worden beperkt en afgebouwd. De toekomstige pensioenen gaan omlaag door een nadeliger berekening van het pensioenbedrag. Ten tweede start de regering met maatregelen tegen de werklozen; ze gaan in de richting van de veralgemening van het Duits model in België. En ten derde slaagt de regering erin 11 miljard besparingen te realiseren. 90 % valt ten laste van de werkende bevolking. Bovendien komt er geen maatregel tegen diegenen die de huidige crisis veroorzaakten: de topbankiers, de miljonairs en de speculanten.
Toch kan men zich afvragen hoe het komt dat zo’n strijdbare beweging niet in staat was om de regering achteruit te drijven op die 3 centrale doelstellingen. Hoe efficiënt is de strategie van de vakbonden als het erop aan komt concreet te wegen op de politieke besluitvorming? Waarom lukte het niet de kracht van hun getal om te zetten in het tegenhouden van maatregelen tegen de werkers en het afdwingen van andere maatregelen ten gunste van de arbeidersbeweging?
Dit probleem is niet nieuw. We zagen al eerder dat de Belgische syndicale beweging het niet gemakkelijk heeft om de politieke wereld te beïnvloeden tijdens grote conflicten. Hetzelfde gebeurde in 1993 bij de strijd tegen het globaal plan en in 2005 bij de strijd tegen het generatiepact.3
Doorheen het verhaal en de balans van de voorbije beweging willen we hier dieper op ingaan. We bieden enkele denkpistes om bij volgende grote conflicten als syndicale beweging te wegen op de politieke besluitvorming.”

Tiens.... in wat verschilt “
denkpistes om bij volgende grote conflicten als syndicale beweging te wegen op de politieke besluitvorming” met “aan de economische strijd zelf een politiek karakter kunnen verlenen”, Joris? ....Je kent het nog wel uit vormingen uit “De Bolsjeviek....4” hoofdstuk 2,2 ...het opportunisme van de “economisten”...!
Joris Van Gorp “analyseert” niet hij “beschrijft” .... en wel vanuit een kleinburgerlijk klassestandpunt:

Op 13 juni 2010 werd het huidige parlement verkozen. De communautaire problemen wogen op de regeringsvorming die meer dan 500 dagen duurde. Na 12 maanden van communautair opbod slaagt formateur Di Rupo erin om 8 partijen5 aan tafel te krijgen rond zijn formateurnota van 4 juli 2011. De nota omvat 2 delen. Een eerste deel gaat over de communautaire hervormingen en een tweede deel over sociaaleconomische maatregelen. (,,,)
Op 11 oktober 2011 bereiken de 8 onderhandelende partijen een akkoord over de communautaire hervormingen. Zes[4] van de acht partijen onderhandelen verder over de sociaaleconomische maatregelen en de begroting. (,,,) De volgende dag bereiken de zes partijen een regeerakkoord. Op 5 december 2011 beëdigt de koning de regering. De regering Di Rupo is een feit.(,,,)
Op 10 oktober komt de Algemene Raad van het ACV samen. De aanwezigen komen vooral tussen tegen langer werken en pleiten voor acties tegen het generatiepact bis, dat in de maak is. Op 20 oktober komt het Nationaal Comité van het ABVV samen. Sommige centrales pleiten voor acties tot en met een algemene staking. Men keurt een stappenplan goed: algemene concentratie, dan nationale betoging en mogelijkheid van een algemene staking einde december.
Door deze samenkomsten vinden de vakbonden elkaar. Eind oktober volgt een gezamenlijke oproep voor een protestmeeting in Brussel op 15 november. In een gemeenschappelijke verklaring stellen ABVV, ACLVB en ACV hun eisen: kwaliteitsvolle jobs door een Europees relanceplan, het behoud van de automatische indexering van alle lonen en sociale uitkeringen, het behoud van onze brugpensioenregelingen en van tijdskrediet als middel om extra jobs te creëren, het behoud van de huidige werkloosheidsuitkeringen (waarin nu al degressiviteit bestaat), sterkere openbare diensten, de opheffing van het bankgeheim, een rechtvaardige fiscaliteit – ook de financiële inkomens moeten correct belast worden en de huidige notionele intrestaftrek moet weg, een taks op de financiële transacties en een daadwerkelijke strijd tegen fiscale fraude.
Op 15 november 2011 verzamelen 6.000 tot 7.000 syndicalisten op de Heizel. De syndicale leiders lichten de gemeenschappelijke verklaring toe en kondigen als volgende stap in de mobilisatie een nationale betoging aan voor 2 december.
In ABVV-kringen is er sprake van een nationale staking op 19 december 2011.6 Het patronaat roept dat de syndicale reactie voorbarig is, gezien er nog niets officieel beslist is.7 De Unie van zelfstandige ondernemers, UNIZO, probeert de publieke opinie op te zetten tegen de komende betoging. UNIZO richt de site www.wijstakenniet.be op waar iedereen een petitie tegen de betoging en stakingen kan ondertekenen.(,,,)
Op vrijdag 2 december betogen meer dan 80.000 arbeiders en bedienden door de straten van Brussel. De beweging is op zijn hoogtepunt. Het enthousiasme is groot onder de betogers. Iedereen voelt de kracht van de beweging en rekent op een verdere mobilisatie in de volgende dagen en weken. Velen stellen hun hoop op nieuwe acties in december.
Tussen 2 december en 13 december debatteert men op de vakbondshoofdkwartieren over het verder zetten van de beweging. De PS en de SP.A voeren de druk op binnen het ABVV. Ze waarschuwen tegen verdere acties. Ze beweren dat de kans reëel is dat de pas gevormde regering valt. Ze waarschuwen voor een liberale regering. Ook binnen het ACV ondervinden ze druk van de kopstukken uit CD&V en CDH om de acties stop te zetten.(,,,)
Op dinsdag 13 december komen de nationale instanties van beide vakbonden opnieuw samen. Nadien volgt topoverleg tussen de vakbonden. Na 11 dagen discussies over het verdere verloop van de beweging komt er een compromis uit de bus, met een aanpassing van het oorspronkelijk eisenprogramma. Het bijsturen van de contractbreuken is voortaan de belangrijkste eis. Men dient een nationale stakingsaanzegging in voor 30 januari 2012. Op 14 december communiceren de vakbonden over hun beslissing via een perscommuniqué. De Tijd schrijft hierover: “Als de regering-Di Rupo niet bereid is haar plannen bij te sturen, wordt op maandag 30 januari gestaakt. Dat lieten de vakbonden ACV, ABVV en ACLVB gisteren weten. Daarmee breien ze een vervolg op de betoging van vrijdag 2 december. Dat de beslissing bijna twee weken op zich liet wachten, bewijst dat de bonden het niet gemakkelijk hadden om de violen te stemmen. Het resultaat is een compromis. (…) Wie het communiqué aandachtig leest, merkt dat het een terugvalpositie bevat. De vakbonden richten hun scherpste pijlen op een aantal beslissingen die met terugwerkende kracht effect hebben. (…) De bonden doen een ultieme oproep tot onderhandelen aan de federale regering en de werkgevers.”8 (,,,)
De “ultieme” oproep tot overleg maakt niet veel indruk op de regering. Integendeel, de regering lijkt de terugvalpositie van de vakbonden eerder als een teken van zwakte te zien. De regering Di Rupo wil voor 1 januari 2012 de wetteksten over het pensioen en brugpensioen door het parlement jagen. “De tijd is rijp om de vakbonden in snelheid te pakken”, besluit de regering. (,,,)
In het weekend van 17-18 december raken de concrete maatregelen van de regering bekend. Vooral onder de spoormannen bestaat spontaan veel woede over de wijziging in de pensioenberekening. Op maandagavond 19 december dienen de vakbonden van de openbare diensten van ACV en ABVV een stakingsaanzegging in voor donderdag 22 december, de dag dat men in het parlement over de hervormingen stemt. In de loop van dinsdag 20 december gaat het spoor in Henegouwen spontaan in staking. De 21e december deint de spontane staking bij het spoor verder uit. Dit stimuleert de mobilisatie in alle openbare diensten.
Op 22 december gaat de nationale 24 urenstaking van de openbare diensten door. Het is een succes. Een aantal privébedrijven (uit de metaal in West-Vlaanderen en Antwerpen en steengroeven uit Wallonië) gaan mee in staking. Regering en patroons vrezen de voortzetting van de staking. In een poging om de locomotief van de beweging te stoppen, doen ze een aantal toegevingen aan het rijdend personeel van het spoor. Van Quickenborne stelt dat de uitvoeringsbesluiten geregeld zullen worden met Koninklijke Besluiten. Dit creëert ruimte voor onderhandeling en bijsturing van de uitvoeringsbesluiten tot 1 april 2012. Op die manier trekt de regering de vakbonden mee in het overleg. De vakantieperiode tussen Kerst en Nieuwjaar brengt een pauze in de strijd.(,,,)
De druk vanuit de basis houdt aan. Het ACV wil de regering aanzetten tot meer spoed en toegeeflijkheid in de onderhandelingen. Het Bureau van het ABVV volgt en beslist op 18 januari eveneens om de stakingsaanzegging voor 30januari te handhaven. De volgende dagen gaat de discussie verder in beide vakbonden: wordt het een staking of houden ze het bij symbolische acties van een beperkte groep militanten?
Regering en patronaat zien het met lede ogen aan. Ze ontketenen een ware vakbond-bashing en proberen de vakbonden onder druk te zetten. (,,,)
De staking gaat door en is globaal een succes. Werknemers uit alle grote bedrijven doen mee, nergens draait de productie. Het openbaar vervoer ligt stil. Ook werknemers in middelgrote bedrijven en KMO’s staken. (,,)
Het strijdbare deel in alle vakbonden, zowel aan de basis als aan de top, voelt zich gesterkt door de staking en probeert de beweging verder te zetten. Ze zien de Europese actiedag van 29 februari als een aangrijpingspunt om verder te mobiliseren. Toch slagen ze er niet in om heel de vakbond op hun standpunt te krijgen. Sommigen laten zich verlammen door de vakbond-bashing. Anderzijds nemen de onderhandelingen met de regering elke reden weg om verder actie te voeren tegen de contractbreuken. Op 12 februari resulteren deze immers in het repareren van de meeste contractbreuken voor de werknemers uit de privésector. Voor al wie de acties baseerde op het gewijzigde eisenprogramma van 13 december, is hiermee de strijd afgelopen. De onderhandelingen voor de openbare diensten slepen nog enkele weken aan. Uiteindelijk leiden ze ook daar tot het repareren van de meeste contractbreuken. De regering doet op een aantal domeinen meer toegevingen om de beweging effectief te doen landen.(,,,)
Het neemt echter niet weg dat de beweging tegen Di Rupo definitief ten einde is. De regering heeft toegevingen moeten doen. Toch slaagde ze erin haar drie centrale doelstellingen te realiseren: iedereen twee jaar langer laten werken; eerste hervormingen van de werkloosheidsvergoedingen; op de rug van de werkende bevolking 11 miljard besparen. De topbankiers, de miljonairs en de speculanten komen er met de schrik vanaf.”

De manier waarop Joris Van Gorp de feiten uitkiest om ze weer te geven bepaalt de “analyse” die hij hiervan maakt....om dan te “concluderen” en “lessen te trekken”..... tot de conclusies die hij OP VOOR HAND al gemaakt had en waartoe hij persé WILDE komen:

Enkele lessen
Op 2 december verbaasde de beweging iedereen door haar omvang en haar strijdbaarheid. Hoe komt het dat zij toch niet in staat is gebleken om de drie centrale doelstellingen van de regering ongedaan te maken? Van bij het begin stelde de beweging steeds dat de werkers al betaald hebben, dat deze keer de echte verantwoordelijken voor de crisis moeten betalen. Hoe komt het dat ze er toch niet in slaagt echte maatregelen tegen de miljonairs, de topbankiers en de speculanten door te drukken? Dit is immers een cruciale opdracht voor iedereen die een beleid wil op maat van de werkende mensen.
1. Weten waarvoor je vecht en hieraan blijven vasthouden
Het pamflet van het gemeenschappelijk vakbondsfront dat opriep voor de betoging van 2 december schoof volgende eisen naar voor: “Neen aan blinde bezuinigingen!” “Handen af van de index, handen af van het brugpensioen en het pensioen, handen af van de wacht- en werkloosheidsuitkeringen”. Het pamflet eindigde met volgende bedenking: “Het geld halen waar het zit! De overheidsfinanciën saneren is een noodzaak. Maar men moet het geld halen waar het zit, bij wie meest verdient, bij wie meest bezit, bij wie het verstopt, bij wie de staatskas leegzuigt.”9 Verder stonden in het pamflet concrete voorstellen, zoals zwaardere belasting op inkomens uit vermogen, afschaffing van de notionele interest… Deze eisen mobiliseerden vele syndicalisten. Dat bewezen de 80.000 betogers op 2 december.
Maar op 13 december krijgen we een communiqué met een sterk gewijzigde inhoud. In een gemeenschappelijk perscommuniqué van de drie vakbonden lezen we: “ACV, ABVV en ACLVB eisen overleg met de federale regering en de werkgevers (…) De scherpste aanklacht is die van contractbreuk: voor de werknemers die eerder al in een bepaald stelsel stapten (tijdkrediet, loopbaanonderbreking, brugpensioen) en die vanaf 1 januari 2012 hun pensioenrechten zien ingekort; voor de oudere werknemers die aan de slag willen blijven, maar hun cao-rechten op deeltijdwerk zien uitgehold; voor de werknemers die reeds opgebouwde pensioenrechten zien ingekort.”10 De Tijd analyseert het perscommuniqué: “Wie het communiqué aandachtig leest, merkt dat het een terugvalpositie bevat. De vakbonden richten hun scherpste pijlen op een aantal beslissingen die met terugwerkende kracht effect hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld over het feit dat werknemers die nu al tijdskrediet opnemen vanaf 1 januari plots zullen zien dat in hun pensioenrechten gesnoeid wordt.”11 Vanaf 14 december beperkt het streven van de vakbonden zich feitelijk tot het bijsturen van de “contractbreuken” via het overleg. Dit vormde een keerpunt. Het bepaalde het verdere verloop van de beweging, met alle gevolgen voor het bereikte resultaat. Hoe is dit te verklaren? Welke mechanismen spelen binnen de vakbonden, welke ideeën die maken dat ze in de loop van de beweging afwijken van hun eigen oorspronkelijke doelstellingen? En hoe kunnen we dat voorkomen?”

Joris neemt de “analyse” van een burgerlijke krant over :”een terugval....” Er is geen sprake van "terugval", de UITGANGSPOSITIE is reeds doordrongen van reformistische recuperatie van alle mogelijke verzet tegen de essentie van de “besparingen”. Deze “besparingen” zijn een volgende stap (waarna er nog zullen volgen) in de VERHOGEN van de uitbuitingsgraad van de arbeidersklasse, die wereldwijd wordt doorgevoerd als imperialistische “oplossing” van de overcapaciteitscrisis. De overcapaciteitscrisis betekent voor de kapitalisten gewoon een sterke verscherping van de kapitalistische concurrentie. In een “verzadigde” markt, met een grens van ongeveer 1 miljard potentiele “kopers” van de producten die uit de productielijnen stromen van de monopolies. Er kan louter een gevecht zijn voor het veroveren van marktaandelen om zelf nog een schijnbare “economische groei” te kennen op de resten van vernietigde productiecapaciteiten bij de “concurrent”. Waar aan de ene kant door sluitingen mensen worden uitgestoten uit de productie, wordt de uitbuiting van al die werkers aan de andere “winnende” kant sterk opgedreven. De reformisten, waarvan een groot deel in de leiding van de vakbonden, moeten hun taak doen, namelijk àlle verzet recupereren om het àf te leiden van een mogelijke strijd tegen het kapitalisme zèlf.....omdat ze in feite de “
nodige besparingen (maar dan geen “blinde besparingen”) aanvaarden om op één of andere manier toch de LONEN te verlagen (“De overheidsfinanciën saneren is een noodzaak”) De reformisten leveren “populistische oplossingen” die in feite NIETS veranderen aan de reeds geleverde besparingen en inleveringen en afbraak van loon ten koste van de sociale zekerheid (waar de afbraak dan ook reeds al lang aan de gang is) Ook de "niet-blinde besparingen die de toch noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën" zullen geen “nieuwe groei” brengen (de overcapaciteitscrisis is structureel).....als er geen toekomstige verdere “besparingen” zullen zijn (verdere verhoging van de uitbuitingsgraad).
Die populistische reformistische oplossingen zullen ofwel niet worden doorgevoerd, ofwel louter symbolisch en beperkt (als een vorm van oogverblinding)....ofwel als een “toegeving” (in een poging tot recuperatie) op een moment dat ondanks alle afleidingsmanoevers van reformistische kant het verzet een revolutionair, kapitalisme-bedreigend karakter krijgt.

2. Het belang van het inhoudelijk debat in de vakbonden
Sociale strijd beperkt zich niet alleen tot acties. Daarnaast zijn ook de richting van de strijd, het eisenprogramma, het afwegen van de krachtsverhoudingen, de tactiek, de ideologische en politieke opstelling… van belang. Een heel essentieel element is het eisenprogramma, met eisen die vertrekken van de noden en de verzuchtingen van de werkende mensen. Correcte en mobiliserende eisen en hun vertaling naar een beperkt aantal breekpunten, de eenheid van de massa rond deze breekpunten en de vastberadenheid om deze eisen te realiseren zijn de moeder van elke overwinning. De mobilisatie voor actie, betogingen en stakingen zijn de vader van de overwinning. Elke succesvolle strijd heeft zijn moeder én zijn vader nodig. Correcte eisen kunnen slechts tot stand komen na politieke en ideologische discussie, na de zaak vanuit verschillende kanten bekeken te hebben.
In de loop van de strijd moeten de eisen regelmatig opnieuw bevestigd en verdedigd worden. De Algemene Centrale van het ABVV verspreid vanaf einde december een nationale oproep voor de algemene staking van 30 januari en verwerpt de regeringsmaatregelen: “Alarm! Antisociale maatregelen op komst. De nieuwe regering zit pas in het zadel en ze schiet al met scherp op het einde van onze loopbanen. Ze wil antisociale maatregelen door onze strot jagen. En het moet snel gaan. Zonder overleg met de vakbonden… We verwerpen deze blinde maatregelen, want ze treffen alle actieve en niet-actieve werknemers en verhogen de armoede in ons land. Doe mee aan de algemene staking op 30 januari 2011.”
Te dikwijls concentreren enthousiaste syndicalisten zich in het heetst van de sociale actie uitsluitend op de actieplanning, de organisatie en de mobilisatie voor de actie. Ze verliezen daarbij het inhoudelijke debat uit het oog. Dat verklaart waarom de feitelijke wijziging van het eisenprogramma op 14 december zo weinig debat losweekte. Een grote meerderheid was blij met de aangekondigde staking van 30 januari.
Een democratische inhoudelijk debat over de doelstellingen van een strijd is onontbeerlijk voor het slagen van een strijdbeweging.”


Het “essentiele” van dit punt zit in de formulering “
Een heel essentieel element is het eisenprogramma, met eisen die vertrekken van de noden en de verzuchtingen van de werkende mensen”....Hierbij zal de PVDA dan (zoals vroeger de BWP dat deed!) wel proberen om op te leggen aan de vakbond wat die eisen dan wel moeten zijn...... en zullen héél merkwaardig overeenkomen met het VERKIEZINGS-programma van de PVDA (met of zonder “+”)...
Zij zal die wel weten te introduceren IN al die “politieke en ideologische discussies” door tactische steun te geven aan in reeds van oorsprong reformistische vakbonds-delegees en secretarissen op het moment zij al in een bepaalde vorm, eisen suggereren, die sterk in de richting gaan van .... de voorstellen van de PVDA zelf, die dan zelf weer overeenkomen met VERKIEZINGS-programmapunten van de PVDA: vermogenbelasting, behoud van brugpensioen mét aanwervingen, wet tegen afdankingen,.....enz.

3. Te vroeg …, te laat …, voor de burgerij is het nooit hét moment
Op 28 november 2011 maakte de regering haar regeerakkoord bekend. Alle maatregelen die Van Quickenborne én Monica De Coninck op 16 december zouden indienen in de Kamer, stonden al in dit regeerakkoord. Het idee dat een regering beslist heeft en dat er niets meer aan te wijzigen is, heeft invloed in vakbondskringen.
De pers ondersteunt en propageert dat idee op verschillende manieren. In de aanloop naar de militantenconcentratie van 15 november stelden verschillende journalisten dat het “te vroeg” was, “er zijn nog geen maatregelen bekend”. Diezelfde journalisten schreven over de betoging van 2 december dat die “te laat” kwam omdat alles al beslist was door de regering.
De CNE, de christelijke bediendencentrale in Franstalig België, kritiseert terecht deze redenering: “Het gekende liedje: ‘Eerst is het te vroeg, dan is het te laat’. Maar tenzij de mensen mee aan de politieke onderhandelingstafel zitten, hebben ze geen kans om tussen te komen in de besluitvorming. Op voorhand iets weigeren wat riskeert besloten te worden, is dus even gepast als een afgesloten akkoord contesteren. (…) Alles wat gedaan is, kan ook weer ongedaan worden gemaakt: er is niets onherstelbaar noch definitief aan de politieke keuzes. Zolang wij niet tevreden zijn over die beslissingen, zullen we die blijven contesteren.”12
Dat de regering al beslissingen genomen heeft, mag ons niet verlammen. Wat beslist is, kan herroepen worden. Het is verkeerd op dat moment “terug te vallen” op “meer haalbare bijsturingen”. “

....Een oproep tot een afmattingsrace die leidt naar afbrokkeling en ontmoediging: de strijd tegen reeds doorgevoerde besparingen....maar met welk alternatief? ....en alleen tegen de op dat moment doorgevoerde besparingen... wat dan tegen de reeds vroeger doorgevoerde besparingen?.... Waartegen blijkbaar op een bepaald moment het verzet is stilgevallen.... En wat dan tegen het geheel van de opéénvolgende (en toekomstige) besparingen die gewoon de continue verhoging zijn van de uitbuitingsgraad (een “wetmatigheid” van het kapitalisme die de uitzichtloosheid van het kapitalisme illustreert)? .... En geen propageren van een uiteindelijk strijd tegen het kapitalisme zèlf?


4. Het ijzer smeden als het heet is
2 december 2011 was een succes. Tienduizenden syndicalisten voelden aan dat de beweging sterk stond en bij heel wat collega’s enthousiasme opwekte. Het patronaat was in alle staten en vreesde voor een lange periode van zware sociale onrust. Voor de regeringspartijen was het na 2 december alle hens aan dek. We hebben uiteengezet hoe er in de vakbonden 11 dagen lang discussie was over het verdere verloop van de beweging. In die periode deden de regeringspartijen alles om de sociale actie te doen uitdoven en de vakbonden op de piste van het overleg te krijgen. Op zo’n moment moet de vakbond vasthouden aan zijn eisen, de mobilisatie opdrijven en de actie verharden. Regeringen plooien 
alleen voor krachtige sociale actie.

 
Met andere woorden....”de beweging is alles, het doel is niets”....het credo van de reformisten: “de” strijd, “de” beweging, “de” krachtige sociale actie....De regering hoefde niet de vrezen voor principiele antikapitalistische strijd...want in het begin was de toon al gezet: “neen aan BLINDE besparingen” hoewel “overheidsfinanciën saneren noodzakelijk is”. MOEST er toch “zware sociale onrust “ komen kon men nog altijd wat maatregelen doorvoeren die lijken op “het geld halen waar het zit”.


5. Ban de slechte raadgevers
Het ABVV, het ACLVB en het ACV hebben traditioneel banden met respectievelijk de socialistische, de liberale en de christelijke partijen. Bij belangrijke sociale conflicten gebruiken die partijen hun invloed om politieke ideeën onder de syndicalisten te verspreiden.
De syndicale strijd beschermen en ontwikkelen tot de overwinning kan alleen als de syndicalisten erin slagen verlammende politieke ideeën te doorzien en te weerleggen.
De mythe van de “noodzakelijke bezuinigingen”. De regeringspartijen lieten geen gelegenheid voorbij gaan om te herhalen dat de regeringsmaatregelen niet te vermijden waren. Enkel dagen voor de nationale staking van de openbare diensten van 22 december verklaarde Laurette Onckelinx (PS): “We kunnen niet anders in de economische toestand die we nu meemaken. Al doet het zeer, er is geen alternatief en diegenen die zich verzetten tegen deze hervorming zijn conservatieven.”13
Zulke ideeën vragen om weerlegging doorheen de politieke discussie. “We kunnen niet ontsnappen aan de bezuinigingen, iedereen moet een inspanning doen? Dit begrotingsakkoord laat diegenen betalen die al slachtoffer zijn van de crisis en bovendien spaart het diegenen die ze hebben veroorzaakt en ervan profiteren. Het akkoord zorgt niet voor een spreiding van de inspanningen. Het spitst alle inspanningen toe op de meerderheid en op zwaksten of de meest kwetsbaren: de werklozen, de jongeren, de vrouwen (waarbij het grootste aantal onvolledige beroepsloopbanen geconcentreerd zitten), de gepensioneerden, de werknemers die morgen ontslagen worden…” reageerde de christelijke bediendenvakbond.14
Eerder hadden 5 belangrijke Waalse vakbondsleiders van het ABVV de standpunten van de PS gekritiseerd met volgende argumenten: “We krijgen honderden keren te horen wat de Europese Unie eist: de begroting moet koste wat het kost in evenwicht komen, de pensioenleeftijd moet omhoog, het brugpensioen en de index moeten afgeschaft, de openbare diensten geprivatiseerd, enzovoorts. Dat is de cocktail van (slechte) remedies die rechts maakt, ook al is al zo dikwijls aangetoond dat ze economisch niet werken en dat ze alleen maar sociale bloedbaden aanrichten. (…) Jullie strijden niet tegen de crisis, jullie passen gewoon de regels toe die jullie worden opgelegd.”15
En natuurlijk is er een alternatief. De vakbonden stelden zelf alternatieven voor: schaf de notionele intrest af, stop de fiscale cadeaus aan de ondernemingen, belast de vermogens, rechtvaardiger fiscaliteit. De PVDA voerde campagne onder het motto: “Het is hun crisis, doe hen betalen”. De PVDA stelde de invoering van een miljonairtaks16 voor. Ze kan jaarlijks meer dan 8 miljard opbrengen. Beweren dat er geen alternatief is, is een leugen. Het dient alleen om de syndicalisten te ontmoedigen.”


...Hier krijgen de zinnen “Het ABVV, het ACLVB en het ACV hebben traditioneel banden met respectievelijk de socialistische, de liberale en de christelijke partijen. Bij belangrijke sociale conflicten gebruiken die partijen hun invloed om politieke ideeën onder de syndicalisten te verspreiden. De syndicale strijd beschermen en ontwikkelen tot de overwinning kan alleen als de syndicalisten erin slagen verlammende politieke ideeën te doorzien en te weerleggen.”... wel een héél cynische bij-klank. Want in feite probeert de PVDA haar “invloed” hier te vergronten om HAAR “politieke ideeën onder de syndicalisten te verspreiden”.... en die zijn al even doordrongen van reformistische ideologie als de politieke ideeën van die andere partijen, niet in de laatste plaats van die van “de BWP toen zijn nog socialistische principes had” (zoals Peter Mertens verkondigde op het 8e congres van de PVDA in februari 2008).


De mythe van de politiek van “het minste kwaad”. De regeringspartijen probeerden twijfel te zaaien en de vastberadenheid te ondermijnen met volgende ideeën: “Wie actie voert tegen de regering, riskeert de val van de regering. En dan komen de liberalen, of zelfs de NVA aan het roer. Dan zal het nog erger zijn.” “Wij, socialisten, zijn jullie garantie voor het minste kwaad.” Menige syndicalist zag zich met deze ideeën geconfronteerd, als hij moest nadenken over volgende vragen: moeten we nu de actie verharden? Of is het toch beter om terug te plooien op het overleg? Wat gebeurt er als we nu doordoen, riskeren we dan dat het nog erger wordt?
Allereerst moeten we ons de vraag stellen of de samenstelling van een regering de beslissende factor is voor het al dan niet doorvoeren van bepaalde maatregelen. De geschiedenis van de arbeidersbeweging leert ons dat de sociale strijd die erin slaagt de krachtsverhoudingen te wijzigen in het voordeel van de werkende bevolking, veel belangrijker is dan de samenstelling van de regering. Het is nuttig terug te grijpen naar wat Louis De Brouckère, een vertegenwoordiger van de linkervleugel van de BWP17, hierover 100 jaar geleden al zei: “Het Parlement is niet het punt waar de politieke strijd wordt gevoerd, het is het proletariaat dat iedere dag het echte gevecht voert, over heel het land, onder duizenden uiteenlopende vormen van klassenstrijd. Daartoe beschikt het over de organisatie die de politieke leiders dwingt om hoe dan ook met zijn bestaan rekening te houden. Er is de staking, in zekere zin altijd politiek, wanneer er klasseneisen worden gesteld. Er zijn nog de brede publieke opinie, de meetings, demonstraties, allerhande petities die in onze democratie, zelf elders, een onbetwistbare invloed hebben.”18 Dit is nog steeds bijzonder actueel. Neem de historische staking van 1960-61 tegen de Eenheidswet. De staking was gericht tegen een regering van katholieken en liberalen. Dat verlamde de arbeidersbeweging niet. Door de sociale actie realiseerde ze op het terrein krachtsverhoudingen die de uitvoering van de goedgekeurde Eenheidswet de jaren daarop succesvol tegenhield. Neem recenter de strijd tegen het CPE (contrat première embauche)19 in Frankrijk in 2006. De regering moest toen door aanhoudend verzet (betogingen) een gestemde wet weer intrekken.
De PS in een regering”, is dat de meest voordelige situatie voor de werkende bevolking? De 5 Waalse vakbondsverantwoordelijken van het ABVV denken hier in elk geval heel anders over. Zij stelden dat er “voor het socialisme niets slechter is dan een partij die zich links noemt, die aan de macht is gekomen dankzij ‘honderdduizenden stemmen’ van mensen die op een ommekeer in de maatschappij hopen, maar die blindelings een rechtse politiek voert. Wij zullen de straat op trekken om jullie hieraan te herinneren elke keer als dat nodig is.”20
Opnieuw naar onze geschiedenis van de arbeidersbeweging. “De staat is een instrument van de heersende klasse.” Op deze marxistische stelling baseerde Louis de Brouckère zich in 1909, toen hij voorspelde wat ook nu aan het gebeuren is: “De socialist die ermee instemt om deze staatsmachine te doen draaien (…) kan niet anders dan die te doen werken tegen het proletariaat, wat zijn persoonlijk gevoel ook mag zijn. De goedkeuring van de begrotingen van Binnenlandse Zaken en van Justitie maakt bovendien de socialisten mee verantwoordelijk voor de repressie tegen de arbeiders. (…) Op die manier worden de socialisten voor de proletariërs per definitie de advocaten van de burgerij.”21
Niet de samenstelling van de regering bepaalt de overwinning. De beslissende factor is de mate waarin de arbeidersbeweging erin slaagt om de sociale strijd te ontwikkelen en te verharden.”

 
Marxistische vorming...???? Afgezien dat je met CITATEN alles kan bewijzen, is het kenmerkend dat Joris Van Gorp hier “een vertegenwoordiger van de linkervleugel van de BWP” citeert.... En “de sociale strijd die erin slaagt de krachtsverhoudingen te wijzigen in het voordeel van de werkende bevolking,” .....maw “de beweging is alles het doel is niets” .....en “krachtsverhoudingen wijzigen”... in uitslag van verkiezingen de samenstelling van het parlement zodanig wijzigen zodat de “economische strijd een politiek karakter krijgt”?
In feite is de meest “vooruitstrevende” of “linkse” idee die Joris hier de arbeidersklasse voorhoudt: “dé functie van klassenstrijd is: efficiënte druk uitoefenen op regering en parlement om maatregelen te doen intrekken....

6. Versterk de PVDA
De PVDA heeft zich in deze beweging ingespannen om de vakbonden maximaal te ondersteunen in de correcte sociale strijd tegen bezuinigen en langer werken. De PVDA publiceerde in september 2011 in haar weekblad Solidair een crisisdossier dat de hele strijd tegen de regering Di Rupo in een breder antikapitalistisch kader plaatste. Aansluitend zorgde de partij voor het nodige campagnemateriaal. De affiche “Het is hun crisis, doe hen betalen – speculanten, topbankiers en miljonairs” kreeg ruime verspreiding. De voorzitter van de PVDA, Peter Mertens, schreef een boek Hoe durven ze? over de euro, de crisis en de grote hold-up. Meer dan 21.000 exemplaren werden verkocht. 6.500 mensen woonden een avond met Peter Mertens bij over het boek. De partij publiceerde een studie over de pensioenen; de dokterspraktijken Geneeskunde Voor Het Volk maakten een onderzoek over de gevolgen van langer werken. Beide studies werden veel gelezen in het syndicaal milieu. Ook “De Top 50”, een studie van de PVDA die onthulde dat de 50 grootste bedrijven nauwelijks 1,04 % belastingen betalen op hun winsten, kreeg veel aandacht. De studiedienst van de PVDA maakte hierdoor faam. Het weekblad Knack wijdde er een artikel aan: “De PVDA beschikt van alle partijen over de meest naarstige studiedienst. (…) De juistheid van de cijfers die de PVDA aanreikt, valt bezwaarlijk te ontkennen.”22 De PVDA maakte 7 nationale pamfletten om de sociale strijd te ondersteunen. Wekelijks maakte ze analyses over de actualiteit, van commentaar voorzien in het weekblad van de partij. Het was voor vele syndicalisten een ondersteuning voor hun dagdagelijks discussies binnen de vakbond en op het werk. Heel wat syndicalisten waardeerden dit werk. Tussen 1 december 2011 en 20 februari 2012 zijn 455 syndicalisten lid geworden van de PVDA.”

 
.....Voila .... daar dient populisme uiteindelijk voor! Het IMAGO van de partij versterken bij het toekomstig KIES-publiek! Dat doen fascisten (met een rechts aan bestaand vooroordelen beantwoordend populisme.... maar ook REFORMISTEN (met een links-klinkend aan “verzuchtingen bij de massa's” beantwoordend populisme).

Joris Van Gorp droomt van de “fasen” van Emile Vandervelde
En tenslotte droomt Joris Van Gorp....:
Laat ons even dromen hoe het anders had kunnen verlopen
Gesteund door het succes van de betoging van 2 december starten de vakbonden een krachtig tegenoffensief. De vakbondsorganisaties informeren de werknemers in de bedrijven en in de vakbondscomités. Op 19 december organiseren ze een eerste 24-urenstaking. Deze staking kent een ongekend succes. De vakbond roept onmiddellijk op voor een nieuwe 24-urenstaking op vrijdag 6 januari. De staking van 6 januari slaagt opnieuw. Voortbouwend op deze successen kondigen de vakbonden tweewekelijkse vrijdagstakingen aan. Ze bevestigen nogmaals het eisenprogramma: weg met de bezuinigingen, de maatregelen van de regering moeten ingetrokken worden, handen af van de index, haal het geld waar het zit. Beetje bij beetje begint de bevolking te begrijpen waar het echt om gaat. Temeer daar de Europese Commissie de Belgische regering dicteert om niet toe te geven aan de vakbonden. Als reactie worden in alle grote steden betogingen gehouden op zaterdag 14 januari. Dit betrekt heel brede lagen van de bevolking in de strijd. De publieke opinie eist meer en meer dat de echte verantwoordelijken voor de crisis betalen. De vrijdagstaking van 20 januari is opnieuw een succes. Hierdoor en door de toenemende woede tegen de regering aangemoedigd, ondersteunt het gemeenschappelijk vakbondsfront de invoering van een miljonairtaks. Dankzij al deze gemeenschappelijke acties lost het nationalistisch virus langzamerhand in het niets op en keren de mensen zich tegen de regeringspartijen, maar ook tegen de NVA die de zijde van de regering gekozen heeft. De syndicale wereld maakt zich op voor de volgende 24- urenstaking op 3 februari. Plannen liggen klaar om vanaf die datum een staking tot de finish te starten. De Europese Vakbondsfederatie roept op tot solidariteit met de Belgische arbeidersstrijd. De regering is niet meer bij machte het tij te keren. Ze schrapt haar besparingsplan of ze valt. De (nieuwe) regering beseft dat de vakbondsbeweging in kracht is gegroeid en geen enkel nieuw besparingsplan zal aanvaarden. Ze ziet zich genoodzaakt om maatregelen te nemen tegen de miljonairs en de speculanten om het begrotingstekort op te lossen.”23

 
...In feite droomt Joris hier van een reformistische utopie van “fasen”..... die hij in 1995 genoodzaakt was te veroordelen. Eén van de redenen dat er gezwegen moet worden over “Dossier klassenstrijd” in Marxistische Studies no 26)
Joris Van Gorp is een suivist, die gewoon op basis van de lijn die gedicteerd wordt, niet zelfstandig nadenkt en analyseert maar gewoon voortborduurt op een voorgekauwde les. In 1994 moest hij wel stelling nemen tegenover het economisme en het reformisme dat nog het politiek denken van een groot deel van de arbeidersklasse beheerst, waardoor men ongewapend is tegenover het reformisme van de vakbondsleiding. Hieruit volgen de taken voor de communisten in de arbeidersklasse en de vakbonden: vasthouden aan discussie en propaganda over de noodzaak van revolutie en de opbouw van het socialisme op de resten van het kapitalisme.
En Herwig Lerouge, als doortrapte revisionist, steunt Joris Van Gorp hierin.... als intellectueel onderlegde antimarxist en antirevolutionair zet hij Joris Van Gorp hiertoe aan.
Herwig Lerouge zal zéker ook niet teruggrijpen naar het oorspronkelijke “Dossier Klassenstrijd” en het rapport daarin “goedgekeurd door het Centraal Comité”. Dus in het kader van de “interne marxistische vorming” wordt een deel partijgeschiedenis gewoon genegeerd.... Waarom?
Er is al een jaren durende interne strijd in de PVDA tussen Reformisme en revolutionaire lijn aan de gang. In feite al bij het onstaan in 1979.
De revolutionaire lijn wordt/werd verdedigd door Ludo Martens. Revolutionair als hij was en trouw aan de leninistische partijbeginselen, werd er door hem geen “fractie” of “strekking” georganiseerd in de PVDA. Iedere partijmilitant werd voor zijn of haar verantwoordelijkheid gesteld om zich die revolutionaire lijn eigen te maken, te bestuderen, in de praktijk te brengen en ze eventueel te verbeteren met het oog de partij in zijn geheel te versterken.
Zo kan men tot die revolutionaire strekking – om het maar zo te zeggen – ook Kris Hertoghen beschouwen. Hij probeerde binnen zijn taak, verantwoordelijke voor werking in de bedrijven en in de vakbond ( “de wereld van de arbeid”) zoveel mogelijk te doen volgens de revolutionaire taakstelling die een communistische partij dat zichzelf oplegt.

In de PVDA waren ook mensen die op één of andere manier aangetrokken door het radicalisme van communistische ideologie maar die uiteindelijk NOOIT zich een wereldopvatting verwierven dat vertrekt van zijn eigen persoonlijke belangen te verbinden met de historische objectieve belangen van de arbeidersklasse: het kapitalisme omver werpen, de economische en politieke macht verwerven, de kapitalistische productieverhoudingen breken,, het communisme opbouwen (via zijn eerste stadium: de socialistische planeconomie).
Deze mensen (....en hiertoe behoren Boudewijn Deckers, Jo Cottenier, Herwig Lerouge) hebben nooit een “revolutionaire overtuiging” gehad die verder ging dan “het zo ver mogelijk doorvoeren van de BURGERLIJKE ' democratische revolutie”.en zijn méér en méér REFORMIST geworden. Deze, in feite, reformistische overtuiging wisten ze altijd (pseudo-)marxistisch in te kleden.
Zo was er dus altijd een feitelijke “strijd tussen twee lijnen” in de PVDA. Maar door een ideologie van “suivistisch activisme” bij véél partijleden was die “strijd tussen twee lijnen” niet zo duidelijk, en werd de uitslag van die strijd (gevoerd uiteindelijk in het hoofd, in het politiek bewustzijn, van ieder lid) bepaald door de sterkte van ideologie bij individuele kaders.....met name dan Ludo Martens, maar blijkbaar ook bij zo iemand als Kris Hertoghen.
Het “Dossier Klassenstrijd” gepubliceerd in Marxistische Studies no 26 – november 1995 reflecteert al deze ontwikkelingen en in feite INTERNE tegenstellingen. Voor Herwig Lerouge zeker een reden om er NU (nu de PVDA in zijn geheel in REFORMISTISCH vaarwater is gekomen) NIET meer hier naar te verwijzen, om zeker geen slapende honden (de -nog- overtuigd suivistische en activistische partijleden) wakker te maken. Joris Van Gorp zélf die toen zijn “analyse” schreef op basis van die tweeslachtige lijn en nu op basis van die eenzijdige reformistische lijn, is zich hiervan (als goeie suivist) totaal niet bewust! Een aanwijzing hiertoe?
Joris zegt: “Toch kan men zich afvragen hoe het komt dat zo’n strijdbare beweging niet in staat was om de regering achteruit te drijven op die 3 centrale doelstellingen. Hoe efficiënt is de strategie van de vakbonden als het erop aan komt concreet te wegen op de politieke besluitvorming? Waarom lukte het niet de kracht van hun getal om te zetten in het tegenhouden van maatregelen tegen de werkers en het afdwingen van andere maatregelen ten gunste van de arbeidersbeweging?
Dit probleem is niet nieuw. We zagen al eerder dat de Belgische syndicale beweging het niet gemakkelijk heeft om de politieke wereld te beïnvloeden tijdens grote conflicten. Hetzelfde gebeurde in 1993 bij de strijd tegen het globaal plan en in 2005 bij de strijd tegen het generatiepact.24
Doorheen het verhaal en de balans van de voorbije beweging willen we hier dieper op ingaan. We bieden enkele denkpistes om bij volgende grote conflicten als syndicale beweging te wegen op de politieke besluitvorming.

...En
zie wat hij gebruikt als referentie in zijn voetnoot: “:Zie probleemstelling door J. FANIEL, “Crisis behind the Figures? Belgian Trade Unions between Strength, Paralysis and Revitalisation”, Management Revue. The International Revue of Management Studies, volume 23, nr. 1, 2012, p. 14-31”....
Joris Van Gorp is gewoon VERGETEN dat hij ooit heeft “meegeschreven” aan “
Dossier Klassenstrijd” (in M.S. no 26 - november 1995) Nu, in M.S no 99, september 2012, schreef hij zijn “bijdrage” onder druk van de huidig heersende lijn van het reformisme. Toen was er de druk van de toen heersende lijn die vervat zit in het rapport “Een revolutionaire partij in stakingen....Daarom “moest” Joris Van Gorp TOEN wel stelling nemen tégen het reformisme dat heerst in de vakbonden en dat bestreden moet worden door de communisten die als arbeider en/of syndicalist werken, een stellingname die hij in 2012 met een gerust hart kon laten vallen....

1Hier wordt gerefereerd naar het 5e congres van de PVDA in 1995, waarbij de congresdocumenten gepubliceerd werden in het boek “Partij Van De Revolutie
2http://marx.be/nl/content/nieuwste-nummer?action=get_doc&id=93&doc_id=570, Herwig Lerouge, “Si quieres ganar, lucha sin descansar”
3Zie probleemstelling door J. FANIEL, “Crisis behind the Figures? Belgian Trade Unions between Strength, Paralysis and Revitalisation”, Management Revue. The International Revue of Management Studies, volume 23, nr. 1, 2012, p. 14-31.
4Een voor ieder partij-lid – voor 1995 toch – verplicht te bestuderen boek “De geschiedenis van de Communistische Partij der Soviet-Unie (bolsjewiki”... gekend als “De Bolsjeviek...”.
5PS, SP.A, CD&V, CDH, Open VLD, MR, Groen! en Ecolo.
6Le Soir, “Décembre, Belgique : avis de tempête sociale”, 16 november 2011.
7La Libre Belgique en Le Soir, 16 november 2011.
8De Tijd, 15 december 2011.
9Pamflet van de drie vakbonden voor de nationale betoging op 2 december.
Zie http://www.abvv.be/c/document_library/get_file?uuid=78287858-ec1e-4013-bc89-f245b612591c&groupId=10134.
10Perscommuniqué van de 3 vakbonden, 14 december 2011.
11De Tijd, 15 december 2011.
12 http://www.jugezparvousmeme.be/message.html.
13 RTL-TVI, 19 december 2011.
14 http://www.jugezparvousmeme.be/message.html.
15 Open brief van vijf vakbondsverantwoordelijken van het Waalse ABVV. November 2011. Ondertekend door: Alain Lambert (federaal ondervoorzitter ACOD), Francis Wégimont (algemeen secretaris ACOD), Manuel Morais-Rosa (voorzitter BBTK Wallonië), Nico Cué (algemeen Secretaris MWB), Paul Lootens (algemeen secretaris Algemene Centrale). Zie Solidair, nr. 45 (2011), 24 november 2011.
16 Een taks die enkel de 2 % rijkste gezinnen treft. Een taks van 1 % op het vermogen boven de 1 miljoen en 2 % op het vermogen tussen 2 en 3 miljoen. En 3 % op het vermogen boven de 3 miljoen.
17De socialistische partij in België, waaruit de SP.A en de PS gegroeid zijn.
18Louis de Brouckère, Middelen tot socialistische actie, 1907. Zie: http://www.marxists.org/nederlands/de_brouckere/1907/1907middelen_actie.htm.
19Soort van startbaanovereenkomst voor jongeren onder de 26, maar die zou hebben geleid tot misbruiken van het ontslagrecht en tot armoede onder die jongeren.
20Open brief van vijf vakbondsverantwoordelijken van het Waalse ABVV, november 2011.
21 L. De Brouckère in Le Peuple, mei 1909.
22 Knack, 11 januari 2012
23http://marx.be/nl/content/nieuwste-nummer?action=get_doc&id=93&doc_id=571, Joris Van Gorp, “De strijd tegen de regering Di Rupo, najaar 2011- voorjaar 2012 Hoe de volgende keer een volledige overwinning behalen?” MS over Joris Van Gorp: “Joris Van Gorp (joris.vangorp bij pvda.be) is lid van de Nationale Raad van de PVDA en nationale verantwoordelijke voor de campagne “Het is hun crisis. Doe hen betalen”. Tussen 2004 en 2008 was hij provinciaal voorzitter PVDA-Antwerpen. Van 1977 tot 1987 werkte hij als arbeider bij BASF-Antwerpen waar hij syndicaal actief was als vakbondsafgevaardigde.”
24Zie probleemstelling door J. FANIEL, “Crisis behind the Figures? Belgian Trade Unions between Strength, Paralysis and Revitalisation”, Management Revue. The International Revue of Management Studies, volume 23, nr. 1, 2012, p. 14-31.