De PVDA profileert zich nog altijd (binnen het Internationaal
communistisch Seminarie én zelfs bij monde van Peter Mertens als
“Communistisch”, “revolutionair”, “het marxisme toepassend”:
“Apart from a strategy - for Belgian communist: work towards a socialist revolution on the European continent - the Party also needs to apply tactics. Tactics lead the way to work efficiently towards the strategy of the socialist revolution on a certain moment in time in certain concrete circumstances. That means that tactics has to be appropriate and can and should change continuously. The Party has to employ all means of struggle, has to prepare for periods of repression and counter-revolution. (…) Tactics is an integral part of Marxism[1]"
Alle persdiensten hadden een commentaar over Noord-Korea na de dood van Kim Jong-il.... Zo ook die van de "communistische", "revolutionaire" en "marxisme toepassende" PVDA:
“De linkse PVDA heeft met verbazing kennis genomen van de aankondiging van Jef Bossuyt als PVDA-spreker over Korea. Jef Bossuyt vertegenwoordigt de organisatie Korea is One, en werd naar verluid in die hoedanigheid gevraagd voor het duidingprogramma Terzake, vanavond 19 december 2011. De PVDA heeft geen relaties met de organisatie Korea is One, en Bossuyt kan in geen enkel geval spreken als PVDA'er over Korea.
Onze partij vindt het ongehoord dat men de heer Bossuyt als PVDA-spreker heeft voorgesteld, dat is beneden elke journalistieke deontologie. Wanneer men de standpunten van de PVDA wil kennen kan men zonder probleem bellen naar onze persdienst, onze woordvoerder of onze voorzitter, wiens gsm nrs en mails eenvoudig op de website te vinden zijn. Het spreekt van zelf dat de PVDA totaal afstand neemt van de woorden van Bossuyt op Terzake, woorden die niet de onze zijn, en evenmin onze standpunten over het socialisme verkondigen. Wij zijn tegenstander van elk model dat gebaseerd is op de dynastie, laat dat klaar zijn. - het Partijbureau van de PVDA, - 19 december 2011[2]”
Wat dan wél “de woorden” zijn van de PVDA en waarom
de PVDA “afstand neemt van de woorden van
Bossuyt” (een erkende PVDA-er, die al artikels schreef in Solidair en
Marxistische Studies en daar dus wel “de
standpunten van de PVDA” mocht verwoorden, die Russisch kent, PVDA-expert
is inzake de val van het communisme in het Oostblok, de - voormalige – S.U.) en wie weet in de PVDA
méér over Noord-Korea en heeft duidelijker “standpunten over het socialisme”?
Peter Mertens, Boudewijn Deckers of Peter Franssen ...of Jo Cottenier misschien
of Herwig Lerouge?
In ieder geval “hoewel men maar had moeten bellen naar
persdienst, woordvoerder of voorzitter”....heeft de PVDA nog steeds GEEN
standpunt ingenomen over Noord-Korea....behalve het subjectieve
ongeargumenteerde “ Wij zijn tegenstander
van elk model dat gebaseerd is op de dynastie”. En daar zal het bij blijven
want men voegt eraan toe “laat dat klaar zijn”.
Wat voor de
PVDA dan echt “socialisme” is, ... bij Peter Mertens vinden we het niet, alleen
dat Cuba en Noord-Korea geen voorbeelden zijn voor hem.
China is dat
blijkbaar wél, voor Boudewijn Deckers en Peter Franssen. En aangezien dat
Nationale kaders zijn en hun standpunten in Solidair en Marxistische Studies
mogen uiteenzetten, en tot nu toe door Peter Mertens niet verloochend worden
(zoals wél gedaan wordt met Jef Bossuyt) mogen we aannemen dat het de
standpunten van de PVDA zijn. In ieder geval worden ze beaamd door Herwig
Lerouge (hoewel met een slag om de arm “het
debat is nog open”.....maar als ik aan dat debat wil meedoen wordt ik
afgewezen - zie hierover verderop)
Noord-Korea komt NIET, maar China komt WEL overeen met de
“standpunten van de PVDA over socialisme” (hieronder stukken uit enkele vroeger analyses van mij)
Nationaal
PVDA-kader, Peter Franssen (in een “marxistische
analyse” over “het socialisme in China”[3])
“schept” een hoofdtegenstelling tussen een (door hem nergens als zodanig
aangetoond,maar door hem als zodanig geponeerd) “correcte lijn van de CCP” gebaseerd op het correct toepassen van
het wetenschappelijk socialisme” en “een
lijn van utopisch socialisme”. Deze laatste verwijt hij het socialisme te
willen uitbouwen en de bestaande maar prillle kapitalistische
produktieverhougingen te willen af breken
in de omstandigheden van China “waar
de kapitalistische produktiewijze nog zo weinig ontwikkeld was”.
Het is
volgens hem “marxistisch correct” na
de revolutie aldaar en na een relatief lange tijd, waarin de kapitalistische
produktieverhoudingen zich volledig kunneen ontwikkelen tot waar nu pas het
moment nadert om, zoals hij zegt: “De
productiewijze en de structuur van de economie hebben de voorbije 25 jaar
belangrijke stappen vooruit gezet naar het niveau waar het maatschappelijk
bezit van alle grote productiemiddelen opnieuw noodzakelijk wordt.”
Het is volgens hem “utopisch socialisme” als men stelt
dat men “ de eigendomsverhoudingen en het
erfenisrecht naar believen kan veranderen.”
En het
is (volgens hem en mét hem waren dat ook Liu Chaochi en later Deng Xiaoping)
noodzakelijk in een economisch achterlijk land als China na de revolutie In
1949 de kapitalistische produktieverhoudingen te laten bestaan en te laten
ontwikkelen en niet de productiemiddelen te onteigenen. Dit om "de historische rol
van het kapitalisme" te laten spelen:” De historische rol van het kapitalisme en
van haar draagster, de bourgeoisie, was (volgens hen), de productiemiddelen te concentreren en
daardoor de maatschappij op alle vlakken te revolutionariseren. Maar naarmate
de bourgeosie die taak volbrengt, nadert ze haar limiet die bepaald is door de
economische en sociale tegenstellingen die ze zelf geschapen heeft, op een haast automatische manier.
En zo
zijn, volgens Peter Franssen “de eigendomsverhoudingen van iedere tijdsperiode het noodzakelijjke
resultaat van de (kapitalistische) productiewijze en van de (kapitalistische)
manier van handel voeren in die (lange) tijdsperiode (na de revolutie in de
primaire periode van het socialisme)” Dit niet aanvaarden nà de revolutie, is
volgens Peter Franssen “utopisch socialisme”.(en zo was volgens hem én volgens
Liu Chaochi én volgens Deng Xiaoping, Mao Zedong een “utopisch socialist”)
“Het in bezit nemen van de gezamenlijke productiemiddelen door de maatschappij” ..... kan maar eerst mogelijk, “eerst historische noodzakelijkheid worden”, als “de materiële voorwaarden voor de verwezenlijking ervan aanwezig” zijn, “niet door de enkele wil om deze klassen af te schaffen, maar door bepaalde nieuwe economische voorwaarden”
“Het socialisme zal zichzelf opheffen en overgaan in het communisme zodra alle economische, politieke, sociale, religieuze, morele, culturele overbljfselen van de feodale en kapitalistische uitbuitingsverhoudingen uit het verleden in de maatschappelijke structuren voltooid verleden tijd zijn en zodra de leden van de maatschappij die overblijfselen in hun gedrag en hun denken grotendeels achter zich hebben gelaten.” (Maar hoe? Als vanzelf en doordat de staatsmacht toelaat zich dat allemaal te ontwikkelen tot dat moment?)
En zo is
voor Peter Franssen en een deel van de leiding van de CCP eerst onder leiding
van Liu Chaochi en na de dood van Mao Zedong onder leiding van Deng Xiaoping,
ideologische, politieke EN materiële klassenstrijd en het mobilisern van de werkers en hun
bewustzijnverhogen zodat HUN maatschappij “de gezamelijke productiemiddelen in
bezit nemen” juist maar het veranderen van eigenschapsverhoudingen op basis van “de
enkele wil om deze klassen af te schaffen” en dus een “utopisch
socialistische opvattting”.
De
eigendomsverhoudingen (en zo ook de productieverhoudingen) kunnen in het China
van 1949, waar een revolutie plaats had in een economisch achterlijk land met
vooral werkers actief in de landbouw, alleen maar “kapitalistisch”
zijn.(volgens Peter Franssen) Dus kon de revolutie in 1949 in China niet meer
zijn dan de nationaal democratische revolutie. En China was veroordeeld nog
lang in die situatie te blijven, hetgeen genoemd werd (volgens Peter
Franssen een correct marxistisch
standpunt): “het primaire stadium van het socialisme”.
Met uitgezochte citaten van Engels Marx, Mao en Lenin, “bewiist” Peter Franssen
dat Mao ( voordat hij “utopisch socialist” zou worden, en de hele CCP
unaniem)daar mee instemde.
Maar Peter Franssen is IDEALIST, en geen materialist als hij citaten “plukt” om zijn IDEEËN en OPVATTINGEN te bewijzen. En Peter Franssen is METAFYSISCH en niet dialectisch als hij uitgaat van een zich repeteren van de geschiedenis in een analoge manier waardoor conclusies geldend voor een bepaalde periode ook gelden in een laterer “analoge” periode.
Dus Mao,
die op het CONCRETEmoment dat de revolutie in 1949 nog zéker niet
geconsolideerd zei dat het op DAT moment belangrijker was “om goede relaties en een eenheidsfront te hebben met de nationale
burgerij” dan OP DAT MOMENT “ het
kapitalisme uit te schakelen en het socialisme te vestigen” had dat volgens
hem (én Liu Chaochi, én Deng Xiaoping) nog lange tijd NA de revolutie moeten
blijven stellen.
En via
uitgezochte citaten van Lenin én het standpunt van Mao (TIJDENS de AANZET tot
de uiteindelijke revolutie in '49) zou Mao het dan eens zijn met Lenin, waarbij
Lenin dan zou beweren dat er een lange
tijd een Nieuwe Economische Politiek moet zijn waarvan de essentie is “ ondernemingen uitbesteden aan privé-kapitalisten en
buitenlandse concessiehouders”.[4]”
Hier en hier, meer uigebreide
analyses – als u ze alleen wil lezen op scherm klikken op “download” en dan
aanvinken “openen met Adobe-reader” (sommige teksten zijn in het Engels weliswaar)
Peter Franssen haalde zijn opvattingen over “het
socialisme van China” bij Boudewijn Deckers....
Boudewijn Deckers is
nationaal kader (historisch “no 2 in de partij”) van de PVDA sinds haar
ontstaan. Zijn analyse over China moet als vorming dienen voor de partijleden,
en de interne eenheid bevorderen inzake standpunten “naar buiten” toe. Hij was
lid van verschillende delegaties naar China en als “nationaal kader voor
internationale betrekkingen” woordvoerder van de PVDA in China. Zijn
schijnbare, wellicht BEWUST “héél genuanceerd geformuleerde standpunten” over
het socialisme in China[5], maken een breuk met de partijstandpunten van de PVDA
over de opbouw van het socialisme in China, politieke ontwikkelingen in de CCP,
kritische opstelling over revisionistische ontwikkelingen. In de onderstaande
stukken van zijn analyse heb ik bepaalde stukken in vet-italic gezet.. Daar
ontwikkeld hij standpunten die breken met de standpunten collectief ingenomen
op het vierde congres van de PVDA én de analyses die Ludo Martens - tot voor
kort nog de voorzitter van de PVDA -
maakte, die juist een verdere uitwerking waren van die congresbesluiten.
Dus hieronder Boudewijn
Deckers over China:
“China kende de voorbije dertig jaar grondige hervormingen. Leidt dat niet tot een afwijking van het socialisme?
Na de overwinning van de revolutie in 1949 haalden de geleidelijke collectivisering van de landbouw, de nationalisatie van de industrie en de planeconomie China uit zijn uiterst achterlijke toestand, althans tot op bepaalde hoogte. In twee decennia tijd maakte het land een onmetelijke vooruitgang mee. … Begin jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte, onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de collectivisering die tot dan toe heersten, ook al hadden die China stevige fundamenten gegeven.
…Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen. Wij weten niet waarom de ervaring van de industrialisatie, de collectivisering en de centrale planeconomie van de jaren ’30 in de Sovjetunie niet op een of andere manier van toepassing zou zijn voor China vandaag. We kunnen evenmin een volledige balans maken van de hele Chinese ervaring tot eind de jaren ’70, noch de latere trouwens. ..
Volgens Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC etappes willen overslaan, met een snelle, grootschalige collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie van de productiekrachten. De socialistische collectivisering vereist een materiële basis, namelijk een omvangrijke industriële productie en een gemechaniseerde landbouw.
… In … de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de economie. …
Eerst moedigde China een decollectivisering aan op het platteland. De grond bleef wel eigendom van de staat of van de gemeenschap. De privé-productie ontwikkelde zich snel. …
In 1983 besloot de CPC4 dat de hoofdtegenstelling in China lag tussen de groeiende noden van het volk en de achterstand van de productiekrachten. In 1989 lanceerde de CPC5 een politiek van hervormingen en opening op de buitenwereld. …
De CPC lijkt ons echt wel verenigd rond de huidige hervormingspolitiek. …
Volgens de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt. … (....)
Ons vertrouwen in de CPC is gebaseerd op de verwezenlijkingen van vroeger en nu. …
Dit vertrouwen is ook gebaseerd op de rectificaties waar de CPC aan werkt of die ze aankondigt. …
Het lijkt erop dat men de strijd tegen de corruptie en andere negatieve aspecten die de CPC en de socialistische staat aanvreten sinds de hervorming, steeds ernstiger neemt. …[6]”
Boudewijn Deckers is een gewiekst en doelgericht
revisionist.
Eigenlijk erkent
Boudewijn Deckers nergens ondubbelzinnig het àl dan niét autentiek marxistische
van de analyse die de CCP-kaders in 1978 maakten ter verantwoording van hun
economische politiek. Hij fomuleert géén ondubbelzinnge oordeel over al dan niet de noodzaak van de strijd tegen het revisionisme in de communistishe beweging.
Hij geeft gewoon “een verslag van de
waarnemingen die hij deed op zijn bezoek in China.” In ieder geval is
hij hier dus eerder empirisch dan
marxistisch… Maar tegelijk hij zet het licht op groen voor een uitgewerkte
revisionistische analyse over “de uitbouw van het socialisme in China” door
mede-kader Peter Franssen. Het gezag van Boudewijn (in 2003) geven een “autentiek marxistisch” karakter aan de
analyse van Peter Franssen. En bij Peter Franssen staat er blijkbaar geen maat
op! Hij is duidelijk minder subtiel dan expert-revisionist Boudewijn Deckers….
Daarom dat er blijkbaar méér reacties zijn gekomen op de analyse van Peter
Franssen dan indertijd op die van Boudewijn Decers, ook van BINNEN uit de PVDA.
Zo voelde Herwig Lerouge zich wel verplicht om aan te kondigen dat in een
volgend nummer van Marxistische Studies de reacties op het artikel van Peter
Franssen zouden worden opgenomen.
Toch meen ik uit de
analyse die Boudewijn Deckers maakte in 2003 dat hij de “Grote Sprong Voorwaarts” en “De Culturele Revolutie” globaal als fout
beoordeeld. Hij formuleert wel héél wazig, met de voor hem kenmerkende slag om
de arm:
“… Begin jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte, onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de collectivisering die tot dan toe heersten, …Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen. …
Volgens Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC etappes willen overslaan, met een snelle, grootschalige collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie van de productiekrachten. …
In … de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de economie.”
Boudewijn zegt zonder
commentaar of weerwoord :
” Volgens de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt.”
Dus eigenlijk erkent hij
als zijnde marxistisch en/of echt revolutionnair (en elke betwisting "gauchisme" of "utopisch socialistisch") de terugkeer naar de situatie in de fase van
de burgelijke demokratische revolutie zoals Liu Chaochi dat in feite verdedigde
en die de huidige leiding omschrijft als “eerste
etappe van het socialisme”.(....)[7]”
PVDA-kaders weten
blijkbaar niet(of WILLEN niet weten) wat in hun EIGEN dokumentatiecentrum staat
In het
documentatiecentrum van de PVDA stond sinds het begin van het bestaan van dat
documentatiecentrum een werkje getiteld “DAZHAI – De Kulturele Revolutie in een
Chinees dorp” een vertaling gemaakt in de jaren '70 vanuit het Frans van “La Contradiction, moteur du
développement dans une commune chinoise. Enquête sur la brigade de Dazhai” van
1968. Ik kocht het in 2011 op een uitverkoop....
Een lezing van dit
werkje -dat Boudewijn Deckers én Peter Franssen MOETEN hebben gekend – leert
mij dat veel van hun standpunten (die
overeenkomen met de standpunten van Deng Xiaoping) in feite overeenkomen met
die van Liu Chaochi, die een lijn in de CCP vertegenwoordigde die zich verzette
tegen de collectivisering, de uitbouw van communes, de ideologische en
politieke opvoeding voor de verdere uitbouw van het socialisme en die wilde dat
de revolutie niet verder ging dan de nationaal democratische (burgerlijke)
revolutie en voor de uitbouw en versterking van het KAPITALISME in China. Lateer
werd dit genoemd “het primair stadium van het socialisme waarin China zich
bevond en nog lange tijd zou zitten”. Bij ALLES waar gewag wordt gedaan in dit
werkje (van 1968) van strijd tegen het revisionisme van Liu Chaochi kan men de
naam ”Liu Chaochi” vervangen door “Deng Xiaoping” en door de namen van zijn
twee “volgelingen” Boudewijn Deckers en
Peter Franssen.
Lees zelf maar...... ( hier
te dowloaden - na klikken op
“file”” en “download original” opent zich een scherm waar u kunt kiezen tussen
“opslaan” en “openen met Adobe-reader” - dus eventueel lezen op scherm zonder
effectief te downloaden)
Andere Nationale kaders (zoals hier Herwig Lerouge) die (
...als Nationaal kader wel MOETEN) het PVDA-standpunt onderschrijven dat
“Noord-Korea voor de PVDA niet overeenkomt met haar standpunten over
socialisme”, vinden dit wél van China!
Zoals ik reeds vroeger formuleerde[8]:
Zo meent Herwig Lerouge als nationaal kader van “een communistische partij dat het marxisme
nog altijd als basis neemt om de wereld te analyseren en een strategie te
bepalen om de wereld te veranderen” dat er nu dringend antwoord gegeven
moet worden op de volgende vragen van bezorgde partijleden en andere
sympatisanten van het communisme:
“Maar blijft dat
zegevierende China ook socialistisch? Wordt de economie er niet steeds meer
beheerst door een nieuwe kapitalistenklasse? Kent China niet steeds meer de
klassieke kwalen van het kapitalisme: stijgende werkloosheid, erbarmelijke
werkomstandigheden, groeiende tegenstelling tussen arm en rijk, tussen stad en
platteland, corruptie? Wat blijft er in de “socialistische markteconomie” nog
overeind van de klassieke principes van een socialistische economie: centrale
planning, staatseigendom van de grote bedrijven, collectivisering van de
landbouw? Zijn de boeren en de arbeiders in China nog de meesters van de staat?
Wat met de “voortzetting van de klassenstrijd onder het socialisme”? Hoe werkt
de Chinese Communistische Partij aan het opheffen van de klassenverschillen?”[9]
Herwig belooft die partijleden en sympatisanten een
marxistische vorming over “het socialisme in China”:
“Peter Franssen,
…beoordeelt de eerste dertig jaar van de Chinese revolutie onder leiding van
Mao Zedong op een dialectische manier. … Maar in die periode maakte de partij
ook vele linkse fouten, zegt hij. En hij beschrijft ze.
Een gevolg daarvan was dat de welvaart niet was wat kon verwacht worden. … Ook de commerciële sector en de horeca ontwikkelden niet omwille van de starre opvatting over de planeconomie die wilde dat ook de kleinhandel en de horeca in handen moesten zijn van de staat. De ontwikkeling van de lichte industrie zou in die fase van economische ontwikkeling het snelst vooruit gaan als de krachten in de maatschappij op dit terrein initiatief hadden mogen nemen. Maar dat strookte niet met de gangbare opvattingen ten tijde van Mao Zedong.
Dat alles maakte de noodzaak van een nieuwe economische aanpak op het einde van de jaren 1970 voor de meeste hoge kaderleden van de partij duidelijk.
De auteur steunt voluit de hervormingen en grijpt daarvoor terug naar Karl Marx en Friedrich Engels die meenden dat het socialisme zou ontstaan in die landen waar het kapitalisme zijn historische rol heeft vervuld. …
Vooral vanaf de helft van de jaren 1950 dacht een deel van de Chinese leiders teveel dat “het socialisme en het communisme uit het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden”.
Dat het socialisme maar ten volle kan opgebouwd worden in een land waar het kapitalisme zijn rol heeft vervuld betekent helemaal niet dat de Russische of Chinese communisten aan de macht moesten verzaken. …
Lenin … zegde duidelijk dat in de Sovjet-Unie de macht van de arbeidersklasse heerst. De economie kan echter nog niet socialistisch zijn – dat is wel het streefdoel waar de arbeidersklasse voor ijvert. Er gaat dus een hele overgangsperiode aan vooraf.
In 1921 voert hij daarom de NEP in: een politiek die de ontwikkeling toelaat van het kapitalisme en de markt... Hij spreekt over een tussenfase die “enkele decennia” zal duren. Maar die ontwikkeling brengt natuurlijk het gevaar mee dat het kapitalisme te sterk wordt en de macht van de socialistische staat tracht te breken. Dat was het geval in 1930 toen de rijke boeren in de Sovjet-Unie de bevoorrading van de steden in het gedrang brachten door hun oogst achter te houden in de hoop hogere prijzen te bekomen. Te hoge graanprijzen zouden dan weer de loonkosten hebben doen stijgen en zo de industrialisering in gevaar hebben gebracht. Daarom moest de Sovjetstaat in snel tempo de landbouw collectiviseren en de macht van de rijke boeren breken. Wellicht had de Sovjetregering de nep liever nog een tijdje verder gezet maar de aanvallen van de sterker wordende bourgeoisie lieten dat niet toe….
De arbeidersklasse kan de macht “van vandaag op morgen” veroveren doorheen de revolutie. Maar de uitbouw van een socialistische economie en van een socialistische maatschappij (naar het “model” dat Marx en Engels vooropstelden) vergt zeker in laagontwikkelde landen een overgangsperiode, die van lange adem kan zijn. Die overgangsperiode kan verschillende fasen doorlopen die zelfs elkaars tegengestelde kunnen zijn.
In het begin van de jaren 1980 werkten de Chinese marxisten de theorie uit van “de eerste fase van het socialisme”. Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Dat impliceert dat de historische rol van het privé-bezit nog niet vervuld is.
Peter Franssen beschrijft hoe de Chinese Communistische Partij zich bij de hervormingen baseert op heel concreet onderzoek en niet op versteende dogma 's. …In een nog niet hoog ontwikkelde economie blijkt de privé-uitbating dikwijls efficiënter en productiever dan de collectieve uitbating. Maar het socialisme betekent wel dat de privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet komen of met andere woorden, dat het kapitalisme moet werken in dienst van de socialistische opbouw.
De hele hervormingsdiscussie gaat gepaard met het teruggrijpen naar de stellingen van Mao Zedong over het zoeken van de waarheid in de feiten. …
…De Chinezen zijn verplicht het marxisme te verdiepen en te innoveren om de complexe problemen aan te kunnen. …
Sindsdien voert de Chinese Communistische Partij radicale hervormingen door. De grond die collectief werd bewerkt wordt toevertrouwd aan de boerengezinnen. …Chinese privé-bedrijven worden opgezet.
Peter Franssen beschrijft uitvoerig de successen van deze politiek, de bijsturingen en ook de gevaren. Volgens hem is de Communistische Partij van China zich zeer goed bewust dat de steeds verder uitdijende markt gevaren inhoudt voor het socialisme. …”[10]
Een gevolg daarvan was dat de welvaart niet was wat kon verwacht worden. … Ook de commerciële sector en de horeca ontwikkelden niet omwille van de starre opvatting over de planeconomie die wilde dat ook de kleinhandel en de horeca in handen moesten zijn van de staat. De ontwikkeling van de lichte industrie zou in die fase van economische ontwikkeling het snelst vooruit gaan als de krachten in de maatschappij op dit terrein initiatief hadden mogen nemen. Maar dat strookte niet met de gangbare opvattingen ten tijde van Mao Zedong.
Dat alles maakte de noodzaak van een nieuwe economische aanpak op het einde van de jaren 1970 voor de meeste hoge kaderleden van de partij duidelijk.
De auteur steunt voluit de hervormingen en grijpt daarvoor terug naar Karl Marx en Friedrich Engels die meenden dat het socialisme zou ontstaan in die landen waar het kapitalisme zijn historische rol heeft vervuld. …
Vooral vanaf de helft van de jaren 1950 dacht een deel van de Chinese leiders teveel dat “het socialisme en het communisme uit het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden”.
Dat het socialisme maar ten volle kan opgebouwd worden in een land waar het kapitalisme zijn rol heeft vervuld betekent helemaal niet dat de Russische of Chinese communisten aan de macht moesten verzaken. …
Lenin … zegde duidelijk dat in de Sovjet-Unie de macht van de arbeidersklasse heerst. De economie kan echter nog niet socialistisch zijn – dat is wel het streefdoel waar de arbeidersklasse voor ijvert. Er gaat dus een hele overgangsperiode aan vooraf.
In 1921 voert hij daarom de NEP in: een politiek die de ontwikkeling toelaat van het kapitalisme en de markt... Hij spreekt over een tussenfase die “enkele decennia” zal duren. Maar die ontwikkeling brengt natuurlijk het gevaar mee dat het kapitalisme te sterk wordt en de macht van de socialistische staat tracht te breken. Dat was het geval in 1930 toen de rijke boeren in de Sovjet-Unie de bevoorrading van de steden in het gedrang brachten door hun oogst achter te houden in de hoop hogere prijzen te bekomen. Te hoge graanprijzen zouden dan weer de loonkosten hebben doen stijgen en zo de industrialisering in gevaar hebben gebracht. Daarom moest de Sovjetstaat in snel tempo de landbouw collectiviseren en de macht van de rijke boeren breken. Wellicht had de Sovjetregering de nep liever nog een tijdje verder gezet maar de aanvallen van de sterker wordende bourgeoisie lieten dat niet toe….
De arbeidersklasse kan de macht “van vandaag op morgen” veroveren doorheen de revolutie. Maar de uitbouw van een socialistische economie en van een socialistische maatschappij (naar het “model” dat Marx en Engels vooropstelden) vergt zeker in laagontwikkelde landen een overgangsperiode, die van lange adem kan zijn. Die overgangsperiode kan verschillende fasen doorlopen die zelfs elkaars tegengestelde kunnen zijn.
In het begin van de jaren 1980 werkten de Chinese marxisten de theorie uit van “de eerste fase van het socialisme”. Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Dat impliceert dat de historische rol van het privé-bezit nog niet vervuld is.
Peter Franssen beschrijft hoe de Chinese Communistische Partij zich bij de hervormingen baseert op heel concreet onderzoek en niet op versteende dogma 's. …In een nog niet hoog ontwikkelde economie blijkt de privé-uitbating dikwijls efficiënter en productiever dan de collectieve uitbating. Maar het socialisme betekent wel dat de privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet komen of met andere woorden, dat het kapitalisme moet werken in dienst van de socialistische opbouw.
De hele hervormingsdiscussie gaat gepaard met het teruggrijpen naar de stellingen van Mao Zedong over het zoeken van de waarheid in de feiten. …
…De Chinezen zijn verplicht het marxisme te verdiepen en te innoveren om de complexe problemen aan te kunnen. …
Sindsdien voert de Chinese Communistische Partij radicale hervormingen door. De grond die collectief werd bewerkt wordt toevertrouwd aan de boerengezinnen. …Chinese privé-bedrijven worden opgezet.
Peter Franssen beschrijft uitvoerig de successen van deze politiek, de bijsturingen en ook de gevaren. Volgens hem is de Communistische Partij van China zich zeer goed bewust dat de steeds verder uitdijende markt gevaren inhoudt voor het socialisme. …”[10]
(Op deze analyse zal ik antwoorden in een bespreking
van de analyse van Peter Franssen zelf. Op bepaalde punten van deze analyse
antwoordde ik al op mijn weblog)
Herwig Lerouge beseft, dat niet iedereen binnen de partij gerustgesteld is. De komende tegenstellingen binnen de partij (en in de onmiddelijke omgeving van de PVDA) zal hij dan ook moeten aanpakken. Uiteindelijk blijkt Peter Franssen toch niet zo’n goede leerling van Boudewijn Deckers die in 2003 de lijn heeft ontwikkeld die gehanteerd moet worden inzake de analyse van het socialisme in China.[11] Herwig merkt het probleem en zegt daarom over de analyse van Peter Franssen:
Herwig Lerouge beseft, dat niet iedereen binnen de partij gerustgesteld is. De komende tegenstellingen binnen de partij (en in de onmiddelijke omgeving van de PVDA) zal hij dan ook moeten aanpakken. Uiteindelijk blijkt Peter Franssen toch niet zo’n goede leerling van Boudewijn Deckers die in 2003 de lijn heeft ontwikkeld die gehanteerd moet worden inzake de analyse van het socialisme in China.[11] Herwig merkt het probleem en zegt daarom over de analyse van Peter Franssen:
“Moge dit artikel de
aanzet zijn tot een vruchtbaar debat. …
Moge dit artikel helpen om de duidelijk positieve resultaten te erkennen, een aantal manifeste onwaarheden te doorprikken, om objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt. Maar wie vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt.…
Het is maar een begin, wij gaan voort met het debat.”[12]
Moge dit artikel helpen om de duidelijk positieve resultaten te erkennen, een aantal manifeste onwaarheden te doorprikken, om objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt. Maar wie vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt.…
Het is maar een begin, wij gaan voort met het debat.”[12]
Een echt debat mag echter niet gevoerd worden,
omdat de subtiele ontwikkeling van het revisionisme binnen de PVDA, zoals
Boudewijn Deckers die leidt, hierdoor wel eens verstoord zou kunnen worden. En
in feite IS het debat, of eerder “de strijd tussen twee lijnen” reeds
gevoerd. De uitslag van dat “debat” bestaat reeds, de antwoordden op de vragen
die hier aan het begin door Herwig zijn geformuleerd zijn, kunnen gegeven
worden… aan de hand van de besluiten van het Vierde Congres van de PVDA
en de teksten die daar uit voortvloeien, grotendeels geschreven door de
toenmalige voorzitter Ludo Martens. De PVDA, dus ook Boudewijn Deckers,
Peter Franssen en Herwig Lerouge zelf, moeten hun analyses OP DIE LIJN (want
dat is collectief bepaald op een PARTIJ-CONGRES) baseren. Als Herwig
Lerouge vindt dat er een NIEUW debat (over het socialisme in China) moet komen,
had hij moeten aanduiden aan de bezorgde partijleden en sympatisanten dat dit
nodig is omdat er een lijn is opgedoken in de partij, die TEGENGESTELD is aan
de lijn op het Vierde Congres (en dat dat nu met name blijkt uit de analyse van
partij-KADERS over het socalisme in China). Waardoor een debat dan een aanzet
moet zijn om te komen tot wellicht nieuwe collectief bepaalde standpunten.
Een half jaar later, en twee nummers van Marxistisch Studies later zegt Herwig Lerouge:
Een half jaar later, en twee nummers van Marxistisch Studies later zegt Herwig Lerouge:
“Zoals beloofd komen we
in dit nummer terug op het Chinadebat met een eerste bijdrage van een eminent
Chinakenner, Frank Willems. …
In het volgende nummer publiceren we de bijdragen van een aantal lezers die bedenkingen en aanvullingen formuleerden bij het artikel van Peter Franssen in Marxistische Studies 78.”[13]
In het volgende nummer publiceren we de bijdragen van een aantal lezers die bedenkingen en aanvullingen formuleerden bij het artikel van Peter Franssen in Marxistische Studies 78.”[13]
De “bijdrage” van Frank Willems is dan wel een
interview met Frank Willems gehouden ongeveer in dezelfde periode(juni
2007) van de publicatie van de analyse van Peter. Franssen… Het was zeker
géén reactie van Frank Willems hierop....Van een debat gesproken…..!? Frank
Willems volgt hierin spontaan min of meer de lijn die Boudewijn in 2003 reeds
aangaf. Dat is zijn goed recht als hij géén lid is van de PVDA. Voor Boudewijn
Deckers en Peter Franssen komt het goed uit. Herwig denkt de demonen van
openlijke tegenstellingen in en rond de PVDA zo te kunnen bedwingen met dit
interview “als reactie op het artikel van Peter Franssen”….[14]
Het gehele verslag en analyse van de "diskussie" tussen mij en Hedwig, Peter Franssen én Frank Willems én de weergave van van wat Ludo Martens indertijd hierover formuleerde is hier te vinden (klikken op "download", waarop een scherm opent "opslaan" of "openen met Aedobe reader zodat men kan kiezen tussen echt downloaden of lezen op scherm) Het is mijn bijdrage in DEZE diskussie die NIET gepubliceerd mocht worden...hoewel "het debat open was".....
Wat is voor de PVDA "echt socialisme"?
Maar hebben de PVDA-kaders dan wel een uitgewerkt standpunt over wat socialisme dan wel is? Welnu, volgens mij bestaan daarover BINNEN de PVDA TEGENSTELLINGEN, Lees hierover maar mijn standpunt.
[1] Contribution to the16th
International Communist Seminar .The validity and Current Relevance of the
October Revolution of 1917 for the
21st century, Brussels, 4-6 May 2007, For a socialist future, with a principled
and flexible workers' Party, Peter Mertens, Parti du Travail
de Belgium
[2] http://www.pvda.be/nieuws/artikel/pvda-kwaad-over-korea-uitzending-terzake.html, 20 december 2011, “PVDA kwaad over Korea-uitzending Terzake”, Partijbureau van de PVDA
[3] http://www.marx.be/nl/content/friedrich-engels-en-het-wetenschappelijk-socialisme-china, “Friedrich Engels en het wetenschappelijk socialisme in China”, Bijdrage tot het Internationaal Symposium, 13-15 oktober 2005, Wuhan, Volksrepubliek China.Op vraag van de organisatoren schreef Peter Franssen, Solidair-redacteur en onderzoeker aan het Instituut voor Marxistische Studies deze bijdrage.
[4] donderdag 31 juli
2008 Revisionism, the bourgeoisie inside the communist movement. (4)
[5]
Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen
over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”,
Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de
Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op
uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers,
verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de
delegatie.
[6]
Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen
over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”,
Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de
Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op
uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers,
verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de
delegatie.
[7] Weergave van “ Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(3) 6/6/2008
“ waar onderaan een link staat naar een uitgebreidere analyse (en een
“mail-uitwisseling” met Boudewijn Deckers.
[8] Zie
“wetenschappelijksocialisme.blogspot.com”: woensdag 4 juni 2008
Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(1)
[9] Marxistische
Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22,
“Socialisme op zijn Chinees”,
[10] Marxistische
Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22,
“Socialisme op zijn Chinees”,
[11] Marxistische
Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen
over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”,
Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de
Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op
uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers,
verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de
delegatie.
[12] Marxistische
Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22,
“Socialisme op zijn Chinees”,
[13] In de Inleiding van nummer 80 van
Marxistische Studies, 14 mei 2008.