15-01-2012

De PVDA-leiding stelde politiek LAFFE daad door verloochening van Jef Bossuyt omwille van standpunt inzake Noord-Korea!


De PVDA profileert zich nog altijd (binnen het Internationaal communistisch Seminarie én zelfs bij monde van Peter Mertens als “Communistisch”, “revolutionair”, “het marxisme toepassend”:
“Apart from a strategy - for Belgian communist: work towards a socialist revolution on the European continent - the Party also needs to apply tactics. Tactics lead the way to work efficiently towards the strategy of the socialist revolution on a certain moment in time in certain concrete circumstances. That means that tactics has to be appropriate and can and should change continuously. The Party has to employ all means of struggle, has to prepare for periods of repression and counter-revolution. (…) Tactics is an integral part of Marxism[1]"

Alle persdiensten hadden een commentaar over Noord-Korea na de dood van Kim Jong-il.... Zo ook die van de "communistische", "revolutionaire" en "marxisme toepassende" PVDA:

“De linkse PVDA heeft met verbazing kennis genomen van de aankondiging van Jef Bossuyt als PVDA-spreker over Korea. Jef Bossuyt vertegenwoordigt de organisatie Korea is One, en werd naar verluid in die hoedanigheid gevraagd voor het duidingprogramma Terzake, vanavond 19 december 2011. De PVDA heeft geen relaties met de organisatie Korea is One, en Bossuyt kan in geen enkel geval spreken als PVDA'er over Korea.
Onze partij vindt het ongehoord dat men de heer Bossuyt als PVDA-spreker heeft voorgesteld, dat is beneden elke journalistieke deontologie. Wanneer men de standpunten van de PVDA wil kennen kan men zonder probleem bellen naar onze persdienst, onze woordvoerder of onze voorzitter, wiens gsm nrs en mails eenvoudig op de website te vinden zijn. Het spreekt van zelf dat de PVDA totaal afstand neemt van de woorden van Bossuyt op Terzake, woorden die niet de onze zijn, en evenmin onze standpunten over het socialisme verkondigen. Wij zijn tegenstander van elk model dat gebaseerd is op de dynastie, laat dat klaar zijn. - het Partijbureau van de PVDA, - 19 december 2011[2]

Wat dan wél “de woorden” zijn van de PVDA en waarom de PVDA “afstand neemt van de woorden van Bossuyt” (een erkende PVDA-er, die al artikels schreef in Solidair en Marxistische Studies en daar dus wel “de standpunten van de PVDA” mocht verwoorden, die Russisch kent, PVDA-expert is inzake de val van het communisme in het Oostblok, de  - voormalige – S.U.) en wie weet in de PVDA méér over Noord-Korea en heeft duidelijker “standpunten over het socialisme”? Peter Mertens, Boudewijn Deckers of Peter Franssen ...of Jo Cottenier misschien of Herwig Lerouge?
In ieder geval “hoewel men maar had moeten bellen naar persdienst, woordvoerder of voorzitter”....heeft de PVDA nog steeds GEEN standpunt ingenomen over Noord-Korea....behalve het subjectieve ongeargumenteerde “ Wij zijn tegenstander van elk model dat gebaseerd is op de dynastie”. En daar zal het bij blijven want men voegt eraan toe “laat dat klaar zijn”.
Wat voor de PVDA  dan echt “socialisme” is, ... bij Peter Mertens vinden we het niet, alleen dat Cuba en Noord-Korea geen voorbeelden zijn voor hem.
China is dat blijkbaar wél, voor Boudewijn Deckers en Peter Franssen. En aangezien dat Nationale kaders zijn en hun standpunten in Solidair en Marxistische Studies mogen uiteenzetten, en tot nu toe door Peter Mertens niet verloochend worden (zoals wél gedaan wordt met Jef Bossuyt) mogen we aannemen dat het de standpunten van de PVDA zijn. In ieder geval worden ze beaamd door Herwig Lerouge (hoewel met een slag om de arm “het debat is nog open”.....maar als ik aan dat debat wil meedoen wordt ik afgewezen - zie hierover verderop)

Noord-Korea komt  NIET, maar China komt WEL overeen met de “standpunten van de PVDA over socialisme” (hieronder  stukken uit enkele vroeger analyses van mij)
Nationaal PVDA-kader, Peter Franssen (in een “marxistische analyse” over “het socialisme in China[3]) “schept” een hoofdtegenstelling tussen een (door hem nergens als zodanig aangetoond,maar door hem als zodanig geponeerd) “correcte lijn van de CCP” gebaseerd op het correct toepassen van het wetenschappelijk socialisme” en “een lijn van utopisch socialisme”. Deze laatste verwijt hij het socialisme te willen uitbouwen en de bestaande maar prillle kapitalistische produktieverhougingen te willen af breken  in de omstandigheden van China “waar de kapitalistische produktiewijze nog zo weinig ontwikkeld was”.
Het is volgens hem “marxistisch correct” na de revolutie aldaar en na een relatief lange tijd, waarin de kapitalistische produktieverhoudingen zich volledig kunneen ontwikkelen tot waar nu pas het moment nadert om, zoals hij zegt: “De productiewijze en de structuur van de economie hebben de voorbije 25 jaar belangrijke stappen vooruit gezet naar het niveau waar het maatschappelijk bezit van alle grote productiemiddelen opnieuw noodzakelijk wordt.
Het is volgens hem “utopisch socialisme” als men stelt dat men “ de eigendomsverhoudingen en het erfenisrecht naar believen kan veranderen.”
En het is (volgens hem en mét hem waren dat ook Liu Chaochi en later Deng Xiaoping) noodzakelijk in een economisch achterlijk land als China na de revolutie In 1949 de kapitalistische produktieverhoudingen te laten bestaan en te laten ontwikkelen en niet de productiemiddelen te onteigenen. Dit om "de historische rol van het kapitalisme" te laten spelen:” De historische rol van het kapitalisme en van haar draagster, de bourgeoisie, was (volgens hen), de productiemiddelen te concentreren en daardoor de maatschappij op alle vlakken te revolutionariseren. Maar naarmate de bourgeosie die taak volbrengt, nadert ze haar limiet die bepaald is door de economische en sociale tegenstellingen die ze zelf geschapen heeft, op een haast automatische manier.
En zo zijn, volgens Peter Franssen “de eigendomsverhoudingen van iedere tijdsperiode het noodzakelijjke resultaat van de (kapitalistische) productiewijze en van de (kapitalistische) manier van handel voeren in die (lange) tijdsperiode (na de revolutie in de primaire periode van het socialisme)”  Dit niet aanvaarden nà de revolutie, is volgens Peter Franssen “utopisch socialisme”.(en zo was volgens hem én volgens Liu Chaochi én volgens Deng Xiaoping, Mao Zedong een “utopisch socialist”)
“Het in bezit nemen van de gezamenlijke productiemiddelen door de maatschappij” ..... kan maar eerst mogelijk, “eerst historische noodzakelijkheid worden”, als “de materiële voorwaarden voor de verwezenlijking ervan aanwezig” zijn, “niet door de enkele wil om deze klassen af te schaffen, maar door bepaalde nieuwe economische voorwaarden”
Het socialisme zal zichzelf opheffen en overgaan in het communisme zodra alle economische, politieke, sociale, religieuze, morele, culturele overbljfselen van de feodale en kapitalistische uitbuitingsverhoudingen uit het verleden in de maatschappelijke structuren voltooid verleden tijd zijn en zodra de leden van de maatschappij die overblijfselen in hun gedrag en hun denken grotendeels achter zich hebben gelaten.” (Maar hoe? Als vanzelf en doordat de staatsmacht toelaat zich dat allemaal te ontwikkelen tot dat moment?)
En zo is voor Peter Franssen en een deel van de leiding van de CCP eerst onder leiding van Liu Chaochi en na de dood van Mao Zedong onder leiding van Deng Xiaoping, ideologische, politieke EN materiële klassenstrijd  en het mobilisern van de werkers en hun bewustzijnverhogen zodat HUN maatschappij “de gezamelijke productiemiddelen in bezit nemen” juist maar het veranderen van eigenschapsverhoudingen op basis van “de enkele wil om deze klassen af te schaffen” en dus een “utopisch socialistische opvattting”.

De eigendomsverhoudingen (en zo ook de productieverhoudingen) kunnen in het China van 1949, waar een revolutie plaats had in een economisch achterlijk land met vooral werkers actief in de landbouw, alleen maar  “kapitalistisch” zijn.(volgens Peter Franssen) Dus kon de revolutie in 1949 in China niet meer zijn dan de nationaal democratische revolutie. En China was veroordeeld nog lang in die situatie te blijven, hetgeen genoemd werd (volgens Peter Franssen  een correct marxistisch standpunt): “het primaire stadium van het socialisme”.
Met uitgezochte citaten van Engels Marx, Mao en Lenin, “bewiist” Peter Franssen dat Mao ( voordat hij “utopisch socialist” zou worden, en de hele CCP unaniem)daar mee instemde.

Maar Peter Franssen is IDEALIST, en geen materialist als hij citaten “plukt” om zijn IDEEËN en OPVATTINGEN te bewijzen. En Peter Franssen is METAFYSISCH en niet dialectisch als hij uitgaat van een zich repeteren van de geschiedenis in een analoge manier waardoor conclusies geldend voor een bepaalde periode ook gelden in een laterer “analoge” periode.
Dus Mao, die op het CONCRETEmoment dat de revolutie in 1949 nog zéker niet geconsolideerd zei dat het op DAT moment belangrijker was “om goede relaties en een eenheidsfront te hebben met de nationale burgerij” dan OP DAT MOMENT “ het kapitalisme uit te schakelen en het socialisme te vestigen” had dat volgens hem (én Liu Chaochi, én Deng Xiaoping) nog lange tijd NA de revolutie moeten blijven stellen.
En via uitgezochte citaten van Lenin én het standpunt van Mao (TIJDENS de AANZET tot de uiteindelijke revolutie in '49) zou Mao het dan eens zijn met Lenin, waarbij Lenin dan zou beweren dat er  een lange tijd een Nieuwe Economische Politiek moet zijn waarvan de essentie is “ ondernemingen  uitbesteden aan privé-kapitalisten en buitenlandse concessiehouders”.[4]
Hier en hier, meer uigebreide analyses – als u ze alleen wil lezen op scherm klikken op “download” en dan aanvinken “openen met Adobe-reader” (sommige teksten zijn in het Engels weliswaar)

Peter Franssen haalde zijn opvattingen over “het socialisme van China” bij Boudewijn Deckers....
Boudewijn Deckers is nationaal kader (historisch “no 2 in de partij”) van de PVDA sinds haar ontstaan. Zijn analyse over China moet als vorming dienen voor de partijleden, en de interne eenheid bevorderen inzake standpunten “naar buiten” toe. Hij was lid van verschillende delegaties naar China en als “nationaal kader voor internationale betrekkingen” woordvoerder van de PVDA in China. Zijn schijnbare, wellicht BEWUST “héél genuanceerd geformuleerde standpunten” over het socialisme in China[5], maken een breuk met de partijstandpunten van de PVDA over de opbouw van het socialisme in China, politieke ontwikkelingen in de CCP, kritische opstelling over revisionistische ontwikkelingen. In de onderstaande stukken van zijn analyse heb ik bepaalde stukken in vet-italic gezet.. Daar ontwikkeld hij standpunten die breken met de standpunten collectief ingenomen op het vierde congres van de PVDA én de analyses die Ludo Martens - tot voor kort nog de voorzitter van de PVDA -  maakte, die juist een verdere uitwerking waren van die congresbesluiten.
Dus hieronder Boudewijn Deckers over China:

China kende de voorbije dertig jaar grondige hervormingen. Leidt dat niet tot een afwijking van het socialisme?
Na de overwinning van de revolutie in 1949 haalden de geleidelijke collectivisering van de landbouw, de nationalisatie van de industrie en de planeconomie China uit zijn uiterst achterlijke toestand, althans tot op bepaalde hoogte. In twee decennia tijd maakte het land een onmetelijke vooruitgang mee.
Begin jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte, onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de collectivisering die tot dan toe heersten, ook al hadden die China stevige fundamenten gegeven.
…Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen.
Wij weten niet waarom de ervaring van de industrialisatie, de collectivisering en de centrale planeconomie van de jaren ’30 in de Sovjetunie niet op een of andere manier van toepassing zou zijn voor China vandaag. We kunnen evenmin een volledige balans maken van de hele Chinese ervaring tot eind de jaren ’70, noch de latere trouwens. ..

Volgens Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC etappes willen overslaan, met een snelle, grootschalige collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie van de productiekrachten.
De socialistische collectivisering vereist een materiële basis, namelijk een omvangrijke industriële productie en een gemechaniseerde landbouw.

… In … de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de economie. …

Eerst moedigde China een decollectivisering aan op het platteland. De grond bleef wel eigendom van de staat of van de gemeenschap. De privé-productie ontwikkelde zich snel. …
In 1983 besloot de CPC4 dat de hoofdtegenstelling in China lag tussen de groeiende noden van het volk en de achterstand van de productiekrachten. In 1989 lanceerde de CPC5 een politiek van hervormingen en opening op de buitenwereld.  …
De CPC lijkt ons echt wel verenigd rond de huidige hervormingspolitiek. …

Volgens de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt.  … (....)
Ons vertrouwen in de CPC is gebaseerd op de verwezenlijkingen van vroeger en nu. …
Dit vertrouwen is ook gebaseerd op de rectificaties waar de CPC aan werkt of die ze aankondigt. …
Het lijkt erop dat men de strijd tegen de corruptie en andere negatieve aspecten die de CPC en de socialistische staat aanvreten sinds de hervorming, steeds ernstiger neemt. …
[6]
Boudewijn Deckers is een gewiekst en doelgericht revisionist.
Eigenlijk erkent Boudewijn Deckers nergens ondubbelzinnig het àl dan niét autentiek marxistische van de analyse die de CCP-kaders in 1978 maakten ter verantwoording van hun economische politiek. Hij fomuleert géén ondubbelzinnge oordeel over al dan niet de noodzaak van de strijd tegen het revisionisme in de communistishe beweging. Hij geeft gewoon “een verslag van de waarnemingen die hij deed op zijn bezoek in China.” In ieder geval is hij  hier dus eerder empirisch dan marxistisch… Maar tegelijk hij zet het licht op groen voor een uitgewerkte revisionistische analyse over “de uitbouw van het socialisme in China” door mede-kader Peter Franssen. Het gezag van Boudewijn (in 2003) geven een “autentiek marxistisch” karakter aan de analyse van Peter Franssen. En bij Peter Franssen staat er blijkbaar geen maat op! Hij is duidelijk minder subtiel dan expert-revisionist Boudewijn Deckers…. Daarom dat er blijkbaar méér reacties zijn gekomen op de analyse van Peter Franssen dan indertijd op die van Boudewijn Decers, ook van BINNEN uit de PVDA. Zo voelde Herwig Lerouge zich wel verplicht om aan te kondigen dat in een volgend nummer van Marxistische Studies de reacties op het artikel van Peter Franssen zouden worden opgenomen.
Toch meen ik uit de analyse die Boudewijn Deckers maakte in 2003 dat hij de “Grote Sprong Voorwaarts” en “De Culturele Revolutie” globaal als fout beoordeeld. Hij formuleert wel héél wazig, met de voor hem kenmerkende slag om de arm:
“… Begin jaren ’80 vond de Chinese Communistische Partij dat een versnelde ontwikkeling van de economie, die ze absoluut noodzakelijk achtte, onmogelijk te rijmen viel met de strikte principes van de collectivisering die tot dan toe heersten, …Wij kunnen onmogelijk alle aspecten van deze kwestie beoordelen. …
Volgens Deng Xiaoping en andere belangrijke Chinese leiders had de CPC etappes willen overslaan
, met een snelle, grootschalige collectivisering die niet overeenstemde met de achterlijke situatie van de productiekrachten.  …
In … de Grote Culturele Revolutie (1966-1976)…zijn belangrijke fouten gemaakt … in China zelf. Volgens de Chinese leiders vormde die periode het hoogtepunt van een voluntaristische en gauchistische politiek, die gepaard ging met verkeerde opvattingen van egalitarisme, een ontkenning van de slagzin van het socialisme “ieder naar zijn werk”. Er ging in die periode ook overdreven veel aandacht en energie naar de klassenstrijd terwijl de prioriteit onder het socialisme globaal genomen moet gaan naar de ontwikkeling van de economie.”
Boudewijn zegt zonder commentaar of weerwoord :
Volgens de analyse van de CPC zit China vandaag in de beginfase van het socialisme en dat zal zo nog tientallen jaren duren, misschien wel tot het eind van deze eeuw. In heel deze periode moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van de productiekrachten, want die zijn compleet achterop. Die oriëntatie vertaalt zich in de politiek van hervormingen, die de CPC “socialisme op zijn Chinees” noemt.”
Dus eigenlijk erkent hij als zijnde marxistisch en/of echt revolutionnair (en elke betwisting "gauchisme" of "utopisch socialistisch") de terugkeer naar de situatie in de fase van de burgelijke demokratische revolutie zoals Liu Chaochi dat in feite verdedigde en die de huidige leiding omschrijft als “eerste etappe van het socialisme”.(....)[7]

PVDA-kaders weten blijkbaar niet(of WILLEN niet weten) wat in hun EIGEN dokumentatiecentrum staat
In het documentatiecentrum van de PVDA stond sinds het begin van het bestaan van dat documentatiecentrum een werkje getiteld “DAZHAI – De Kulturele Revolutie in een Chinees dorp” een vertaling gemaakt in de jaren '70 vanuit het  Frans van “La Contradiction, moteur du développement dans une commune chinoise. Enquête sur la brigade de Dazhai” van 1968. Ik kocht het in 2011 op een uitverkoop....
Een lezing van dit werkje -dat Boudewijn Deckers én Peter Franssen MOETEN hebben gekend – leert mij dat veel van  hun standpunten (die overeenkomen met de standpunten van Deng Xiaoping) in feite overeenkomen met die van Liu Chaochi, die een lijn in de CCP vertegenwoordigde die zich verzette tegen de collectivisering, de uitbouw van communes, de ideologische en politieke opvoeding voor de verdere uitbouw van het socialisme en die wilde dat de revolutie niet verder ging dan de nationaal democratische (burgerlijke) revolutie en voor de uitbouw en versterking van het KAPITALISME in China. Lateer werd dit genoemd “het primair stadium van het socialisme waarin China zich bevond en nog lange tijd zou zitten”. Bij ALLES waar gewag wordt gedaan in dit werkje (van 1968) van strijd tegen het revisionisme van Liu Chaochi kan men de naam ”Liu Chaochi” vervangen door “Deng Xiaoping” en door de namen van zijn twee “volgelingen”  Boudewijn Deckers en Peter Franssen.
Lees zelf maar...... ( hier te dowloaden - na klikken op “file”” en “download original” opent zich een scherm waar u kunt kiezen tussen “opslaan” en “openen met Adobe-reader” - dus eventueel lezen op scherm zonder effectief te downloaden)

Andere Nationale kaders (zoals hier Herwig Lerouge) die ( ...als Nationaal kader wel MOETEN) het PVDA-standpunt onderschrijven dat “Noord-Korea voor de PVDA niet overeenkomt met haar standpunten over socialisme”, vinden dit wél van China!
Zoals ik reeds vroeger formuleerde[8]:
Zo meent Herwig Lerouge als nationaal kader van “een communistische partij dat het marxisme nog altijd als basis neemt om de wereld te analyseren en een strategie te bepalen om de wereld te veranderen” dat er nu dringend antwoord gegeven moet worden op de volgende vragen van bezorgde partijleden en andere sympatisanten van het communisme:
“Maar blijft dat zegevierende China ook socialistisch? Wordt de economie er niet steeds meer beheerst door een nieuwe kapitalistenklasse? Kent China niet steeds meer de klassieke kwalen van het kapitalisme: stijgende werkloosheid, erbarmelijke werkomstandigheden, groeiende tegenstelling tussen arm en rijk, tussen stad en platteland, corruptie? Wat blijft er in de “socialistische markteconomie” nog overeind van de klassieke principes van een socialistische economie: centrale planning, staatseigendom van de grote bedrijven, collectivisering van de landbouw? Zijn de boeren en de arbeiders in China nog de meesters van de staat? Wat met de “voortzetting van de klassenstrijd onder het socialisme”? Hoe werkt de Chinese Communistische Partij aan het opheffen van de klassenverschillen?[9]
Herwig belooft die partijleden en sympatisanten een marxistische vorming over “het socialisme in China”:
“Peter Franssen, …beoordeelt de eerste dertig jaar van de Chinese revolutie onder leiding van Mao Zedong op een dialectische manier. … Maar in die periode maakte de partij ook vele linkse fouten, zegt hij. En hij beschrijft ze.
Een gevolg daarvan was dat de welvaart niet was wat kon verwacht worden. … Ook de commerciële sector en de horeca ontwikkelden niet omwille van de starre opvatting over de planeconomie die wilde dat ook de kleinhandel en de horeca in handen moesten zijn van de staat. De ontwikkeling van de lichte industrie zou in die fase van economische ontwikkeling het snelst vooruit gaan als de krachten in de maatschappij op dit terrein initiatief hadden mogen nemen. Maar dat strookte niet met de gangbare opvattingen ten tijde van Mao Zedong.
Dat alles maakte de noodzaak van een nieuwe economische aanpak op het einde van de jaren 1970 voor de meeste hoge kaderleden van de partij duidelijk.
De auteur steunt voluit de hervormingen en grijpt daarvoor terug naar Karl Marx en Friedrich Engels die meenden dat het socialisme zou ontstaan in die landen waar het kapitalisme zijn historische rol heeft vervuld. …
Vooral vanaf de helft van de jaren 1950 dacht een deel van de Chinese leiders teveel dat “het socialisme en het communisme uit het niets geboren worden en dat productieverhoudingen naar believen en naar ideologische overtuiging kunnen gekozen worden”.
Dat het socialisme maar ten volle kan opgebouwd worden in een land waar het kapitalisme zijn rol heeft vervuld betekent helemaal niet dat de Russische of Chinese communisten aan de macht moesten verzaken. …
Lenin … zegde duidelijk dat in de Sovjet-Unie de macht van de arbeidersklasse heerst. De economie kan echter nog niet socialistisch zijn – dat is wel het streefdoel waar de arbeidersklasse voor ijvert. Er gaat dus een hele overgangsperiode aan vooraf.
In 1921 voert hij daarom de NEP in: een politiek die de ontwikkeling toelaat van het kapitalisme en de markt... Hij spreekt over een tussenfase die “enkele decennia” zal duren. Maar die ontwikkeling brengt natuurlijk het gevaar mee dat het kapitalisme te sterk wordt en de macht van de socialistische staat tracht te breken. Dat was het geval in 1930 toen de rijke boeren in de Sovjet-Unie de bevoorrading van de steden in het gedrang brachten door hun oogst achter te houden in de hoop hogere prijzen te bekomen. Te hoge graanprijzen zouden dan weer de loonkosten hebben doen stijgen en zo de industrialisering in gevaar hebben gebracht. Daarom moest de Sovjetstaat in snel tempo de landbouw collectiviseren en de macht van de rijke boeren breken. Wellicht had de Sovjetregering de nep liever nog een tijdje verder gezet maar de aanvallen van de sterker wordende bourgeoisie lieten dat niet toe….
De arbeidersklasse kan de macht “van vandaag op morgen” veroveren doorheen de revolutie. Maar de uitbouw van een socialistische economie en van een socialistische maatschappij (naar het “model” dat Marx en Engels vooropstelden) vergt zeker in laagontwikkelde landen een overgangsperiode, die van lange adem kan zijn. Die overgangsperiode kan verschillende fasen doorlopen die zelfs elkaars tegengestelde kunnen zijn.
In het begin van de jaren 1980 werkten de Chinese marxisten de theorie uit van “de eerste fase van het socialisme”. Het hoofdkenmerk van deze fase is de maatschappelijke onderontwikkeling die een gevolg is van de lage ontwikkelingsgraad van de productiekrachten en van hun lage productiviteit. De Chinese communisten zien het daarom als hun belangrijkste taak de productiekrachten maximaal te ontwikkelen. Dat impliceert dat de historische rol van het privé-bezit nog niet vervuld is.
Peter Franssen beschrijft hoe de Chinese Communistische Partij zich bij de hervormingen baseert op heel concreet onderzoek en niet op versteende dogma 's. …In een nog niet hoog ontwikkelde economie blijkt de privé-uitbating dikwijls efficiënter en productiever dan de collectieve uitbating. Maar het socialisme betekent wel dat de privé-uitbating de socialistische ontwikkeling ten goede moet komen of met andere woorden, dat het kapitalisme moet werken in dienst van de socialistische opbouw.
De hele hervormingsdiscussie gaat gepaard met het teruggrijpen naar de stellingen van Mao Zedong over het zoeken van de waarheid in de feiten. …
…De Chinezen zijn verplicht het marxisme te verdiepen en te innoveren om de complexe problemen aan te kunnen. …
Sindsdien voert de Chinese Communistische Partij radicale hervormingen door. De grond die collectief werd bewerkt wordt toevertrouwd aan de boerengezinnen. …Chinese privé-bedrijven worden opgezet.
Peter Franssen beschrijft uitvoerig de successen van deze politiek, de bijsturingen en ook de gevaren. Volgens hem is de Communistische Partij van China zich zeer goed bewust dat de steeds verder uitdijende markt gevaren inhoudt voor het socialisme. …[10]
(Op deze analyse zal ik antwoorden in een bespreking van de analyse van Peter Franssen zelf. Op bepaalde punten van deze analyse antwoordde ik al op mijn weblog)
Herwig Lerouge beseft, dat niet iedereen binnen de partij gerustgesteld is. De komende tegenstellingen binnen de partij (en in de onmiddelijke omgeving van de PVDA) zal hij dan ook moeten aanpakken. Uiteindelijk blijkt Peter Franssen toch niet zo’n goede leerling van Boudewijn Deckers die in 2003 de lijn heeft ontwikkeld die gehanteerd moet worden inzake de analyse van het socialisme in China.[11] Herwig merkt het probleem en zegt daarom over de analyse van Peter Franssen:
“Moge dit artikel de aanzet zijn tot een vruchtbaar debat. …
Moge dit artikel helpen om de duidelijk positieve resultaten te erkennen, een aantal manifeste onwaarheden te doorprikken, om objectief te luisteren naar de argumenten waarmee de Chinese Communistische Partij haar beleid verantwoordt. Maar wie vraagtekens wil plaatsen, miskende problemen wil belichten; sommige theoretische concepten wil betwisten kan zijn opmerkingen in dit tijdschrift kwijt.…
Het is maar een begin, wij gaan voort met het debat.[12]
Een echt debat mag echter niet gevoerd worden, omdat de subtiele ontwikkeling van het revisionisme binnen de PVDA, zoals Boudewijn Deckers die leidt, hierdoor wel eens verstoord zou kunnen worden. En in feite IS het debat, of eerder “de strijd tussen twee lijnen” reeds gevoerd. De uitslag van dat “debat” bestaat reeds, de antwoordden op de vragen die hier aan het begin door Herwig zijn geformuleerd zijn, kunnen gegeven worden… aan de hand van de besluiten van het Vierde Congres van de PVDA en de teksten die daar uit voortvloeien, grotendeels geschreven door de toenmalige voorzitter Ludo Martens. De PVDA, dus ook Boudewijn Deckers, Peter Franssen en Herwig Lerouge zelf, moeten hun analyses OP DIE LIJN (want dat is collectief bepaald op een PARTIJ-CONGRES) baseren. Als Herwig Lerouge vindt dat er een NIEUW debat (over het socialisme in China) moet komen, had hij moeten aanduiden aan de bezorgde partijleden en sympatisanten dat dit nodig is omdat er een lijn is opgedoken in de partij, die TEGENGESTELD is aan de lijn op het Vierde Congres (en dat dat nu met name blijkt uit de analyse van partij-KADERS over het socalisme in China). Waardoor een debat dan een aanzet moet zijn om te komen tot wellicht nieuwe collectief bepaalde standpunten.
Een half jaar later, en twee nummers van Marxistisch Studies later zegt Herwig Lerouge:
“Zoals beloofd komen we in dit nummer terug op het Chinadebat met een eerste bijdrage van een eminent Chinakenner, Frank Willems. …
In het volgende nummer publiceren we de bijdragen van een aantal lezers die bedenkingen en aanvullingen formuleerden bij het artikel van Peter Franssen in
Marxistische Studies 78.[13]
De “bijdrage” van Frank Willems is dan wel een interview met Frank Willems gehouden ongeveer in dezelfde periode(juni 2007) van de publicatie van de analyse van Peter. Franssen… Het was zeker géén reactie van Frank Willems hierop....Van een debat gesproken…..!? Frank Willems volgt hierin spontaan min of meer de lijn die Boudewijn in 2003 reeds aangaf. Dat is zijn goed recht als hij géén lid is van de PVDA. Voor Boudewijn Deckers en Peter Franssen komt het goed uit. Herwig denkt de demonen van openlijke tegenstellingen in en rond de PVDA zo te kunnen bedwingen met dit interview “als reactie op het artikel van Peter Franssen”….[14]
Het gehele verslag en analyse van de "diskussie" tussen mij en Hedwig, Peter Franssen én Frank Willems én de weergave van van wat Ludo Martens indertijd hierover formuleerde is hier te vinden  (klikken op "download", waarop een scherm opent "opslaan" of "openen met Aedobe reader zodat men kan kiezen tussen echt downloaden of lezen op scherm) Het is mijn bijdrage in DEZE diskussie die NIET gepubliceerd mocht worden...hoewel "het debat open was".....

Wat is voor de PVDA "echt socialisme"?
Maar hebben de PVDA-kaders dan wel een uitgewerkt standpunt over wat socialisme dan wel is? Welnu, volgens mij bestaan daarover BINNEN de PVDA TEGENSTELLINGEN, Lees hierover maar mijn standpunt.



[1]            Contribution to the16th International Communist Seminar .The validity and Current Relevance of the October Revolution of 1917 for    the 21st century, Brussels, 4-6 May 2007, For a socialist future, with a principled and flexible workers' Party, Peter Mertens, Parti du   Travail de Belgium

[3] http://www.marx.be/nl/content/friedrich-engels-en-het-wetenschappelijk-socialisme-china, “Friedrich Engels en het wetenschappelijk socialisme in China”, Bijdrage tot het Internationaal Symposium, 13-15 oktober 2005, Wuhan, Volksrepubliek China.Op vraag van de organisatoren schreef Peter Franssen, Solidair-redacteur en onderzoeker aan het Instituut voor Marxistische Studies deze bijdrage.

[4]            donderdag 31 juli 2008 Revisionism, the bourgeoisie inside the communist movement. (4)
[5]     Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”, Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers, verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de delegatie.
[6]     Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”, Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers, verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de delegatie.
[7]            Weergave van “ Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(3) 6/6/2008 “ waar onderaan een link staat naar een uitgebreidere analyse (en een “mail-uitwisseling” met Boudewijn Deckers.
[8]     Zie  “wetenschappelijksocialisme.blogspot.com”: woensdag 4 juni 2008  Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(1)
[9]            Marxistische Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22, “Socialisme op zijn Chinees”, Herwig Lerouge
[10]         Marxistische Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22, “Socialisme op zijn Chinees”, Herwig Lerouge
[11]  Marxistische Studies no 64, Publicatiedatum: 2003-11-01,“Vragen over de ontwikkeling van het socialisme in de Chinese Volksrepubliek”, Boudewijn Deckers. Een delegatie van het Centraal Comité van de Partij van de Arbeid van België (PVDA) was van 16 tot 25 februari 2003 in China, op uitnodiging van de Communistische Partij van China (CPC). Boudewijn Deckers, verantwoordelijk voor de Internationale Betrekkingen van de PVDA, leidde de delegatie.
[12]  Marxistische Studies no 78, Publicatiedatum: 2007-11-22, “Socialisme op zijn Chinees”, Herwig Lerouge
[13]  In de Inleiding van nummer 80 van Marxistische Studies, 14 mei 2008.

[14]      Uit “wetenschappelijksocialisme.blogspot.com”: woensdag 4 juni 2008  Debat over China. Mogelijk voor PVDA?(1)

09-01-2012

Peter Mertens, waardig opvolger van Karl Kautsky en Emile Vandervelde.

Peter Mertens, auteur van “Hoe durven ze?...” (EPO, december 2010), is in zijn boek een kleinburger, die droomt van een ideale maatschappij, maar die niet van plan is een strategie te ontwikkelen om daar te komen. Hij droomt in termen van “algemeen aanvaarde” definities (“socialisme”...) die in zijn droom wellicht “een andere invulling” krijgen, maar is daar tegelijk héél vaag en héél algemeen over. Hij stelt ook niet een strategie voor om daar zo snel mogelijk te geraken.
Hij analiseert NIET scherp(hij beschrijft slechts aan de hand van een inderdaad indrukwekkende feitenkennis), hoe de huidige maatschappij in handen is van één klasse en hoe die erop gericht is om de andere klasse onder controle te houden, zodat de uitbuiting van de arbeidskracht waarop de hele maatschappij is gebaseerd “eeuwig zou blijven bestaan”. Door niet duidelijk te stellen hoe de “onteigening” plaatsheeft, wordt ook de “strategie” - “de onteigening van de onteigenaars” - louter een frase (en zeker over het noodzakelijke geweldadige karakter ervan wordt om zijn bevriende kleinburgers en reformisten niet af te schrikken, gezwegen). Er wordt geen duidelijk concrete betekenis aan gegeven, zelfs niet aan wat “onteigening” concreet inhoudt:

(D)e “superklasse”van the few (...) onteigent de mens zijn arbeidskracht en participatie, zij onteigent de natuur haar herstelkracht. Zij onteigent en onteigent tot in de verdoemenis. Wat moeten we doen? We kunnen niet anders dan de industriële en financiële reuzen de “natuurlijke en onvervreembare rechten” die ze vandaag claimen, afhandig maken. De onteigening stoppen om van de levensaders van onze economie publieke sectoren te maken, om mensen echt inspraak te kunnen geven, om de samenleving te laten draaien rond publieke en ecologische doelstellingen. De democratie van morgen start met de onteigening van de onteigenaars1

Socialisme is voor hem allereerst een opsomming van de meest ideale “hervormingen”, gerealiseerd op de meest ideale manier. Zo wordt het socialisme iets wat tijdens het kapitalisme voor een beetje en stap voor stap - door voor de verschillende hervormingen te strijden - te realiseren is. Dat wordt toch gesuggereerd.

Socialisme 2.0 zal moeten vertrekken van de mensenmaat. Waar de dingen die tellen, gegarandeerd zijn. Een fatsoenlijke baan bijvoorbeeld, en vrije tijd om je te ontspannen en te ontwikkelen. Een goede gezondheidszorg. Een veelzijdig onderwijs dat stimuleert in plaats van selecteert. Een waardig pensioen op een gezonde leeftijd. Een goed betaalbaar dak boven je hoofd. Een veilige omgeving. Banken die het spaargeld goed beheren. Inspraak in de wijkmaar ook in de prioriteiten van de samenleving. Een justitie die elkeen beschermt. Gelijke rechten en mogelijkheden voor mannen en vrouwen. Vrije meningsuiting, met persvrijheid, vrijheid van vergaderen en bijeenkomst. Maar ook de vrijheid van geweten, door een effectieve scheiding van kerk en staat. En tenslotte een economie in harmonie met de natuur, die de planeet niet uitput, maar de natuurlijke krachten respecteert.2

In zijn totaliteit, in zijn volledige realisatie (Hoe, daar hebben we het raden toe – er is alleen sprake van een vage, onduidelijke “onteigening”) is socialisme iets “boven de klassen” een geheel van normen en waarden:

Wij hebben socialisme nodig, niet alleen op de akkers van de herverdeling, van rechtvaardigheid, solidariteit en vrede. Wij willen naar het gehele, naar de kern. We hebben een integraal socialisme nodig, met democratie, inspraak, vrijheid, veiligheid, duurzaamheid, creativiteit en welvaart.3

Demokratie” wordt zo voorgesteld als een waarde die boven de klassen staat.
Zo wordt de “diktatuur van de burgerij” niet geplaats tegenover de “diktatuur van het proletariaat”. Wel vreemd voor iemand die zegt zich te baseren op het marxisme, aangezien Marx zelf stelt (waar hij wordt aangehaald door Lenin in “Staat en Revolutie”):

Wat mij betreft – niet aan mij komt de eer toe het bestaan der klassen in de moderne maatschappij of hun onderlingen strijd te hebben ontdekt. Reeds lang voor mij hadden burgerlijke geschiedschrijvers de historische ontwikkeling van deze strijd der klassen en burgerlijke economen: de economische anatomie van de klassen in beeld gebracht. Het nieuwe dat ik er aan heb toegevoegd bestond in het leveren van het bewijs 1. dat het bestaan van de klassen alleen verbonden is aan bepaalde historische ontwikkelingsfasen van de produktie; 2. dat de klassenstrijd noodzakelijkerwijze tot de dictatuur van het proletariaat leidt; 3. dat deze dictatuur zelf de overgang vormt naar het opheffen van alle klassen en naar een klassenloze maatschappij.4

Trouwens is Marx (en is Lenin) héél duidelijk in wat “socialisme” is.
Lenin (in “Staat en Revolutie”):

het wetenschappelijke onderscheid tussen socialisme en communisme is evenwel duidelijk. Wat gewoonlijk socialisme genoemd wordt, duidde Marx aan als 'eerste' of lagere fase van de communistische maatschappij.5

En hij haalt Marx zelf aan waar hij schrijft:
....'Tussen de kapitalistische en de communistische maatschappij', zo vervolgde Marx, 'ligt de periode van de revolutionaire verandering van de ene in de andere. Daarmee komt ook een politieke overgang overeen, waarin de staat niets anders kan zijn dan de revolutionaire diktatuur van het proletariaat.'.....6

De conclusie van Lenin, die Peter Mertens ook kent....maar waar hij liever niet over spreekt om zijn bewonderaars die vastzitten in reformisme of één of andere kleinburgerlijk idealisme niet af te schrikken:

Deze gevolgtrekking berust bij Marx op de analyse van de rol die het proletariaat in de moderne kapitalistische maatschappij speelt, op de gegevens over de ontwikkeling van deze maatschappij en over de onverzoenlijkheidvan de tegenstrijdige belangen van het proletariaat en de bourgeoisie.
Vroeger werd dit vraagstuk aldus gesteld: Om zich te bevrijden moet het proletariaat de bourgeoisie omverwerpen, de politieke macht veroveren en zijn revolutionaire dictatuur instellen.
Nu echter wordt de kwestie iets anders gesteld: De overgang van de kapitalistische maatschappij, die zich naar het communisme ontwikkelt, is niet mogelijk zonder een 'politieke overgangsperiode” en de staat van deze periode kan niets anders zijn dan de revolutionaire dictatuur van het proletariaat.7

En blijkbaar wordt die ideale maatschappij opgebouwd binnen de grenzen van een huidig internationaal erkende staat (bijvoorbeeld België – of misschien ook Luxemburg? – en kan dat zonder véél strijd gebeuren, dus is België – of misschien ook een land als Luxemburg? – blijkbaar voldoende afgeschermd en internationaal geïsoleerd tegen mogelijke interventie vanuit.”de rest van de imperialistische wereld” waar die ideale maatschappij nog niet bestaat. Maar moet de produktie van de noodzakelijke en vitale maar ook van de meer “luxe-” produkten dan helemaal BINNEN dat land gebeuren (zonder import van grondstoffen)? Dan moet België (zolang die ideale “socialistische” maatschappij nog niet mondiaal reeds helemaal gerealiseerd is) zelf volledig instaan voor grondstoffen, produkten voor voedsel en ander gebruik?...zonder dan nog te spreken over boycott, sabotage, geweldadige interventie tegen het socialisme in België.
Of anders gaat Peter Mertens uit van de ideale situatie (in zijn droom) dat de nieuwe maatschappij reeds mondiaal bestaat? Maar hoe is de weg dan daar naar toe? Daarover geeft Peter Mertens geen antwoord.

Hoe krijgen mensen meer grip op hun woon-, werk- en leefomstandigheden? Hoe zorgen we ervoor dat ze werkelijk iets te zeggen hebben in die levenskeuzes? Er zullen nieuwe democratische vormen moeten komen om dat te realiseren.
Op het vlak van het parlement betekent dat bijvoorbeeld:
  • een parlement dat de begroting opmaakt niet vanuit het dictaat van een of andere Europese Commissie maar vanuit de participatie van de parlementsleden zelf, die daarover ook zelf verantwoording afleggen en controle organiseren in hun district en/of onderneming.
  • Parlementsleden niet met een loonstrookje van tienduizend euro maar met een modaal inkomen, die echt onder de mensen leven.
  • Aandacht opdat het parlement een spiegel wordt van de bevolking en niet alleen uit notarissen en advokaten bestaat. Volksvertegenwoordigers die een normale baan uitoefenen in alle sectoren van de samenleving en een deel van hun tijd vrij krijgen voor parlemenswerk.
  • Voor de participatie van districten, wijken en bedrijven zullen de parlementsleden voldoende tijd moeten uittrekken, om zo een brede deelname van de samenleving aan de beleidskeuzes te garanderen. Het zou niet slecht zijn dat volksvertegenwoordigers ook afzetbaar zouden zijn wanneer ze persoonlijk gewin, corruptie of bureaucratie aan de dag leggen. Wie wetten maakt, voert ze ook mee uit en legt er aan het volk verantwoording over af.8

Verder ziet hij de diskussie over socialisme en de strategie er naar toe als een diskussie tussen gelijkgezinden met hoogstens een licht verschillende mening.
Van een principiële “strijd tussen twee lijnen” - tussen de revolutionaire lijn (gebaseerd op toepassing van het wetenschappelijk socialisme) en de burgerlijke lijn (geformuleerd in marxistisch klinkende fraseologie) - is geen sprake. De reformistische ideologie van zijn bewonderaars mag tenslotte niet in vraag worden gesteld:

Ik heb uiteraard geen blauwdruk van de nieuwe samenleving, maar die samenleving kan enkel gebouwd zijn in bevestiging van alle positieve krachten en projecten vandaag, en in negatie van alle vernietigende krachten.(...)
Het debat is open, ik kan slechts een aantal pistes aangeven, een steen werpen in een kikkerpoel, de discussie aanwakkeren.(...)
In Op Mensenmaat heb ik een voorzet proberen te geven hoe inspraak, technologie, ecologie, economie en planning er in een nieuwe socialistische samenleving zou kunnen uitzien.(....)
Een open debat dat sindsdien aan actualiteit wint, zo denk ik. Daarom wil ik graag, tot slot van dit boek nog een aantal andere vensters openen met uitzicht op de nieuwe samenleving: democratie, emancipatie, gelijkheid, veiligheid, gezondheid, vrijheid en duurzaamheid.9
(OPM: Over zijn boek Op Mensenmaat wordt hier geanaliseerd hoe Peter Mertens in een zelfde bedje ziek is)

Heeft Peter Mertens dan niet het recht om een kleinburgelijjk idealist of reformist te zijn?
Mag een kleinburgelijk idealist géén boek schrijven en mogen reformisten en ander kleinburgers zich hierdoor niet aangesproken voelen? Zeker wél! Maar Peter Mertens is niet zomaar een overtuigd reformist of een kleinburgerlijke idealist. De PVDA is niet zomaar een NIET-revolutionaire reformistische partij (zoals ROOD! Of CAP zich openlijk opstellen – hetgeen hun goede recht is)

Peter Mertens claimt een marxist te zijn, een revolutionair en de PVDA zou een “communistische partij”, een partij die de voorhoede van de arbeidersklasse organiseert.
In dit opzicht is Peter Mertens een revisionist: een burgerlijk element die een ideologie en politieke lijn predikt gebaseerd op marxistisch klinkende fraseologie en is de “communistische” en “voorhoede-”partij een REFORMISTISCHE partij... een partij zoals die van de Tweede Internationale allemaal waren geworden....
Hoewel hij er een eigen “invulling” aan geeft, gebaseerd dan weer op “marxistische fraseologie” (ik analyseerde dat reeds hier, - en gaf bijvoorbeeld aan hoe de PVDA NERGENS een fundamenteel revolutionair programma en dus strategie en ALLEEN spreekt over “tactiek”)stelt hij de PVDA hier (op het International Communist Seminar) voor als een communistische partij en een voorhoede-partij. In feite stelt hij hier het socialisme voor als eerste fase van het communisme.

In dit imperialistisch systeem, dat gebaseerd is op het privé-bezit van de grote productiemiddelen, groeien de tegenstellingen dagelijks meer. Tussen arbeid en kapitaal. Tussen imperialistische machten onderling. Tussen imperialistische machten en de volkeren van de derde wereld. Tussen het imperialisme en de socialistische landen.
De vraag is hoe de communistische beweging en de communistische partijen zich voorbereiden op de komende gevechten. De vraag is hoe ze zich organiseren om in staat te zijn effectief de leiding te nemen van de nieuwe strijdbewegingen om samen met de arbeidersklasse en de brede werkende bevolking een socialistische omwenteling mogelijk te maken, en een definitief einde te stellen aan de uitbuiting van de mens door de mens.(...)
Voor het kader van het debat in de PVDA bevestigen we eerst de identiteit van de partij als een communistische partij.
Wij zijn communisten omdat wij streven naar een maatschappij waar er geen uitbuiting is van de mens door de mens. Omdat we het privé-bezit op de fundamentele productiemiddelen willen afschaffen. Omdat we een maatschappij willen waarin de werkende mensen echt vrij zijn en zich kunnen ontplooien. Omdat we een staat willen die dat mogelijk moet maken, die de vrijheid van de overgrote meerderheid beschermt tegen de onderdrukkings- en uitbuitingswil van de minderheid. Het socialisme is de eerste stap naar een samenleving zonder klassen. Waar iedereen volgens zijn behoeften ontvangt, en elkeen volgens zijn capaciteiten bijdraagt. Dat is het communisme, of de werkelijke gelijkheid.
Ten tweede stellen we noodzaak van het maatschappij-debat voorop. (...)
Wij zijn van mening dat het tijd is om vandaag opnieuw offensief het socialisme als alternatieve maatschappij voor dit vermolmde kapitalisme naar voor te schuiven.
Ten derde wil de PVDA de theorie van het wetenschappelijk socialisme opnieuw bevestigen. Er bestaan, ons inziens, twee gevaren tegenover de socialistische theorie. Het eerste gevaar schuilt in de onderschatting van de studie of van het belang van de theorie. "Zonder revolutionaire theorie, geen revolutionaire verandering", stelde Lenin terecht. De basisprincipes van het marxisme-leninisme zijn vandaag meer dan ooit actueel. Zowel het dialectisch materialisme, het historisch materialisme, de politieke economie als de theorie en de ervaring van het socialisme vormen de basis voor de marxistische theorie vandaag.
Dat moet ons niet blind maken voor een tweede soort gevaar. Dat bestaat er, naar onze mening, in om om een wetenschappelijke houding te verwarren met een dogma (een soort onveranderlijk kookboek). Een wetenschappelijke socialistische houding is iets anders dan enkele formules uit het hoofd te leren.
Verder willen we ook de communistische werkingsprincipes zoals ze zijn vastgelegd in de partijstatuten, waaronder het democratisch centralisme, bevestigen.
En tot slot willen we ook de voortrekkersrol, die de communistische partij historisch vervult, opnieuw bevestigen. Onze partij heeft met andere woorden een voorhoede-karakter. Dat wordt bepaald door drie aspecten
  1. het organiseren van de meest vooruitstrevende en klassenbewuste deel van de arbeidersklasse. En van de beste vertegenwoordigers van de andere sociale strata en lagen.
  2. de wereldbeschouwing van het wetenschappelijk socialisme, en de politieke lijn van de partij
  3. de capaciteit om in de praktijk de verzuchtingen van de werkende bevolking effectief in strijd, organisatie en bewustzijn om te zetten.
Om die voorhoederol te kunnen spelen, moeten we wel de meest bewuste lagen van de arbeidersklasse in onze partij opnemen. Zoniet blijft de kans groot dat we blijven steken in commentaar en machteloosheid omdat we geen greep hebben op de gebeurtenissen. (...)
Welke soort partijconcept is er nodig om juist die brede voorhoede te kunnen aantrekken en organiseren? Wat dient er te veranderen in de werkstijl van de partij (werkstijl van de leiding, vergaderstijl, aantal leidende organen die we nodig hebben). Wat dient er te veranderen opdat onze militanten en leden die werken in de bedrijven en in de vakbonden een veel groter deel van de leidende taken kunnen opnemen?10
Met zijn “revolutionaire” en “marxistische” fraseologie, maar met een essentieel REFORMISTISCHE inhoud is Peter Mertens een identieke “renegaat” als Karl Kautsky en een “waardig” opvolger van andere leidende figuren van de Tweede Internationale zoals Emile Vandervelde.

1“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011.
2“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011
3“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011
4“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou.
5“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou
6“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou
7“Staat en Revolutie. De leer van het marxisme over de staat en de taken van het proletariaat in de revolutie”, W. I. Lenin, Keuze uit zijn werken deel 2, uitgeverij Progres Moskou
8“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011.
9“Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up”, Peter Mertens, EPO december 2011.

10http://www.icsbrussels.org/ICS/2007/Contributions_to_the_Seminar/08_SCI2007_Belgium_PTB_Ndl.htm, Bijdrage tot het 16° Internationaal Communistisch Seminarie, “Nut en actualiteit van de oktober revolutie van 1917 voor de 21° eeuw”, Brussel, 4- 6 mei 2007, www.icsbrussels.org , ics[at]icsbrussels.org, “Voor een socialistische toekomst, met een beginselvaste en soepele arbeiderspartij”, Peter Mertens, Partij Van De Arbeid (PVDA)